bewegingsonderwijs - Arbeidsmarktplatform PO

Download Report

Transcript bewegingsonderwijs - Arbeidsmarktplatform PO

/IRRMWFEWMWbewegingsonderwijsSTHI4EFS
Belang van het vak
De structuur van het vak
Het bewegingsonderwijs aan de Pabo is exclusief
Een praktische uitwerking van het vakgebied via
gericht op de bevoegdheid voor groep 1 en 2, voorts
leerlijnen en bewegingsthema’s is beschreven in
op bewegen in brede context: bewegingsactiviteiten
het Basisdocument Bewegingsonderwijs (Mooij,
die op de basisschool naast de lessen worden ge-
2004). Het gaat om een indeling in twaalf leerlijnen,
daan. De bevoegdheid les te geven aan groep 3 t/m
later uitgewerkt in tussendoelen door de SLO. Die
8 is elders geregeld en de voorbereiding daarop
twaalf thema’s zijn: balanceren, klimmen, zwaaien,
blijft dus in deze kennisbasis buiten beschouwing.
over de kop gaan, springen, hardlopen, mikken,
Wij beschrijven alleen een kerndeel, geen profieldeel.
jongleren, doelspelen, tikspelen, stoeien, spelen,
bewegen op muziek.
De basisschoolleeftijd is bij uitstek geschikt om de
Ook buiten de lessen bewegen de leerlingen en is
bewegingsbekwaamheid te vergroten en de attitude
het mogelijk de activiteiten te onderscheiden in de
van de kinderen te bevorderen. Door het vergroten
genoemde thema’s. Ze doen dat op de speelplaats,
van het bewegingsrepertoire krijgen kinderen meer
in de buurt, op het sportcomplex, het zwembad,
bagage mee om deel te kunnen nemen aan hun
park, strand, ijsbaan, speelparadijs etc. De leer-
actuele bewegingswereld en aan de toekomstige be-
kracht stimuleert en coördineert bij sport- en spel-
wegingscultuur. In deze leeftijd zijn kinderen erg ge-
dagen, wandelvierdaagse, schoolkamp, brede
motiveerd als het om (leren) bewegen gaat. Compe-
schoolactiviteiten etc.
tentie en plezier gaan hier samen. Stegeman (2007)
wijst op een positieve relatie tussen participatie aan
Het vak en de leerlingen
sport en bewegen en een gevoel van eigenwaarde en
In recente benaderingen op het gebied van de
welbevinden. Kinderen bewegen graag en veel, deze
motorische ontwikkeling worden het individu, de
attitude moet behouden blijven. Uit onderzoek in
omgeving en de taak beschouwd als elementen die
2004 is gebleken dat kinderen die drie maal in de
elkaar continu beïnvloeden tijdens het ontwikkelings-
week intensieve lessen bewegingsonderwijs kregen
proces. De motivatie van het kind, de rol van andere
significant meer activiteit ontplooiden gedurende de
kinderen en volwassenen en de wijze waarop het
schooldag (Kriemler et al. 2004). Over de gunstige
kind de omgeving waarneemt, zijn belangrijke
effecten op de gezondheid is geen discussie.
elementen in het ontstaan van nieuw motorisch
gedrag. Ieder kind legt een uniek ontwikkelings-
Vorming van zelfbeeld en zelfvertrouwen vinden
traject af. Het blijkt lastig om op dit gebied bruikbare
veelal spelend en bewegend plaats. Fysiek actieve
kennis voor het basisonderwijs te formuleren.
kinderen denken positiever over zichzelf dan minder
actieve kinderen. Succesbeleving, waardering en
We kunnen wel een aantal manieren onderscheiden
sociale interactie tijdens bewegen en spelen dragen
waarop kinderen bewegingen leren: door ontdekken,
in belangrijke mate bij aan de identiteitsvorming
door imiteren, door herhalen of door transfer. Hier
en aan de sociale cohesie. Ontmoetingen en inter-
kunnen ze expliciet of impliciet mee omgaan. We
acties vinden bij jonge kinderen vooral plaats in
spreken van expliciet leren als we precies aangeven
spel- en bewegingssituaties. Deze moeten plaats
wat er gebeurt tijdens de beweging (houding van
vinden in een veilig pedagogisch klimaat met veel
lichaamsdelen, plaats van het lichaamsgewicht etc.).
aandacht voor positieve interacties en voor waarden
Door bewuste controle wordt geprobeerd de bewe-
en normen. De leerkracht speelt hier een belang-
ging uit te voeren. Bij impliciet leren is men zich
rijke stimulerende rol.
niet of nauwelijks bewust van wat er qua bewegings-
Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo
uitvoering gebeurt (leren huppelen, fietsen etc.).
Impliciete leermethoden zijn vaak effectiever dan
expliciete. Dat kan bijvoorbeeld door te werken met
een voorbeeld in plaats van expliciete instructie.
Kinderen leren ook veel door zelf te ontdekken en
uit te proberen, of door analogieën en beelden
(maak je zo rond als een balletje).
Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo
Het kerndeel
3.3 De student kan uitleggen dat voorbeelden erg
1. Algemeen
belangrijk zijn in het bewegingsonderwijs.
1.1 De student kan beargumenteren dat bewegingsonderwijs een belangrijke bijdrage levert aan
3.4 De student kent het verschil tussen expliciete
de algehele ontwikkeling, de gezondheid, de
en impliciete instructie en kan enkele vormen
schoolprestaties en de sociale integratie.
van impliciete instructie noemen en toelichten.
1.2 De student kan beargumenteren waarom het van
Referenties
belang is dat kinderen (leren) bewegen op eigen
Kriemler S., Zahner L., Schindler C., Meyer U.,
niveau, in eigen tempo en naar eigen interesse.
Hartmann T., Hebestreitt H., Brunner-La Rocca
H.P., Mechelen W. van, Puder J.J. (2004).
2. Structuur van het vak
‘Effect of school based physical activity programme
2.1 De student kan een aantal maatregelen opnoe-
(KISS) on fitness and adiposity in primary school
men die de veiligheid binnen het bewegings-
children: Britisch Medical Journal, 340:c785
onderwijs bevorderen.
Mooij, C, Berkel M van, Hazelebach C, (red.)(2004).
2.2 De student kan aangeven wat de effecten en
kwetsbaarheden zijn van verschillende groepe-
1e druk Basisdocument Bewegingsonderwijs,
Zeist, Jan Luiting Fonds.
ringvormen en organisatievormen in de les.
Stegeman, H. (2007-2).
2.3 De student kan de twaalf bewegingsthema’s
Effecten van bewegen op school,
voor het onderwijs aan groep 1 en 2 benoemen
’s-Hertogenbosch: Tussendoelen en leerlijnen
en kort toelichten.
(TULE) http://tule.slo.nl/bewegingsonderwijs
2.4 De student kan een aantal voorbeelden be-
Met dank aan de opstellers van de eerste
schrijven van de toenemende complexiteit
kennisbasis:
binnen die twaalf leerlijnen.
L. van Det
W. van Gelder
2.5 Bij het bewegen in brede context kan de student
beargumenteren op basis van welke criteria
M. van der Pols
M. van Soest
bewegingsactiviteiten gekozen worden.
2.6 Voor het bewegen in brede context kan de
student bij alle twaalf leerlijnen voorbeelden
noemen van bewegingsactiviteiten.
3. Het vak en de leerlingen
3.1 De student kan de consequenties overzien van
verschillen tussen kinderen in het bewegingsonderwijs, pedagogische en didactische consequenties.
3.2 De student kan vier manieren noemen en
toelichten waarop kinderen bewegingen leren.
Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo