I. Inleiding, probleemstelling en onderzoeksvragen

Download Report

Transcript I. Inleiding, probleemstelling en onderzoeksvragen

1

I. Inleiding, probleemstelling en onderzoeksvragen

A. Inleiding

1.

De in het Wetboek van Vennootschappen opgenomen regeling inzake de aanmerkelijke verliezen – beter bekend als de vennootschapsrechtelijke alarm belprocedure – is het merendeel van de ondernemers genoegzaam bekend: aan het bestuursorgaan van een nv, cvba of bvba wordt de verplichting opgelegd om de ‘alarmbel’ te luiden in geval van aanmerkelijke verliezen waardoor het maatschappelijk vermogen beneden bepaalde wettelijke drempels daalt.

Luiden van de ‘alarmbel’ houdt in deze in dat het bestuursorgaan de alge mene vergadering van aandeelhouders moet samenroepen en hen informatie moet verschaffen over de vastgestelde precaire toestand. Vervolgens moeten die aandeelhouders zich uitspreken over het lot van de vennootschap: dient deze te worden ontbonden of kan zij haar activiteiten verderzetten en zo ja, onder welke voorwaarden?

De alarmbelprocedure komt immers al sinds de wet van 18 mei 1873 voor in het Belgisch vennootschapsrecht en werd o.a. onder invloed van de Europese wetgever in de jaren  ’80 van de vorige eeuw verfijnd tot zijn huidige vorm. Zij lijkt duidelijk, eenvoudig en makkelijk toe te passen.

Op het eerste zicht lijkt het er dan ook op dat weinig nuttigs of vernieuwend over de alarmbelprocedure kan worden gezegd of geschreven. Niets is evenwel minder waar.

2.

Wanneer men diezelfde ondernemers – lees bestuurders en/of zaakvoerders van vennootschappen – immers de vraag stelt waarom zij bij tijd en wil het alarm moeten luiden, of nog, wat het doel is van de alarmbelprocedure of wie of wat deze beoogt te beschermen, zullen velen het antwoord schuldig blijven.

Bestuurders zien de alarmbelprocedure immers al te vaak als een louter formele en kostelijke verplichting zonder inhoudelijke meerwaarde.

Sommigen onder hen weten zelfs niet wanneer precies de procedure moet worden toegepast: vaak is het de boekhouder van de vennootschap bij het voor bereiden van de jaarrekening vaststelt dat de alarmbelprocedure zou moeten worden toegepast, waarna hij of zij de bestuurders hiervan op de hoogte brengt.

Deze bestuurders weten dan dat ze op straffe van een mogelijke persoonlijke aansprakelijkheidsvordering door de wet verplicht worden om een in hun ogen l a rc i e r

2 De alarmbelprocedure vaak onnodige algemene vergadering van aandeelhouders samen te roepen die zo goed als steeds beslist tot de verderzetting van de activiteiten.

De bestuurders dienen ter zake een bijzonder verslag op te stellen en aan de algemene vergadering van aandeelhouders voor te leggen, maar vaak weten zij niet wat precies in dit verslag moet worden opgenomen. Aldus beperken zij zich meestal tot enkele vage omschrijvingen en boutades, in de wetenschap dat buiten de aandeelhouders en de mogelijke commissaris toch niemand het bijzonder verslag onder ogen zal krijgen.

Misschien niet onterecht komt één en ander in hun ogen dan ook als vrij nutteloos over.

3.

In elk geval moet naar ons aanvoelen worden vastgesteld dat het achterlig gende doel en nut van de alarmbelprocedure – waar wij verder in dit werkstuk dieper op ingaan – volledig op de achtergrond lijkt te zijn beland.

De pragmatische ondernemersbenadering die de procedure portretteert als een onbeduidend ‘alarm’ dat eenvoudig en zonder betekenisvolle beslissingen kan worden uitgeschakeld, overheerst. Het louter formele aspect van de procedure lijkt volledig de bovenhand te hebben genomen.

Het alarm dat door de procedure wordt geluid – en waarvan wij hierna zullen aantonen dat het wel degelijk een sterk inhoudelijke boodschap heeft – lijkt aldus door niemand nog echt te worden gehoord.

B. Probleemstelling

4.

Naar onze mening kampt de Belgische alarmbelprocedure anno 2016 dan ook met enkele problemen, niet in het minst wat betreft haar geloofwaardigheid.

In de eerste plaats lijken de bij de procedure betrokken partijen nog maar weinig aandacht aan het achterliggende doel van de alarmbelprocedure te beste den. Meer zelfs lijkt het erop dat het voor hen niet langer duidelijk is welke of wiens belangen de alarmbelprocedure nu precies beschermt en of zij daar effectief in slaagt.

