Beschrijving downloaden

Download Report

Transcript Beschrijving downloaden

Instrument

Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE)

Vragenlijst waarmee men eerst het type eetprobleem vaststelt en vervolgens met behulp van een beslisboom de juiste behandelingstrategie bepaalt.

Doel

Het vaststellen van specifieke typen eetproblemen, zodat de juiste behandelingsstrategie kan worden bepaald.

Inzicht verkrijgen in de oorzaken van overeten en zo een bijdrage leveren aan de individuele diagnostiek. Er zijn vier subdoelen; vaststellen in hoeverre men: l overgeeft aan eten bij stress l overgeeft aan eten bij externe prikkels l een lijner is l neigt tot disinhibitie (overeten door verlies aan zelfcontrole).

Doelgroep

Adolescenten en volwassenen met gewichts- en eetproblemen.

Materialen

De NVE bestaat uit: l een handleiding met verantwoording en normtabellen l zelfscorende antwoordformulieren l profielformulieren

Gebruik

De vragenlijst kan thuis of in de wachtkamer worden ingevuld. De respondent vult op de voorkant van het antwoordformulier eerst persoonlijke gegevens in, zoals gewicht, lengte en gewichtshistorie (gewichtschommelingen, eetbuien e.d.). Op de achterkant staan de 33 items waarvan de respondent op een vijfpuntsschaal aangeeft in hoeverre het item van toepassing is (van 'nooit' tot 'zeer vaak'). Een doktersassistente of administratief medewerker controleert of alle items beantwoord zijn en voert de scoring uit. Onbeantwoorde vragen moeten een uitzondering blijven, omdat de scores anders onbetrouwbaar worden. De interpretatie van de gegevens gebeurt bij voorkeur door een arts. In de handleiding staat een beslisboom waarin wordt aangegeven wat de meest voor de hand liggende stap is bij een bepaalde uitkomst. Waarneer er bijvoorbeeld sprake is van emotioneel eten, adviseert de auteur een doorverwijzing naar een psycholoog of psychotherapeut. Daarbij is het van belang om ook te letten op de BMI, het actuele eetgedrag zoals blijkt uit een eetdagboek en op de gewichtshistorie.

Meer informatie

Informatie over de NVE van uitgever Hogrefe

Beoordeling door COTAN

COTAN-beoordeling 2013: l Betrouwbaarheid: voldoende l Begripsvaliditeit: voldoende l Criteriumvaliditeit: voldoende

l Normen: goed

Betrouwbaarheid

Voor het aantonen van de betrouwbaarheid wordt informatie gegeven over de betrouwbaarheid op basis van inter-itemrelaties en de test-hertestbetrouwbaarheid. De NVE is beoordeeld als een vragenlijst voor minder belangrijke beslissingen op individueel niveau. Voor de groep jong volwassenen zijn alle waarden van Cronbach ’ s alfa goed te noemen (.84 - .97), voor de groep volwassenen zijn de waarden goed (.80 - .96), met uitzondering van ‘ extern eten ’  bij vrouwen (= .78). Voor de groep scholieren zijn de waarden goed (.80 - .92), met uitzondering van ‘ eten bij diffuse emoties ’  ( = .79). Deze betrouwbaarheden zijn berekend over de normgroepen. Voor de test-hertestbetrouwbaarheid wordt verwezen naar gegevens van de Engelse versie van de test, omdat er geen directe gegevens beschikbaar zijn voor de Nederlandse versie. Deze gegevens kunnen echter niet meegenomen worden bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de Nederlandse versie van de NVE. Er zijn echter wel (indirecte) gegevens verzameld over de test-hertestbetrouwbaarheid van de Nederlandse versie van de NVE. Zo worden gegevens van een longitudinaal onderzoek bij patiënten met  diabetes II gepresenteerd met vier jaar tussen beide metingen. De test-hertestbetrouwbaarheid ligt tussen de .49 en .75 voor de verschillende schalen. Tevens worden één en twee jaar follow -up gegevens bij ouders en kinderen van Nederlandse gezinnen gerapporteerd. Voor de ouders was dit goed te noemen met correlaties die variëren tussen .72 en .82 na het eerste jaar en tussen .70 en .80 na het tweede jaar. Voor de kinderen  liggen deze waarden lager; voor meisjes liggen de waarden tussen .60 en .74 na het eerste jaar en tussen .50 en .70 na het tweede jaar, voor jongens liggen de waarden tussen .45 en .67 na het eerste jaar en tussen .41 .59 na het tweede jaar. Voor deze gegevens geldt wel dat ze betrekking hebben op een selectieve groep en niet representatief zijn voor de Nederlandse bevolking.

Validiteit

Begripsvaliditeit

Voor het aantonen van de begripsvaliditeit worden gegevens verstrekt over de dimensionaliteit van de scores, de psychometrische kwaliteit van de items, de invariantie van de factorstructuur en mogelijke itembias, en de convergente en discriminante validiteit. In hoofdstuk 7 staat beschreven dat met behulp van confirmatieve factoranalyse is getoetst of voor emotioneel eten het onderscheid tussen ‘ eten bij diffuse emoties ’  en ‘ eten bij welomschreven emoties ’  zinvol en noodzakelijk is. Hiertoe is getoetst of een drie- of vier-factormodel beter bij de data past. Dit is getoetst voor de totale TNO steekproef uit 2006 bestaande uit 18 tot 60 jarigen. Het is onduidelijk waarom dit niet is getoetst op alleen de normsteekproef jong volwassenen (20-40 jaar) die deel uitmaken van deze grotere steekproef. Deze analyse laat zien dat een vier-factormodel de beste fit heeft. Vervolgens is alleen het vier-factormodel ‘ gepast ’  op de normsteekproef jong volwassenen (21-40 jaar), maar niet vergeleken met de drie-factor oplossing. Voor de scholieren steekproef zijn de drie- en vier factormodellen met elkaar vergeleken, ook hier bleek de vier-factoroplossing de beste fit te hebben. Voor de normsteekproef volwassenen (41-70 jaar) ontbreken deze analyses. In hoofdstuk 6 worden de item-rest correlaties gegeven; hier wordt de term gecorrigeerde itemtotaalcorrelaties gebruikt. Deze zijn voor de normsteekproeven jong volwassenen (21-40 jaar), volwassenen (41-70 jaar) en scholieren (12-15 jaar) allen ‘ goed ’  (d.w.z.,

