Vennootschapsbelasting naar 20%... of de zoektocht

Download Report

Transcript Vennootschapsbelasting naar 20%... of de zoektocht

Vennootschapsbelasting naar 20%...
Een van de meest opvallende en ambitieuze plannen bij het rondje taxshift dat deze dagen ge(st)reden
wordt, is toch wel de verlaging van de vennootschapsbelasting naar 20% en de afschaffing van de
crisisbijdrage. Het tarief zou geleidelijk dalen van 33,99% naar 20% tegen 2019 met een tussenstap van
28% in 2017 en 24% in 2018. Eventueel zou dit tarief nog opgesplitst worden in een tarief van 18% voor
kmo’s en 23% voor grote ondernemingen.
Interessant is daarnaast een vrijstelling voor starters van vennootschapsbelasting gedurende de eerste
vier jaar op voorwaarde dat ze investeren en/of aanwerven.
Als het verlaagde tarief van de roerende voorheffing standhoudt aan 15%, betekent dit dat vanaf 2019 van
100 EUR bruto winst in de vennootschap, na uitkering via dividend 68% netto overgehouden wordt. Wie
zich loon uitkeert, of via eenmanszaak werkt, kijkt aan tegen een typisch netto-loon van 45% na belasting
en sociale bijdragen.
Het zal er op neerkomen dat grondig bekeken wordt in dit boekjaar welke belastingen naar later
verschoven kunnen worden (uit basis aan 33,99% en in de basis later aan 20%). Te denken aan de
gespreide taxatie, vooruitbetaalde huur, éénmalige kosten 100% afschrijven en dergelijke meer.
... of de zoektocht naar 7 miljard EUR
Deze verlaging op zich kost wel wat aan de schatkist en aangezien de verlaging budgettair neutraal zou
moeten lopen (althans volgens prognoses), zullen er telkens tegenmaatregelen genomen worden onder de
vorm van het beperken van aftrekken en beperkingen op wat men denkt dat oneigenlijk gebruik van
vennootschapsgelden uitmaakt. Men wil zo onder meer, gezien het grote verschil dat zal ontstaan tussen
de tarieven in de personenbelasting en de vennootschapsbelasting een verdere rush naar vennootschappen
waarin allerlei privékosten worden ondergebracht tegengaan.
De lijst van ‘compenserende maatregelen’ bestaat onder meer uit:
-
verdere beperking aftrek van autokosten (aftrek beperkt tot 120% minus de helft van de Co2uitstoot);
beperking op overgedragen verliezen;
inperking of afschaffing notionele intrestaftrek;
afschaffing van degressieve afschrijvingen;
beperking aftrek intresten;
minimum loon;
striktere regels voor beroepskosten.
Het is op deze laatste twee dat we even dieper ingaan, daar deze belangrijk zijn voor de kmo of de vrije
beroeper die zich via vennootschap organiseert.
Loonregeling
Naar model van de Nederlandse ‘gebruikelijkloonregeling’ zou voortaan een minimum van 40.000 EUR loon
dienen opgenomen te worden. Dit per natuurlijk persoon die bedrijfsleider, werkend vennoot of bestuurder
met een uitvoerende functie is en bovendien aandeelhouder is met een voldoende relevante participatie.
Dit lijkt ons op eerste zicht niet zulk een zware impact te hebben. Er zullen een aantal reorganisaties
plaatsvinden bij groepen die verschillende bedrijven omvatten, maar doorgaans is nu reeds een loon dat
rond de 40.000 EUR ligt gebruikelijk en lijkt de regeling minder ver te gaan dan de variant in Nederland. Het
valt bovendien samen met onze aanbeveling om steeds een evenwicht loonpakket samen te stellen waarbij
een basisloon gecombineerd wordt met verschillende voordelen of andere vormen van bezoldiging.
Aftrek beroepskosten en vastgoed
Een andere maatregel zal er in bestaan een beperking op te leggen aan privékosten gedragen door de
vennootschap.
Meer bepaald vastgoed met gemengd gebruik of zuiver privé gebruik wordt in het vizier genomen.
Men denkt er aan de kostenaftrek te beperken tot het voordeel alle aard dat de genieter dient aan te
geven.
Voor wie de volle eigendom van zijn woning in de vennootschap heeft, zal dit uiteraard een impact hebben
op korte termijn. Maar op langere termijn dan weer minder, omdat de logica dicteert dat ook latere
meerwaarden dan niet belastbaar zijn voor het gedeelte van niet fiscaal aanvaarde afschrijvingen. De
neiging om boekhoudkundig veel af te schrijven op de woning zal overigens ook verminderen.
Wie een zogenaamde vruchtgebruikconstructie met de vennootschap heeft (en de naakte eigendom privé
bezit) is harder getroffen. De essentie van deze operatie bestaat er immers in vruchtgebruik over een
termijn af te schrijven en nadien zonder enige realisatie van meerwaarden het vruchtgebruik te zien
uitdoven ten gunste van de privé persoon naakte eigenaar.
Al bij al valt op te merken dat het op zich wenselijk zou zijn dat de wetgever zich duidelijk uitspreekt.
Momenteel voert de fiscus immers een ware heksenjacht op dit vruchtgebruik.
Vaak gaat het dan om de waardering van het vruchtgebruik dat werd aangenomen, en hier wringt het
schoentje. Deze waarderingsoefening vergt immers enig economisch en financieel inzicht. Dit noodzakelijk
inzicht ontbreekt duidelijk bij enkele controleurs en recentelijk heeft ook de rulingcommissie zich akkoord
verklaard met een waarderingsmodel dat vanuit economisch standpunt kant noch wal raakt.
De drang naar het beperken van vruchtgebruik is blijkbaar groter dan de rede. Ook de fiscaal-juridische
argumenten die worden bovengehaald zijn vaak erg omstreden. Probleem is dat deze materie ook vaak het
petje te boven lijkt te gaan van rechters in eerste aanleg en er zeer diverse rechtspraak is ontstaan. Het is
duidelijk aan de wetgever om een standpunt in te nemen en regels vast te leggen die nadien toelaten dat er
terug op een degelijke manier kan geadviseerd worden, zonder nadien absurde discussies te hoeven voeren
met de Administratie.
De besprekingen zijn momenteel nog volop aan de gang. De uiteindelijke uitkomst en nadien de praktische
uitvoering zal nog even op zich laten wachten, maar we volgen dit verder voor u op om tijdig te kunnen
bijsturen.... of daar in extremis nog een meerwaardenbelasting op aandelen bij te rekenen valt, is
momenteel afwachten. In ieder geval was deze taxatie eerder afgevoerd en niet verder concreet uitgewerkt.
Het lijkt ons overigens niet mogelijk een dergelijke complexe taxatie op korte termijn te kunnen bedenken
zonder dat er achterpoorten ontstaan met nadien verschillende reparatiewetgevingen tot gevolg.
Disclaimer
2