De drijfveer van de bestuurders lijkt er ter zake vooral uit te bestaan een mogelijke aansprakelijkheidsvordering te vermijden. Het merendeel van de met betrekking tot de alarmbelprocedure gepubliceerde rechtspraak heeft overigens betrekking op het aansprakelijkheidscontentieux.

Eén en ander lijkt er zelfs toe te leiden dat de algemene vergadering van aandeelhouders zich enkel en alleen nog voor de vorm uitspreekt over het al dan niet verderzetten van de activiteiten van de vennootschap. In de praktijk zullen zij immers zo goed als steeds het advies van het bestuursorgaan tot

Inleiding, probleemstelling en onderzoeksvragen 3 verderzetting van de activiteiten volgen zonder al te veel reflectie daarover aan de dag te leggen.

5.

Daarenboven lijkt de alarmbelprocedure op het eerste zicht vooral te zijn afgegleden naar een loutere

pro forma

regeling zonder echt inhoudelijke ver eisten.

Enkel formele inbreuken, zoals het niet of laattijdig samenroepen van de alge mene vergadering van aandeelhouders, lijkt door de rechtspraak binnen het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid te worden bestraft.

Eén en ander lijkt ook maar beknopt geregeld in de wet en input aangaande de inhoud van de tijdens de procedure te ondernemen stappen lijkt op het eerste zicht te ontbreken. Er is geen controle van de kwaliteit van de door de bestuurders gemaakte voorstellen of genomen beslissingen en eens de algemene vergadering een beslissing heeft genomen, voorziet de wet niet in een opvolging van of verdere controle op het uitvoeren van deze beslissingen.

6.

De stiefmoederlijke wijze waarmee de alarmbelprocedure in de praktijk lijkt te worden behandeld, roept bijkomende vragen op naar het nut en de relevantie van de alarmprocedure

an sich

.

Eén en ander kan naar onze mening toch nooit de bedoeling zijn geweest van de (Europese) wetgever?

Daarbij stelt zich dan ook de vraag of de alarmbelprocedure (of de huidige invulling ervan) niet behept is met (belangrijke) gebreken waardoor zij haar maatschappelijke relevantie lijkt te zijn verloren. Zo ja, kan men zich afvragen welke deze gebreken dan wel zijn en – misschien zelfs belangrijker – of zij kunnen worden verholpen.

Worden wel alle door de alarmbelprocedure beschermde partijen (voldoende) betrokken bij de procedure? Wij denken hier in de eerste plaats bijvoorbeeld aan de schuldeisers, die kennelijk enkel achteraf een mogelijke aansprakelijk heidsvordering kunnen instellen tegen de bestuurders wegens het niet naleven van de (formele) aspecten van de alarmbelprocedure en geen enkele inspraak hebben in het verloop van de procedure.

Bovendien kan men zich de vraag stellen of de alarmbelprocedure misschien eenvoudigweg haar nut verloren heeft door een veranderde tijdsgeest? De pro cedure, die al enige tijd meegaat, is immers geënt op het kapitaalbegrip dat steeds meer onder druk komt staan en waarvoor in een gemoderniseerd besloten vennootschapsrecht mogelijk zelfs geen plaats meer zou kunnen zijn.

Indien de alarmbelprocedure (terug) relevant wil zijn, dringt zich o.i. dan ook een zekere herbronning op.

Zoniet dreigt zij eenvoudigweg te verdwijnen.

4 De alarmbelprocedure

C. Onderzoeksvragen

7.

Dit werkstuk is opgebouwd aan de hand van één onderzoeksvraag die in drie sub-onderzoeksvragen werd opgedeeld. Het geheel van de antwoorden op de subvragen maakt o.i. idealiter een antwoord uit op de onderzoeksvraag.

De algemene onderzoeksvraag is kort en krachtig:

Welke nuttige rol kan de vennootschapsrechtelijke alarmbelprocedure op heden en in de toekomst (nog) spelen?

De drie subvragen die de leidraad vormen voor de binnen het kader van de onderzoeksvraag opgezette onderzoeksstructuur luiden als volgt: (i) wat is het doel van de Belgische alarmbelprocedure anno 2016?; (ii) bereikt de Belgische alarmbelprocedure zoals zij anno 2016 wordt inge vuld haar doel en zal zij haar doel in de toekomst op deze manier kunnen blijven bereiken?; (iii) bestaan er alternatieven voor of mogelijke verbeteringen aan de Belgische alarmbelprocedure opdat zij haar doel anno 2016 en in de toekomst beter zou kunnen bereiken?

Elk van de drie subvragen wordt hierna behandeld in een apart hoofdstuk, waarna een algemeen besluit wordt geformuleerd als antwoord op de onder zoeksvraag.