rit

.30). Voor de normsteekproef jong volwassenen (20-40 jaar) is onderzocht of het vier factormodel invariant is voor mensen met een hoog BMI (d.w.z. 25) versus laag BMI (d.w.z. < 25), en voor mannen versus vrouwen. De factorstructuur blijkt niet anders te zijn voor de vergeleken groepen. Ook in de scholieren steekproef (12-15 jaar) blijkt de factorstructuur niet wezenlijk af te hangen van BMI-status of geslacht. Voor de normsteekproef volwassenen ontbreken deze analyses. In Hoofdstuk 7 wordt een studie beschreven waarin de relaties tussen de NVE en andere maten voor lijnen, overeten en ontevredenheid met het eigen lichaam en body mass index in kaart is gebracht. De resultaten bieden ondersteuning voor de convergente validiteit. Daarnaast is de NVE gerelateerd aan andersoortige maten zoals depressie, angst, impulsiviteit, slecht introspectief vermogen en alexithymia. De resultaten laten zien dat er andersoortige begrippen gemeten worden. Overigens staan in tabel 7.11 ook getallen vet gedrukt die onder de .30 zijn, dat strookt niet met wat er in de tekst staat.

Criteriumvaliditeit

Er worden verschillende onderzoeken beschreven naar de criteriumvaliditeit. Bij studenten en mensen met diabetes type II blijken de NVE scores op de verschillende subschalen samen te hangen met de inname van

energie en vet. Bij de mensen met diabetes type II blijkt verder dat de NVE scores ook een klein maar significant deel van de consumptie van energie vier jaar later te kunnen verklaren. Verder blijken ook de veranderingen in extern eten en lijngericht eten een kleine maar significante hoeveelheid van de variantie in de consumptie van energie en vet te kunnen verklaren. De studie die in paragraaf 8.4 wordt beschreven laat zien dat de schaal voor emotioneel eten in staat is om bij studenten te voorspellen wie er minder dan wel meer gaat eten in een negatieve stemming. Paragraaf 8.5 beschrijft een studie die laat zien dat emotioneel eten zoals gemeten met de NVE voor mannen significant kan voorspellen of ze na het meemaken van negatieve levensgebeurtenissen in gewicht toenemen of afnemen. Voor vrouwen gaat het effect in dezelfde richting, maar is niet significant. Tot slot in paragraaf 8.6 wordt besproken dat studenten die hoog scoren op de schaal ‘ extern eten ’  meer chips gaan eten bij het zien van voedselprikkels (reclames op tv) dan studenten die laag scoren op de schaal ‘ extern eten ’ . Er is voornamelijk gebruik gemaakt van studenten, maar in een aantal onderzoeken ook wel van andere steekproeven. Gegevens over de criteriumvaliditeit voor de scholieren steekproef (12-15 jaar) ontbreken.

Normering

De NVE uit 2012 is genormeerd op drie steekproeven; 1. een steekproef van TNO uit 2006 voor de Nederlandse jong volwassenen (21-40 jaar), 2. een steekproef van TNO uit 2006 en 2009 voor Nederlandse volwassenen (41-70 jaar), en een steekproef voor Nederlandse scholieren (12-15 jaar) uit 2003. Normgegevens voor Nederlandse scholieren en/of volwassenen van 16 tot en met 20 jaar worden niet gegeven, omdat zij niet tot de doelgroep behoren. De TNO steekproeven zijn verzameld door een panel service agency in het kader van de “ balansdag ” -campagne. Voor de gegevens van de scholieren zijn aselect 55 scholen benaderd, waarvan er 33 bereid waren tot deelname. De omvang van de groepen jong volwassenen (399 mannen en 683 vrouwen) en volwassenen (337 mannen en 342 vrouwen) zijn ‘ goed ’  voor het nemen van minder belangrijke beslissingen op individueel niveau. De scholieren steekproef bestaat uit 4283 jongens en 4511 meisjes en deze omvang is ‘ goed ’ . De normen komen overeen met CBS-statline gegevens met betrekking tot regio, sekse, etniciteit en opleidingsniveau. Opvallend is wel dat in de scholierensteekproef de groep 15-jarigen sterk is ondervertegenwoordigd. De auteur geeft aan dat deze groep echter geen verschillen laat zien ten opzichte van de 14- jarigen en dat het dus gerechtvaardigd is deze groep toch mee te nemen. Voor deze ondervertegenwoordiging wordt niet gecorrigeerd door middel van weging en gegevens over de equivalentie met de groep 14- jarigen worden niet verstrekt.

Bestellen

Hogrefe Uitgevers BV Weteringschans 128 1017 XV Amsterdam Telefoon: (020) 6713543 E-mail: [email protected] Website: www.hogrefe.nl Deze informatie is op 17 oktober 2016 gedownload van www.nji.nl.