Bedieningsinstructies 9.0.0

Download Report

Transcript Bedieningsinstructies 9.0.0

operating instructions
bedieningshandleiding
manuel de l’utilisateur
bedienungsanweisung
istruzioni per l’uso
instuções de utilização
manuel de instrucciones
Çalıştırma talimatları
TRW – Safety
Bedieningsinstructies
Onderdeelnummer I317289 (NL)
Uitgave 12
Onderdeelnummer I317289 (NL)
- Uitgave 12
2
TRW – Safety
Inhoud
Inleiding
Samenvatting .....................................................................
Displayscherm ...................................................................
Toetsenblok........................................................................
Verbinding .........................................................................
Veiligheidsinstructies.........................................................
Communicatieproblemen...................................................
1
6
6
7
8
8
Scanfunctie - EOBD
Wat is EOBD? ................................................................... 9
Voertuigen identificeren die aan de norm
voldoen............................................................................. 10
Diagnostische foutcodes .................................................. 11
EOBD-foutcodes toelichten............................................. 12
De scanfunctie gebruiken................................................. 13
Menu-opties ..................................................................... 15
FastCheck
Inleiding ........................................................................... 19
Veiligheidsinstructies....................................................... 20
FastCheck ABS................................................................ 22
FastCheck Airbag ............................................................ 26
FastCheck Klimaat........................................................... 32
FastCheck P-Rem ............................................................ 35
Fabrikant toepassingen - EMS......................................... 36
FastCheck EPB ................................................................ 86
FastCheck SAS .............................................................. 104
FastCheck Service.......................................................... 109
Fastcheck TPMS ............................................................ 127
Locaties diagnose-aansluiting........................................ 136
Gebruikersmenu
Samenvatting .................................................................
Veiligheid.......................................................................
CAN-converter (update firmware).................................
Multiplexerkabel (update firmware)..............................
156
158
159
160
i
Inhoud
Algemene informatie
Reinigen.......................................................................... 162
Software-updates ............................................................ 162
Specificatie ..................................................................... 163
Conformiteitsverklaring.................................................. 163
Bijlage A: Overzicht
Woordenlijst ................................................................... 164
Bijlage B: Kabels
Kabelidentificatie............................................................ 168
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant
Scanfunctie ..................................................................... 176
FastCheck-functies ......................................................... 177
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Indicator herinnering onderhoudsbeurt (SRI)................. 178
Alfa Romeo..................................................................... 178
Audi ................................................................................ 179
BMW .............................................................................. 180
Citroën ............................................................................ 181
Fiat .................................................................................. 188
Ford................................................................................. 189
GM Vauxhall/Opel ......................................................... 190
Lancia ............................................................................. 191
Land Rover ..................................................................... 192
Mercedes......................................................................... 194
Peugeot ........................................................................... 195
Renault............................................................................ 201
Smart............................................................................... 207
Volkswagen .................................................................... 208
Volvo .............................................................................. 209
ii
Inleiding
Samenvatting
Inleiding
Bijna alle nieuwe wegvoertuigen en diverse oudere voertuigen zijn uitgerust met
meerdere regeleenheden die verschillende aspecten van het voertuig controleren
en aansturen, zoals de motor, de transmissie, de carrosserie, de vering, enz. De
TRW-easycheck servicetool is specifiek ontworpen om aangesloten te worden op
en te communiceren met een aantal van deze regeleenheden. Hieruit kan de
gebruiker informatie halen (bijvoorbeeld diagnostische foutcodes) ter ondersteuning
bij het diagnosticeren van systeemproblemen.
OM0947
De beschikbare functies op de TRW-easycheck servicetool zijn afhankelijk van het
aantal aangeschafte functies die werden aangekocht. Extra functies kunnen
afzonderlijk worden aangekocht. Voor meer informatie dient u contact op te nemen
met het Product Support Team door te bellen naar het gratis telefoonnummer 00800
2002 8282 of via de website www.trwaftermarket.com/easycheck.
Scan (scannen)
 Met de EOBD (European On-Board Diagnostic)-scanfunctie heeft u toegang tot
emissiegerelateerde gegevens van het voertuig via de OBD-functie. Zoals onder
andere de MI (Malfunction Indicator)-status, fouten lezen en wissen, live data,
O2 sensortests, stilstaandbeeld data, enz.
EMS (motormanagementsysteem)
 FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Extra functies kunnen beschikbaar
zijn zoals live data, actuatortests, programmeren van onderhoud en verstuivers
afhankelijk van het geselecteerde systeem.
1
Inleiding
Remmen
 FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
 FastCheck EPB (Electronic Parking Brake) stelt u in staat iedere foutcode die door
het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan
bovendien worden gebruikt tijdens controles van de remwerking of het
vervangen van de remblokken.
SRS - extra veiligheidssystemen
 FastCheck Airbag stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
Klimaat
 FastCheck Klimaat stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
SAS
 FastCheck SAS (Steering Angle Sensor) stelt u in staat iedere foutcode die door
het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan
bovendien worden gebruikt om de stuurhoeksensor te kalibreren.
Service
 Via FastCheck Service kunt u afhankelijk van het voertuig de indicator voor het
olieonderhoudsinterval en de waarschuwingslichten voor onderhoud en controle
resetten.
TPMS (controlesysteem van de banddruk)
 De "TPMS" (Tyre Pressure Monitoring System)-functie kan worden gebruikt om
de TPMS-ventielen van de autobanden te herprogrammeren naar de
controlmodule.
Als u de servicetool de eerste keer gebruikt, is het raadzaam dat u deze instructies
en veiligheidsvoorschriften volledig doorleest voordat u begint met het testen van
het voertuig.
Aan de slag
Sluit de Multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD-kabel (YTD950) aan op de
servicetool en de diagnose-aansluiting van hetvoertuig. Als het geheel is
aangesloten, wordt het nummer van de actuele softwareversie weergegeven.
2
Inleiding
Units registreren en vrijgeven
Een nieuwe of geüpdate servicetool heeft een beveiligingscode nodig om de
specifieke functies vrij te geven. Om de servicetool te registreren moet u inloggen
op de website
www.trwaftermarket.com/easycheck
en de link naar het administratiecentrum selecteren.
Automatische activering via de website is mogelijk als u een updatekabel heeft. Of
als alternatief, nadat u de beveiligingscode van de website hebt gekregen, dient u
de volgende procedure te volgen om de servicetool te ontgrendelen:
1. Selecteer in het hoofdmenu de optie "Gebruikersmenu".
2. Selecteer in het gebruikersmenu de optie "Beveiliging".
3. Selecteer in het menu Beveiliging de optie "Inv bev. sleutel".
4. Scroll met behulp van de
en
5. Bevestig ieder teken door de
toetsen door de alfa/numerieke tekenlijst.
toets in te drukken.
Als u een fout maakt gebruik dan de
toets en voer het correcte teken in.
Druk op de toets om de code opnieuw in te voeren.
6. Als u verzocht wordt om het wachtwoord te bevestigen, dient u de
te drukken.
toets in
7. Schakel de servicetool uit door de voedingsbron los te koppelen.
8. Sluit de voedingsbron opnieuw aan om de scantool te starten. Het scherm zou
nu een lijst met de functies moeten weergeven.
Overige ondersteuning kan worden verkregen door naar het volgende gratis
telefoonnummer te bellen: 00800 2002 8282.
3
Inleiding
Inhoud kit
5
4
3
2
1 12
10
11
D
C
B
I
J
A L
K
4
3
2
1
OM1386
TRW-easycheck-kit (YTD700, YTD701)
1. Servicetool
2. EOBD-kabel
3. Koffer
4. Cd-rom met bedieningsinstructies
5. EOBD pin-schakelkabel
4
Inleiding
2
1
4
3
TRW0045
TRW-easycheck-kit (YTD702, YTD703, YTD704)
1. Servicetool
2. Koffer
3. Cd-rom met bedieningsinstructies
4. Multiplexerkabel
5
Inleiding
Displayscherm
Het scherm servicetool is een LCD-scherm met achtergrondverlichting, waarop vier
rijen tekst van twintig tekens kunnen worden weergegeven.
Toetsenblok
OM0941
De servicetool wordt bediend via een toetsenblok met 6 knoppen.
De onderstaande tabel geeft een omschrijving van de knoppen van het toetsenblok
en de functionaliteit hiervan.
Toets
Functie
Selecteer een menu-optie, Ga verder of Ja.
Een menu afsluiten of Nee.
Scroll omhoog in een menu of tekst.
Scroll omlaag in een menu of tekst.
Scroll naar links en rechts.
Zorg voor contextafhankelijke hulp (daar waar beschikbaar).
6
Inleiding
Verbinding
OM0948
De servicetool heeft een 15-wegsaansluiting die communicatie met het voertuig via
diverse interfacekabels mogelijk maakt. Met behulp van de EOBD (J1962) diagnoseaansluiting van het voertuig of met een systeemspecifieke aansluiting, kunt u het
apparaat aansluiten op het specifieke systeem. Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst"
om de correcte kabel te bepalen.
Als u de kabel op de servicetool aansluit, bevestig de kabel dan altijd stevig met de
bevestigingsschroeven om te voorkomen dat de servicetool per ongeluk losraakt
tijdens gebruik.
7
Inleiding
Veiligheidsinstructies
De volgende richtlijnen zijn enerzijds bedoeld om de veiligheid van de gebruiker te
waarborgen en anderzijds om schade aan elektrische en elektronische onderdelen,
waarmee het voertuig is uitgerust, te voorkomen.
Apparatuur - zorg ervoor dat de servicetool, de kabelbomen en de aansluitingen in
goede staat verkeren, voordat u begint met het uitvoeren van de testprocedure op
het voertuig.
Polariteit - neem altijd de juiste polariteit in acht als de servicetool wordt aangesloten
op de accu van het voertuig.
Voor het uitvoeren van een test op een voertuig, dient altijd de volgende procedure
in acht te worden genomen:
 Controleer of het voertuig op de handrem /parkeerrem staat.
 Controleer of neutraal of parkeren is geselecteerd.
 Houd de testapparatuur en kabelbomen uit de buurt van hoogspanningsdraden.
 Let op bewegende motoronderdelen.
 Laat de motor niet draaien in een kleine ruimte zonder adequate ventilatie.
Communicatieproblemen
Indien er geen communicatie met het voertuig kan worden opgezet, volg dan de
onderstaande procedure:
1. Controleer of het juiste systeem uit het menu werd gekozen.
2. Controleer of de juiste kabel werd gebruikt aan de hand van de applicatielijst.
3. Maak de beide uiteinden van de kabel los en let op dat er geen pinnen verbogen
of omgeklapt worden.
4. Reset de regeleenheid van het voertuig door het contact UIT en weer IN te
schakelen, de servicetool los te koppelen en weer aan te sluiten en probeer het
nogmaals.
Als er nog steeds geen verbinding kan worden gemaakt, neem dan contact op met
de helpdesk van het Product Support Team voor verdere ondersteuning.
8
Scanfunctie - EOBD
Wat is EOBD?
Scanfunctie - EOBD
De American Environmental Protection Agency en de Europese regering hebben
doelstellingen gesteld, om de vervuilingsniveaus die geproduceerd worden door
personen- en bedrijfsvoertuigen te verminderen. Om er voor te zorgen dat deze
doelstellingen worden gehaald, worden fabrikanten verzocht om nieuwe voertuigen
te bouwen die voldoen aan de emissienormen. De fabrikanten moeten bovendien
de emissienormen handhaven tot de nuttige gebruiksduur (levensduur) van het
voertuig. Om er voor te zorgen dat aan deze normen wordt voldaan en dat deze
gehandhaafd blijven, zijn de voertuigen uitgerust met boorddiagnosesystemen die
de integriteit en effectiviteit van emissiegerelateerde onderdelen controleren.
Daar voertuigen steeds complexer worden, worden vele systemen waarmee zij zijn
uitgerust aangestuurd door elektronische regeleenheden. De meeste voertuigen
hebben tegenwoordig meerdere regeleenheden (bijvoorbeeld de motor, de
transmissie, de carrosserie, de wielophanging, enz.), die u op verschillende plaatsen
in het voertuig aantreft. De boorddiagnosesystemen zijn geïntegreerd in de
regeleenheden van het voertuig.
Door de vele voertuigen en fabrikanten van onderdelen is er een algemene interface
nodig om met deze regeleenheden te communiceren. In 1988 riep de SAE (Society
of Automotive Engineers) een norm in het leven, die een standaard diagnoseaansluiting (J1962) definieert en een aantal diagnostische testsignalen.
Met de overeengekomen diagnose-aansluiting en de diagnostische signalen, werd
er een andere norm geproduceerd die een universele controle definieert en een
diagnosemethode, om er voor te zorgen dat een voertuig presteert overeenkomstig
de Original Equipment Manufacturer (OEM) specificaties. Deze norm staat bekend
als EOBD (Europese boorddiagnosesystemen).
De basisvereiste waaraan een EOBD-systeem moet voldoen is dat in geval van een
defect in een onderdeel dat betrekking heeft op de emissie, een diagnostische
foutcode (DTC) wordt opgeslagen in het geheugen van de regeleenheid en dat er
een storingsindicatielampje (MIL) gaat branden op het instrumentenpaneel van het
voertuig, om de bestuurder te waarschuwen. De DTC kan worden opgehaald met
behulp van diagnosetools, waarmee het type en de status van de fout kan worden
bepaald.
9
Scanfunctie - EOBD
Voertuigen identificeren die aan de norm voldoen
Alle voertuigen met benzinemotor die vanaf 2000 zijn geproduceerd moeten
voldoen aan de EOBD-norm. Sommige fabrikanten introduceerde de
boorddiagnosesystemen al vanaf 1994, deze voldeden echter niet allemaal 100%
aan deze norm. Alle voertuigen met dieselmotoren kunnen vanaf 2004
ondersteuning verwachten. Dit betekent dat diagnostische informatie die
betrekking heeft op de emissie van voertuigen, met behulp van de scantool
verkregen kan worden via de J1962 diagnose-aansluiting van het voertuig.
De scantool kan met behulp van een van de vijf diagnostische
communicatieprotocollen die in de norm zijn gedefinieerd, communiceren met
voertuigen die voldoen aan de EOBD-norm.
Deze zijn
 ISO 9141.
 Keyword 2000 (oorspronkelijk een Europees protocol).
 J1850 PWM (pulsmodulerend), protocol gebruikt door Ford.
 J1850 VPW (variabel pulsmodulerend) gebruikt door General Motors bij
voertuigen die ontworpen zijn in de VS.
 CAN (controller area network) wordt momenteel wettelijk vastgelegd en zal in de
toekomst waarschijnlijk een vast diagnostisch communicatiesysteem worden.
Een Europees protocol.
Meestal kan men erachter komen wat een specifiek voertuig gebruikt, door de
diagnose-aansluiting te onderzoeken (zoals hieronder). De software van de scantool
detecteert echter automatisch het protocol dat gebruikt wordt op het voertuig
waarop de scantool is aangesloten.
 Als de diagnose-aansluiting een pin in positie "7"
of "15" heeft, gebruikt het voertuig ofwel het
ISO 9141 of het Keyword 2000 protocol.
 Indien de diagnostische aansluiting een pin
heeft in de '2' or '10' positie, dan gebruikt het
voertuig een van de SAE J1850 protocollen.
 Indien de diagnostische aansluiting een pin
heeft in de '6' of '14' positie, dan gebruikt het
voertuig het CAN-protocol.
OPMERKING: Ofschoon er verschillende elektrische EOBD verbindingsprotocollen
bestaan, wordt de besturingsinstelling bevestigd volgens de SAE J1979 norm.
10
Scanfunctie - EOBD
Diagnostische foutcodes
Diagnostische foutcodes (DTC's) worden verdeeld in verplichte en vrijwillige codes.
Verplichte codes worden toegewezen door de ISO (International Standards
Organisation) en de SAE (Society of Automotive Engineers). Vrijwillige codes
worden toegewezen door de diverse autofabrikanten. Deze codes zijn
fabrikantspecifiek en soms voertuigspecifiek.
ISO/SAE gecontroleerde diagnostische foutcodes zijn die codes waarover de
bedrijfstak uniformiteit heeft bereikt. Deze codes werden geacht algemeen genoeg
te zijn voor de meeste applicaties van fabrikanten, om hier een algemeen nummer
en een foutmelding aan toe te wijzen. Alle niet gespecificeerde nummers in iedere
groepering zijn gereserveerd voor toekomstige uitbreiding. Ofschoon
onderhoudsprocedures per fabrikant enorm verschillend kunnen zijn, is de
aangegeven fout algemeen genoeg om hier een speciale foutcode aan toe te wijzen.
Codes in dit gebied dienen niet door fabrikanten te worden gebruikt totdat deze door
de ISO/SAE zijn goedgekeurd.
Gebieden binnen ieder foutcodeblok zijn beschikbaar gesteld voor fabrikant-eigen
DTC's. Dit zijn foutcodes die door het merendeel van de fabrikanten normaliter niet
worden gebruikt vanwege de fundamentele systeemverschillen,
implementatieverschillen of verschillen in diagnostische strategie.
11
Scanfunctie - EOBD
EOBD-foutcodes toelichten
Gebruik de volgende regels om de basisbetekenis van een EOBD-foutcode te
bepalen.
A
Aandrijflijn
B los
Carrosserie
°C
Chassis
U
Netwerk
Het eerste karakter (teken) geeft het gebied van het voertuig aan dat van toepassing
is op de gegenereerde code.
0
Standaard (SAE) code
1
Eigen code fabrikant
Het tweede karakter (teken) geeft het type code aan:
1
Brandstof- en luchtdosering
2
Brandstof- en luchtdosering, speciaal injectiecircuit
3
Ontstekingssysteem en overslagdetectie
4
Aanvullende emissieregelingen
5
Rijsnelheidsregelsysteem en stationair
regelsysteem
6
Uitvoercircuit computer
7
Transmissie gerelateerde fouten
8
Transmissie gerelateerde fouten
Als het eerste karakter een 'A' (Aandrijflijn) is, dan geeft het derde karakter het
betreffende specifieke aandrijflijnsysteem aan:
De laatste twee karakters geven de specifieke fout aan, zoals bij
boorddiagnosesystemen.
12
Scanfunctie - EOBD
De scanfunctie gebruiken
Aansluiting en basisbediening
1. Sluit de Multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962)-kabel (YTD950) aan op
de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
2. Zorg er voor dat de contactschakelaar van het voertuig in de stand '0' (volledig
UIT) staat.
J1962 diagnose-aansluiting
3. Sluit de servicetool via de J1962 diagnose-aansluiting aan op het voertuig. Deze
stekker bevindt zich normaliter in het passagierscompartiment, in de buurt van
de voetruimte van de bestuurder. Zie de informatie van de fabrikant van het
voertuig voor de exacte plaats.
De voeding voor de servicetool wordt geleverd door de diagnose-aansluiting.
Als de scantool is aangesloten op de diagnose-aansluiting, zal de scantool een
interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de datum van de actuele
softwareversie weergeven en dan pas het hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimat
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
4. Gebruik de toetsen en om de EOBD-menufunctie te selecteren.
Druk op om de selectie te bevestigen.
5. Schakel de ontsteking in als hierom wordt gevraagd en druk vervolgens op de
toets om dit te bevestigen. De servicetool probeert dan te communiceren
met de boorddiagnosesystemen van het voertuig.
13
Scanfunctie - EOBD
Gegevensverbinding
tot stand brengen met regeleenheden van het
voertuig Even wachten a.u.b...
6. Als het voertuigsysteem niet voldoet aan de EOBD-norm of als er sprake is van
een aansluitprobleem, wordt het scherm "Even wachten a.u.b." vervangen door
helpschermen.
Als de communicatie met de boorddiagnosesystemen succesvol is, zal het
display melden dat de servicetool de systeemgereedheidstests van het
voertuig controleert.
OPMERKING: Het contact van het voertuig moet zijn ingeschakeld, om
succesvol te kunnen communiceren met de regeleenheden van het voertuig.
7. De servicetool controleert welke van de systeemgereedheidstests draaien en
succesvol zijn afgerond. Het scherm zal u daarna de status hiervan weergeven.
Druk op de toets om verder te gaan.
OPMERKING: De servicetool controleert altijd de status van de
systeemgereedheidstests, voordat het bedieningsmenu van de EOBD wordt
weergegeven.
8. Het scherm geeft u dan de mogelijkheid om de status van de tests die
uitgevoerd zijn op de emissie gerelateerde systemen en onderdelen weer te
geven.
Druk op de toets om de resultaten weer te geven.
Druk op de toets om de resultaten over te slaan en naar het EOBDbedieningsmenu te gaan.
EOBD-WERKING
1. MI-status
2. Bekijken DTC's
3. DTCs wissen
4. Live Data
5. O2-sensortests
6. Inzien stilst.bld
7. Niet-continu
8. Continue tests
9. Systeemregeling
10. Voertuiginfo.
11. OBD-status
12. Systeemgereedheid
13. Algemene infor
14. Testerinstelling
14
Scanfunctie - EOBD
9. Gebruik de toetsen en om de gewenste applicatie te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Gemakkelijke Resetfaciliteit
Om de scantool te resetten zonder deze van het voertuig los te koppelen, dient u
tegelijkertijd de , , en toetsen in te drukken.
Menu-opties
Niet alle regeleenheden van het voertuig zullen alle beschikbare opties van het
menu ondersteunen. Als een optie niet wordt ondersteund, verschijnt op het
scherm van de scantool: "Niet ondersteund" of "Niet beschikbaar". Dit is een
beperking van de software van de regeleenheden van het voertuig en GEEN fout
van de servicetool.
MI-status/MIL-status
De 'MI-status' of 'MIL-status' geeft de status weer van het storingsindicatielampje
voor iedere emissie gerelateerde regeleenheid. Als de status van de MIL is
ingeschakeld, worden een of meer DTC's opgeslagen in de regeleenheden van het
voertuig en het instrumentenpaneel MIL brandt.
Bekijken DTCs
Met deze optie kunnen 'Bevestigde', 'Wachtende' of 'Permanente'
emissiegerelateerde DTC's (Diagnostische probleemcodes) bekeken worden. Als
een DTC aanwezig is, wordt deze samen weergegeven met de identiteit van de
regeleenheid (CM) die de fout registreert.
Als meer dan een DTC wordt weergegeven, kan de gewenste DTC met behulp van
de toetsen
en geselecteerd worden. Druk op om de DTC te selecteren en
geef de beschrijving van de code weer.
Afhankelijk van de DTC en de fabrikant van het voertuig, kan het noodzakelijk zijn om
de fabrikant te selecteren en misschien ook het model van het voertuig, om er voor
te zorgen dat de correcte beschrijving wordt weergegeven. Deze instelling wordt
opgeslagen terwijl de servicetool wordt gebruikt voor EOBD-handelingen, maar kan
opnieuw worden gedefinieerd of worden gewist via de menu-optie "Fabrikant".
OPMERKING: Permanente DTC's zijn bevestigde DTC's en worden opgeslagen in
het niet-volatiele geheugen. Het bedoelde gebruik van deze DTC's is om te
voorkomen dat een voertuig een inspectie doorstaat door de DTC's voorafgaand aan
de inspectie te wissen.
Codes wissen
Deze optie wist alle 'Opgeslagen' en 'Continue' emissiegerelateerde DTC's, wist
'Stilstaand beeld' DTC's en de bijbehorende gegevens, wist de testgegevens van
15
Scanfunctie - EOBD
de zuurstofsensor, wist de 'Niet-continue' testresultaten en reset de status van de
'Systeemgereedheidstests' op de regeleenheden van het voertuig. De servicetool
voert de handeling 'DTC's lezen' uit, om te controleren dat de DTC's zijn gewist.
Actuele gegevens
Met deze optie kan de gebruiker de actuele status van de onderdelen van het
emissiesysteem van het voertuig weergeven en snel aangeven of een onderdeel
correct werkt.
De lijst met onderdelen die onder 'Live data' worden gecontroleerd, kunnen van
fabrikant tot fabrikant verschillen en zelfs van model tot model.
Lambdasensortests
De EOBD heeft een optionele modus voor het bewaken van de testresultaten van
de lambdasensor, afhankelijk van de door de fabrikant van het voertuig gebruikte
methode om te voldoen aan de eis met betrekking tot de bewaking van de
lambdasensor. Als de fabrikant deze modus gebruikt, dan worden mogelijk niet alle
tests ondersteund. De servicetool zal de ondersteunde tests en de bijbehorende
gegevens weergeven, bijvoorbeeld de maximale sensorspanning voor de testcyclus
(berekend).
Inzien stilstaandbeeld
Inzien stilstaandbeeld data (momentopnamedata) is een verkorte weergave van de
live data (actuele gegevens) die opgeslagen zijn in de regeleenheid op het moment
dat een diagnostische foutcode werd waargenomen. Als er meerdere fouten
opgetreden, wordt de opgeslagen data van de momentopname gekoppeld aan de
laatst opgetreden fout. De momentopnamedata die gegenereerd is door de DTC
wordt ook in de data weergegeven.
Niet-continu
Sommige voertuigsystemen worden niet permanent bewaakt bij een normale
operationele werking, bijv. katalysatoren en verdampingssystemen. Deze tests zijn
fabrikantspecifiek. De testresultaten kunnen wel worden weergegeven, maar de
betekenis ervan niet.
Continue tests (Onafgehandelde codes)
Als de 'continue bewaking' een fout detecteert in een emissie gerelateerd
onderdeel of systeem van de aandrijflijn (1 keer per aandrijfcyclus), slaat het een
'Continue' code op in het geheugen van de regeleenheid. Als de continue bewaking
dezelfde fout constateert tijdens de volgende aandrijfcyclus, wordt er een DTC
vastgelegd en gaat de MI branden.
16
Scanfunctie - EOBD
Systeemregeling
Onderdelen op het voertuig kunnen worden in- en uitgeschakeld of worden gepulst
om de werking ervan te testen. Deze tests zijn fabrikantspecifiek en worden
momenteel zelden ondersteund in controllers.
Voertuiginformatie
Er wordt informatie weergegeven die betrekking heeft op het voertuig. Dit kan de
VIN zijn of de versienummers van de controllers, enz., maar wordt niet door alle
voertuigen ondersteund.
OBD-status
Geeft aan of de controller al dan niet OBD-eisen ondersteunt. Niet alle voertuigen
ondersteunen dit.
Systeemgereedheid
Als het contact wordt ingeschakeld voeren de regeleenheden van het voertuig een
aantal tests op het systeem (systeemgereedheidstest) uit. Als niet aan de juiste
voorwaarden wordt voldaan voor het uitvoeren van de test door de controller, bijv.
als de motor te koud is, wordt de status "Niet klaar" gerapporteerd. De gereedheid
van de teststatus wordt ook gegeven voor inspectie, nadat de communicaties zijn
opgezet. Deze kunnen worden beoordeeld of worden genegeerd tot later.
De servicetool staat de gebruiker toe om continu de status van de
systeemgereedheidtests af te lezen, dus of de test wel of niet wordt ondersteund,
nog niet klaar is of voltooid is. Deze status kan de monteur helpen om een reparatie
te controleren, omdat zij kunnen controleren of de gereedheidstests die een DTC
hebben gegenereerd al voltooid zijn. Via het volgende submenu kan de gebruiker de
resultaten op twee manieren weergeven.
SYSTEEMGEREEDHEID
1.
2.
Tonen als lijst
Op één scherm
De optie "Tonen als lijst" geeft de gebruiker de beschikking over de opties "DTC's
Ltst gewist" en "Huidige rijcyc". De optie 'DTC's ltst gewist' treft u normaliter aan op
alle EOBD-voertuigen en geeft de status weer vanaf het moment dat de laatste
DTC's zijn gewist. Deze status is echter niet geldig voor de huidige rijcyclus. De
optie 'Huidige rijcyc' geeft de status van de tests aan voor de huidige rijcyclus, maar
deze optie wordt momenteel zelden ondersteund op voertuigen.
De optie "Op één scherm" geeft een verkorte tekstversie weer van de status van alle
tests vanaf "DTC's ltst gewist".
In beide gevallen ververst de servicetool continu de weergegevenstatus van iedere
test.
17
Scanfunctie - EOBD
Testerinstelling
Hiermee kan de gebruiker de units selecteren die worden weergegeven in Live Data
en Stilstaandbeeld, hetzij in metrische of Engelse maten. Ook kan de gebruiker
kiezen uit een verkorte tekst of volledige zinsdelen. Voor meer informatie, zie
‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 136.
18
FastCheck
Inleiding
FastCheck
De 'FastCheck'-functies zorgen ervoor dat de servicetool met andere
regeleenheden op het voertuig kan communiceren.
Met behulp van de EOBD (J1962) diagnose-aansluiting van het voertuig of met een
systeemspecifieke aansluiting, kunt u het apparaat aansluiten op het specifieke
systeem. Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst" om de correcte kabel te bepalen.
Remmen
 FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
 FastCheck EPB (Electronic Parking Brake) stelt u in staat iedere foutcode die door
het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan
bovendien worden gebruikt tijdens controles van de remwerking of het
vervangen van de remblokken.
SRS - extra veiligheidssystemen
 FastCheck Airbag stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
Klimaat
 FastCheck Klimaat stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen.
P-Rem
 FastCheck P-Rem stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde
systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Extra functies kunnen beschikbaar
zijn zoals live data, actuatortests, programmeren van onderhoud en verstuivers
afhankelijk van het geselecteerde systeem.
SAS
 FastCheck SAS (Steering Angle Sensor) stelt u in staat iedere foutcode die door
het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan
bovendien worden gebruikt om de stuurhoeksensor te kalibreren.
Service
 Via FastCheck Service kunt u afhankelijk van het voertuig de indicator voor het
olieonderhoudsinterval en de waarschuwingslichten voor onderhoud en controle
resetten.
TPMS (controlesysteem van de banddruk)
 De "TPMS" (Tyre Pressure Monitoring System)-functie kan worden gebruikt om
de TPMS-ventielen van de autobanden te herprogrammeren naar de
controlmodule.
19
FastCheck
Veiligheidsinstructies
Waarschuwing: Algemene veiligheid
 Alle werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van open vuur en warmtebronnen.
 Zorg er voor dat het voertuig stationair draait en de handrem (parkeerrem)
is aangetrokken, voordat u onderhoudswerkzaamheden en/of diagnose
werkzaamheden gaat uitvoeren.
Waarschuwing: Veiligheid airconditioning
 Voer alleen onderhoudswerkzaamheden uit als u bekend bent met het
systeem van het voertuig en de testapparatuur.
 Het koelmiddel voor de airconditioning is een gevaarlijke vloeistof, als hier
niet zorgvuldig en correct mee wordt gewerkt, kan dit tot ernstige
verwondingen leiden. Als u werkzaamheden uitvoert aan het
airconditioningsysteem dient u geschikte beschermende kleding te dragen,
zoals gezichtsbescherming, hittebestendige handschoenen, rubberen
laarzen en rubberen waterdichte overalls.
 Gevaar voor verstikking, gasvormig koelmiddel is zwaarder dan lucht en
wordt verzameld in de smeerputten of afgesloten ruimtes. Dus verzamel
eerst al het koelmiddel van een beschadigd systeem, voordat u begint met
het uitvoeren van werkzaamheden.
Waarschuwing: Veiligheid airbag
 Alle werkzaamheden op voertuiggebonden systemen, dienen te worden
uitgevoerd door opgeleid personeel. Installeer NOOIT accessoires in de
buurt van een bestuurders-, passagiers- of zijairbag.
 Houd u aan de instructies van de fabrikant op het gebied van veiligheid en
het gebruik en de installatie van onderdelen.
 Airbags worden ingedeeld in de categorie explosieve apparaten en zijn
onderhevig aan wettelijke bepalingen en regels. Dit betreft tevens opslag
en vervoer.
 Berg verwijderde airbags ALTIJD op in een veilige ruimte, uit de buurt van
andere gevaarlijke materialen en stoffen.
 Maak geen bedrading los of sluit deze aan als het contact staat
ingeschakeld. Zet de contactschakelaar ALTIJD in de stand 'UIT' en geef het
systeem minstens 1 minuut de kans om te ontladen.
 Stel systeemonderdelen NOOIT bloot aan temperaturen boven de 80 °C.
 Gebruik ALLEEN goedgekeurde diagnosetesters om fouten te
diagnosticeren. Gebruik NOOIT geen multimeters of testlampen enz.
 Schakel ALTIJD eerst alle airbags uit en de veiligheidsgordelspanners,
voordat u een multimeter gebruikt om de bedrading door te meten
(controleren).
20
FastCheck
Waarschuwing: Veiligheid elektronische parkeerrem (EPB)
 Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de
werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren.
 Het elektronische parkeerremregelsysteem moet uitgeschakeld zijn,
voordat u onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan
het remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden
uitgevoerd.
 Voer alleen onderhoudswerkzaamheden uit als het voertuig stilstaat en op
een horizontale ondergrond staat.
 Zorg ervoor dat het elektronische parkeerremregelsysteem weer is
ingeschakeld, nadat u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd.
OPMERKING: TRW accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor enig ongeluk
of letsel tengevolge van onderhoud aan het elektronische parkeerremsysteem.
21
FastCheck
FastCheck ABS
Belangrijke informatie
Voertuigen van Mercedes met Sensotronic remregelsysteem
 Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de
werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren.
 Het Sensotronic remregelsysteem moet uitgeschakeld zijn voordat u
onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan het
remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden uitgevoerd.
 Begin pas met het uitvoeren van de werkzaamheden als het systeem is
uitgeschakeld. Na het uitschakelen, moet er een waarschuwingsbericht
verschijnen op het instrumentenpaneel en is er een geluidssignaal te horen tot
het systeem opnieuw is ingeschakeld. Als er geen waarschuwingssignalen
worden afgegeven, moet u er van uitgaan dat het systeem niet volledig is
uitgeschakeld en dient u NIET te starten met het uitvoeren van de
onderhoudswerkzaamheden.
 Zorg er voor dat het Sensotronic remregelsysteem weer is ingeschakeld, nadat
u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd.
OPMERKING: De fabrikant van de servicetool accepteert geen enkele
verantwoordelijkheid voor eventuele ongelukken of letselschade die voortvloeien
uit onderhoudswerkzaamheden aan het Sensotronic remregelsysteem.
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting
en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
GM Opel/Vauxhall - Corsa D
GM Opel/Vauxhall - Signum
GM Opel/Vauxhall - Vectra C
GM Opel/Vauxhall - Zafira B
22
FastCheck
F
E
D
C
B
A
G
L
5
H
K
6
7
8
I
4
9
J
3
10
11
2
1
12
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimat
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck ABS" te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
23
FastCheck
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het
specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met
behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie
te bevestigen.
DTC's lezen
Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en
om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de
verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
DTC's lezen
Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven
waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit
vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd
overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
DTC 1 - 38 Hoog circuitsignaal
rechter
Hoog circuitsignaal{ }
Een typische DTC-code
Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. In dit
voorbeeld is de weergegeven fout DTC-nummer 38 - Circuitsignaal rechter
lagedruksensor hoog of open circuit. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet
meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit
betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden
gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen.
Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient
u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken.
Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en
de toets in te drukken.
24
FastCheck
Codes wissen
Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u
deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het
weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd.
Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren.
Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren.
OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s),
anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog
steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt
opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart.
BMW/MINI-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
25
FastCheck
FastCheck Airbag
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
F
E
G
5
H
6
7
8
D
I
4
9
C
J
3
10
11
B
A
L
K
2
1
12
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
Alfa-Romeo MiTo
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
GM Opel/Vauxhall - Corsa D
GM Opel/Vauxhall - Signum
GM Opel/Vauxhall - Vectra C
GM Opel/Vauxhall - Zafira B
Fiat 500
Fiat Grande Punto (05)
Ford Ka II
26
FastCheck
Volvo S40 (04-06)
Volvo V50 (03-08)
Volvo S60 (01-05)
Volvo V70 (00-07)
Volvo XC70 (00-06)
Volvo S80 (99-06)
Volvo XC90 (02-06)
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimat
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Airbag" te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het
specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met
behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie
te bevestigen.
27
FastCheck
DTC's lezen
Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en
om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de
verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
DTC's lezen
Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven
waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit
vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd
overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. Als de
beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt
rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de
en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving
te lezen.
Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient
u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken.
Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en
de toets in te drukken.
Codes wissen
Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u
deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het
weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd.
Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren.
BMW-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
Sommige BMW-voertuigen zijn uitgerust met meerdere airbagsystemen, een voor
iedere airbag aangebracht op het voertuig.
28
FastCheck
Toepasbare voertuigen:
 BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
 BMW 5 serie (E60/E61)
 BMW 6 serie (E63/E64)
 BMW 7 serie (E65)
 BMW Z4 (E85)
Als de optie DTC's lezen of Wis DTC's wordt geselecteerd en een
meervoudigairbagsysteem is gedetecteerd, wordt er een menu weergegeven
waarin een lijst met airbagsystemen die op het voertuig zijn aangebracht is
opgenomen.Gebruik de en toetsen om het gewenste systeem uit het
weergegeven menu te selecteren. Druk op de toets om het gewenste systeem
te selecteren om de opties DTC's lezen of DTC's wissen uit te voeren. Druk op de
toets als het systeemmenu wordt weergegeven om terug te keren naar het
menu DTC's lezen en DTC's wissen.
Alle ECU's airbag
Als de optie Alle ECU's airbag is geselecteerd zal de functie DTC's lezen of DTC's
wissen worden uitgevoerd op ALLE gedetecteerde airbagsystemen in het voertuig.
MINI-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
Ford Galaxy (2006 -), Mondeo (2007-), S-Max (2006-), Transit (2006-)
Botsing reset
Deze optie is nodig op voertugien waar airbags werden gebruikt na een botsing. De
routine wist de botsingsvlag in de regeleenheid carrosserie om de normale werking
te activeren na herstel van het voertuig en installatie van een nieuwe airbag.
Land Rover Freelander 2 (2007-)
Beperkingen op toegang/afsluiten constructiemodus
Deze functie kan worden gebruikt om het Airbag/Restraint-systeem in
constructiemodus te plaatsen, om veilig onderhoud en herstellingen uit te voeren
zonder risico op airbag- of voorspannerdetonatie. Als het werk is voltooid op het
systeem, kan het Airbag/Restraints-systeem uit de constructiemodus worden
gebracht om de normale werking te activeren.
29
FastCheck
Botsing reset
Deze optie is nodig op voertugien waar airbags werden gebruikt na een botsing. De
routine wist de botsingsvlag in de regeleenheid carrosserie om de normale werking
te activeren na herstel van het voertuig en installatie van een nieuwe airbag.
Renault voertuigen
Selecteer het airbagsysteem en vervolgens de 12-pins of 16-pins aansluiting
overeenkomstig welke aansluiting van het voertuig wordt getest. Volg daarna de
instructies op het scherm.
De volgende functies zijn beschikbaar voor ieder airbagsysteem:
1. DTC's lezen: Geeft alle diagnostische foutcodes weer die verband houden met
het airbagsysteem
2. Codes wissen: Wist alle fouten uit het airbagsysteem.
3. Renault bestuurders- en/of passagiersairbag in- of uitschakelen:
Met de uitschakeloptie in het CM-menu kan de bestuurdersairbag worden
uitgeschakeld, om te voorkomen dat de airbag per ongeluk wordt geactiveerd
tijdens werkzaamheden in de auto.
Met de inschakeloptie in het CM-menu kan de bestuurdersairbag worden
ingeschakeld.
Met de menu-optie passagiersairbag uitschakelen kan de passagiersairbag worden
uitgeschakeld, om te voorkomen dat de airbag per ongeluk wordt geactiveerd
tijdens werkzaamheden in de auto.
Met de menu-optie passagiersairbag inschakelen kan de passagiersairbag worden
ingeschakeld.
OPMERKING: Niet alle voertuigen zijn uitgerust met een passagiersairbag.
Sommige voertuigen die uitgerust zijn met een passagiersairbag kunnen niet met
behulp van een diagnose-tool worden in- en uitgeschakeld (voor deze airbags heeft
u een sleutel nodig om de vergrendeling in of uit te schakelen, waarbij de
vergrendeling zich bevindt naast de passagiersairbag).
Meldingsmethoden voor een uitgeschakelde airbag
Methode 1 - Foutcode aanwezig:
Als de gebruiker, nadat een airbag is uitgeschakeld, de diagnosecodes van de airbag
leest, zullen sommige modellen de foutcode "Airbag uitgeschakeld" weergeven. Na
het inschakelen van de airbag verschijnt deze foutcode niet. Dit kan worden
bevestigd door opnieuw de diagnosecodes te lezen.
Methode 2 - Airbag MIL blijft ingeschakeld:
Nadat een airbag is uitgeschakeld, blijft de storingsindicator van de airbag op het
dashboard branden. Als de airbag is ingeschakeld wordt de MIL uitgeschakeld.
30
FastCheck
Methode 3 - Airbag MIL knippert enkele seconden, als het contact wordt
ingeschakeld:
Nadat een airbag is uitgeschakeld en het contact is ingeschakeld, knippert de
storingsindicator van de airbag enkele seconden op het display van het dashboard.
Als de airbag is ingeschakeld wordt de MIL uitgeschakeld.
31
FastCheck
FastCheck Klimaat
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
Alfa-Romeo MiTo
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
GM Opel/Vauxhall - Corsa D
GM Opel/Vauxhall - Signum
GM Opel/Vauxhall - Vectra C
GM Opel/Vauxhall - Zafira B
Fiat 500
Fiat Grande Punto (05)
Ford Ka II
32
FastCheck
Volvo S40/V40 (01-06)
Volvo V50 (03-08)
Volvo S60 (01-05)
Volvo V70 (99-07)
Volvo XC70 (00-06)
Volvo S80 (99-06)
Volvo XC90 (02-06)
Volvo S70 (99-00)
Volvo C70 Convertible/Coupe (99-05)
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimat
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de applicatie "FastCheck Climate"' te selecteren en
druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar
het vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het
specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met
behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie
te bevestigen.
33
FastCheck
DTC's lezen
Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en
om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de
verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
DTC's lezen
Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven
waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit
vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd
overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. Als de
beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt
rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de
en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving
te lezen.
Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient
u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken.
Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en
de toets in te drukken.
Codes wissen
Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u
deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het
weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd.
Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren.
Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren.
OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s),
anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog
steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt
opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart.
BMW/MINI-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
34
FastCheck
FastCheck P-Rem
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimat
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Climate"' te selecteren en
druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar
het vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het
specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met
behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie
te bevestigen.
Selecteer met behulp van de en
om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de
verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
35
FastCheck
Fabrikant toepassingen - EMS
Algemeen
Zoals bij alle applicaties worden de en toetsen gebruikt om de gewenste optie
selecteren en de toets om de selectie te bevestigen.
De meeste applicaties van de fabrikant volgen dezelfde of vergelijkbare procedures.
Bepaalde applicaties van de fabrikant vereisen extra informatie. In de volgende
onderwerpen is de extra informatie opgenomen die vereist is om deze applicaties
te ondersteunen.
Audi, Seat, Skoda en Volkswagen actuele gegevens (VAG Mode 8)
Voor alle systemen kan de live data (actuele gegevens) worden weergegeven door
de juiste datagroep voor het te testen voertuig te selecteren (zie de hierboven
staande datagroepcodes). Om de live data (actuele gegevens) weer te geven, dient
u in het 'Systeemmenu' de optie systeem te selecteren en de instructies op het
scherm te volgen.
Terwijl u een displaygroep met live data bekijkt, kunt u met behulp van de toets
of een andere displaygroep openen. De beschrijving voor ieder weergegeven live
data-onderdeel, kan worden weergegeven door de toets in te drukken.
36
FastCheck
Tips over het gebruik van de basisinstellingen en aanpassingsfunctie
Bij het vervangen van een voertuigsensor, kunnen de basisinstellingen worden
gebruikt om de ECU in staat te stellen snel de bedrijfsmodi opnieuw in te leren van
de nieuwe sensor, in plaats van het inleren van de bedrijfsmodi na verloop van tijd.
Dit wordt gerealiseerd door het selecteren van displaygroep 0 of de displaygroep
waarin de gemeten waarde van de sensor verschijnt.
Bij het vervangen van een voertuig ECM met een bestaand (gebruikte) ECM, kan de
aanpassingsfunctie gebruikt worden om alle vorige geleerde waarden te wissen en
terug te keren naar de ECU van de standaardinstellingen; dit geeft de ECM de kans
om de bedrijfsmodi van de bevestigde sensoren opnieuw te leren. Dit wordt
gerealiseerd door het selecteren van aanpassingskanaal 0 en volg vervolgens de
instructies op het scherm.
Actuators (VAG modus 3)
Met deze functie kunnen onderdelen worden geactiveerd (injectors,
solenoïdekleppen, relais enz.) in de door de ECM (elektronische regeleenheid)
bepaalde volgorde. De monteur kan deze functie gebruiken voor het testen van het
elektrische circuit van beschikbare actuators of om te onderzoeken waar de fouten
liggen wanneer een actuator niet functioneert.
Om er voor te zorgen dat de actuatorfunctie correct wordt uitgevoerd, moet het
contact worden ingeschakeld terwijl de motor UIT staat. Als er een aandrijving is
vereist voor de ENG Electronics 1, 2 of 3, dan dient de motortemperatuur minimaal
80 °C te zijn om er voor te zorgen dat alle injectors worden geactiveerd. Voor iedere
actuator zal het activeringsproces ca. 1 minuut draaien, tenzij het testproces
doorgaat naar de volgende actuator door op de toets met het vinkje te drukken
om dit te accepteren.
Voorafgaande eisen
1. Contact ingeschakeld, motor uit.
2. Motortemperatuur minimaal 80 °C (176 °F). (Indien van toepassing)
3. De ECM (elektronische regeleenheid) werkt onjuist.
4. Het vereiste kanaal is beschikbaar.
37
FastCheck
Bezig met testen actuator
1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig.
2. Selecteer in het SYSTEEMMENU het specifieke systeem (bijv. ENG Electronics
1) en wacht op het diagnosebericht.
3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'Actuators' en volg de aanwijzingen
op het scherm.
4. Nadat de eerste actuator is geactiveerd, zal de identificatie van de actuator op
het display van de scantool worden weergegeven.
5. Druk op de toets , om de volgende actuator te activeren, in de vooraf
bepaalde volgorde.
6. Als de laatste actuator van de reeks is geactiveerd, zal de scantool "EINDE"
weergeven.
7. Als het activeringsproces moet worden herhaald, dan moet de motor worden
gestart, zodat de ECM een motortoerental detecteert van meer dan 300 tpm.
OPMERKING: De Actuatorfunctie kan op alle ECM's worden uitgevoerd waaraan
actuators zijn toegevoegd. Tijdens het activeringsproces zal de elektrische
brandstofpomp permanent draaien. Voor iedere ECM is de volgorde en de duur van
iedere activering vooraf door de ECM bepaald.
Basisinstellingen (VAG modus 4)
Met deze functie kan de monteur de basis/ingeleerde waarden met betrekking tot
de ontstekingstiming, het stationair toerental, het mengsel, enz. bekijken en
veranderen. De functie Basisinstellingen kan ook worden gebruikt om ervoor te
zorgen dat de ECM de bedrijfsmodi van de motor in korte tijd kan aanpassen of
opnieuw kan inleren.
Op basis van de motorcode hebben sommige ECM's geen voorzieningen voor het
aanpassen van de basisinstellingen met behulp van een diagnose-tool. Voor deze
ECM's zijn de operationele parameters vooraf in de ECM opgeslagen en deze
worden aangepast als de operationele voorwaarden van de motor veranderen.
Als de ingeleerde waarden worden gewist, zal de ECM terugkeren naar de
standaardwaarden voor elk van de operationele parameters, die mogelijk niet
aansluiten op de huidige operationele status. Dit kan leiden tot een tijdelijke slechte
prestatie van de motor. Als de motor gedurende een lange periode draait, zal de
ECM de motor bijwerken met nieuwe waarden. Door gebruik te maken van een
diagnose-tool kan men zorgen dat de ECM de motor binnen enkele minuten
aanpast.
38
FastCheck
Voorafgaande eisen
1. Voertuig staat stil. Handrem/parkeerrem aan.
2. Motor draait stationair.
3. Gaspedaal los.
4. Storingsgeheugen moet worden gewist.
5. Alle elektrische energieverbruikers uitgeschakeld. (Koelventilator mag niet
draaien tijdens basisinstellingen).
6. Airconditioningssysteem moet uitgeschakeld zijn.
7. Motortemperatuur minimaal 80 °C (176 °F).
Na initiëren basisinstellingen
Na het initiëren van de basisinstellingen zal de scantool:
1. De A/C-compressor uitschakelen.
2. Het regelsysteem voor benzinedampemissie (EVAP) uitschakelen.
3. Stationair toerental stabiliseren.
4. Ontstekingssnelheid stabiliseren.
Basisinstellingen uitvoeren
1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig.
2. Selecteer in het SYSTEEMMENU de optie 'ENG Electronics'1 en wacht op het
diagnosebericht.
3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'DTC's lezen' en wis eventueel
aanwezige foutcodes.
4. Keer terug naar het FUNCTIEMENU, selecteer de optie 'Basisinstellingen' en
voer displaygroep 0 in. Druk op de toets met het vinkje om de opgeslagen
datawaarden weer te geven.
5. Verhoog gedurende 5 seconden met behulp van het gaspedaal het
motortoerental tot net boven het stationaire toerental en laat de motor daarna
2 - 3 minuten stationair draaien.
6. Controleer het display van de scantool, om er voor te zorgen dat de waarden
binnen de op de motorcode gebaseerde specificaties van het voertuig liggen.
Als de weergegeven data binnen de specificatie liggen en de koelventilator tijdens
de test niet heeft gedraaid, zijn de basisinstellingen voltooid. Als de weergegeven
data buiten het bereik vallen, corrigeer dan de fout en start het proces nogmaals.
39
FastCheck
Hercodering (VAG modus 7)
Op voorwaarde dat een module gehercodeerd kan worden, is het mogelijk een
vervangingsregeleenheid te coderen of een voorafgaande onjuist opgeslagen
codering te veranderen. De codering is opgeslagen als 7-bit (0000000 - 1048575) of
5-bit (00000 - 32767). Nieuwe codenummers kunnen worden ingevoerd via de
scantool.
Als de scantool een gegevensverbinding met een module tot stand heeft gebracht,
evalueert de scantool de codering van de module. Afhankelijk van het gebruikte
protocol, KeyWord 1281, KeyWord 2000 of CAN, geeft de module aan of deze
gehercodeerd kan worden. Het identificatieprotocol KeyWord 1281 geeft de P-M-C
weer en de Work Shop Code (WSC) 00000 als hercodering niet wordt ondersteund.
KeyWord 2000- of CAN-protocollen geven het bericht 'Functie niet ondersteund'
weer als hercodering niet mogelijk is.
Als hercodering wordt ondersteund, worden de on-screen-instructies
weergegeven, om de gebruiker te begeleiden bij het hercoderingsproces. De
scantool herkent 20- of 15-bitscoderingen en past overeenkomstig de invoereisen
aan.
Waarschuwing: Voordat u een module hercodeert, moet u het originele
codenummer registreren in het geval het nieuwe codenummer niet wordt
geaccepteerd.
Ter illustratie: een regeleenheid van het instrumentenpaneel heeft code 01402, die
de volgende betekenis heeft:
 01 - Slijtagesensor remblok - waarschuwing actief
 4 - VK 24-uur klok en kilometerteller in mijlen voor groep (2000+)
 3 - Geen onderhoudsinterval (alleen voor 2002+ modellen)
 1 - Afstandsimpulsnummer (k-waarde)
Elektronische regeleenheid hercoderen
Voorafgaande eisen
1. Contact ingeschakeld, motor uit
2. Elektronische regeleenheid ondersteunt hercodering
3. Scantool
40
FastCheck
Hercoderingsprocedure
1. Sluit de scantool aan op de aansluiting voor de gegevensverbinding van het
voertuig.
2. Selecteer in het 'Systeemmenu' de desbetreffende regeleenheid en wacht tot
de gegevensverbinding tot stand komt.
3. Selecteer in het 'Functiemenu' de optie 'Hercodering' en volg de on-screeninstructies.
OPMERKING: Het KeyWord 1281 protocol bestaat uit 5 cijfers, inclusief de
eerste nullen. Het KeyWord 2000- en CAN-protocol bestaat uit 7 cijfers,
inclusief de eerste nullen.
4. Zorg er voor dat de correcte nummerreeks is ingevoerd en als de module deze
accepteert geeft het display de nieuwe code weer. Als de code echter niet juist
is wordt de originele code vastgehouden en verschijnt er een foutbericht.
OPMERKING: Er geldt geen beperking voor het aantal toegestane pogingen om een
module te hercoderen.
De originele code is opgeslagen in de modulegegevens en wordt weergegeven op
de scantool als er een gegevensverbinding tot stand komt.
Waarschuwing: De originele code kan alleen worden teruggehaald, door de
code opnieuw in te voeren volgens de hierboven staande procedure.
Aanpassing (VAG modus 10)
Met deze functie kunnen niet alleen de onderhoudsintervallen worden gereset,
maar ook bepaalde waarden en instellingen in de regeleenheden die deze
ondersteunen, zoals ijkwaarden, mengselbijregelingen, enz. De aanpassing wordt
uitgevoerd door het selecteren van een kanaalnummer. Er zijn drie stappen voor het
veranderen van de aanpassingswaarden:
1. Aanpassing aflezen
2. Aanpassing testen
3. Aanpassing opslaan
Aanpassing aflezen
Bij het aflezen van een aanpassing worden aanpassingsdata weergegeven en
afgelezen uit een geselecteerd kanaal voor ECM-aanpassing. Als een
kanaalnummer is geselecteerd door de monteur en de toets is ingedrukt, zal de
ECM (elektronische regeleenheid) reageren met de huidige waarde die in dat kanaal
is opgeslagen
41
FastCheck
Aanpassing testen
Door het testen van de aanpassing kan de nieuw ingevoerde aanpassingswaarde op
de motor worden getest, om zo de juiste instelling voor de vereiste geldende
voorwaarde te bereiken. Als de nieuwe aanpassingswaarde is ingevoerd en de toets
is ingedrukt, slaat de ECM deze waarde tijdelijk op. Als een gemeten waardeblok
aan het kanaal wordt toegewezen, wordt deze weergegeven.
Aanpassing opslaan
Door de aanpassing op te slaan kan de nieuwe aanpassingswaarde worden
opgeslagen in het geselecteerde kanaal. Als de monteur besluit de nieuwe
aanpassingswaarde permanent in de ECM (elektronische regeleenheid) op te slaan,
wordt na het indrukken van de toets de nieuwe waarde opgeslagen in het kanaal
en door de motor gebruikt.
Voorafgaande eisen
1. Contact ingeschakeld, motor uit.
2. De ECM (elektronische regeleenheid) werkt onjuist.
3. Het vereiste kanaal is beschikbaar.
Aanpassing wordt getest
1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig.
2. Selecteer in het SYSTEEMMENU de vereiste ECM [de selectie moet
gebaseerd zijn op het soort aanpassing dat moet worden uitgevoerd), volg de
aanwijzingen op het scherm en wacht op het diagnosebericht.
3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'Aanpassing' en vervolgens de optie
'Handm. Reset' (indien van toepassing). Voer het kanaalnummer in en volg de
aanwijzingen op het scherm.
4. Als een gemeten waardeblok is toegewezen aan het kanaal, zal de scantool de
gemeten waarde weergeven als u op de pijl drukt.
5. Als de monteur de huidige waarde moet veranderen, kan de monteur door het
indrukken van de toets de gegevens invoeren in een 5-cijferig formaat. Als
bijvoorbeeld nummer 15 moet worden ingevoerd, moet de monteur 00015
invoeren met behulp van de , en toets, daar waar nodig.
6. Nadat de nieuwe waarde is getest, kan de monteur de nieuwe waarde opslaan
door het indrukken van de toets.
7. De scantool zal dan de nieuwe waarde weergeven die in het geselecteerde
kanaal is opgeslagen.
8. Als de monteur alle ingeleerde waarden moet wissen om terug te keren naar
de oorspronkelijke waarden, moet kanaalnummer '0' worden ingevoerd als daar
om wordt gevraagd.
42
FastCheck
OPMERKING: De functie Aanpassing moet worden gebruikt door monteurs die
bekend zijn met de gevolgen van het veranderen van de oorspronkelijke/ingeleerde
waarden voor de werking van de motor.
Inloggen op de elektronische regeleenheid (VAG modus11)
Bij sommige elektronische regeleenheden moet eerst een geldige inlogcode
worden ingevoerd, voordat er handelingen kunnen worden uitgevoerd zoals
hercodering, aanpassingswaarden, cruise control codering, A/C enz.
Iedere regeleenheid van het voertuig heeft een unieke inlogcode, die opgeslagen is
in de 'Reparatiehandleiding van het voertuig' of verkregen kan worden via een VAGdealer. De inlogcode is een nummer dat uit 5 cijfers bestaat tussen de 0 en65535
en ingevoerd wordt via de scantool. Als de inlogcode is geaccepteerd wordt het
bericht 'Code Geaccepteerd' weergegeven. Als de inlogcode echter niet juist is is
de reactie afhankelijk van het protocol:
 KeyWord 1281 - De verbinding tussen de scantool en de module is verbroken en
het bericht "Login verloren - Controleer ingevoerde code en probeer opnieuw."
(de regeleenheid moet worden gereset door het contact uit te schakelen en
vervolgens weer in te schakelen) wordt weergegeven.
 KeyWord 2000 & CAN - een foutbericht wordt weergegeven en de verbinding
blijft gehandhaafd
Inloggen op een elektronische regeleenheid
Voorafgaande eisen
1. Contact ingeschakeld, motor uit
2. Elektronische regeleenheid ondersteunt inloggen
3. Scantool
Inlogprocedure
1. Sluit de scantool aan op de aansluiting voor de gegevensverbinding van het
voertuig.
2. Selecteer in het 'Systeemmenu' de desbetreffende elektronische
regeleenheid.
3. Selecteer in het 'Functiemenu' de optie 'Inloggen op elektronische
regeleenheid'.
4. Volg de instructies op het scherm en voer de inlogcode in, inclusief de
eventuele eerste nullen.
5. Als de code wordt geaccepteerd wordt het bericht 'Code Geaccepteerd'
weergegeven. Als de code echter niet wordt geaccepteerd wordt er een
foutbericht weergegeven.
43
FastCheck
OPMERKING: Er geldt geen beperking voor het aantal pogingen om de inlogcode in
te voeren, echter bij sommige elektronische regeleenheden kan de
gegevensverbinding worden verbroken, hierdoor moet het contact ongeveer 2
minuten worden uitgeschakeld voordat er weer een verbinding totstand gebracht
kan worden.
BMW
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
De diagnose-aansluiting van het voertuig (20-pins ronde aansluiting) bevindt zich
altijd in het motorcompartiment. Als het voertuig is uitgerust met een J1962
diagnose-aansluiting, bevindt deze zich gewoonlijk achter de beschermkap in de
voetenruimte van de bestuurder.
OPMERKING: Als het geteste BMW-voertuig zowel over een ronde (20 pins)
diagnose-aansluiting beschikt als over een J1962 (16 pins) aansluiting, moet altijd de
ronde aansluiting worden gebruikt om toegang te krijgen tot informatie via de BMWapplicatie. De J1962-aansluiting moet worden gebruikt om toegang te krijgen tot
gegevens via de EOBD-applicatie (zorg er voor dat de kap wordt bevestigd op de 20pins aansluiting. Als de kap niet wordt bevestigd, zal de J1962 aansluiting niet
correct werken.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
44
FastCheck
Citroen en Peugeot
Roetfilter (FAP)
PSA was de eerste voertuigfabrikant die het roetemissiefilter (PEF of FAP)
introduceerde. Het doel van dit filter is het aanzienlijk reduceren van de emissies van
dieselinjectiemotoren.
Naast de standaardfuncties zoals het lezen en wissen van DTC's en live data
(actuele gegevens) zijn er een aantal configuratiefuncties beschikbaar voor het
roetfilter en de regeleenheid van het additief.
OPMERKING: Standaardfuncties voor de regeleenheid van het additief zoals het
lezen en wissen van fouten, dienen te worden opgeroepen via de optie
"Regeleenheid Additief" in het PSA-hoofdmenu.
Marque
Voertuig
Reeks jaren
Citroën
C5
2000 - 2005
Citroën
C8
2002 - 2005
Peugeot
206
2004 - 2005
Peugeot
307
2001 - 2005
Peugeot
406 / 406 Coupe
1999 - 2004
Peugeot
607
1999 - 2005
Peugeot
807
2002 - 2005
Gangbare fouten en werkzaamheden
Er zijn twee gangbare situaties die optreden met het roetfilter.
Beide situaties zorgen ervoor dat het waarschuwingslampje van het roetfilter gaat
branden of knipperen, om aan te geven dat er een fout met het systeem is.
Telkens als het waarschuwingslampje gaat branden of begint te knipperen is het
raadzaam om de diagnose van de regeleenheid van het additief in te voeren met de
scantool en gebruik te maken van de functie DTC's lezen, om er achter te komen
waarom het lampje brandt. Het is ook raadzaam om de geschikte diagnose van de
regeleenheid van de motor met de scantool in te voeren en de optie DTC's lezen uit
te voeren. De DTC's worden normaliter opgeslagen op zowel de regeleenheid van
het additief als de motor, als er een fout met het filter is. De beschrijvingen van de
DTC's dienen overeen te komen.
1. DTC "Minimum niveau": Als de weergegeven DTC een "Minimum niveau" DTC
is, betekent dit dat het reservoir opnieuw moet worden gevuld of worden
bijgevuld. In dit geval dient de functie Filter en Additief resetten te worden
gebruikt (zie hieronder).
2. DTC "Filter verstopt" of "Filter geblokkeerd": Als de weergegeven DTC een
"Filter verstopt" of "Filter geblokkeerd" DTC is, betekent dit dat de levensduur
45
FastCheck
van het filter verstreken is of vuil is en recentelijk niet geregenereerd is. In dit
geval dient de monteur een regeneratiefunctie uit te voeren met behulp van de
diagnose van de regeleenheid van de motor op de scantool (zie hieronder). Als
de regeneratiefunctie niet succesvol is of de DTC nog steeds aanwezig is na
een regeneratie, moet het filter worden vervangen (gebruik hiervoor de
onderstaande functie Filter en/of Additief resetten).
3. In de situatie waar beide DTC's "Minimum niveau" en "Filter geblokkeerd of
verstopt" aanwezig zijn, dient het filter en het additief te worden vervangen. De
functie Filter en Additief resetten dient dan te worden uitgevoerd (zie
hieronder).
Regeneratie
De regeneratie wordt geregeld door het EMS-systeem. Door het selecteren van de
EMS en het juiste systeem, krijgt u toegang tot deze functie.
De regeneratiefunctie is bedoeld om de deeltjes die in het filter zitten te verbanden,
om zodoende het filter te reinigen. Dit wordt bereikt door de temperatuur te
verhogen in het filter tot circa 450ºC. Een additief wordt gebruikt om de natuurlijke
verbrandingstemperatuur van de deeltjes te verlagen tot circa 450ºC.
Onder normale rijomstandigheden vindt iedere 400 tot 500 km automatisch een
regeneratie plaats. Echter bij sommige rijomstandigheden, zoals stadsritten, wordt
hierdoor de automatische regeneratie nadelig beïnvloed. In deze gevallen is het
noodzakelijk om met behulp van deze functie een regeneratie te forceren.
Het volgende wordt aanbevolen voor een geforceerde regeneratie:
1. De uitlaat en de directe omgeving hiervan MOETEN schoon zijn.
2. Uitlaatgasafzuiginstallaties mogen NIET worden aangesloten op de uitlaatpijp.
3. Tijdens de regeneratie dient niemand in de buurt van de uitlaatpijp te komen.
4. Voor een succesvolle regeneratie moet de motor draaien en de temperatuur
van de motorkoelvloeistof hoger zijn dan 70°C.
5. De brandstoftank moet minstens ¼ vol zijn.
OPMERKING: De operatie werkt als volgt:
 Start de motor
 Een commando versturen via de scantool
 Wacht 2 minuten
 De ECU verhoogt het motortoerental tot 4000 rpm via na-injectie
 De ECU keert het motortoerental dan voor 30 seconden terug naar stationair
 De ECU verhoogt het motortoerental tot 3000 rpm om een balans te creëren.
Het voertuig moet in goede staat zijn (olieniveau/kwaliteit, kettingspanning/
kwaliteit) want anders kan dit tot schade leiden als de Regeneratiefunctie
wordt uitgevoerd.
46
FastCheck
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
De monteur dient na een regeneratie de functie DTC's wissen toe te passen
gevolgd door de functie DTC's lezen, om de validiteit van het proces te controleren.
In sommige gevallen kan het filter al voor de regeneratie beschadigd zijn. Als na een
regeneratie de DTC "Filter geblokkeerd" of "Filter verstopt" wordt weergegeven,
betekent dit dat het filter het einde van zijn levensduur heeft bereikt en vervangen
moet worden (gebruik voor deze handeling de onderstaande functie Additief
resetten).
OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan
afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset.
Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool
opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren.
Filter en Additief (Reservoir) resetten
Via de optie "Regeleenheid additief" krijgt u toegang tot de reset-functie.
Er zijn twee varianten van de Additief-ECU:
1. ADDITIF_FAP
2. ADDGO2
De scantool identificeert automatisch welke variant past voor het voertuig door het
ECU-onderdeelnummer te lezen. Als de scantool het onderdeelnummer niet kent,
wordt de monteur gevraagd om de correcte ECU te selecteren.
Als een algemene handleiding gebruiken de FAP-systemen ADDITIF_FAP (19992002) en de latere FAP-systemen ADDGO2 (vanaf 2002).
ADDITIF_FAP (1999 – 2002)
Er bestaat een optie in het menu Reset die zowel een reset van het Filter en de
Additief (reservoir) uitvoert.
FILTER RESETTEN:
Deze functie wordt gebruikt als de hoeveelheid additief in het reservoir onder een
vooraf ingesteld minimum niveau komt. De functie kan ook worden gebruikt als het
roetfilter is vervangen (dit komt normaliter overeen met het bijvullen van het
reservoir). Als het filter vervangen moet worden, dient dit te gebeuren voor het
uitvoeren van deze functie en indien van toepassing voor het uitvoeren van het
vervangen van het additief. Er worden twee types additieven gebruikt in deze
systemen. DPX42 is het origineel gebruikte additief. Een volle tank van DPX42 is
goed voor 80.000 km. EOLYS176 is een nieuwer additief. Een volle tank van
EOLYS176 is goed voor ongeveer 120.000 km. Als het additief het minimale niveau
heeft bereikt, begint het waarschuwingslampje van het roetfilter op het dashboard
van het voertuig te knipperen, om de bestuurder te informeren dat het additief tot
47
FastCheck
aan de bovenrand moet worden bijgevuld. Er wordt ook een foutcode (DTC)
opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het additief.
Als het roetfilter moet worden vervangen gaat het waarschuwingslampje van het
roetfilter knippen op het dashboard van het voertuig.
Er wordt ook een foutcode (DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en
de regeleenheid van het additief, waarbij het probleem gewoonlijk wordt
beschreven als 'Filter verstopt' of 'Filter geblokkeerd'. Soms kan een 'Regeneratie'
(zie hierboven) het filter ontstoppen of deblokkeren. Als dit niet het geval is moet
het filter worden vervangen.
Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur het filter
heeft vervangen en/of het reservoir van het additief tot de rand heeft bijgevuld. Het
additief kan worden gekocht bij de onderdelenafdeling van de fabrikant. Deze
functie reset de waarde "Hoeveelheid additief", die opgeslagen is in de regeleenheid
van het additief en het filter, naar nul. De monteur moet vervolgens de instructies
volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid opnieuw de waarde inleert.
BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren:
1. Schakel het contact uit.
2. Verwijder de diesel tankdop.
3. Wacht 10 seconden.
4. Vervang de diesel tankdop.
5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien.
6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten.
7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet!
8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief.
10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor.
De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als
de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende
uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden,
leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje
van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie
opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden
opgestart.
48
FastCheck
ADDGO2 (vanaf 2002)
Er zijn twee opties in het menu Reset:
RESERVOIR RESETTEN:
Deze functie wordt gebruikt als de hoeveelheid additief in het reservoir onder een
vooraf ingesteld minimum niveau komt. Er worden twee types additieven gebruikt
in deze systemen. DPX42 is het origineel gebruikte additief. Een volle tank van
DPX42 is goed voor 80.000 km. EOLYS176 is een nieuwer additief. Een volle tank
van EOLYS176 is goed voor ongeveer 120.000 km. Als het additief het minimale
niveau heeft bereikt, begint het waarschuwingslampje van het roetfilter op het
dashboard van het voertuig te knipperen, om de bestuurder te informeren dat het
additief tot aan de bovenrand moet worden bijgevuld. Er wordt ook een foutcode
(DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het
additief.
Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur het reservoir
van het additief tot de rand heeft bijgevuld. Het additief kan worden gekocht bij de
onderdelenafdeling van de fabrikant. Deze functie reset de waarde "Hoeveelheid
additief", die opgeslagen is in de regeleenheid van het additief, naar nul. De monteur
moet vervolgens de instructies volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid
opnieuw de waarde inleert.
BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren:
1. Schakel het contact uit.
2. Verwijder de diesel tankdop.
3. Wacht 10 seconden.
4. Vervang de diesel tankdop.
5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien.
6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten.
7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet!
8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief.
10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor.
De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als
de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende
uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden,
leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje
van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie
opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden
opgestart.
49
FastCheck
FILTER RESETTEN:
Deze functie wordt gebruikt als het roetfilter zelf werd vervangen. Als het filter
vervangen moet worden, dient dit te gebeuren voor het uitvoeren van deze functie
en indien van toepassing voor het uitvoeren van het vervangen van het additief. Als
het roetfilter moet worden vervangen gaat het waarschuwingslampje van het
roetfilter knippen op het dashboard van het voertuig. Er wordt ook een foutcode
(DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het
additief, waarbij het probleem gewoonlijk wordt beschreven als 'Filter verstopt' of
'Filter geblokkeerd'. Soms kan een 'Regeneratie' (zie hierboven) het filter
ontstoppen of deblokkeren. Als dit niet het geval is moet het filter worden
vervangen. Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur
het filter heeft vervangen.
Deze functie reset de waarde "Hoeveelheid additief in het filter", die opgeslagen is
in de regeleenheid van het additief, naar nul. De monteur moet vervolgens de
instructies volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid opnieuw de waarde
inleert.
BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren:
1. Schakel het contact uit.
2. Verwijder de diesel tankdop.
3. Wacht 10 seconden.
4. Vervang de diesel tankdop.
5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien.
6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten.
7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet!
8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief.
10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor.
De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als
de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende
uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden,
leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje
van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie
opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden
opgestart.
Waarschuwing: Het additief is schadelijk en contact met de huid van de
monteur dient vermeden te worden.
50
FastCheck
OPMERKING: Het additief wordt nu verkocht als een kit waarin een apparaat zit om
het additief in het reservoir te plaatsen. In sommige kits zit het additief in een plastic
zak, die rechtstreeks in het reservoir geplaatst kan worden.
Type additief
Er worden twee verschillende types additieven gebruikt:
 DPX42
 EOLYS176 (DPX10)
Beide types hebben verschillende eigenschappen. DPX42 is de originele additief die
gebruikt wordt door PSA. Een volle tank van DPX42 is goed voor 80.000 km.
EOLYS176 (DPX10) is een verbeterd additief dat goed is voor circa 120.000 km.
BELANGRIJK: Een voertuig dat DPX42 gebruikt kan niet worden geüpgraded tot
EOLYS176 (DPX10) en visa versa. Deze functie wordt gebruikt als een nieuwe
regeleenheid van het additief in het voertuig is geïnstalleerd. De nieuwe
regeleenheid wordt geprogrammeerd met het type additief dat het voertuig
gebruikt.
Er zijn twee manieren om visueel te bepalen welk type additief is gebruikt. Dit is
afhankelijk van het model.Voor Peugeot 406, Peugeot 607, Peugeot 807, Citroen C5
en Citroen C8:
Controleer de kleur van de kap van het reservoir van het additief.
 De kleur van EOLYS176 (DPX10) is zwart met een groene ring.
 De kleur van DPX42 is zwart met een witte ring.
Voor Peugeot 307 en Peugeot 206:
Controleer de kleur van de click-on-connectors op het reservoir van het additief en
het roetfilter.
 De kleur van EOLYS176 (DPX10) is zwart met een groene ring.
 De kleur van DPX42 is zwart met een witte ring.
BELANGRIJK:
 Gebruik uitsluitend deze twee additieven. Het gebruik van een ander additief
heeft als gevolg dat het systeem defect raakt.
 Gebruik altijd een nieuw en schoon additief. Er bestaat een risico dat een
additiefverstuiver vastloopt als een vuil of oud additief is gebruikt.
 Meng de twee additieven nooit.
 Het is niet mogelijk om visueel onderscheid te maken tussen de twee additieven,
aangezien ze qua uiterlijk identiek zijn.
Waarschuwing: Het additief is schadelijk en contact met de huid van de
monteur dient vermeden te worden.
51
FastCheck
Vervanging regeleenheid
Deze functie verwijst naar de regeleenheid van het additief en kan worden
opgeroepen via de optie "Regeleenheid Additief".
Als een nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd in een voertuig, moet
deze geprogrammeerd worden met de huidige hoeveelheid additief in het reservoir.
Voordat u deze functie gebruikt dient u er voor te zorgen dat:
1. u de aanwezige "hoeveelheid additief" in het reservoir weet. Dit kunt u
realiseren door de waarde af te lezen van de oude regeleenheid van het additief,
terwijl deze nog geïnstalleerd is (gebruik hiervoor de waarde van de live data
(actuele gegevens) van de "Hoeveelheid additief"). Als u de oude regeleenheid
al heeft verwijderd, kunt u deze waarde verkrijgen door het correcte EMSsysteem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust en deze waarde
aflezen van de Live Data (actuele gegevens).
2. De nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd.
De monteur wordt gevraagd om de waarde van de "Hoeveelheid additief" in te
voeren, die vervolgens wordt weggeschreven naar de nieuwe regeleenheid.
Uitwisselbaarheid
Zoals reeds eerder vermeld, is het niet mogelijk om een voertuig te upgraden dat
gebruik maakt van het type additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10).
Het is echter mogelijk een regeleenheid van het additief met bepaling van het type
additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10) te installeren, om een regeleenheid met
typebepaling DPX42 te vervangen, mits de volgende handelingen worden
uitgevoerd:
1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid.
2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op
DPX42.
Als u een regeleenheid voor het additief installeert met bepaling van het type
additief EOLYS176 (DPX10) om een regeleenheid te vervangen met typebepaling
EOLYS176 (DPX10), dienen de volgende handelingen te worden uitgevoerd:
1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid.
2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op
EOLYS176. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te
stellen op EOLYS176.
52
FastCheck
Aanpassingen resetten
Het doel van de functie "Aanpassingen resetten" is het resetten van de
basisinstellingen (naar nul) die opgeslagen zijn in het geheugen van de regeleenheid.
Deze basisinstellingen variëren overeenkomstig de leeftijd van de motor en het doel
ervan is het handhaven van een perfect afgesteld motorsysteem. Na het uitvoeren
van een reset leert de regeleenheid opnieuw de waarden in, hetzij automatisch of
door het uitvoeren van een aantal stappen door de monteur.
De functie moet worden gebruikt als belangrijke componenten zijn vervangen. Als
de basiswaarden niet zijn gereset, zal de motor afslaan of gaan haperen.
Het proces voor resetaanpassingen varieert naargelang de regeleenheid. De
monteur moet mogelijk verschillende stappen uitvoeren om de reset succesvol te
voltooien en de inleerprocedure. Op systemen die een diagnosecommando
vereisen, probeert de scantool de monteur stap voor stap te begeleiden, maar
tengevolge van dalingen van de accuspanning tijdens het tornen van de motor, kan
de scantool worden gereset voordat een procedure is voltooid.
Zie de procedures van de fabrikant voor iedere aparte regeleenheid.
Programmeren verstuiver
Deze functie is beschikbaar op het injectiesysteem van de Bosch EDC15C7, dat
uitgerust is op de volgende voertuigen:
Marque
Model
Cilinderinhoud
Motorcode
Citroën
Relais/Jumper
2.0D
RHV
Citroën
Relais/Jumper
2.2D
4HY
Citroën
Relais/Jumper
2.8D
8140.63
Citroën
Relais/Jumper
2.8D
8140.43S
Peugeot
Boxer
2.0D
RHV
Peugeot
Boxer
2.2D
4HY
Peugeot
Boxer
2.8D
8140.43S
Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver
of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de
regeleenheid van de diesel te programmeren.
Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd
en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de
nieuwe verstuivers.
53
FastCheck
Deze methode geeft iedere verstuiver een classificatie van 1, 2 of 3. De classificatie
heeft betrekking op de werkomstandigheden van de verstuiver. De regeleenheid
slaat de classificatie van de verstuivers op en pas afhankelijk van de classificatie de
bewerking van iedere verstuiver aan. Het doel hiervan is de prestaties en emissies
te verbeteren.
De waarden die in de regeleenheid zijn opgeslagen en de waarden van de nieuwe
verstuiver(s) moeten overeenkomen. Als dit niet het geval is zal de DTC P1301
aanwezig zijn op de regeleenheid en de MIL gaan knipperen.
Op dit systeem moet de classificatie van iedere verstuiver altijd hetzelfde zijn. Zij
kunnen bijvoorbeeld allemaal van classificatie 2 of allemaal van classificatie 3 zijn,
maar als de verstuiver 1 van classificatie 2 en verstuiver 2 van classificatie 3 is, wordt
er een DTC opgeslagen en gaat de MIL knipperen.
Fiat, Alfa en Lancia
Aanpassingen resetten
Het doel van de functie "Aanpassingen resetten" is het resetten van de
basisinstellingen (naar de standaardinstellingen) die opgeslagen zijn in het geheugen
van de regeleenheid. Deze basisinstellingen variëren overeenkomstig de leeftijd van
de motor en het doel ervan is het handhaven van een perfect afgesteld
motorsysteem. Na het uitvoeren van een reset leert de regeleenheid automatisch
de waarden in.
De functie moet worden gebruikt als belangrijke componenten zijn vervangen. Als
de basiswaarden niet zijn gereset, zal de motor afslaan of gaan haperen.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
Functies roetfilter
OPMERKING: Voor voertuigen van PSA (zie onderstaande lijst), zie onder Peugeot
en Citroen het onderdeel Roetfiler (FAP):
Marque
Model
Modeljaar
Fiat
Ulysse '02
2002 - 2005
Fiat
Ulysse '02
2002 - 2005
Fiat
Ulysse '05
2005 -
Fiat
Ulysse '05
2005 -
Lancia
Phedra
2002 - 2005
Lancia
Phedra '05
2005 -
Lancia
Phedra '05
2005 -
Deze functies hebben betrekking op het roetfilter van de Fiat / Alfa / Lancia, dat in
2005 in productie is gegaan.
54
FastCheck
De functies worden gebruikt op de motormanagementsystemen van Bosch
EDC16C39 CF4 EOBD en de Magneti Marelli 6F3 EOBD, die uitgerust zijn op de
volgende voertuigen:
Marque
Model
Cilinderinhoud
Fiat
Doblo
1.3 JTD
Fiat
Idea
1.3 JTD
Fiat
Palio RST
1.3 JTD
Fiat
Panda
03 1.3 JTD
Alfa Romeo
159
1.9 MJET 16V
Alfa Romeo
159
1.9 MJET 8V
Alfa Romeo
159
2.4 MJET
Fiat
Croma ‘05
1.9 MJET 16V
Fiat
Croma ‘05
1.9 MJET 8V
Fiat
Croma ‘05
MJET 20V
OPMERKING: Sommige van deze voertuigen die eerder gebouwd zijn zijn niet
uitgerust met een roetfilter. De scantool identificeert automatisch als een roetfilter
niet aanwezig is en laat deze functies dan weg in het functiemenu.
Filterregeneratie
De regeneratiefunctie is bedoeld om de deeltjes die in het filter zitten te verbanden,
om zodoende het filter te reinigen. Dit wordt bereikt door de temperatuur te
verhogen in het filter tot circa 450ºC. Een additief wordt gebruikt om de natuurlijke
verbrandingstemperatuur van de deeltjes te verlagen tot circa 450ºC.
Onder normale rijomstandigheden vindt iedere 400 tot 500 km automatisch een
regeneratie plaats. Echter bij sommige rijomstandigheden, zoals stadsritten, wordt
hierdoor de automatische regeneratie nadelig beïnvloed. In deze gevallen is het
noodzakelijk om met behulp van deze functie een regeneratie te forceren.
Als een geforceerde regeneratie is vereist, gaat het waarschuwingslampje van het
roetfilter branden.
Bij sommige gebeurtenissen kan het filter ook verstopt raken. Als dit gebeurt, slaat
de ECU van het motorbeheer een foutcode op (DTC) van P1206 of P2002. Een
regeneratie uitvoeren, corrigeert dit (het foutgeheugen van de ECU wordt
automatisch gewist tijdens dit proces).
55
FastCheck
Het volgende wordt aanbevolen voor een geforceerde regeneratie:
1. De uitlaat en de directe omgeving hiervan MOETEN schoon zijn.
2. Uitlaatgasafzuiginstallaties mogen NIET worden aangesloten op de uitlaatpijp.
3. Tijdens de regeneratie mag niemand in de buurt van de uitlaatpijp te komen.
4. Voor een succesvolle regeneratie moet de motor draaien en de temperatuur
van de motorkoelvloeistof hoger zijn dan 70°C.
5. De brandstoftank moet minstens ¼ vol zijn.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan
afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset.
Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool
opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren.
Filter vervangen
Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT het roetfilter vervangen is.
Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de
levensduur van het roetfilter, worden door deze functie gereset.
Na het initialiseren van de parameters in de regeleenheid, wordt het hierboven
beschreven regeneratieproces uitgevoerd. Daarom zijn alle aanbevolen
oefenpunten in de hierboven genoemde sectie ook van toepassing op deze functie.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan
afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset.
Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool
opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren.
Olieverversing
Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de motorolie is ververst.
Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de
levensduur van de olie, worden door deze functie gereset.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
Vervanging pre-katalysator
Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de pre-katalysator vervangen is.
Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de
levensduur van de pre-katalysator, worden door deze functie gereset.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
56
FastCheck
Vervanging druksensor differentieel
Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de druksensor van het
differentieel vervangen is. Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen en
betrekking hebben op het drukverschil, worden door deze functie gereset.
De scantool begeleidt de monteur door het proces.
Programmeren verstuiver
Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver
of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de
regeleenheid van de diesel te programmeren.
Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd
en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de
nieuwe verstuivers.
De functie is beschikbaar op alle motormanagementsystemen vanaf 2002.
Er zijn twee verschillende methoden voor het programmeren van een verstuiver op
FAL:
De eerste methode geeft iedere verstuiver een classificatie van 1, 2 of 3. De
classificatie heeft betrekking op de werkomstandigheden van de verstuiver. De
regeleenheid slaat de classificatie van de verstuivers op en pas afhankelijk van de
classificatie de bewerking van iedere verstuiver aan. Het doel hiervan is de
prestaties en emissies te verbeteren. De scantool kan de huidige classificatie van
de verstuivers aflezen en de nieuwe classificatie programmeren.
De nieuwe methode gebruikt 9-cijferige alfa-numerieke verstuivercodes. Deze
codes staan in de behuizing van iedere afzonderlijke verstuiver en zijn elektronisch
opgeslagen in de regeleenheid. De code is het resultaat van kalibratieresultaten en
resultaten van tests die op de verstuiver zijn uitgevoerd ten tijde van de productie.
Dit is een verbetering van de hierboven staande methode en ontwikkeld om de
structurele eigenschappen van de verstuiver te combineren met de software van de
regeleenheid en de prestaties en emissies aanzienlijk te verbeteren. Deze methode
wordt gebruikt op de resterende dieselsystemen. De scantool kan de huidige
verstuivercodes lezen en de nieuwe verstuivercodes programmeren.
In beide gevallen moeten de waarden die in de regeleenheid zijn opgeslagen en de
waarden van de nieuwe verstuiver(s) overeenkomen. Als dit niet het geval is zal de
DTC P1301 aanwezig zijn op de regeleenheid en de MIL gaan knipperen.
OPMERKING: Op Bosch EDC15 CF3 (2.0 / 2.3 / 2.8) systemen, die uitgerust zijn op
de Fiat Ducato, moet de classificatie van alle verstuivers altijd hetzelfde zijn. Zij
kunnen bijvoorbeeld allemaal van classificatie 2 of allemaal van classificatie zijn,
maar als de verstuiver 1 van classificatie 2 en verstuiver 2 van classificatie 3 is, wordt
er een DTC opgeslagen en gaat de MIL knipperen.
57
FastCheck
De functie is echter zeer belangrijk omdat als een nieuwe verstuiver wordt
aangebracht (of een regeleenheid is vervangen) de regeleenheid geprogrammeerd
moet worden via deze functie, met de verstuiverklasse 2 waarde.
Ford
Zelftest
Het doel van de zelftest is er voor te zorgen dat de regeleenheid een interne test
kan uitvoeren om de inputs en outputs van de module te controleren op fouten. De
module activeert de outputs en inputs van de monitor, om fouten vast te stellen
zoals open circuits of kortgesloten circuits, enz. De zelftest moet maximaal binnen
30 seconden zijn voltooid. Na voltooiing van de zelftest worden alle outputs van de
regeleenheid teruggezet naar de beginstatus.
Motormanagementhandleiding
Controleer de aansluiting als u tijdens de test twijfelt over welk
motormangementsysteem het voertuig beschikt en of het voertuig is uitgerust met
een J1962-aansluiting (16-pins). Als de pinnen 2 en 10 aanwezig zijn, is het voertuig
een EEC V, maar als de pinnen 3 en 11 bevestigd zijn, dan is het voertuig een EEC
IV - DCL.
OPMERKING: De Ford Galaxy 1.9 TDi met een VW motor is alleen toegankelijk via
de VAG-applicatie.
Om voeding te krijgen moeten bij de oudere 2-pins en 3-pins aansluitingen de rode
(OM100/16) en zwarte (OM100/17) kabels worden aangesloten op de accupolen
van de auto.
De scantool zal proberen een seriële verbinding met het voertuig tot stand te
brengen. Volg de aanwijzingen op het scherm voor iedere test, als er een verbinding
tot stand is gekomen.
OPMERKING: Als de ECU (elektronische regeleenheid] een fout detecteert, kunnen
de actuele gegevens worden ingesteld op een standaardwaarde. Controleer de
foutcodes en verhelp eventuele problemen voordat u de waarden van de actuele
gegevens gebruikt.
Selectie diagnosesysteem
Ford maakte traditioneel vanaf begin 1980 tot medio 1990 op al hun voertuigen
gebruik van EECIV (elektronisch geregeld motormanagement, versie 4). Het
diagnosesysteem van Ford van die tijd werd een STAR-tester genoemd, (Self Test
Automatic Read-out). Het gaf alleen een 2-cijferige of 3-cijferge code aan waarvan
de beschrijving moest worden opgezocht in een tabel. Er waren geen actuele
gegevens of componententests beschikbaar.
58
FastCheck
Rond 1994 introduceerde Ford een meer geavanceerd systeem, EECV genaamd
(Electronic Engine Control, versie 5). Dit systeem werd slechts op enkele voertuigen
toegepast. Ford voegde vervolgens de twee systemen samen, dat onder
verschillende namen bekend werd. Hiertoe behoren de verbeterde EECIV1/2, EECIV
en DCL (Data Communications Link). Voor deze systemen gebruikte Ford de
diagnose-tool WDS (World Diagnostic System), deze systemen tonen actuele
gegevens en beschikken over beperkte componententests. Zo tegen 1998 waren
alle Ford voertuigen overgeschakeld op het EECV-systeem, met uitzondering van:
 Voertuigen geproduceerd in samenwerking met de Japanners, dat wil zeggen
Maverick, Probe enz., die gebruik maken van Japanse
motormanagementsystemen.
 De diesel Ford Galaxy met een VW motor die gebruik maakt van het Bosch EDCsysteem.
 Transit 94 modellen voorzien van het Lucas EPIC-systeem.
Kabelbomen
Tot 1981 maakte Ford gebruik van een ovale 3-pins diagnose-aansluiting, die u bij de
meeste voertuigen aantreft in de buurt van de accu of de wielkast. Van 1982 tot
1993 werd een gelijksoortige, maar driehoekige 3-pins aansluiting gebruikt. Deze
aansluiting bevond zich in het motorcompartiment. In 1994 begon Ford, in
overeenstemming met de meeste andere fabrikanten een J1962 16-pins
kabelboom te gebruiken in het passagiers compartiment. Ford hield er in 1997 pas
mee op om een 3-pins aansluiting aan te brengen onder de motorkap en bracht
eveneens een 2-pins aansluiting aan. Vanaf 1998 gebruikt Ford echter uitsluitend
een andere 16-pins aansluiting met verschillende pinuitgangen. Voor deze
applicaties, gebruik de kabelbomen YTD950 of de multiplexerkabel (YTD965).
Dit leidt tot het probleem te bepalen welke kabelboom en welk systeem Ford
gebruikt op een bepaald voertuig, met name bij de modeljaren 1994 t/m 1997.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
Fiesta VI (MY02 – MY07).
Fiesta VII (MY07 – tot heden).
Focus II (MY04 – tot heden).
Focus C-Max (MY03 – tot heden).
Fusion (MY02 – tot heden).
Galaxy III (MY06 – tot heden).
Ka II (MY08 – tot heden).
Kuga (MY08 – tot heden).
Mondeo IV (MY07 – tot heden).
59
FastCheck
S-Max (MY06 – tot heden).
Transit (MY06 – tot heden).
Transit Connect (MY02 – tot heden).
De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CAN-converter (YTD960) kan
ook voor alle diagnoses van de 16-pins Ford-voertuigen worden gebruikt.
Systemen
Vanaf eind 1970 tot begin 1980 maakte Ford gebruik van een 2-cijferig EECIV
basissysteem, soms EECIV LED of EECIV basic genaamd. Dit systeem maakt
gebruik van een ovale 3-pins aansluiting.
Vanaf begin 1980 verbeterde Ford de systemen en maakte gebruik van de
driehoekige 3-pins aansluiting. Deze is altijd zwart met een rode beschermkap.
Toen Ford vanaf 1994 nieuwere systemen introduceerde, werden veel voertuigen
voorzien van 3-pins en 16-pins aansluitingen, maar slechts één ervan werd
aangesloten op de ECM, afhankelijk van welk motormanagementsysteem werd
gebruikt.
Voertuigen MJ 1994 - 1997
Helaas is er geen gemakkelijke manier om te bepalen welk systeem in deze
voertuigen is aangebracht, aangezien dit afhankelijk is van het systeem dat Ford
gebruikt: EECIV, DCL of EECV.
Kijk eerst onder de motorkap om te zien of er een 3-pins aansluiting is aangebracht.
Als dit het geval is sluit dan de scantool m.b.v. de desbetreffende kabelboom aan
en selecteer in het menu een van de EECIV-systemen (niet EECIV basic). Over het
algemeen gebruiken de oudere CVH-motoren 2-cijferige codes. De Zetec-motoren
gebruiken gewoonlijk 3-cijferige codes. DCL- en EECV-systemen gebruiken nooit de
3-pins aansluiting.
Het DCL-systeem gebruikt de 2-pins of de 16-pins aansluiting.
OPMERKING: Het DCL-systeem is een variant van het EECIV-systeem.
De volgende stap is te controleren of er een 2-pins aansluiting aanwezig is, deze is
gewoonlijk te vinden naast het scharnier van de motorkap. Indien aanwezig, de 2pins kabelboom aansluiten en in het menu de optie DCL selecteren.
OPMERKING: EECIV en EECV gebruiken nooit de 2-pins aansluiting.
Als geen van beide aansluitingen aanwezig zijn of er kan geen verbinding wordt
gemaakt met het voertuig, controleer dan of het passagierscompartiment een
J1962 16-pins aansluiting heeft. Deze is gewoonlijk te vinden onderaan de 'A'
framestijl, in de passagiersvoetruimte of onder het stuurwiel. Indien aanwezig,
maakt deze aansluiting alleen gebruik van het DCL- of EECV-systeem.
60
FastCheck
OPMERKING: EECIV en EECV maken nooit gebruik van deze kabelboom.
Als dit niet op het voertuig kan aangesloten worden, gebruik dan multiplexerkabel
(YTD965) of de EOBD(J1962)-kabel (YTD950) en selecteer EECV in het menu.
OPMERKING: Alleen EECV maakt gebruik van deze kabelboom.
Probleemoplosser:
 Bij sommige systemen verschijnt het bericht "2 minuten geduld a.u.b." op het
scherm. Als het voertuig niet binnen deze tijd heeft gereageerd, is het verkeerde
systeem of kabelboom geselecteerd.
 Ford maakt gewoonlijk gebruik van vet in diagnose-aansluitingen om corrosie te
voorkomen. Het kan zijn dat dit eerst moet worden verwijderd om een goede
elektrische aansluiting te krijgen.
 Als de driehoekige 3-pins aansluiting wordt gebruikt, moet men de draadbundel
in de aansluiting horen 'klikken', om er voor te zorgen dat het voertuig goed is
aangesloten. Dit is vaak een probleem als de beschermkap niet meer aanwezig
is en er vuil in vast zit, waardoor er geen goede aansluiting met de kabelboom
kan plaatsvinden.
EEC V-menu
Selecteer het type motor waarmee het voertuig is uitgerust en volg de aanwijzingen
op het scherm:
Bij een diesel voertuig staat het type motor meestal vermeldt op de kunststof
motorafscherming. Als er een benzinevariant wordt gebruikt moet de optie Benzine
worden geselecteerd.
Als de optie Benzine is geselecteerd worden de volgende opties weergegeven:
1. DTC's lezen
2. Codes wissen
3. Actuele gegevens
4. Geg. in freeze fr. (Data Vastzetten)
5. Continue tests
6. Uitvoertest
7. KOEO-Test
8. KOER-Test
9. Lees VIN
Voor hulp bij data vastzetten en continu tests, zie onderdeel EOBD van dit
document.
61
FastCheck
Uitvoertest - Circuittests
Het contact moet zijn ingeschakeld en de motor moet UIT staan. "Test in Progress"
(Test wordt uitgevoerd) weergegeven. In verband met de veiligheid stopt de test
automatisch na 20 seconden.
KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest
Deze test wordt in de ECU (elektronische regeleenheid) geprogrammeerd. Deze
dient te worden uitgevoerd met het contact ingeschakeld, maar met uitgeschakelde
motor. Schakel alle onderdelen zoals verwarmingen, airco's, enz. uit. Als de test
wordt uitgevoerd, wordt het bericht "Performing test Please wait" (Test uitvoeren,
even wachten a.u.b.) weergegeven. Nadat de test is voltooid worden de
testresultaten opgevraagd en de foutcodes weergegeven.
KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest
Deze test is hetzelfde als de KO EO test, maar nu met draaiende motor. Zorg ervoor
dat de motor de juiste operationele temperatuur heeft en volg de aanwijzingen op
het scherm, anders worden onjuiste DTC's gerapporteerd.
OPMERKING: Voor zowel KO EO als KO ER geven de gerapporteerde testresultaten
niet per definitie een defect onderdeel of systeem aan. Sommige gerapporteerde
foutcodes kunnen betrekking hebben op onderdelen of systemen die het voertuig
niet heeft. Er kan ook een fout worden gerapporteerd als de test wordt uitgevoerd
als het systeem niet in de correcte status verkeert (bijv. stuurbekrachtiging niet
toegepast tijdens de test terwijl hier om gevraagd werd of ingeschakelde airco). Aan
het begin van de test dienen alle randapparaten, zoals verwarmingsventilatoren en
airco's, te zijn uitgeschakeld.
Lees VIN - Lees het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) dat in de
ECU is opgeslagen
Hiermee wordt geprobeerd de VIN te lezen vanuit de ECU, als dit wordt
ondersteund of beschikbaar is.
Programmering verstuiver (TDCi motoren)
Deze functie is vereist door servicecentra, als een verstuiver vervangen moet
worden of als er sprake is van een bestuurdbaarheidsprobleem.
Voor 1.8 TDCi en 2.0 TDCi motoren is in de behuizing van iedere verstuiver een 16cijferige kalibratiecode geslagen.
Voor 1.6 TDCi motoren is in de behuizing van iedere verstuiver een 8-cijferige
kalibratiecode geslagen.
62
FastCheck
Deze codes hebben betrekking op de elektrische en structurele eigenschappen van
iedere verstuiver, die tijdens de productie gedefinieerd zijn. De PCM moet de
kalibratiecodes van iedere verstuiver weten om de verstuivers op de correcte wijze
te kunnen bedienen. Dit helpt de prestaties en emissies te verbeteren. De code
moet geprogrammeerd worden, daarvoor moet de code gedownload worden en
geladen worden in het geheugen van de PCM's.
Er zijn drie gangbare situaties die om deze functie vragen.
1. Na het vervangen van de verstuiver.
2. "Kalibratie" brandstofinjectiesysteem.
3. Om bestuurbaarheidsproblemen op te lossen. Te weinig vermogen, zwarte
rook en de aanwezigheid van DTC's P2336, P2337, P2338 kunnen vaak worden
verholpen door het opnieuw invoeren van de bestaande 4 verstuivercodes.
De verstuiverprogrammering wordt gebruikt bij de volgende voertuigen:
Model
Motor
Modeljaar
Fiesta
1.6 TDCi
Focus
1,8 TDCi
2004 2001 - 2005
Focus (nieuw vorm)
1.6 TDCi
2005 -
Focus C-Max
1.6 TDCi
2005 -
Mondeo
2,0 TDCi
2000 - 2006
Mondeo
2,2 TDCi
2005 - 2006
OV
2,0 TDCi
2000 - 2005
OV
2,4 TDCi
2000 - 2005
Transit Connect
1,8 TDCi
2002 - 2006
OPMERKING:
 Op eerdere modeljaren (ongeveer voor 2003) is het niet mogelijk om de actuele
verstuivercodes af te lezen. Op deze voertuigen ziet u "00 00 00 00 00 00 00 00"
of "FF FF FF FF FF FF FF FF" staan of een samenstelling hiervan.
 Nadat u de verstuivercode hebt ingevoerd, zal het brandstofsysteem aanvankelijk
werken zonder aangestuurde inspuiting. Er moet een paar kilometer met het
voertuig worden gereden om dit te corrigeren.
De codes van de ORIGINELE verstuivers waarmee het voertuig is uitgerust staan
niet op het label dat aan de zijkant van de motor of op de bovenkant van de
kleptuimelaar is aangebracht (mits het label niet is verwijderd).
63
FastCheck
OM1349
1.6 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding
OM1350
Verstuivercodes zie pijl in afbeelding
64
FastCheck
De codes op het label zijn in het volgende formaat:
(1&2)
X1111111122222222X
(3&4)
X3333333344444444
X
Waar:
11111111 is de code voor verstuiver 1,
22222222 is de code voor verstuiver 2,
33333333 is de code voor verstuiver 3,
44444444 is de code voor verstuiver 4.
OPMERKING: De verstuivers staan in fysieke volgorde en NIET in de
ontstekingsvolgorde.
TRANSMISSION
INJ:
OM1356
Zicht vanaf voorkant van het voertuig.
De verstuivercodes kunnen ook worden afgelezen van de aangebrachte verstuivers,
daar de codes op een ring geslagen zijn die bevestigd is aan de kop van de
verstuiver, onder de connector.
65
FastCheck
OM1352
1,8 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding - zijaanzicht
OM1351
Label en kop verstuiver zie pijl in afbeelding - vooraanzicht
66
FastCheck
OM1353
Op het label van de verstuiver staan vier 16-cijferige nummers
OPMERKING: De verstuivers op het label staan in fysieke volgorde en NIET in
ontstekingsvolgorde.
TRANSMISSION
INJ:
OM1357
Zicht vanaf voorkant van het voertuig.
67
FastCheck
De verstuivercodes kunnen ook worden afgelezen van de aangebrachte verstuivers,
daar de codes op een ring geslagen zijn die bevestigd is aan de kop van de
verstuiver, onder de connector.
OM1354
2,0 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding - zijaanzicht
68
FastCheck
OM1355
Op het label van de verstuiver staan vier 16-cijferige nummers
OPMERKING: De verstuivers op het label geven de ontstekingsvolgorde aan en
NIET de fysieke volgorde. De code linksboven is verstuiver 1 (cil.1), de code
rechtsboven is verstuiver 2 (cil.3), linksonder is verstuiver 3 (cil.4) en rechtsonder is
verstuiver 4 (cil.2). Waarbij verstuiver het ontstekingsnummer is en cilinder het
fysieke nummer.
Als de verstuiver wordt vervangen, moet de code die in de behuizing van de nieuwe
verstuiver is geslagen geprogrammeerd worden in de PCM en NIET de code op het
label.
Waarschuwing: Voordat u probeert de injector te programmeren, is het van
belang dat het voertuig minstens 8 uur stilstaat met uitgeschakelde motor.
Om ervoor te zorgen dat de motor koud is voordat de programmering van de
injector wordt uitgevoerd.
Als deze instructies niet in acht worden genomen kan dit resulteren in het niet
uitvoeren van het programmeren van de injector en/of
bestuurbaarheidsproblemen veroorzaken.
EEC IV-menu
Deze applicatie werk op een soortgelijke wijze als de Ford EEC V applicatie, maar er
zijn minder tests beschikbaar.
69
FastCheck
Actuele gegevens
De live data (actuele gegevens) worden uit de ECU gelezen en weergegeven.
Sommige van de weergegeven parameters zijn mogelijk niet geschikt voor bepaalde
systemen, bv. de schakelaar parkeren/vrij.
Doorl. codes - Doorlopende codes 155
Hiermee worden de DTC's (foutcodes) weergegeven die worden opgeslagen
tijdens een normale rijcyclus.
Codes wissen
Wist de DTC's die zijn weergegeven in de bovenstaande test voor Doorlopende
Codes. Sommige fouten kunnen alleen in het geheugen worden opgeslagen tijdens
het rijden en worden niet opgeslagen na de functie 'Doorlopende codes wissen'.
Door de KO EO en KO ER tests uit te voeren, wordt het geheugen gewist en
moeten de 'Doorlopende codes' worden ingelezen voordat de KO EO of KO ER
wordt uitgevoerd.
KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest
Deze zelftest werkt net als bij de EEC V.
KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest
Deze test is hetzelfde als de KO EO test, maar nu met draaiende motor. Zorg ervoor
dat de motor de juiste operationele temperatuur heeft en volg de aanwijzingen op
het scherm, anders worden onjuiste DTC's gerapporteerd.
Nadat de motor is gestart moeten eerst de controlelampjes doven en moet de
motor stationair draaien.
Als de controller de test uitvoert, wordt het bericht "Test uitvoeren" weergegeven.
Het motortoerental neemt toe om het begin van de test aan te geven. De
bestuurder moet dan onmiddellijk:
1. Het stuur volledig van links naar rechts draaien.
 Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 521 weergegeven.
2. Trap op het rempedaal en laat deze los, om de remschakelaar te activeren.
 Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 536 weergegeven.
3. Zet de O/D-schakelaar om, indien aanwezig.
 Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 653 weergegeven.
4. Als de motor stationair draait, wacht dan 10 - 15 seconden en trap vervolgens
het gaspedaal in tot er meer dan 4000 tpm worden gerealiseerd.
 Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 538 weergegeven.
 Als de handeling tijdens het verkeerde deel van de test wordt uitgevoerd,
wordt code 411 of 412 weergegeven.
70
FastCheck
Als er een fout is aan het begin, wordt code 998 weergegeven samen met de
normale foutcode en wordt de zelftest niet uitgevoerd.
Instructies knippercodes
Selecteer in het menu de 2-cijferige of de 3-cijferige trage codelezer, aan de hand
van het type dat is opgenomen in de applicatielijst van het te testen voertuig.
Terwijl de applicatie wordt gelezen, geeft de tester een geluid.
Het klikgeluid geeft aan dat de applicatie draait en werkt en de pieptonen geven aan
dat een code wordt ontvangen van het systeem dat wordt getest.
Voor systemen met trage codes is geen faciliteit voor live data (actuele gegevens)
beschikbaar.
Door het contact in en uit te schakelen wordt het systeem gereset voor de volgende
test, zodat de gebruiker de aanwijzingen op het scherm van de scantool moet
volgen om te bepalen wanneer deze handelingen moeten worden uitgevoerd.
OPMERKINGEN:
 De door deze applicatie gerapporteerde foutcodes geven niet per definitie een
defect onderdeel of systeem aan. Sommige foutcodes kunnen gelden voor
onderdelen of systemen die niet in het voertuig aanwezig zijn.
 Ook kan een fout worden gerapporteerd als de test niet op de juiste wijze is
uitgevoerd.
 Een fout met betrekking tot een onderdeel, kan een fout in het bedradingscircuit
weergeven. De bedrading naar het onderdeel moet volledig worden
gecontroleerd voordat de onderdelen worden vervangen.
 Aan het begin van de test dienen alle randapparaten, zoals
verwarmingsventilatoren en airco's, te zijn uitgeschakeld.
3-cijfige systemen
Alle tests zijn routines die door het voertuig worden uitgevoerd met een draaiende
motor of waarbij alleen het contact is ingeschakeld. Om duidelijke codes,
actuatortests of controletests (bijvoorbeeld op en neer bewegen van de kabels) te
krijgen, initieert de applicatie de KO EO of KO ER tests.
Foutcodes worden uitgevoerd tijdens de KO EO en KO ER test.
Het voertuig kan twee soorten fouten uitvoeren. De eerste zijn actuele fouten die
aanwezig zijn tijdens de test, de tweede zijn KAM (Keep Alive Memory) fouten, die
in het geheugen zijn opgeslagen en ooit kunnen zijn opgetreden en nu niet meer
aanwezig zijn.
Een kenmerk van deze systemen is dat de foutcodes twee keer worden verzonden.
Hoewel de herhaalde codes ook op het scherm verschijnen, worden de fouten
slechts één keer weergegeven in de uiteindelijke foutenlijst.
71
FastCheck
Tijdens de test geeft de applicatie van scantool de gebruiker aanwijzingen over de
uit te voeren handelingen. Bijvoorbeeld: Stuur draaien of gaspedaal intrappen. Door
deze handelingen kan het systeem niet alleen de schakelaars testen, maar ook de
voortgang van de test op het voertuig aangeven. Als deze handelingen niet worden
opgevolgd, zullen de testresultaten aangeven dat de test niet op de juiste wijze is
uitgevoerd. De gebruiker moet beoordelen of dit juist is of dat er een schakelaar
defect is.
KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest
KO EO test voert alle functies uit:
1. Aanwezige foutcodes lezen. Deze functie neemt wat tijd in beslag, maar binnen
een minuut moet er een voortgangsindicator verschijnen. Als er geen reactie
komt, kan ervan uit worden gegaan dat er verbindingsproblemen zijn;
controleer de verbinding en of het contact is ingeschakeld, als hierom wordt
gevraagd.
2. KAM-foutcodes lezen. Dit werk op dezelfde wijze als het lezen van aanwezige
foutcodes zoals hierboven beschreven.
3. Aandrijver (circuit) tests. Als de actuatortest wordt weergegeven en het
gaspedaal wordt ingetrapt worden de actuators en relais tegelijk in- en
uitgeschakeld met de gaspedaalschakelaar. Door naar de relais te luisteren en
deze aan te raken, kan de gebruiker de werking van deze circuits bepalen.
4. Controletest. Deze routine werkt op dezelfde manier als de hieronder
weergegeven controletest.
KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest
Voor de KO ER test moet de motor een normale operationele temperatuur hebben
(boven de 80°C). Het voor de eerste keer inschakelen van de koelventilator is een
goede indicatie hiervoor.
Het testen wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als de KO EO test, met de
uitzondering dat er geen actuatortest beschikbaar is. Het kan zijn dat er meerdere
gebruikershandelingen moeten worden uitgevoerd, daarom is het raadzaam het
scherm van de scnatool nauwlettend in de gaten te houden.
Controletest
De controletest wordt uitgevoerd om te zoeken naar bedradingsfouten in het opencircuit tussen de sensoren en de motorcontroller. De controller reageert tamelijk
traag op deze test, daarom moeten trage bewegingen van de bedrading worden
uitgevoerd om een fout te genereren.
Voer de controletest uit door een aansluiting te verwijderen en te vervangen, zoals
de potentiometer van het gaspedaal en kijk hoe het scherm van de scantool de
veranderde status weergeeft.
72
FastCheck
Sommige sensoren kunnen alleen worden gedetecteerd in de KO EO modus en
andere alleen in de KO ER modus.
De applicatie initieert het proces voor het aflezen van fouten en activeert de
controletest als de codes beginnen. Wacht terwijl dit wordt uitgevoerd.
Foutcodes wissen
Voer deze handeling pas uit nadat de KO EO en KO ER tests zijn uitgevoerd,
aangezien deze functie eventuele opgeslagen codes wist.
De applicatie initieert het proces voor het aflezen van fouten en activeert de optie
routine (codes) wissen als de codes beginnen. Wacht terwijl dit wordt uitgevoerd.
2-cijferige systemen met KAM
Er zijn twee sets foutcodes met betrekking tot dit systeem. Er moet vooral op
worden gelet dat het juiste voertuig wordt gekozen uit de applicatielijst (waarin de
juiste foutentabel wordt aangegeven), voordat het menu van de scantool wordt
geselecteerd.
Verbeterde EEC IV systemen werken op dezelfde wijze op 3-cijferige codes met
actieve foutcodes. Controletest KAM-foutcodes, KO EO en KO ER. Er zijn geen
circuittests beschikbaar.
Volg voor de beste resultaten achtereenvolgens de tests: KO EO, doorlopende test,
daarna de KO ER test.
Voertuigen die zijn uitgerust met 2.4i en 2.9i motoren zijn niet voorzien van de KAMfunctie.
KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest
Voordat de zelftestroutine van het voertuig uitgevoerd kan worden, moet het
voertuig een normale operationele temperatuur hebben. Het voertuig wacht totdat
de motor warm is.
Als de dynamische test start, worden er KAM-fouten uitgevoerd. De gebruiker kan
worden gevraagd het gaspedaal in te trappen tot boven de 4000 tpm. Dit moet
onmiddellijk worden gedaan, anders wordt een fout gerapporteerd. Het kan tien
minuten duren voordat de codes worden uitgevoerd of het bericht verschijnt waarin
u wordt verzocht het gaspedaal in te trappen.
De zelftestroutine gaat dan naar de onderhoudsaanpassingsroutine. Als een fout is
gerapporteerd, mag het voertuig niet naar deze modus gaan. Wacht niet langer dan
tien minuten op het starten van de onderhoudsmodus.
In de onderhoudsmodus kan de gebruiker het stationaire toerental aanpassen en de
timingwaarden controleren. Het voertuig geeft hiervoor tien minuten de tijd, daarna
stopt de test.
73
FastCheck
Als de toegestane tijd te weinig is, dan moet de KO ER test vanaf het begin opnieuw
worden gestart. Pas het systeem niet aan nadat de onderhoudsmodus is beëindigd.
Systeem
Stationair toerental
Controlewaarde timing
1.1, 1.4, 2.0 CFi
1200 + 50 tpm
10° BTDC
1.6 EFi
900 + 50 tpm
10° BTDC
2.0 DOHC EFi
875 + 75 tpm
NVT
Foutcodes wissen
Actieve foutcodes worden gewist als het probleem is hersteld. KAM-fouten worden
automatisch gewist als gevolg van het lezen van de foutcode. Daarom is het van
belang dat de fouten tijdens de test worden vastgelegd.
Ook het loskoppelen van de accu van het voertuig wist alle opgeslagen codes. Dit
kan resulteren in een te hoog motortoerental, schoksgewijs stationair draaien,
haperen en een slechte bestuurbaarheid. Als de accu weer wordt aangesloten:
 Laat de motor drie minuten stationair draaien.
 Wacht totdat de motor een normale operationele temperatuur heeft bereikt.
 Verhoog het motortoerental naar 1200 tpm en houd dit gedurende twee minuten
vast.
 Rij ca. 7 km met het voertuig onder verschillende weg- en
verkeersomstandigheden.
2-cijferige systemen zonder KAM (2.8i & 2.0i) en IAW systemen
Actieve foutcodes zijn alleen beschikbaar op dit systeem. Alle fouten worden gewist
als het contact wordt uitgeschakeld. Geef het voertuig, voor het lezen van de
foutcodes, de tijd om te bepalen of er foutcodes aanwezig zijn als het contact is
uitgeschakeld en de motor uit staat en als het contact is uitgeschakeld en de motor
draait.
De gebruiker zal worden gevraagd de motor aan te slingeren als de motor niet start.
Hiermee kan het systeem de onderdelen van het voertuig testen.
EPIC
Dit systeem werkt net zo als de EEC V.
74
FastCheck
GM Opel / Vauxhall
Applicatiemenu
Selecteer "GM Opel/Vauxhall" uit het hoofdmenu.
Kies uit het submenu het gewenste systeem, bijvoorbeeld EMS
(motormanagementsysteem) of CAN-systeem zoeken.
Zoeken in CAN-systeem
De eerste optie in het menu is "CAN-systeem zoeken". Deze optie kan alleen
gebruikt worden met de multiplexerkabel (YTD965) of de CAN-converterkabel
(YTD960). De functie is van toepassing op de volgende voertuigen:
GM Opel/Vauxhall - Astra H
GM Opel/Vauxhall - Corsa D
GM Opel/Vauxhall - Signum
GM Opel/Vauxhall - Vectra C
GM Opel/Vauxhall - Zafira B
De scantool communiceert met het instrumentenpaneel van het voertuig om het
voertuigmodel te bepalen. Als het voertuigmodel niet bekend is, wordt de gebruiker
gevraagd het voertuigmodel te selecteren.
Met deze functie is het mogelijk om op alle regeleenheden van de bovenstaande
voertuigen DTC's te lezen en te wissen.
DTC's lezen
De scantool communiceert automatisch met alle regeleenheden. Er wordt een lijst
met gevonden regeleenheden en het aantal opgeslagen DTC's van ieder voertuig
weergegeven.
De gebruiker kan dan een regeleenheid selecteren en weergeven en de opgeslagen
DTC's.
Wis DTC’s
De scantool biedt de optie om de DTC's van alle regeleenheden die op de
voertuigen zijn aangebracht te wissen (Wis alle DTC's) of om de DTC's van iedere
regeleenheid afzonderlijk te wissen (Wis DTC's per ECU).
Als de optie "Wis DTC's" is geselecteerd, zal de scantool met Alle regeleenheden
communiceren die op de voertuigen zijn aangebracht en een commando wis DTC's
versturen. De scantool leest dan alle DTC's uit van alle regeleenheden en geeft een
lijst weer van de resultaten.
75
FastCheck
Als de optie "Wis DTC's per ECU" is geselecteerd, zal de scantool automatisch met
alle regeleenheden communiceren en een lijst aanmaken van alle gevonden
regeleenheden en het aantal opgeslagen DTC's.
De gebruiker kan dan een regeleenheid selecteren en de DTC's uit de regeleenheid
wissen. De gebruiker kan dan de lijst met DTC's updaten door de scantool de
opdracht te geven om alle DTC's te lezen of terug te gaan naar de originele lijst om
een andere regeleenheid te selecteren die gewist moet worden.
Systeemselectie
Daarnaast kan de gebruiker ook handmatig uit het hoofdmenu afzonderlijke
systemen selecteren(bijv. regeleenheid carrosserie of stuurbekrachtiging).
De DTC's op de geselecteerde regeleenheid kunnen dan gelezen en gewist
worden.
Motormanagementsystemen (alleen)
De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CAN-converter (YTD960)
dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt:
GM Opel/Vauxhall - Astra H
GM Opel/Vauxhall - Corsa D
GM Opel/Vauxhall - Signum
GM Opel/Vauxhall - Vectra C
GM Opel/Vauxhall - Zafira B
Voor alle andere 16-pins-voertuigen kan iedere vermelde kabel worden gebruikt
(Multiplexer (YTD965) CAN-converter (YTD960), EOBD (YTD950) of pinschakelkabel (YTD951)).
Als het geteste voertuig na 1998 is gemaakt, moet de optie "Automatisch zoeken
1998>" worden gebruikt. Deze optie vraagt de scantool om automatisch de
motorregeleenheid te identificeren.
Als het geteste voertuig voor 1999 is gemaakt of als de gebruiker de motorcode van
het voertuig of de naam van de motorregeleenheid weet, moet de optie
"Cilinderinhoud/motorcode" of "Regeleenheid" worden gebruikt. Deze opties dienen
ook te worden gebruikt in de zeldzame gevallen waarbij de optie Automatisch
zoeken niet de motorregeleenheid kan identificeren op voertuigen vóór 1998.
76
FastCheck
Hyundai
Aansluitprocedure
 Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom
van Hyundai (zie kabelkit YTD969).
 Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de
kabelboom van Hyundai (zie kabelkit YTD969).
 Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van
de accu van het voertuig.
 Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting
van de accu van het voertuig.
 Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan.
 Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig.
EMS (motormanagementsysteem)
Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op
stand '1' (MPI) worden gezet.
Werking
De scantool kan foutcodes lezen, weergeven en wissen vanuit diverse
regeleenheden.
Waarschuwing: Door het loskoppelen van de accu kan het geheugen uit de
elektronsiche eenheid (bijvoorbeeld radio en klok) worden gewist.
Fouten lezen
De applicatie leest alle fouten die opgeslagen zijn in de regeleenheden van het
voertuig. Als de scantoolunit tijdens het aflezen van de fouten niet binnen 2 minuten
codes weergeeft, mag worden verondersteld dat er geen foutcodes zijn
opgeslagen.
Als er foutcodes zijn opgeslagen in de regeleenheid, toont de scantool de gebruiker
eerst het aantal gevonden fouten en opent daarna het foutenmenu.
Fouten bekijken
Deze optie geeft de foutcode weer en de beschrijvende tekst bij de fout.
Fouten wissen
Deze functie toont de gebruiker de methoden voor het wissen van foutcodes. De
scantool kan geen fouten wissen.
77
FastCheck
Land Rover
Regeleenheid ID
Door deze optie te selecteren wordt informatie over de versie van de regeleenheid
weergegeven.
Onderhoud
Door de optie 'Onderhoud' te selecteren kunnen de aanpassingen weer terug
worden gezet naar de fabrieksinstellingen voor de in het menu opgenomen
onderdelen. Het is raadzaam om de aanpassingen weer terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen (dus niet de 'ingeleerde' instellingen) als de onderdelen zijn
vervangen.
Ingeleerde veiligheid
Met deze optie kan de gebruiker de regeleenheid de invoer van een nieuwe
beveiligingswaarde laten lezen.
ECU synchroniseren
Met deze optie kan de gebruiker een nieuwe of vervangende ECU (elektronische
regeleenheid) programmeren met de bestaande ECU's van het voertuig.
Mazda
Applicatiemenu
De scantool Mazda-applicatie kan worden gebruikt voor het ophalen van
diagnostische foutcodes uit Mazda voertuigen die gebruikmaken van
knippercodesystemen.
EMS (motormanagementsysteem)
Voor diagnosticeren van EMS-fouten moet de vrije aansluitkabel (zie kabelkit
YTD990) worden gebruikt.
Waarschuwing: Volg de instructies nauwkeurig op. Het onjuist aansluiten van
de kabelboom op het voertuig, kan resulteren in schade aan het voertuig en/
of de scantool.
Aansluitprocedure
 Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de vrije
aansluitkabel (zie kabelkit YTD990).
 Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de vrije
aansluitkabel (zie kabelkit YTD990).
 Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van
de accu van het voertuig.
 Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting
van de accu van het voertuig.
78
FastCheck
 Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan.
Zie het aansluitschema van Mazda in ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 136,
voor meer informatie.
OPMERKING: Dit is alleen van belang voor het motormanagementsysteem
 Sluit de zwarte vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'GND' (massa).
 Sluit de blauwe vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'TEN' (codes
lezen).
 Sluit de gele draad aan op de diagnose-aansluitpin 'FEN' (codes activeren).
OPMERKING: Sluit altijd eerst de massa aan
Mercedes
Als het geteste voertuig zowel over een ronde diagnose-aansluiting beschikt als een
J1962 (16 pins) aansluiting, moet de ronde aansluiting altijd worden gebruikt om
toegang te krijgen tot informatie via de applicatie van Mercedes en de J1962aansluiting worden gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens via de applicatie van
de EOBD.
MG Rover
Afstellen met de scantool
Zorg er voor dat alle elektrische belastingen zijn uitgeschakeld, selecteer "Tune" en
volg de aanwijzingen op de scantool. De scantool zal u nu door het afstelproces
leiden.
79
FastCheck
Instelling stappenmotor
De stappenmotor wordt als volgt ingesteld. De motor wordt constant gehouden,
geregeld door de elektronische regeleenheid (ECU) en verandert niet. Iedere
aanpassing van de luchtomloopschroef verandert de positie van de stappenmotor.
De scantool maakt gebruik van grafische weergaven om de gebruiker aanwijzingen
te geven omtrent het "verhogen" of "verlagen" van de positie van de stappenmotor.
De positie van de stappenmotor wordt weergegeven op het scherm en wordt alleen
gebruikt om de gebruiker ervan te verzekeren dat de schroef in de juiste positie
wordt gedraaid.
Dit scherm geeft aan dat de positie
van de stappenmotor 'grof' moet
worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie
van de stappenmotor 'nauwkeurig'
moet worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie
van de stappenmotor 'grof' moet
worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie
van de stappenmotor 'nauwkeurig'
moet worden verlaagd.
80
FastCheck
Dit scherm geeft aan dat de positie
van de stappenmotor juist is en dat de
toets met het vinkje kan worden
ingedrukt.
Als op het scherm van de scantool "Verlagen" verschijnt, moet de positie van de
stappenmotor worden verlaagd. Hiervoor moet de luchtomloopschroef worden
aangepast om het motortoerental te verhogen.
Als op het scherm van de scantool "Verhogen" verschijnt, moet de positie van de
stappenmotor worden verhoogd. Hiervoor moet de luchtomloopschroef worden
aangepast om het motortoerental te verlagen.
OPMERKING: Het aanpassen van de luchtomloopschroef verandert niet het
motortoerental, aangezien deze wordt geregeld door de elektronische regeleenheid
(ECU).
Druk op als een correcte instelling niet lukt met behulp van het aanpassen van de
luchtomloop of de gasklep.
Elektronische regeleenheid (ECU) vervangen
De MEMS stationairregeling is een adaptief systeem en de ECU 'leert' de
motorbelasting en de slijtagekenmerken gedurende een bepaald tijdsbestek. De
mate van beweging van de stappenmotor die noodzakelijk is voor het handhaven
van het gespecificeerde stationaire toerental, verschilt per model. In geval van een
nieuwe ECU of als een ECU van een ander voertuig is aangebracht, moet de motor
een korte tijd draaien, voordat de ECU de belastings- en slijtagekenmerken van die
motor kent.
Waarschuwing: Altijd als er een andere ECU (elektronische regeleenheid) is
aangebracht, moet een volledige afstemming met de scantool plaatsvinden,
aangezien de stationaire CO2 en de positie van de stappenmotor kunnen
verschillen. Dit kan ALLEEN worden ingesteld door het aanpassen van de
ECU.
Startonderbreker
Volg de aanwijzingen op het scherm voor het uitvoeren van een beveiligingscontrole
en als de beveiliging wordt ondersteund, programmeer dan het alarm van de
startonderbreking.
81
FastCheck
Onderhoud
Door de optie 'Onderhoud' te selecteren kunnen de aanpassingen weer terug
worden gezet naar de fabrieksinstellingen voor de in het menu opgenomen
onderdelen. Het is raadzaam om de aanpassingen weer terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen (dus niet de 'ingeleerde' instellingen) als de onderdelen zijn
vervangen.
Mitsubishi
Voertuigen modeljaar 1989 - 1994
Voor het weergeven van de beschikbare knippercodes, moet de kabelboom (zie
kabelkit YTD969) van Mitsubishi worden gebruikt in combinatie met de scantool.
Aansluitprocedure
 Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom
van Mitsubishi (zie kabelkit YTD969).
 Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de
kabelboom van Mitsubishi (zie kabelkit YTD969).
 Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van
de accu van het voertuig.
 Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting
van de accu van het voertuig.
 Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan.
 Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig.
EMS (motormanagementsysteem)
Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op
stand '1' (MPI) worden gezet.
Werking
De scantool kan foutcodes lezen, weergeven en wissen vanuit diverse
regeleenheden.
Waarschuwing: Door het loskoppelen van de accu kan het geheugen uit de
elektronsiche eenheid (bijvoorbeeld radio en klok) worden gewist.
Fouten lezen
De applicatie leest alle fouten die opgeslagen zijn in de regeleenheden van het
voertuig. Als de scantoolunit tijdens het aflezen van de fouten niet binnen 2 minuten
codes weergeeft, mag worden verondersteld dat er geen foutcodes zijn
opgeslagen.
Als er foutcodes zijn opgeslagen in de regeleenheid, toont de scantool de gebruiker
eerst het aantal gevonden fouten en opent daarna het foutenmenu.
82
FastCheck
Fouten bekijken
Deze optie geeft de foutcode weer en de beschrijvende tekst bij de fout.
Fouten wissen
Deze functie toont de gebruiker de methoden voor het wissen van foutcodes. De
scantool kan geen fouten wissen.
Vanaf modeljaar 1995
Bij voertuigen die zijn uitgerust met diagnose-aansluitingen van het type J1962
OBD, kan de scantool geen fouten van knippercodes ophalen met de standaard
scantoolkabels.
Proton
Aansluitprocedure
 Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom
van Proton (zie kabelkit YTD969).
 Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de
kabelboom van Proton (zie kabelkit YTD969).
 Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van
de accu van het voertuig.
 Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting
van de accu van het voertuig.
 Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan.
 Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig.
EMS (motormanagementsysteem)
Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op
stand '1' (MPI) worden gezet.
83
FastCheck
Renault
EMS (motormanagementsysteem)
Algemeen
OPMERKING: Voor voertuigen van Renault die gebruikmaken van het "sleutelloos
contactsysteem van Renault" en de "START"-knop (Megane II, Scenic II enz.):
Om het contact in te schakelen ZONDER de motor te starten:
1. Ontgrendel de kaart met de afstandsbediening (kaart).
2. Steek de kaart in de kaartlezer.
3. Druk minstens 5 seconden de "START"-knop in zonder het rem- of het
koppelingspedaal in te trappen. Zodra het dashboard oplicht kan de knop
worden losgelaten.
Alle diagnoses kunnen nu worden uitgevoerd.
Programmeren verstuiver
Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver
of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de
regeleenheid van de diesel te programmeren.
Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd
en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de
nieuwe verstuivers.
De functie is beschikbaar op de meeste van de volgende
motormanagementsystemen:
 Bosch EDC15C3, aangebracht op 1.9 DCi en 2.2 DCi motoren.
 Bosch EDC16, aangebracht op 1.9DCi en 2.0DCi motoren.
 Delphi Lucas LVCR, aangebracht op 1.5 DCi motoren.
 Delphi Lucas DDCR, aangebracht op 1.5 DCi motoren.
Verstuivers zijn in de fabriek geclassificeerd overeenkomstig hun respectieve
debiet: bij stationair toerental, indien volledig opgeladen of in de pre-injectiefase.
Voor systemen van Bosch is een 6-cijferige alfa-numerieke code op de verstuiver
gegraveerd. Deze code geeft de classificatie aan. Voor systemen van Delphi Lucas
is een 16-cijferige alfa-numerieke code op de verstuiver gegraveerd. Deze code
geeft de classificatie aan.
84
FastCheck
De code voor iedere verstuiver wordt opgeslagen in het geheugen van de
regeleenheid, waardoor de regeleenheid in de gelegenheid wordt gesteld om iedere
verstuiver te controleren, hierbij wordt rekening gehouden met de variaties van de
fabrikant.
De scantool kan de huidige verstuivercodes lezen en de nieuwe verstuivercodes
programmeren.
Toyota
Vorige OBD-systemen
Om alle knippercodes op vorige OBD-voertuigen weer te geven, moet de vrije
aansluiting van de kabelboom (zie kabelkit YTD990) in combinatie met de scantool
worden gebruikt.
Waarschuwing: Volg de instructies nauwkeurig op. Het onjuist aansluiten van
de kabelboom op het voertuig, kan resulteren in schade aan het voertuig en/
of de scantool.
Aansluitprocedure
 Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de vrije
aansluitkabel (zie kabelkit YTD990).
 Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de vrije
aansluitkabel (zie kabelkit YTD990).
 Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van
de accu van het voertuig.
 Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting
van de accu van het voertuig.
 Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan.
 Sluit de vrije aansluitingen aan op de pinnen van de diagnose-aansluiting, zoals
weergegeven in de volgende secties:
OPMERKING: Sluit altijd eerst de massa aan
Zie het aansluitschema van Toyota in ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 136,
voor meer informatie.
EMS (motormanagementsysteem)
Voor het diagnosticeren van EMS-fouten:
 Sluit de zwarte vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'E1' (massa).
 Sluit de blauwe vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'TE' of 'TE1'
(codes activeren).
 Sluit de gele draad aan op de diagnose-aansluitpin 'W' (codes lezen).
85
FastCheck
FastCheck EPB
Belangrijke informatie
Voertuigen van Mercedes met Sensotronic remregelsysteem
 Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de
werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren.
 Het Sensotronic remregelsysteem moet uitgeschakeld zijn voordat u
onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan het
remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden uitgevoerd.
 Begin pas met het uitvoeren van de werkzaamheden als het systeem is
uitgeschakeld. Na het uitschakelen, moet er een waarschuwingsbericht
verschijnen op het instrumentenpaneel en is er een geluidssignaal te horen tot
het systeem opnieuw is ingeschakeld. Als er geen waarschuwingssignalen
worden afgegeven, moet u er van uitgaan dat het systeem niet volledig is
uitgeschakeld en dient u NIET te starten met het uitvoeren van de
onderhoudswerkzaamheden.
 Zorg er voor dat het Sensotronic remregelsysteem weer is ingeschakeld, nadat
u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd.
OPMERKING: De fabrikant van de servicetool accepteert geen enkele
verantwoordelijkheid voor eventuele ongelukken of letselschade die voortvloeien
uit onderhoudswerkzaamheden aan het Sensotronic remregelsysteem.
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst en identificeer de vereiste interfacekabel voor het
voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en
draai de bevestigingsschroeven vast.
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
86
FastCheck
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimatt
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Climate"' te selecteren en
druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar
het vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
De beschikbare menu-opties zijn afhankelijk van het model en de fabrikant van het
voertuig. Functies zoals het lezen en wissen van DTC's zijn beschikbaar alsmede
onderhoudsfuncties.
BMW-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
BMW 7 serie (E65)
87
FastCheck
BMW 7 serie (E65)
Parkeerrem inlopen
Als de remschoenen van de 'Duo servorem' worden vervangen dan moet het
inloopproces worden uitgevoerd om een juiste werking van het systeem te
verzekeren. De procedure moet uitgevoerd worden op een rollentestuitrusting of bij
een wegtest.
Automatisch vasthouden
De functie Automatisch vasthouden past de remmen toe als het voertuig stil staat
en doet de remmen en de parkeerrem werken als de motor is uitgeschakeld. De
functie kan worden uit/ingeschakeld.
Montagemodus
Onvrijwillige werking van de parkeerremknop voordat de Bowdenkabels worden
aangesloten op de wielsteun kan leiden tot montageproblemen. De montagemodus
onderdrukt de activering van de parkeerrem.
Controle plaatsingstraject
Als een buitensporig traject wordt ontdekt dan wordt een waarschuwing
weergegeven en een fout opgeslagen. Deze procedure wordt gebruikt om de
oorzaak te bepalen van het probleem gedetecteerd door het systeem.
BMW X5 (E70) / X6 (E71)
Werkplaatsmodus
In de werkplaatsmodus wordt de parkeerrem in de geopende positie geplaatst en
het systeem uitgeschakeld.
Parkeerrem inlopen
Als de remschoenen van de 'Duo servorem' worden vervangen dan moet het
inloopproces worden uitgevoerd om een juiste werking van het systeem te
verzekeren. De procedure moet uitgevoerd worden op een rollentestuitrusting of bij
een wegtest.
BMW 5 Series (F07/F10/F11)
Werkplaatsmodus
Er zijn 4 werkplaatsmodi beschikbaar met dit systeem. De volgende opties zijn
beschikbaar.
 Vervanging regeleenheid voor parkeerrem
 Vervanging parkeerremknop
 Vervanging van een aandrijving op de remklauw
 Vervanging van de remklauw of remblokken
88
FastCheck
Vervanging regeleenheid voor parkeerrem
Deze optie is vereist wanneer een nieuwe regeleenheid voor de parkeerrem wordt
geïnstalleerd. De regeleenheid voor de parkeerrem wordt geleverd in
installatiemodus en deze optie wordt uitgevoerd om de eenheid juist in te stellen
nadat het is geïnstalleerd. Na het voltooien van het werk dient de optie
bedrijfsmodus uitgevoerd te worden om het systeem terug te brengen in de
operationele status.
Vervanging parkeerremknop
Deze optie is vereist wanneer een nieuwe parkeerremknop wordt geïnstalleerd. Na
het voltooien van het werk dient de optie bedrijfsmodus uitgevoerd te worden om
het systeem terug te brengen in de operationele status.
Vervanging van een aandrijving op de remklauw
Deze optie plaatst het parkeerremsysteem in de vereiste werkplaatsmodus zodat
de aandrijving die op de remklauw is geïnstalleerd kan worden vervangen of
onderhouden. Na het voltooien van het werk dient de optie bedrijfsmodus
uitgevoerd te worden om het systeem terug te brengen in de operationele status.
Vervanging van de remklauw of remblokken
Deze optie plaatst het parkeerremsysteem in de vereiste werkplaatsmodus zodat
de remklauw of remblokken vervangen of onderhouden kunnen worden. Na het
voltooien van het werk dient de optie bedrijfsmodus uitgevoerd te worden om het
systeem terug te brengen in de operationele status.
Operationele modus
Als er een werkplaatsmodus is uitgevoerd dan MOET deze procedure worden
uitgevoerd om het parkeerremsysteem naar zijn operationele status terug te
brengen. Deze operatie moet ook worden uitgevoerd als de noodontgrendeling is
uitgevoerd.
Ford – elektronisch parkeerremsysteem (EPB)
Twee elektronische parkeerremsystemen worden momenteel ondersteund op de
servicetool:
Ford Focus C-Max 2003 - tot heden:
Er zijn twee testfuncties beschikbaar onder het onderdeel kalibratie van het menu
EPB, deze worden hieronder beschreven.
Test van de kalibratiefunctie van de elektronische parkeerrem (EPB)
Controleert of de elektronische parkeerrem correct werkt. Deze test dient te
worden uitgevoerd nadat het werk aan de elektronische parkeerrem of het
remsysteem van het voertuig is voltooid.
89
FastCheck
De test verwijdert de luchtspleet van de remblokken en controleert de druk van de
elektronische parkeerrem (EPB).
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 Het remvloeistofpeil is correct
De bestuurder wordt gevraagd een aantal handelingen uit te voeren voor het
activeren van de elektronische parkeerrem (EPB). De servicetool leest de EPB-druk
en geeft deze weer. Als de EPB is geactiveerd, zou de EPB-druk ongeveer 1100
Newton moeten zijn.
De bediener zal gevraagd worden de EPB te ontgrendelen/los te laten. De
servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de EPB is gedeactiveerd, zou
de EPB-druk 0 Newton moeten zijn.
Als het resultaat van een van de bovenstaande tests niet juist is (aflezen van de druk
niet correct), moet de elektronische parkeerrem (EPB) worden verwijderd en
vervolgens weer opnieuw worden gemonteerd.
Kalibratie noodontgrendeling van de elektronische parkeerrem (EPB)
Controleert of de noodontgrendeling van de elektronische parkeerrem correct
werkt. Deze test dient te worden uitgevoerd nadat het werk aan de elektronische
parkeerrem of het remsysteem van het voertuig is voltooid.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 Het remvloeistofpeil is correct
De bestuurder wordt gevraagd een aantal handelingen uit te voeren voor het
activeren van de elektronische parkeerrem (EPB). De servicetool leest de EPB-druk
en geeft deze weer. Als de EPB is geactiveerd, zou de EPB-druk ongeveer 1100
Newton moeten zijn.
De bestuurder wordt nu verzocht om handmatig aan de noodontgrendeling te
trekken. De servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de
noodontgrendeling is geactiveerd, zou de EPB-druk 0 Newton moet zijn en zou het
voertuig vrij moeten kunnen bewegen.
Als een van de hierboven staande tests mislukt, dient de elektronische parkeerrem
(EPB) gecontroleerd te worden en gerepareerd te worden zoals beschreven in de
instructies van de fabrikant.
90
FastCheck
Ford Galaxy (2006-), Mondeo (2007-), S-Max (2006-):
Er zijn drie opties in het PBM/EPB-functiemenu die kunnen worden gebruikt om
toegang te hebben tot de verschillende functies:
Verricht onderhoud aan de remmen
In het menu 'Onderhoud remmen' zijn drie functies beschikbaar:
Onderhoudsmodus openen
Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er
werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd.
De regeleenheid plaatst de remklauwen in een modus waarbij een normale werking
is verboden en de remklauwen door niets gesloten kunnen worden. Deze functie
moet worden gebruikt als er remmen, schijven of remblokken vervangen moeten
worden.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze functie duurt 30 seconden om te worden voltooid.
OPMERKING: Na het uitvoeren van deze functie kunnen de remklauwen van de EPB
niet worden gesloten en niet worden toegepast totdat de onderhoudsmodus is
afgesloten. Het starten van de ontsteking of het loskoppelen van de accu of de
diagnosetester, sluit de onderhoudsmodus niet af.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Onderhoudsmodus afsluiten
Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er
werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd.
Remklauwen zijn gesloten op de toegewezen positie en de normale werking is weer
beschikbaar.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze functie duurt 35 seconden om te worden voltooid.
Deze functie voert ook automatisch een "Montage controle" uit, die interne tests
uitvoert op het parkeerremsysteem en de status ervan rapporteert (zie hieronder).
91
FastCheck
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Montage controleren
Deze functie wordt gebruikt om, na het voltooien van de werkzaamheden aan het
systeem, de werking van het parkeerremsysteem te controleren.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze functie duurt 25 seconden om te worden voltooid.
OPMERKING: Deze test wordt automatisch uitgevoerd als onderdeel van de functie
"Onderhoudsmodus afsluiten". U hoeft deze functie niet uit te voeren als de functie
"Onderhoudsmodus afsluiten" geen problemen rapporteert.
OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem
in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als
het systeem in de normale bedrijfsmodus staat.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Aandrijvers
Het volgende is beschikbaar in het menu 'Actuators':
Statische toepassing
Deze functie wordt gebruikt om de werking van de actuators te testen die de
remklauwen bedienen. Deze functie sluit de actuators op de toegewezen positie
van de nominale PBM.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze moet worden gebruikt als er waarschijnlijk sprake is van een storing in de
regeleenheid, de bedrading of de actuators (als de parkeerrem niet handmatig kan
worden in- of uitgeschakeld).
OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem
in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als
het systeem in de normale bedrijfsmodus staat.
92
FastCheck
Configuratie
In het menu 'Configuratie' zijn twee functies beschikbaar:
Kalibratie hellingsensor
Deze functie wordt gebruikt om de opgeslagen nulwaarde van de hellingsensor te
resetten. Deze moet gebruikt worden als een nieuwe parkeerremmodule of een
nieuwe hellingsensor werd geïnstalleerd.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 De bestuurder mag zich NIET in het voertuig bevinden.
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 Zorg ervoor dat het voertuig niet onderhevig is aan trillingen (sluiten van
kofferruimte, motorkap, enz.).
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem
in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als
het systeem in de normale bedrijfsmodus staat.
Opgeslagen schakelpunt van de koppeling wissen
Deze functie wordt gebruikt om de opgeslagen waarde van het schakelpunt van de
koppeling te resetten. Deze moet gebruikt worden als een nieuwe
parkeerremmodule of een nieuwe koppeling werd geïnstalleerd. Deze functie is
alleen van toepassing op voertuigen met handmatige transmissie.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
Als deze functie succesvol werd uitgevoerd leert de parkeerremmodule een nieuw
schakelpunt van de koppeling wanneer de volgende keer met het voertuig wordt
gereden.
OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem
in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als
het systeem in de normale bedrijfsmodus staat.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Opmerkingen over gebruik van functies
De vier functies zijn ontwikkeld om in verschillende situaties te kunnen worden
gebruikt. Hier volgen een paar situaties die zich voor kunnen doen en het juiste
gebruik van de functies om de situatie te herstellen:
93
FastCheck
Vervangen van het remblok achter, de remschijf of de remklauw:
1. Als een van de bovengenoemde onderdelen bij het voertuig vervangen moet
worden, dient u de functie "Onderhoudsmodus openen" uit te voeren.
2. Het systeem wordt uitgeschakeld om op een veilige en gemakkelijke manier
onderhoudswerkzaamheden te kunnen uitvoeren.
3. Nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd dient u de functie
"Onderhoudsmodus afsluiten" uit te voeren.
Hellingsensor vervangen:
1. Nadat de nieuwe sensor is geïnstalleerd, dient de functie "Kalibratie
hellingsensor" uitgevoerd te worden.
Koppeling vervangen (handmatige transmissie):
1. Nadat een nieuwe koppeling is geïnstalleerd, dient de functie "Schakelpunt van
de koppeling wissen" te worden uitgevoerd.
2. Het voertuig leert dan het nieuwe schakelpunt van de koppeling als er met het
voertuig wordt gereden.
Parkeerremmodule vervanging:
1. Nadat de nieuwe parkeerremmodule is geïnstalleerd, dient de functie "Kalibratie
hellingsensor" uitgevoerd te worden.
2. Als het voertuig een handmatige transmissie heeft, dient de functie "Schakpunt
van de koppeling wissen" te worden uitgevoerd.
3. Het voertuig leert dan het nieuwe schakelpunt van de koppeling als er met het
voertuig wordt gereden.
Bij ieder ander onderdeel van het EPB-systeem dat vervangen is:
1. DTC's moeten worden gelezen en gewist.
2. De functie "Montage controleren" dient te worden uitgevoerd om de werking
van het parkeerremsysteem te controleren.
3. Als de functie "Montage controleren" niet uitgevoerd kan worden, dienen de
DTC's opnieuw gelezen te worden en het probleem te worden onderzocht.
De parkeerrem schakelt niet als ze handmatig wordt bediend via de knop:
1. Zorg ervoor dat het systeem NIET in de "Onderhoudsmodus" is. Als deze modus
toch is ingeschakeld, dient u de functie "Onderhoudsmodus afsluiten" uit te
voeren.
2. DTC's lezen, er kan een DTC opgeslagen zijn die het gebied aangeeft waar de
storing zich bevindt.
3. Wis DTC's, er kan sprake zijn van een intermitterende fout in het systeem die
gewist moet worden.
94
FastCheck
4. Voer de functie "Statische toepassing" uit. Deze functie stuurt rechtstreeks een
commando naar de regeleenheid, die vervolgens de actuators sluit in de
nominale "ingeschakelde" positie.
5. Controleer de schakelknop.
6. Controleer de actuators zelf of de bedrading van de "regeleenheid" naar de
actuators.
Land Rover - Elektronisch parkeerremsysteem (EPB)
Discovery III (L319) (2005 - 2009), Range Rover Sport (L320) (2005 - 2009),
Range Rover (L322) (2006 - 2009):
In het menu PBM/EPB zijn vier functies beschikbaar onder de optie 'Onderhoud
remmen':
Elektronische parkeerrem deblokkeren
Deze procedure dient te worden gebruikt als een van de parkeerremkabels loskomt
of breekt als er met het voertuig wordt gereden.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 De motor moet draaien bij stationair toerental
Na het uitvoeren van de procedure dient de monteur controles uit te voeren van de
remschoenen en de trommels achter. Als beide OK zijn dient de monteur de Land
Rover technische informatie te raadplegen.
OPMERKING: Een onderdeel van deze procedure is de parkeerrem in de
'Montagestand' te plaatsen, om de controles van de remschoenen en trommels
achter uit te voeren. Als het voertuig in de 'Montagestand' staat, verschijnt een rood
knipperlicht op het instrumentpaneel. Dit geeft aan dat de parkeerremactuator zich
in de 'Montagestand' bevindt. Het geeft geen voertuigfout aan.
Montagestand
De parkeerrem moet naar de Montagestand worden gebracht als een van de
volgende procedures dient te worden uitgevoerd:
 Parkeerremschoenen - Verwijdering/installatie.
 Aanpassing parkeerremschoen en bekleding.
Deze procedure moet worden uitgevoerd als nieuwe parkeerremschoenen
worden geïnstalleerd, nieuwe achterremschijven worden geïnstalleerd of als het
voertuig door modder (niet water) is gereden voor meer dan 75 km (50 mijl): Of
als een van de remkabels is gebroken of loskwam tijdens het rijden met het
voertuig (in dit gevel wordt de parkeerrem in de montagestand geplaatst als
onderdeel van de voornoemde procedure 'Parkeerrem deblokkeren').
 Parkeerremkabels vervangen (Rechts voor en links voor)
95
FastCheck
Als het parkeerremsysteem minder dan 50.000 cycli heeft voltooid, is het
toegestaan om de parkeerremkabels te vervangen. Als meer dan 50.000 cycli
werden voltooid, dan mogen de kabels alleen worden vervangen als onderdeel
van de parkeerremactuator en het kabelstel. Als een kabel breekt of loskomt
terwijl met het voertuig wordt gereden, dient mogelijk de procedure 'parkeerrem
deblokkeren' te worden uitgevoerd.
 Parkeerremactuator - Verwijdering/installatie
Het doel is de remkabels te kunnen aansluiten op of loskoppelen van de remmen.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Schakel het contact in (stand II).
 Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante
voeding te verzekeren.
OPMERKING: Om de parkeerrem uit de montagestand te zetten, schakel de
parkeerremschakelaar twee keer in en uit.
OPMERKING: Als het voertuig in de 'Montagestand' staat, verschijnt een rood
knipperlicht op het instrumentpaneel. Dit geeft aan dat de parkeerremactuator zich
in de 'Montagestand' bevindt. Het geeft geen voertuigfout aan.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Vergrendelingsstand
Deze procedure dient mogelijk te worden uitgevoerd als de noodontgrendeling van
de parkeerrem werd geactiveerd, om de parkeerrem opnieuw te vergrendelen.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Schakel het contact in (stand II).
 Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante
voeding te verzekeren.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
96
FastCheck
Kalibratie lengte-versnellingsmeter
Deze procedure dient mogelijk te worden uitgevoerd als de lengteversnellingsmeter werd vervangen.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Schakel het contact in (stand II).
 Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante
voeding te verzekeren.
 Zorg ervoor dat het voertuig op een vlak oppervlak staat en dat het gedurende
heel de procedure stilstaat.
 Zorg ervoor dat het voertuig stilstaat (0 km/u) op een horizontale ondergrond en
geen commando toepassen of vrijgeven wordt ontvangen.
 Zorg ervoor dat de parkeerremmodule correct is bevestigd op het voertuig en dat
de parkeerrem wordt toegepast.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
HANDMATIGE FUNCTIES
Het volgende kan handmatig worden uitgevoerd zonder de scantool:
Parkeerrem uitschakelen voor vervangen van remschijf achter
Deze procedure is nodig voordat werk wordt uitgevoerd op de remschijven achter.
Als de procedure juist wordt uitgevoerd worden de remklauwen teruggedraaid door
de regeleenheid:
Handmatige routine:
 Zet de contactsleutel in de stand II.
 De rempedaal indrukken en ingedrukt houden,
 de parkeerremschakelaar indrukken en ingedrukt houden in de stand
VRIJGEVEN.
 Zet de contactsleutel in de stand 0 en verwijder de sleutel.
 Laat de rempedaal los.
 Laat de parkeerremschakelaar los.
 Verwijder zekering nummer 8 uit de BJB (om het elektrisch circuit van de
parkeerrem te isoleren).
Dit verzekert veilige werkomstandigheden en verhindert het gevaar dat de
parkeerrem toevallig aanslaat terwijl de monteur eraan werkt.
De normale werking terug activeren:
 Verwijder zekering nummer 8 uit de BJB (om het elektrisch circuit van de
parkeerrem opnieuw te activeren).
97
FastCheck
Inloopprocedure parkeerremschoenen
Deze procedure moet worden uitgevoerd als nieuwe parkeerremschoenen worden
geïnstalleerd, nieuwe remschijven achter worden geïnstalleerd of als het voertuig
door modder (niet water) is gereden over meer dan 75 km (50 mijl):
Handmatige routine:
 De motor starten en stoppen.
 Gebruik de voetpedaal 3 keer in 10 seconden en houd die ingedrukt na de 3de
keer.
 Gebruik de elektronische parkeerremschakelaar 4 keer, gevolgd door 3 keer
vrijgeven in 10 seconden.
Eenmaal de onderhoud inloopproceduremodus is ingevoerd, kunnen de
elektronische parkeerremvoeringen worden ingelopen door 10 keer na mekaar te
stoppen aan een snelheid van 30 - 35 km/u (19 - 22 mpu), gevolgd door een 500
meter (547 yarden) interval tussen iedere stop om de remmen te laten afkoelen
met gebruik van de elektronisch parkeerrem regelschakelaar.
 De elektronische parkeerremkracht verhoogt tot het dynamische maximum zo
lang de schakelaar in de toegepaste stand staat.
 Als de schakelaar wordt vrijgegeven in de NEUTRAAL of UIT standen, wordt de
elektronische parkeerrem vrijgegeven.
 De elektronische parkeerrem MOET afkoelen tussen de toepassingen, door te
rijden aan 30 km/u (19 mpu) voor 500 meter (547 yarden) of stilstaan gedurende
1 minuut tussen iedere toepassing.
OPMERKING: De elektronische parkeerrem 'Onderhoud inloopproceduremodus'
blijft actief voor de rest van de onstekingscyclus, of tot de voertuigsnelheid de 50
km/u (31 mpu) overschrijdt. Als de procedure opnieuw moet worden ingevoerd,
moeten de invoeracties worden herhaald.
Renault - handrem
Er zijn testfuncties beschikbaar onder het onderdeel circuittests van het menu
handrem, deze worden hieronder beschreven.
Remmen vrijgeven
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 De motor mag niet draaien
Aan het einde van de test wordt de handrem vrijgegeven. De functie 'Rem
toepassen' moet dan worden uitgevoerd.
98
FastCheck
Remmen toepassen
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 De motor mag niet draaien
De test vereist dat de handrem wordt gebruikt tijdens deze test.
VAG – elektromechanisch parkeerremsysteem (EPB)
In het elektromechanische parkeerremsysteem (EPB) van VW/Audi zijn twee
elektromechanische actuators geïntegreerd (rechter en linker parkeerremmotor) in
de remblokhouders van de achterste schijfremmen. Het EPB-systeem vervangt het
traditionele handremsysteem.
Als het voertuig stilstaat of de EPB/automatische stopknop is ingedrukt, activeert de
regeleenheid van de EPB de parkeerremmotoren van de achterwielen die het
voertuig op de plaats houdt.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan
 Het remvloeistofpeil is correct
 De parkeerrem staat uit
OPMERKING: Tijdens het vrijgeven en opnieuw instellen van de remzuigers, kan de
ECM DTC's opslaan in de regeleenheid van de EPB of ABS. Na het voltooien van de
kalibratieprocedure moet het DTC-geheugen van de EPB en ABS worden gewist.
EPB voor Audi A4/A5/A6 & VW Passat/Tiguan
Selecteer de vereiste optie in het menu Onderhoud: remblokken vervangen of
onderhoud remblokken en volg vervolgens de beschreven procedure.
Sequentie onderhoud/vervanging remblokken
Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het
contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt.
OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan
het zijn dat het remsysteem niet correct werkt.
Remmen vrijgeven
Selecteer de optie 'Remmen vrijgeven' uit het menu. De remzuigers zullen nu in de
vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht
'Vrijgeven remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
99
FastCheck
Onderhoud/vervanging van de remblokken
De remblokken kunnen nu volgens de instructies van de fabrikant worden
vervangen of u kunt er onderhoud aan uitvoeren.
Sluit remmen
Selecteer de optie 'Remmen sluiten' uit het menu. De remzuigers zullen nu in de
resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Sluiten remmen
nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
Kalibreer remmen
Selecteer de optie 'Remmen kalibreren' uit het menu. De remzuigers worden nu
verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de service tool het bericht
'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
EPB voor Audi A8
Selecteer de gewenste optie uit het onderhoudsmenu, ofwel Remblokken
vervangen of Onderhoud remmen, en volg de gewenste sequentie.
Sequentie (uitsluitend) remblokken vervangen
Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het
contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt.
OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan
het zijn dat het remsysteem niet correct werkt.
Vervang de remblokken
Selecteer de optie 'Remblokken vervangen' uit het menu. De remzuigers zullen nu
in de vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht
'Gereed voor vervangen remblok' weergeeft voordat u verdergaat.
Vervang de remblokken
Maak een aantekening van de dikte van de nieuwe remblok, dit hebt u nodig voor
de volgende fase. De remblokken kunnen nu worden vervangen volgens de
instructies van de fabrikant.
Dikte remblok
De dikte van het remblok moet nu worden ingevoerd, door in het menu Remblokken
vervangen de optie Dikte remblok te selecteren. De huidige waarde wordt
weergegeven op het scherm. Druk op de toets tot de waarde die u wenst te
veranderen oplicht. Gebruik de toetsen en om de nieuwe waarde in te voeren.
De waarden moeten tussen 3 -14 mm liggen. Herhaal, indien nodig, deze volgorde.
Druk op de toets als ieder cijfer correct is ingevoerd, om naar het scherm 'Nieuwe
waarde opslaan' te gaan. Druk nu nogmaals op de toets om de nieuwe waarde in
de regeleenheid op te slaan.
100
FastCheck
Sluit remmen
Selecteer de optie 'Remmen sluiten' uit het menu Remblokken vervangen. De
remzuigers zullen nu in de resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool
het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
Kalibreer remmen
Selecteer de optie 'Remmen kalibreren' uit het menu 'Remblokken vervangen'. De
remzuigers worden nu verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de
service tool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u
verdergaat.
Sequentie (uitsluitend) onderhoud remmen
Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het
contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt.
OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan
het zijn dat het remsysteem niet correct werkt.
Remmen vrijgeven
Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen vrijgeven'. De
remzuigers zullen nu in de vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de
servicetool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u
verdergaat.
Verricht onderhoud aan de remmen
Het onderhoud aan de remmen kan nu plaatsvinden volgens de instructies van de
fabrikant.
Sluit remmen
Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen sluiten'. De
remzuigers zullen nu in de resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool
het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
Kalibreer remmen
Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen kalibreren'. De
remzuigers worden nu verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de
service tool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u
verdergaat.
101
FastCheck
Volvo – elektronisch parkeerremsysteem (EPB)
Volvo S80 (2007 -), V70 (2008 -), XC60 (2009-), XC70 (2008 -)
Er zijn drie opties in het PBM/EPB-functiemenu die kunnen worden gebruikt om
toegang te hebben tot de verschillende functies:
In het menu 'Onderhoud remmen' zijn drie functies beschikbaar:
Onderhoudsmodus openen
Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er
werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd. De
regeleenheid zet de remklauwen in een stand waarbij een normale werking
onmogelijk is en de remklauwen door niets gesloten kunnen worden. Deze functie
moet worden gebruikt als er remmen, schijven of remblokken vervangen moeten
worden.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze functie duurt 30 seconden om te worden voltooid.
OPMERKING: Na het uitvoeren van deze functie kunnen de remklauwen van de EPB
niet worden gesloten en kunnen niet worden toegepast totdat de
onderhoudsmodus is afgesloten. Het starten van de ontsteking of het loskoppelen
van de accu of de diagnosetester, sluit de onderhoudsmodus niet af.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
Onderhoudsmodus afsluiten
Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er
werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd.
Remklauwen zijn gesloten op de toegewezen positie en de normale werking is weer
beschikbaar.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Deze functie duurt 10 seconden om te worden voltooid.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
102
FastCheck
Montage controleren
Deze functie wordt gebruikt om, na het voltooien van de werkzaamheden aan het
systeem, de werking van het parkeerremsysteem te controleren.
Omstandigheden voorafgaand aan de test:
 Het voertuig dient stil te staan.
 Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan.
 Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
Drie interne tests worden uitgevoerd en van iedere test wordt de status
gerapporteerd. Als een van deze tests mislukken, dient u de functie DTC's lezen uit
te voeren om de mogelijke storing in het systeem op te sporen.
Deze functie duurt 25 seconden om te worden voltooid.
OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem
in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als
het systeem in de normale bedrijfsmodus staat.
Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden
opgevolgd en in de juiste volgorde.
103
FastCheck
FastCheck SAS
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting
en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken.
OPMERKING: De Multiplexerkabel (YTD965) en de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
104
FastCheck
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimatt
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck SAS" te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het
specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met
behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie
te bevestigen.
DTC's lezen
Wis DTC’s
SAS Kalibrering
Selecteer met behulp van de en
om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de
verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
DTC's lezen
Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven
waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit
vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd
overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
105
FastCheck
DTC 1 - 38 Hoog circuitsignaal
rechter
Hoog circuitsignaal{ }
Een typische DTC-code
Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. In dit
voorbeeld is de weergegeven fout DTC-nummer 38 - Circuitsignaal rechter
lagedruksensor hoog of open circuit. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet
meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit
betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden
gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen.
Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient
u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken.
Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en
de toets in te drukken.
Codes wissen
Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u
deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het
weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd.
Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren.
Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren.
OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s),
anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog
steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt
opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart.
Kalibratie stuurhoeksensor (SAS)
De SAS kan gekalibreerd worden met de optie "SAS kalibreren" en volg hierbij de
instructies op het scherm. Deze moeten nauwkeurig worden uitgevoerd om ervoor
te zorgen dat het kalibratieproces correct wordt voltooid.
OPMERKING: De SAS dient na het uitvoeren van de aanpassingen van de
wieluitlijning/-ophanging of het vervangen van de stuurkolom te worden uitgevoerd.
Alfa Romeo/Fiat/Lancia-voertuigen
Kalibratie stuurhoeksensor
Op deze voertuigen kan er een stuurhoeksensor kalibratieroutine beschikbaar zijn op
de ABS/TC/ESP-regeleenheid en de stuurbekrachtiging regeleenheid. In dit geval
moet de monteur altijd de routine uitvoeren via de stuurbekrachtiging regeleenheid.
106
FastCheck
De stuurhoeksensor kalibratie moet alleen worden uitgevoerd via de ABS/TC/ESPmodule op die voertuigen als de sensor zelf of/en de ABS/TC/ESP-regeleenheid
werden vervangen.
Kalibratie lengte-acceleratiesensor
Deze routine is nodig in de volgende situaties:
1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen.
2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen.
3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan
soms raar ESP-gedrag verhelpen.
BMW/MINI-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
Ford-voertuigen
Kalibratie stuurhoeksensor
Ka II (2008 -):
Op deze voertuigen kan er een stuurhoeksensor kalibratieroutine beschikbaar zijn op
de ABS/TC/ESP-regeleenheid en de stuurbekrachtiging regeleenheid. In dit geval
moet de monteur altijd de routine uitvoeren via de stuurbekrachtiging regeleenheid.
De stuurhoeksensor kalibratie moet alleen worden uitgevoerd via de ABS/TC/ESPmodule op die voertuigen als de sensor zelf of/en de ABS/TC/ESP-regeleenheid
werden vervangen.
Fiesta (2008 -), Fusion/B-Max (2008 -):
Op deze voertuigen wordt de stuurhoeksensor kalibratie alleen uitgevoerd via de
stuurbekrachtiging regeleenheid.
Ford Galaxy (2006 -), Mondeo (2007 -), S-Max (2006 -), Transit (2006 -):
Op deze voertuigen wordt de stuurhoeksensor kalibratie alleen uitgevoerd via de
ABS/TC/ESP-regeleenheid.
Kalibratie lengte-acceleratiesensor:
Deze routine is nodig in de volgende situaties:
1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen.
2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen.
3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan
soms raar ESP-gedrag verhelpen.
107
FastCheck
Land Rover-voertuigen
Kalibratie lengte-acceleratiesensor:
Deze routine is nodig in de volgende situaties:
1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen.
2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen.
3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan
soms raar ESP-gedrag verhelpen.
108
FastCheck
FastCheck Service
Verbinding
Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste
interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan
op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting
en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken.
OPMERKING: Als het te testen voertuig een Mercedes is met een 38-pins
aansluiting en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 38-pins aansluiting
gebruiken.
E
F
G
D
C
B
A
L
5
H
K
I
4
J
3
6
7
8
9
2
1
12
10
11
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan
voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde
instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden.
Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot
onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig.
Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties
diagnose-aansluiting’, pagina 136 voor meer informatie.
De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig.
Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens
zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het
hoofdmenu.
109
FastCheck
HOOFDMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
EOBD
FastCheck ABS
FastCheck Airbag
FastCheck Klimatt
FastCheck P-Rem
FastCheck EPB
FastCheck SAS
FastCheck Service
FastCheck TPMS
Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Service" te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk
op om de selectie te bevestigen.
De beschikbare menu-opties zijn afhankelijk van het model en de fabrikant van het
voertuig.
Alfa Romeo/Fiat/Lancia-voertuigen
Er zijn mogelijk drie opties in het FastCheck Service-menu voor deze fabrikanten:
Onderhoudsinterval
Deze optie reset de conventionele service-intervalindicator. Deze functie moet
worden gebruikt NADAT een volledig onderhoud (30.000 km voor benzine of 35.000
km voor diesel) werd uitgevoerd op het voertuig.
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden
gebruikt:
Alfa-Romeo MiTo
Fiat 500
Fiat Grande Punto (05)
Alle andere voertuigen vereisen de Multiplexerkabel (YTD965) of de FAL LS CAN
(YTD959) kabelboom.
110
FastCheck
Olieverversing
Deze optie is momenteel alleen van toepassing op de nieuwe Fiat Ducato van (vanaf
Ducato III MY2006). Deze functie moet worden gebruikt NADAT een olieverversing
werd voltooid op het voertuig.
Olieverversingsteller resetten
Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET
nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF
hebben. Als de optie wordt geselecteerd ondervraagt de scantool het voertuig om
de toepasselijkheid van de functie te bepalen.
Deze functie laat toe om de olieverversingsteller te resetten en de
olieverversingsparameters weer te geven (aantal resets, olieverversingsteller %,
km tot de vereiste volgende reset, kilometerteller bij de laatste reset). De teller mag
alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst. Als de teller wordt gerest op
100%, verhoogt het aantal resets met 1.
Alfa Romeo-voertuigen- Mannesman Dashboard (147 en GT - alleen VK)
Bij voertuigen van Alfa Romeo met het dashboard van Mannesman (147 en GT) is
er een probleem met het dashboard dat er toe leidt dat de waarde van het "Aantal
kilometers tot de onderhoudsbeurt" gereset wordt naar nul, als tijdens het gebruik
van een scantool de onderhoudsbeurten worden gereset.
Als het onderhoudsinterval wordt gereset slaat het dashboard de huidige
kilometerstand op (dit kunt u aflezen van de kilometerteller), om te berekenen
wanneer een volgende onderhoudsbeurt is vereist.
Echter als de kilometerteller wordt weergegeven in mijlen, mislukt de berekening
van de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Dit resulteert in een afstand van
nul tot de volgende onderhoudsbeurt en het resetten van het onderhoudsinterval
mislukt.
Om het onderhoudsinterval te resetten, dient de volgende procedure te worden
uitgevoerd:
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk op het dashboard op de knop [MODUS], om het functiemenu van het
dashboard te openen.
3. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie UNITS te
navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken.
4. Gebruik de [MODUS], [+] en [-] knoppen om de units in te stellen op kilometers.
Alle andere instellingen dienen onveranderd te blijven.
5. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU
te navigeren en druk op [MODUS] om het functiemenu af te sluiten.
111
FastCheck
6. Steek de scantool in de diagnose-aansluiting (gebruik hiervoor de 16-pins FAL
LS CAN-kabelboom) en voer een reset van het onderhoudsinterval uit door
achtereenvolgens de opties FastCheck Service, Alfa Romeo, Mannesman en
Onderhoudsinterval resetten te selecteren.
7. Koppel de servicetool los en laat het contactingeschakeld.
8. Druk op het dashboard op de knop [MODUS], om het functiemenu van het
dashboard te openen.
9. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie UNITS te
navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken.
10. Gebruik de [MODUS], [+] en [-] knoppen om de units terug te zetten op mijlen.
Alle andere instellingen dienen onveranderd te blijven.
11. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie ONDERHOUD
te navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken.
12. "Aantal kilometers tot het onderhoud" zou nu ongeveer 20.000 kilometer
moeten aangeven.
13. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU
te navigeren en druk op [MODUS] om het functiemenu af te sluiten.
14. Zet de contactsleutel in de stand UIT.
Deze procedure is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de afgelezen waarde van de
kilometerteller op het dashboard, als het onderhoudsinterval is gereset door de
scantool, in kilometers is. Op die manier kan het dashboard het juiste ‘Aantal
kilometers tot onderhoud’ berekenen.
Op het Europese continent is deze procedure niet noodzakelijk, daar alle dashboards
in kilometers zijn.
BMW/MINI-voertuigen
OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met
een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en
vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te
trappen).
Fabrikant
Optie 1
Optie 2
BMW
CBS
SERVICEOPTIES
Digitale reset
Oliewaarde resetten
Afstand resetten
Tijd resetten
Analoge reset
Olie
Inspectiebeurt
112
FastCheck
Gebruik de en toetsen om de gewenste menu-optie te selecteren en druk op
om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Op het scherm wordt het bericht “BMW Reset” weergegeven, om te bevestigen
dat het resetproces succesvol is voltooid.
Onderhoud op basis van status (CBS) selecteren:
OPMERKING: Alle vereiste werkzaamheden moeten worden uitgevoerd voordat de
onderhoudsindicators worden gereset. Als dit wordt nagelaten kan dit resulteren in
onjuiste onderhoudswaarden en er toe leiden dat de DTC's worden opgeslagen
door de desbetreffende regeleenheid.
OPMERKING: De DSC-module herkent niet de slijtagesensor voor het
vervangenvan het remblok, voordat er van aansluiting isveranderd. Daardoor staat
de DSC-module niet toe de serviceonderdelen van de remblokte resetten.
Het is raadzaam om de remblokken te vervangen door gelijkwaardige onderdelen.
Het kan zijn dat de DSC-module de veranderde aansluiting niet herkentals u geen
originele remblokken gebruikt.
Selecteer CBS voor voertuigen die alleen uitgerust zijn met een J1962 16-pinsaansluitingen steun (CBS).
Toepasbare voertuigen:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
BMW X5 (E70)
BMW X6 (E71)
MINI (R55/R56/R57)
OPMERKING: Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst" om de correcte kabel te
bepalen.
CBS (onderhoud op basis van status) is een systeem waarmee het voertuig de
status van de te onderhouden componenten en vloeistofniveaus, evenals op tijd en
kilometers gebaseerd onderhoud berekent en controleert.
De volgende tabel geeft de mogelijke onderhoudsopties weer samen met de
regeleenheid die gebruikt wordt om iedere optie te resetten.
113
FastCheck
Serviceoptie
Controlemodule
Motorolie
Motor (DME/DDE)
Roetfilter
Motor (DDE)
Dieseladditief motor (DDE)
Motor (DDE)
Remblokken voor
Stabiliteitscontrolesysteem (DSC)
Remblokken achter
Stabiliteitscontrolesysteem (DSC)
Microfilter
Airconditioning (IHKA)
Remvloeistof
Instrumentenpaneel (INSTR)
Koelvloeistof
Instrumentenpaneel (INSTR)
Bougies
Instrumentenpaneel (INSTR)
Voertuig controleren
Instrumentenpaneel (INSTR)
Algemene periodieke keuring
Instrumentenpaneel (INSTR)
Wettelijke keuring uitlaatemissie
Instrumentenpaneel (INSTR)
De servicetool kan automatisch alle regeleenheden identificeren die nodig zijn
tijdens het resetproces. Als een onbekende regeleenheid wordt aangetroffen of
geen verbinding tot stand kan worden gebracht, wordt de bestuurder gevraagd of
hij wil verdergaan of afbreken.
OPMERKING: Als het proces wordt voortgezet zijn er geen geschikte
onderhoudsopties beschikbaar voor de onbekende regeleenheid (zie tabel
onderhoudsoptie).
De huidige datum- en tijdinformatie zal door de servicetool worden weergegeven.
Druk op de toets als de informatie correct is en ga verder, of druk op de toets
om de informatie te corrigeren.
OPMERKING: Als de datum en tijd tijdens het resetproces niet correct zijn,
resulteert dit in onjuiste onderhoudsintervallen.
Om de datum en tijd te veranderen:
Gebruik de toetsen en om de gewenste waarde van de geselecteerde
informatie, aangegeven met ‘/ \' te veranderen.
Gebruik de
Gebruik de
toets om het geselecteerde veld met de datum/tijd te veranderen
toets om de informatie-invoer te voltooien.
Het scherm geeft een laatste bevestiging van de nieuwe ingevoerde gegevens
weer. Druk op de toets om de nieuwe informatie in het voertuig te
programmeren.
Als u op een willekeurig moment tijdens het veranderen van de datum en tijd op de
toets drukt, gaat u terug naar het eerste scherm voor de bevestiging van de
datum en tijd. In dat geval is geen informatie gewijzigd.
114
FastCheck
De beschikbare onderhoudsopties van het voertuig worden als een lijst
weergegeven. Iedere optie wordt weergegeven met de volgende
onderhoudsgegevens:
De waarde van het resetpercentage.
De geschatte afstand tot of de volgende onderhoudsdatum.
De onderhoudsteller.
OPMERKING: Bij de inspectie van het voertuig en de uitlaatgasemissie wordt alleen
de datum van de volgende onderhoudsbeurt aangegeven.
De onderhoudsoptielijst wordt weergegeven in volgorde van belangrijkheid, waarbij
de meest dringende optie het eerst wordt genoemd.
Scroll met de en toetsen naar de gewenste optie om een optie te resetten. De
huidige optie wordt aangegeven door het . Druk op de toets om de selectie te
bevestigen.
Aan de onderkant van het display kunnen twee mogelijke opties worden
weergegeven:Optie resetten
Optie corrigeren
Gebruik de
en
toetsen om de vereiste menuoptie te selecteren
Druk op de
toets om de selectie te bevestigen.
Gebruik de toets om de selectie te annuleren en terug te keren naar de lijst met
onderhoudsopties.
Optie resetten:
De resetoptie wordt gebruikt om de geselecteerde resetwaarde van de
onderhoudsoptie op 100% in te stellen. De geschate afstand en datum van de
volgende onderhoudsbeurt en de onderhoudsteller zijn geüpdatet.
De onderhoudsopties voor de inspectie van het voertuig en de uitlaatgasemissie zijn
wettelijk verplichte inspecties waarbij de de datum voor de volgende
onderhoudsbeurt wordt opgeslagen.
Als u een van deze opties hebt geselecteerd, geeft de servicetool het scherm weer
waarin de volgende onderhoudsdatum kan worden veranderd.
Gebruik de toetsen en om de gewenste waarde van de geselecteerde
informatie, aangegeven met ‘>’ of ‘<’, te veranderen.
Gebruik de
toets om het geselecteerde veld te veranderen.
Gebruik de
toets om de informatie te voltooien en op te slaan.
115
FastCheck
Gebruik de toets om de reset te annuleren en terug te keren naar de lijst met
onderhoudsopties.
Optie corrigeren:
De optie 'Corrigeren' wordt gebruikt om een onderhoudsoptie te corrigeren die per
ongeluk gereset is.
OPMERKING: Het corrigeren van het resetproces is alleen beschikbaar voor
onderhoudsopties waarbij de onderhoudsteller niet op nul staat en is niet
beschikbaar voor voertuig- en uitlaatgasinspecties. De originele waarden van de
onderhoudsoptie gaan verloren tijdens het resetten.
Gebruik de toetsen
Gebruik de
en
om de resetwaarde te veranderen.
toets om de informatie-invoer te voltooien.
Een laatste bevestiging van de nieuwe ingevoerde gegevens zal worden
weergeven. Druk op de toets om de nieuwe informatie op te slaan. Gebruik de
toets om de correctie te annuleren en terug te keren naar de lijst met
onderhoudsopties.
OPMERKING: De maximale resetwaarde is de huidige waarde van de
geselecteerde onderhoudsoptie. De onderhoudsteller wordt verminderd met 1.
Digitale reset:
Selecteer de optie Digitale reset voor voertuigen die alleen uitgerust zijn met een
J1962 16 pins-aansluiting en geen Onderhoud op basis van conditie (CBS)
ondersteunen.
De servicetool zal een bericht weergeven om te bevestigen dat het resetproces
succesvol is voltooid.
Toepasbare voertuigen:
BMW 3 Serie (E46)
BMW 5 Serie (E39)
BMW 7 Serie (E38)
BMW X3 (E83)
BMW X5 (E53)
BMW Z4 (E85)
OPMERKING: Voor sommige voertuigen met digitale reset is het mogelijk het
onderhoudsinterval handmatig te resetten. Zie het onderdeel handmatig het
onderhoudsinterval resetten voor instructies.
116
FastCheck
Analoge reset:
Selecteer de optie Analoge reset voor voertuigen die uitgerust zijn met een ronde
20 pins diagnose-aansluiting in het motorcompartiment.
De servicetool zal het bericht “Reset voltooid” weergeven, om te bevestigen dat
het resetproces succesvol is voltooid.
OPMERKING: De servicetool geeft alleen aan dat het proces is voltooid. Er is een
visuele bevestiging vereist via de onderhoudsintervalindicator (SIA), die zich op het
dashboard van het voertuig bevindt.
Jaarlijkse afstand:
De gemiddelde jaarlijkse afgelegde afstand is vereist voor de berekening van
diverse CBS(onderhoud op basis van status)-functies.
De jaarlijkse afstand is gebaseerd op de afgelegde afstand na ongeveer zes tot acht
weken na een rest. Het is raadzaamom de jaarlijkse afstand te resetten na
veranderingen in het rijpatroon van het voertuig.
OPMERKING: Een verkeerde jaarlijkse afstand beïnvloed de CBS-intervallen.
De waarde wordt ingesteld op een standaardwaarde (ongeveer 30.000 km) tot de
nieuwe waarde is berekend.
Toepasbare voertuigen:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
BMW X5 (E70)
BMW X6 (E71)
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) moet gebruikt worden.
117
FastCheck
Vervangen accu:
Na het aanbrengen van een nieuwe accu, dient de functie voor het vervangen van
de accu te worden uitgevoerd. De functie voor het vervangen van de accu
registreert het vervangen van een accu met behulp van het
vermogensbeheersysteem. Als dit niet gebeurt kan dit leiden tot het niet correct
functioneren van het vermogensbeheersysteem.
De applicatie voor het vervangen van de accu bepaalt aan de hand van de CAS (Car
Access System)-module de vereiste accucapaciteit en het type. De vervangende
accu moet dezelfde capaciteit hebben en van hetzelfde type zijn als degene die
wordt weergegeven.
OPMERKING: Bepaalde voertuigen vereisen het gebruik van een AGM (Absorbent
Glass Mat)-accu.
Toepasbare voertuigen:
BMW 1 serie (E81/E87)
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 6 serie (E63/E64)
BMW 7 serie (E65)
BMW X5 (E70)
BMW X6 (E71)
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) moet gebruikt worden.
Ford-voertuigen
Olieverversingsteller resetten
Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET
nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF
hebben. De teller mag alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst.
GM-voertuigen
Onderhoudsinterval resetten
CAN-voertuigen - (Astra-H, Corsa-D, Signum, Vectra-C en Zafira-B)
Voor deze voertuigen dient de multiplexerkabel (YTD965) of de CAN-converterkabel
(YTD960) te worden gebruikt om het onderhoudsinterval te resetten.
Deze functie dient gebruikt te worden na een onderhoud van het voertuig.
118
FastCheck
Het voertuig is geprogrammeerd met het aantal kilometers en dagen tot het
volgende onderhoud en het onderhoudscontrolelampje gaat branden.
Het onderhoudscontrolelampje gaat weer branden als het aantal geprogrammeerde
kilometers of het aantal geprogrammeerde dagen is bereikt, wat het eerste is
bereikt.
Het resetten wordt gestart door de optie 'Onderhoud' te selecteren.
Druk op de
toets om terug te keren naar het vorige menu.
De gebruiker moet vervolgens de optie 'CAN-converterkabel' selecteren.
De servicetool communiceert met het instrumentenpaneel om het voertuigmodel te
bepalen. Als het voertuigmodel niet bekend is moet de gebruiker handmatig het
voertuig selecteren.
OPMERKING: Het voertuig mag tijdens deze procedure NIET in beweging zijn en
alle portieren moet zijn gesloten. De servicetool controleert de rijsnelheid om ervoor
te zorgen dat het voertuig niet beweegt voordat de procedure wordt gestart.
Beveiligingscode
Om een reset uit te voeren moet de gebruiker een 4-cijferige beveiligingscode in de
servicetool invoeren. Deze code wordt in het voertuig geprogrammeerd om het
uitvoeren van een reset toe te staan.
De 4-cijferige beveiligingscode staat in het handboek op een kaart met andere
belangrijke codes en nummers voor het voertuig (zoals het VIN-nummer en de
radiocode enz.).
Corsa D
Het aantal kilometers tot het volgende onderhoud kan door de gebruiker worden
geselecteerd: 15.000 kilometer of 30.000 kilometer. Het aantal dagen tot het
volgende onderhoud is altijd ingesteld op 364 dagen (1 jaar).
Astra-H / Zafira-B
Het aantal kilometer en dagen tot het volgende onderhoud worden berekend door
de scantool aan de hand van de volgende selecties die de gebruiker kiest:
1. Land -De kilometers en dagen tot het volgende onderhoud worden ingesteld
op waarden die vooraf door GM zijn bepaald, afhankelijk van het land waarin het
voertuig wordt gebruikt.
De gebruiker moet eerst de optie 'CAN-converterkabel' selecteren.
Voor Europese landen zoals VK, Ierland, Frankrijk, België, Duitsland, Spanje,
Italië, Portugal, Nederland, Oostenrijk, enz. selecteert u "Overige Europse
landen".
2. ECO-service, ECO-serviceflexVoor de meeste Europse landen kan de
gebruiker het voertuig in stellen op "ECO Service" (het standaard
119
FastCheck
onderhoudsschema van GM, dat gebruik maakt van standaardwaarden van GM
voor kilometers en dagen tot het volgende onderhoud) of "ECO Service Flex" (de
waarden voor kilometers en dagen tot het volgende onderhoud worden
dynamisch ingesteld door de boordcomputers van het voertuig, die in de gaten
houden hoe er met het voertuig worden gereden en stellen aan de hand hiervan
de onderhoudsintervallen in).
Voor ECO Service Flex-benzinevoertuigen programmeert de servicetool het
voertuig met het maximale aantal kilometers dat door het Flex-systeem is
toegestaan (35.000 kilometers) en het maximale aantal toegestane dagen (728
of 2 jaar).
Voor ECO Service Flex-dieselvoertuigen programmeert de servicetool het
voertuig met het maximale aantal kilometers dat door het Flex-systeem (50.000
kilometer) is toegestaan en het maximale aantal toegestane dagen (728 of 2
jaar).
Dit zijn standaardwaarden die er voor zorgen dat het onderhoudscontrolelampje
bij 35.000 of 50.000 kilometer of 2 jaar gaat branden, hetgeen zich het eerste
voordoet, als het ECO Service Flex-systeem om welke redenen niet werkt.
Vectra-C / Signum
Op deze voertuigen is alleen een rechtstreekse reset mogelijk. De
geprogrammeerde onderhoudsintervalwaarden van de kilometers en de dagen tot
het volgende onderhoud kunnen niet worden gewijzigd.
OPMERKING: De motorolie die voor deze voertuigen wordt gebruikt is "Long-lifeolie". Als de motorolie wordt ververst, moet de monteur de resetoptie 'Long-life-olie'
op de servicetool gebruiken (zie hieronder) om de motorregeleenheid te resetten.
De monteur moet dan nogmaals de optie 'Onderhoud' selecteren om de optie
Onderhoudsinterval resetten opnieuw te starten.
LET OP: Het is belangrijk om het rempedaal in te trappen en weer los te laten als de
servicetool hierom verzoekt tijdens het resetproces. Als dit niet correct wordt
uitgevoerd zal het resetproces niet succesvol worden voltooid.
Pre-CAN-voertuigen
De multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951) moet
worden gebruikt voor pre-CAN-voertuigen, met schakelstand J2.
Deze functie dient gebruikt te worden na een onderhoud van het voertuig.
Het voertuig is geprogrammeerd met het aantal kilometers en dagen (hetgeen zich
het eerste voordoet) tot het volgende onderhoud. Door het voltooien van deze stap
gaat het onderhoudscontrolelampje uit.
Het resetten wordt gestart door de optie 'Onderhoud' te selecteren.
Druk op de
120
toets om terug te keren naar het vorige menu.
FastCheck
De gebruiker moet dan de optie 'Schakelkabel' selecteren.
Zorg ervoor dat het voertuig stilstaat en controleer of alle portieren van het voertuig
gesloten zijn.
Druk op de servicetool op
om het onderhoudsinterval te resetten
Indien succesvol verschijnt er op de servicetool "Onderhoud resetten geslaagd".
Long-Life-olie resetten
CAN-voertuigen - (Vectra-C en Signum)
Voor deze voertuigen kan de multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962)-kabel
(YTD950) of de CAN-converterkabel (YTD960) worden gebruikt om de Long-Life-olie
te resetten.
OPMERKING: De motor mag NIET draaien als u deze procedure uitvoert.
Deze functie moet worden gebruikt als de motorolie van het voertuig is ververst.
De optie Long-Life-olie resetten kan worden gestart door het selecteren van de
optie 'Long-Life-olie'.
De monteur moet dan de gewenste kabel selecteren.
De servicetool controleert de motorregeleenheid, om er zeker van te zijn dat de
functie door de huidige motor wordt ondersteund. Deze functie wordt niet
ondersteund en is niet noodzakelijk voor de Astra-H, Corsa-D of Zafira-B.
De servicetool controleert het motortoerental om er zeker van te zijn datde motor
niet draait, leest vervolgens de huidige waarde: 'Resterende levensduur olie' uit van
de motorregeleenheid en geeft deze weer. Als de waarde lager is dan 15%, moet
de olie worden ververst en een reset worden uitgevoerd.
De servicetool voert dan de reset uit. De parameter 'Reseterende levensduur olie'
wordt uitgelezen van de motorregeleenheid en weer weergegeven. De waarde zal
100% aangeven als de reset succesvol is uitgevoerd.
Land Rover-voertuigen
Er zijn twee opties beschikbaar voor Land Rover.
Onderhoudsinterval resetten
Deze optie reset de conventionele service-intervalindicator. Deze functie moet
worden gebruikt NADAT een olieverversing werd voltooid op het voertuig.
Olieverversingsteller resetten
Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET
nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF
hebben. De teller mag alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst.
121
FastCheck
Mercedes-voertuigen
Mercedes kent twee verschillende soorten onderhoud: Assyst Plus en het flexibel
onderhoudssysteem. Het onderhoudstype wordt automatisch door het voertuig
bepaald.
Assyst Plus:
OPMERKING: Iedere DTC (diagnostische foutcodes) die aanwezig is in de
regeleenheid Assyst Plus kan leiden tot verkeerde onderhoudsinformatie en
verkeerd uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden. Verschillende varianten van de
Assyst Plus beschikken over verschillende onderhoudsfuncties.
Onderhoudsfuncties Assyst Plus
 Resetindicator
 Extra werkzaamheden
 Onderhoudsstatus
 Onderhoudsgeschiedenis
 Reset ongedaan maken
 Extra ongedaan maken
 DTC's lezen
 Codes wissen
Resetindicator
Deze functie wordt gebruikt om het totale onderhoud van het voertuig te resetten.
De actuele informatie over de onderhoudsstatus wordt weergegeven.
Druk op de toets om het resetten te annuleren. Er wordt een bevestiging
weergegeven dat het onderhoud is geannuleerd, druk op een willekeurige toets om
terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om verder te gaan met de
resetprocedure.
Eerst moet de oliekwaliteit worden geselecteerd, voordat het resetproces voltooid
kan worden. Druk op de toets om het resetten te annuleren. Er wordt een
bevestiging weergegeven dat het resetproces is geannuleerd, druk op een
willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Gebruik de en
toetsen om de oliekwaliteit te selecteren die gebruikt wordt voor het onderhoud
en druk op de toets om de selectie te bevestigen.
Het resultaat van het resetproces wordt weergegeven, druk op een willekeurige
toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus.
122
FastCheck
Extra werkzaamheden
Deze functie wordt gebruikt om extra werkzaamheden te registreren die uitgevoerd
zijn tijdens het laatste onderhoud in het onderhoudsgeheugen van het voertuig.
De applicatie geeft een menu weer van alle beschikbare extra werkopties die op het
voertuig van toepassing zijn.
Druk op de
en
toetsen om door de beschikbare lijst te scrollen.
Druk op de
toets om een onderdeel te selecteren of te deselecteren. Er
kunnen meerdere onderdelen worden geselecteerd en ieder onderdeel dat
geselecteerd is wordt gemarkeerd door
.
Druk om te annuleren op de toets en keer terug naar het menu Assyst Plus. Druk
op om deze geselecteerde opties toe te voegen aan het laatste
onderhoudsgeheugen. Het resultaat van het resetproces wordt weergegeven, druk
op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus.
Onderhoudsstatus
Deze functie geeft de actuele informatie weer van de onderhoudsstatus.
Gebruik de en
annuleren op de
toetsen om door de statusinformatie te scrollen. Druk om te
toets en keer terug naar het menu Assyst Plus.
OPMERKING: Het kan even duren voordat de regeleenheid de informatie van de
onderhoudsstatus update, na een wijziging van de status (bijv. Het
onderhoudscontrolelampje resetten).
Onderhoudsgeschiedenis
Deze functie zorgt ervoor dat de gebruiker de invoeren in het onderhoudsgeheugen
kan analyseren. De applicatie geeft het aantal onderhoudsinvoeren weer die
momenteel in het onderhoudsgeheugen zijn opgeslagen.
Druk op de toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Selecteer de
gewenste invoer met de en toetsen en druk op om de selectie te
bevestigen.
Druk op de toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op de en
toetsen om door de onderhoudsinformatie te scrollen die in het geheugen is
opgeslagen.
Reset ongedaan maken
Deze functie annuleert het onderhoud dat het laatste is opgeslagen in de
onderhoudsgeschiedenis (bijv. het laatste uitgevoerde onderhoud).
OPMERKING: Er wordt een waarschuwing weergegeven voordat het
annuleringsproces wordt uitgevoerd. Deze optie is alleen bedoeld voor het opnieuw
instellen van een onderhoud dat per ongeluk gereset is.
123
FastCheck
Druk op om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om het laatste
onderhoud te annuleren. De bevestiging van de annulering wordt weergegeven.
Druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus.
OPMERKING: Onderhoudsbeurten die geannuleerd zijn blijven in de
onderhoudsgeschiedenis. De invoer wordt gemarkeerd als niet relevant en de
gegevens hierin worden gereset. Het ongedaan maken van de reset is alleen
mogelijk als er een bestaand onderhoud in de onderhoudsgeschienis aanwezig is.
Extra ongedaan maken
Deze functie annuleert het onderhoud dat het laatste is opgeslagen in de
onderhoudsgeschiedenis.
OPMERKING: Er wordt een waarschuwing weergegeven voordat het proces
"ongedaan maken" wordt uitgevoerd. Deze optie is alleen bedoeld voor het resetten
van een onderhoud dat per ongeluk gereset is.
Er wordt een menu weergegeven van alle extra werkzaamheden beschikbaar van
het laatste onderhoud van het voertuig.
Druk op de
en
toetsen om door de beschikbare lijst te scrollen.
Druk op de
toets om een onderdeel te selecteren of te deselecteren. Er
kunnen meerdere onderdelen worden geselecteerd en ieder onderdeel dat
geselecteerd is wordt gemarkeerd door
.
Druk op om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om de
geselecteerde opties te wissen uit het onderhoudsgeheugen. Het resultaat van het
proces ongedaan maken wordt weergegeven, druk op een willekeurige toets om
terug te keren naar het menu Assyst Plus.
OPMERKING: Het ongedaan maken is alleen mogelijk als er een bestaand
onderhoud in de onderhoudsgeschiedenis aanwezig is en de geselecteerde
onderhoudsopties van toepassing zijn op het laatste onderhoud.
Flexibel onderhoudssysteem:
Selecteer de optie Onderhoud resetten en druk op om de selectie te bevestigen.
Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu.
Als u verzocht wordt om te controleren of alle portieren van het voertuig dicht zijn,
dient u op een willekeurige knop van de servicetool te drukken om het olielampje of
onderhoudslampje te resetten.
Waarschuwing: Zorg er voor dat alle portieren van het voertuig dicht zijn,
voordat u het resetcommando uitvoert. Als u dit verzuimt kan hierdoor
permanente schade ontstaan aan het instrumentenpaneel van het voertuig.
Het bericht "Mercedes Reset" wordt weergegeven, om te bevestigen dat het
resetproces succesvol is voltooid.
124
FastCheck
MG Rover-voertuigen
Scroll door de lijst van beschikbare voertuigmodellen en druk op om de selectie
te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu.
Als u verzocht wordt om te controleren of alle portieren van het voertuig dicht zijn,
dient u op een willekeurige knop van de servicetool te drukken om het olielampje of
onderhoudslampje te resetten.
Het bericht "MG Rover Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het
resetproces succesvol is voltooid.
Saab-voertuigen
Selecteer de optie 'Interval en olie' en druk op om de selectie te bevestigen. Druk
op de toets om terug te keren naar het vorige menu.
Het bericht "Saab Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces
succesvol is voltooid.
Volvo-voertuigen
Selecteer de optie 'Onderhoud' en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op
de toets om terug te keren naar het vorige menu.
Het bericht "Volvo Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces
succesvol is voltooid.
VAG (Volkswagen en Audi) voertuigen
Fabrikant
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Aanpassing - Zie de sectie Variabel onderhoudsinterval
resetten
VAG
Onderhoudsin Onderhoudsint Long-life-olie Onderhoudsint NVT
terval resetten erval resetten
erval resetten
Type olie
instellen
Diesel
V6 TDI
Benzine
Non-longlife-olie
Type olie
bekijken
NVT
Non-long-life- Onderhoudsint NVT
olie
erval resetten
Onderhoud
Inspectie 1
NVT
Inspectie 2
NVT
125
FastCheck
Gebruik de en toetsen om de gewenste menu-optie te selecteren en druk op
om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het
vorige menu.
Het bericht "VAG Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces
succesvol is voltooid.
Variabel onderhoudsinterval resetten (VAG)
Voor sommige VAG (Audi en VW) voertuigen die vanaf 2000 zijn geproduceerd,
moet de resetoptie worden gebruikt voor het variabel onderhoudsinterval.
Raadpleeg de voertuigapplicatielijst.
Waarschuwing: Het wijzigen van de oorspronkelijke en ingeleerde waarden
van ieder kanaal, kan nadelige effecten hebben voor de prestatie en werking
van de motor. Neem bij twijfels contact op met iemand die het systeem kent.
Onderhoudstyp Aanpassing
e
Onderhoud
Kanaal
Inhoud teller
Te resetten
waarde
Onderhoudstellers (afstand en
tijd) resetten
00000
40
Afgelegde afstand na laatste
onderhoud in 100s of km.
00000
41
Tijd verstreken na laatste
onderhoud in dagen
00000
42
Onderlimiet voor afstand tot
volgende inspectie
-----
43
Bovenlimiet voor afstand tot
volgende inspectie
-----
44
Bovenlimiet voor tijd tot
volgende inspectie
-----
45
Kwaliteit motorolie
-----
Onderhoudsint 2
erval resetten
Gebruik voor het resetten van het onderhoudsinterval de en
2 te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen.
toetsen om kanaal
Wijzig de waarde van het kanaal in 00000, om zowel de onderhoudsteller tijd als
afstand te resetten. Gebruik de en toetsen om ieder cijfer te wijzigen in 0 en
druk op om deze handeling te bevestigen.
OPMERKING: De kanelen 40, 41, 42, 43, 44 en 45 worden gebruikt als er nieuw
instrumentenpaneel wordt geïnstalleerd. De waarden van het oorspronkelijke
instrumentenpaneel moeten worden ingevoerd in het nieuwe instrumentenpaneel,
om het voor te zorgen dat het onderhoud aan het voertuig wordt uitgevoerd op de
correcte onderhoudsintervallen.
126
FastCheck
Fastcheck TPMS
De TPMS (Tyre Pressure Monitoring System) functie kan worden gebruikt om de
ventielen van de autoband te herprogrammeren op voertuigen die uitgerust zijn met
de TPMS-ventielen, zie de volgende tabel:
Fabrikant
Voertuig - Type 1
Citroën
Voertuig - Type 2
C4
C5
C5 II
C6
C8
Peugeot
307 II
407
607
607 II
807
Fiat
Ulysse
Lancia
Phedra
Renault
Megane II
Scenic II
Laguna II
Espace IV
Vel Statis
Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia (Type 1)
Voor Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia, is de enige optie met behulp van de volgende
procedure alle ventielen te programmeren:
1. Indien hierom wordt gevraagd activeer achtereenvolgens ieder TPMS-ventiel
en begin hierbij met het linker voorwiel en vervolgens het rechter voorwiel,
rechter achterwiel en ten slotte het linker achterwiel. Om de ventielen te
activeren moet er gebruik worden gemaakt van een TPMS
ventielactiveringstool (YTD750). Als het ventiel is geactiveerd wordt het
gedwongen om de ventielcode en de status van de regeleenheid van het
carrosserie van het voertuig door te sturen.
2. Als de regeleenheid van de carrosserie de transmissie ontvangt, slaat het de
ventielcode van de band op van het huidige wiel. Dit wordt ook weergegeven
op het scherm van de servicetool.
3. Als iedere ventielcode geprogrammeerd is, geeft de servicetool een
bevestigingsbericht weer dat u kunt bevestigen of kunt annuleren.
127
FastCheck
Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia (Type 2)
Bij deze voertuigen moeten alle banden worden opgepompt tot 3,7 bar , om voor
een succesvolle programmering te zorgen. Om de ventielen te activeren moet er
gebruik worden gemaakt van een TPMS ventielactiveringstool (YTD750).
Volg de instructies op het scherm die de volgorde aangeven waarin de wielen
moeten worden geprogrammeerd. Het reservewiel is opgenomen samen met de
andere wielen, maar als deze optie niet wordt ondersteund door het voertuig,
verschijnt er na een paar seconden een bericht om dit aan te geven.
OPMERKING: Vergeet niet de correcte bandenspanningen te resetten als u klaar
bent.
Renault
Algemeen
OPMERKING: Voor voertuigen van Renault die gebruikmaken van het "sleutelloos
contactsysteem van Renault" en de "START"-knop (Megane II, Scenic II enz.):
Om het contact in te schakelen ZONDER de motor te starten:
1. Ontgrendel de kaart met de afstandsbediening (kaart).
2. Steek de kaart in de kaartlezer.
3. Druk minstens 5 seconden de "START"-knop in zonder het rem- of het
koppelingspedaal in te trappen. Zodra het dashboard oplicht kan de knop
worden losgelaten.
Alle diagnoses kunnen nu worden uitgevoerd.
TPMS is de afkorting voor Tyre Pressure Monitoring System ofwel controlesysteem
van de banddruk.
Iedere klepsensor heeft een unieke code en is gekoppeld aan een specifiek wiel. Dit
is geprogrammeerd in de regeleenheid UCH. Hierdoor kan een defect wiel worden
geïdentificeerd (verondersteld dat de ontvanger kan identificeren welk wiel aan het
zenden is). De sensor zendt een RF (radiofrequentie)-signaal uit dat de klepcode,
status en banddruk bevat. Als de wielen worden verwisseld, moet dit proces
opnieuw worden geprogrammeerd om de nieuwe positie van het wiel te kunnen
identificeren.
Bij iedere klepsensor is een gekleurde ring bevestigd aan de klepmoer. Iedere kleur
komt overeen met een specifieke positie van het wiel:
Linksvoor: Groen
Rechtsvoor: Geel
Linksachter: Rood
Rechtsachter: Zwart
128
FastCheck
Het is raadzaam als de banden zijn verwisseld, om de gekleurde ringen op de juiste
posite van het wiel terug te plaatsen.
Iedere klepsensor zendt ieder uur een signaal uit in de stationaire stand en iedere
15 minuten als er een lekkage aanwezig is. Als de sensor beweegt en er geen
lekkage aanwezig is wordt er iedere minuut een signaal uitgezonden en iedere 10
seconden als er wel een lekkage aanwezig is.
OPMERKING: In de live data geeft de banddruk een standaardwaarde aan van 3,5
bar, tot de kleppen worden gedwongen om te zenden.
Renault (Type 1)
Met deze functie kan de gebruiker fouten lezen en wissen, actuele gegevens
bekijken, de lampen van het display van de TPMS controleren en de unit
herprogrammeren via het menu Commando.
De opties van het menu Commando zijn:
1. Kleppen autoband programmeren - Deze optie geeft de gebruiker de
gelegenheid om 1 klep of 4 kleppen te programmeren, door
a. handmatig via het toetsenblok de klepcode in te voeren. Als de sensor
nieuw is staat de code op een etiket en als de sensor is gebruikt moet de
band worden verwijderd en de code worden afgelezen van de sensor
b. Het ventiel wordt automatisch met de TMPS-ventielactiveringstool
(YTD750) gedwongen om de code te zenden of de bandenspanning
minstens met 1 bar te laten afnemen of het wiel bij meer dan 20 km/u te
laten roteren. Als de band wordt leeggelaten, duurt het minstens 15
minuten voordat het ventiel gaat zenden.
OPMERKING: Als foutcode 0007 aanwezig is, is automatische codering
niet mogelijk. Als u gebruik maakt van de TPMS-ventielactiveringstool
(YTD750), moet deze op de band worden geplaatst onder het juiste ventiel.
Als de sensor bekrachtigd is en de verzonden code is ontvangen, zal de
servicetool een geluidssignaal geven om aan te duiden dat de actie
succesvol is uitgevoerd. U heeft dan de mogelijkheid de nieuwe code te
programmeren.
2. Selecteer de optie winterband - Deze optie wordt in sommige landen gebruikt
tijdens de winter, als de weersomstandigheden winterbanden vereisen.
3. Selecteer de optie zomerband - Deze optie wordt standaard gebruikt of tijdens
de zomer als de winterbanden worden verwisseld.
4. Regeleenheid instellen met de TPMS-optie - Hiermee kan de regeleenheid
worden geprogrammeerd met de TPMS-optie.
5. Regeleenheid instellen zonder de TPMS-optie - De TPMS-optie uitschakelen.
6. Banddruklimieten instellen - Via deze optie kunnen de maximale of minimale
banddruklimieten worden ingesteld.
129
FastCheck
7. Triggerlimiet wijzigen.
8. De actuator aandrijven - De lampen van het display van de TPMS controleren.
Renault (Type 2)
Bij deze voertuigen moeten alle banden worden opgepompt tot 3,7 bar , om voor
een succesvolle programmering te zorgen. Om de ventielen te activeren moet er
gebruik worden gemaakt van een TPMS ventielactiveringstool (YTD750).
Er wordt een optie geboden om de huidige bandenset (zomer/winter) te selecteren.
Volg de aanwijzingen op het scherm die de volgorde aangeven waarin de wielen
moeten worden geprogrammeerd. Na het bedienen van de TMPSventielactiveringstool (YTD750) naast het gewenste wiel, wordt bij een succesvolle
actie een bericht op het scherm weergegeven met de mededeling dat de
ventielcode werd gedetecteerd en vervolgens weergegeven. Nadat alle 4 de
wielcodes succesvol zijn waargenomen, wordt er een optie aangeboden om de
codes te programmeren.
OPMERKING: Vergeet niet de correcte bandenspanningen te resetten als u klaar
bent.
Problemen oplossen met betrekking tot de TPMS (controlesysteem van de
bandenspanning)
Als een ventiel niet reageert wanneer deze gestimuleerd wordt met een TPMSventielactiveringstool (YTD750), dient u de volgende zaken te controleren:
 De ventiel van de autoband is een TPMS-ventiel.
 De TPMS-ventielactiveringstool wijst niet rechtstreeks naar het ventiel. Het
ventiel is van metaal en voorkomt een goed RF-signaal. Op low-profile
autobanden, is het gebied voor de RF om de zijkant van de autoband te
doordringen te smal. Richt de TPMS-ventielactiveringstool (YTD750) dan
voorzichtig halverwege tussen de velg en het loopvlak van de band.
 Controleer of de batterijen in de TPMS-ventielactiveringstool (YTD750) en het
TPMS-ventiel nog voldoende geladen zijn.
 Als er geen reactie komt van het ventiel na het uitvoeren van de controles, dan
kan het TPMS-ventiel defect zijn.
Handmatig TPMS-proces
BMW
Resetten leegloop (RPA – leegloopdetectie van de band)
Het leegloopsysteem bewaakt de drukt in de vier gemonteerde banden tijdens het
rijden met het voertuig.
Het systeem geeft een alarm als de bandenspanning aanzienlijk daalt ten opzichte
van de spanning in de andere banden.
130
FastCheck
De volgende BMW-voertuigen zijn uitgerust met het RPA-systeem:
BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93)
BMW 5 serie (E60/E61)
BMW 7 serie (E65/E66/E67/E68)
BMW X3 (E83)
BMW X5 (E53)
Het is noodzakelijk om ONMIDDELLIJK na iedere correctie van de bandenspanning,
het vervangen van een band of wiel of na het aankoppelen of loskoppelen van een
aanhanger, het resetproces van de RPA te starten. Het resetproces MOET worden
gestart voordat er voor de eerste keer, na het optreden van een van de hierboven
genoemde gebeurtenissen, met het voertuig wordt gereden.
Als een resethandeling is vereist (tengevolge van een spanningsverandering in een
van de banden) stelt het voertuig de bestuurder hiervan op de hoogte middels het
RPA-waarschuwingslampje, dat rood brandt en het laten klinken van een akoestisch
signaal.
Als het RPA-waarschuwingslampje brandt, maar de kleur van het lampje geel is,
betekent dit dat het RPA-systeem niet werkt of defect is. In dit geval moet het
systeem met de scanfunctie van de servicetool gediagnosticeerd worden.
Het resetproces van de RPA kan afhankelijk van het model op twee verschillende
manieren worden gestart.
Voor voertuigen met een iDrive (BMW 5 serie (E60/E61), BMW 7 serie (E65/
E66/E67/E68)):
 Open het menu in iDrive.
 Selecteer de optie "Voertuiginstellingen".
 Selecteer "FTM".
 Start de motor maar begin NIET te rijden.
 Selecteer "Stel de bandenspanning in".
 Selecteer "Ja".
 Rijd met het voertuig, het bericht "initialiseren" verschijnt op het scherm van de
iDrive.
 Het resetproces eindigt kort nadat het voertuig begint te rijden. Het bericht
"Status: "Actief" zou op het scherm van de iDrive weergegeven moeten worden
als het resetproces correct is beëindigd.
131
FastCheck
 Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces
onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
Voor BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93):
 Start de motor maar begin NIET te rijden.
 Gebruik de knop voor de menubediening op de hendel van de richtingaanwijzer
om omhoog of omlaag te bewegen tot het menu-onderdeel "RESETTEN"
verschijnt.
 Druk op de knop Select (selecteren) aan het uiteinde van de hendel van de
richtingaanwijzer, om uw keuze van de resetoptie van de leegloopindicator te
bevestigen.
 Houd de knop ongeveer 5 seconden ingedrukt tot het symbool "RESETTEN?"
wordt weergegeven.
 Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen
dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is
uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces
opnieuw worden uitgevoerd.
 Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces
onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
Voor BMW X3 (E53), BMW X5 (E83):
 Start de motor maar begin NIET te rijden.
 Houd de knop (zie schema hieronder) ongeveer 5 seconden ingedrukt of tot het
RPA-waarschuwingslampje geel brandt.
132
FastCheck
OM1345
 Het waarschuwingslampje zou 5 seconden lang moeten branden (geel) om aan
te geven dat het resetten is gestart.
 Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen
dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is
uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces
opnieuw worden uitgevoerd.
 Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces
onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
133
FastCheck
Mini
Resetten leegloop (RPA – leegloopdetectie van de band)
Het leegloopsysteem bewaakt de drukt in de vier gemonteerde banden tijdens het
rijden met het voertuig.
Het systeem geeft een alarm als de bandenspanning aanzienlijk daalt ten opzichte
van de spanning in de andere banden.
Het is noodzakelijk om ONMIDDELLIJK na iedere correctie van de bandenspanning,
het vervangen van een band of wiel of na het aankoppelen of loskoppelen van een
aanhanger, het resetproces van de RPA te starten. Het resetproces MOET worden
gestart voordat er voor de eerste keer, na het optreden van een van de hierboven
genoemde gebeurtenissen, met het voertuig wordt gereden.
Als een resethandeling is vereist (tengevolge van een spanningsverandering in een
van de banden) stelt het voertuig de bestuurder hiervan op de hoogte middels het
RPA-waarschuwingslampje, dat rood brandt en het laten klinken van een akoestisch
signaal.
Als het RPA-waarschuwingslampje brandt, maar de kleur van het lampje geel is,
betekent dit dat het RPA-systeem niet werkt of defect is. In dit geval moet het
systeem met de scanfunctie van de servicetool gediagnosticeerd worden.
Het RPA-resetproces verloopt als volgt:
 Start de motor maar begin NIET te rijden.
 Houd de RPA-resetknop (zie schema hieronder) minstens 5 seconden ingedrukt
of tot het RPA-waarschuwingslampje op het paneel geel brandt.
134
FastCheck
OM1346
 Het waarschuwingslampje zou 5 seconden lang moeten branden (geel) om aan
te geven dat het resetten is gestart.
 Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen
dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is
uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces
opnieuw worden uitgevoerd.
 Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces
onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
135
FastCheck
Locaties diagnose-aansluiting
Alfa Romeo
J1962
Onder het dashboard
van de bestuurder of in
de zekeringkast.
3-pins
3-pins-aansluitingen
EMS
(motormanagement
systeem)
 Motorcompartiment
– normaliter in het
midden:
145, 146, 155
 Motorcompartiment
– normaliter rechts:
33
 Motorcompartiment
– nomaliter links:
146
 Voorportierstijl –
onderkant:
155, 164
 Onder dashboard –
passagierszijde of in
zekeringkast:
GTV/Spider
Airbag/ABS
 Motorcompartiment
– normaliter in het
midden:
145, 146, 155, GTV/
Spider
 Motorcompartiment
– normaliter rechts:
145, 146, 155, 164,
GTV/Spider
136
FastCheck
 Onder dashboard –
bestuurderszijde:
147, 156, 166, GTV/
Spider
 Handschoenenkastje
passagier:
145, 146, GTV/
Spider
Audi
BMW
2-pins
ISO 9141
Relaiskast van het
motorcompartiment.
J1962
De voetenruimte aan
de bestuurderszijde
onder de stuurkolom of
de middenconsole
onder het
verwijderbare paneel.
ronde 20- Motorcompartiment.
pins
aansluiting
137
FastCheck
J1962
Als het voertuig is
uitgerust met een
J1962 diagnoseaansluiting, bevindt
deze zich gewoonlijk
achter de beschermkap
in de voetenruimte van
de bestuurder.
OPMERKING: Als het
geteste BMW-voertuig
zowel over een ronde
(20 pins) diagnose
aansluiting beschikt als
over een J1962 (16
pins)
aansluiting, moet altijd
de ronde aansluiting
worden gebruikt om
toegang te krijgen tot
informatie via de BMW
applicatie. De J1962
aansluiting moet
worden gebruikt om
toegang te krijgen tot
gegevens via de
EOBD-applicatie (zorg
er voor dat de kap
wordt bevestigd op de
20-pins aansluiting).
Als de kap niet wordt
bevestigd, zal de J1962
aansluiting niet correct
werken.
138
FastCheck
Citroën
J1962
De J1962 16-pins
diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
AX (1997), Berlingo I: Onder dashboard bestuurderszijde
C1: - Onder dashboard,
bestuurderszijde aan de
linkerkant van de
stuurkolom.
C2, C3I, C8, Dispatch,
Evasion, Jumpy,
Xantia, Xsara, Xsara
Picasso: Bestuurderszijde, fascia
zekeringkast
C3 II: - Passagierszijde
handschoenkastje,
zekeringkast.
C4 / C4 Picasso: Middenconsole - onder
asbak.
C5 I / C5 II: Compartiment in
handschoenenkastje
passagier
C6: - Achteraan
middenconsole
handschoenenkastje,
onder plastic
mattenbekleding.
Saxo: - Onder
dashboard passagierszijde.
De (2-pin) diagnostische
2-pins
aansluiting aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
AX, BX (to 1995), C15,
Jumper, Relay, XM,
ZX (tot 1997): Motorcompartiment bij
schokdemperbevestigi
ngspunt of accu.
BX (vanaf 1996), ZX
(vanaf 1997): Zekeringskast
motorcompartiment.
1
2
TRW0055
139
FastCheck
30-pins
De (30-pin)
aansluiting diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
Berlingo I, Evasion,
Synergie: - Onder
dashboard,
bestuurderszijde.
Dispatch, Jumpy,
Xantia, XM: Bestuurderszijde, fascia
zekeringkast.
Saxo: - Passagierszijde
- onder dashboard,
passagiers deurkant.
Fiat
J1962
Onder het dashboard
van de bestuurder of in
de zekeringkast, met
uitzondering van de
Palio/RST, daar bevindt
de aansluiting zich in
de middenconsole,
onder de handrem.
3-pins
3-pins-aansluitingen
EMS
(motormanagementsy
steem)
 Motorcompartiment
– normaliter in het
midden:
Barchetta, BravoBrava, Marea, Palio,
Premio, Punto,
Tempra
 Motorcompartiment
– normaliter rechts:
Cinquecento, Palio
RST, Seicento
140
FastCheck
 Motorcompartiment
– normaliter links/
middenconsole
onder de asbak:
Coupe, Fiorino,
Panda, Punto,
Scudo, Tempra,
Tipo, Uno
 Motorcompartiment
– bij accu:
Ducato
 Voorportierstijl –
onderkant:
Croma, Panda,
Tempra
 Onder dashboard –
passagierszijde:
Tipo, Uno
 Airbag/ABS



Onder dashboard –
bestuurderszijde/
handschoenenkastje
passagier:
Barchetta, BravoBrava, Coupe, Doblo,
Ducato, Idea, Marea,
Multipla, Palio,
Panda, Punto,
Seicento, Stilo
Motorcompartiment
– normaliter rechts:
Bravo-Brava, Croma,
Ducato, Marea,
Palio, Punto,
Seicento
Motorcompartiment
– normaliter in het
midden:
Bravo-Brava,
Croma
141
FastCheck
Ford
142
J1962
EEC V
De J1962 16-pins
aansluiting bevindt zich
op de volgende
locaties:
 Courier, Fiesta, Ka:
Passagierscomparti
ment - onderaan de
'A'-stijl.
 Focus, Mondeo,
Scorpio: - Centrale
aansluitkast - onder
de stuurkolom.
 Galaxy: - Achter de
asbak middenconsole.
 OV: - Zekeringkast
in het
passagierscomparti
ment - achter de
reserve
zekeringsbak.
 Puma: Passagierszijde onderaan de 'A'stijl.
 Cougar: - Onder
dashboardpaneel midden.
EEC IV - DCL
Gebruik de EECIV
kabel van Ford, zoals
gespecificeerd in de
applicatielijst.
De J1962 16-pins
aansluiting bevindt zich
op de volgende
locaties:
 Escort: Passagierscomparti
ment - onderaan de
'A'-stijl.
 Mondeo: - Onder
de stuurkolom.
1
2
3
4
5
TRW0048
FastCheck
2-pins
De 2-pins diagnoseaansluiting aansluiting bevindt zich
gewoonlijk:
 Escort: - Zwarte
aansluiting met een
rode stofkap motorcompartiment
boven de wielkast.
De rode en zwarte
voedingskabels
zullen ook vereist
zijn.
GM
Vauxhall/
Opel
J1962
TRW0049
De diagnoseaansluiting (J1962 16pins) van het voertuig
bevindt zich op de
volgende locaties:
 Corsa C, Astra G,
Astra H, Meriva,
Vectra B, Zafira A,
Zafira B: Onder
beschermkap - voor
de handrem.
 Agila, Tigra,
Speedster/VX220,
Sintra, Vivaro:
Onder dashboard bestuurderszijde.
 Astra F, Corsa B,
Omega B:
Zekeringkast passagierscomparti
ment.
 Corsa C, Corsa D:
Middenconsole onder de
verwarmingsbedieni
ngselementen.
 Frontera, Vectra C,
Signum:
Middenconsole onder asbak.
143
FastCheck
10-pins
De (10-pin)
aansluiting diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:  Ascona C, Astra,
Belmont, Calibra,
Carlton, Cavalier,
Kadette, Omega A,
Vectra A:
Onder motorkap - bij
schokdemperbevest
igingspunt.
 Astra, Corsa A,
Nova, Tigra:
Zekeringkast passagierscomparti
ment.
Hyundai
Innocenti
12-pins
De 12-pins data link
aansluiting aansluiting bevindt zich
in de zekeringkast aan
de bestuurderszijde
van het voertuig, onder
het dashboardpaneel.
3-pins
Bosch Motronic
aansluiting Naast de ECU in het
of J1962
motorcompartiment op
de wielkast:
Elba: - (1.4 & 1.6 I.E)
IAW Marelli
Naast de ECU onder
het dashboard aan de
passagierszijde of het
motorcompartiment
naast de zekeringkast:
Mille: - (1.0 I.E)
TRW0050
TRW0051
1/A
TRW0052
Lancia
144
J1962
Onder het dashboard
van de bestuurder of in
de zekeringkast, met
uitzondering van de
Phedra daar bevindt de
aansluiting zich in de
voetruimte van de
bestuurder.
2/B
3/C
FastCheck
3-pins
EMS
aansluiting (motormanagements
ysteem)
 Motorcompartiment
– normaliter in het
midden:
Delta
 Motorcompartiment
– nomaliter links:
Dedra, Y, Y10
 Voorportierstijl –
onderkant:
Dedra, Delta,
Thema, Y10
 Onder dashboard –
bestuurderszijde of
in zekeringkast:
K
 Onder dashboard –
bestuurderszijde:
K/Coupe, Lybra,
Musa, Thesis,
Ypsilon
 Handschoenenk
astje
passagier:
K, Y
 In de tunnel of
onder de
versnellingshe
ndel:
Delta Nuova
1/A
2/B
3/C
TRW0052
Airbag/ABS
 Motorcomparti
ment –
normaliter
rechts:
Dedra, Delta
Nuova,
Thema, Y
145
FastCheck
Land Rover
J1962
De diagnoseaansluiting van het
voertuig (J1962
aansluiting) voor EMSen ABS-systemen,
bevindt zich ofwel aan
een kant van de
middenconsole of in de
voetenruimte van de
passagier.
5-pins
Voor het Lucas 14CUX
aansluiting systeem bevindt zich
een 5-pins aansluiting
in de voetenruimte aan
de bestuurderszijde,
naast het gaspedaal.
Voor het aansluiten op
het Lucas CUX
systeem moet de 5pins kabelboom
(SB159/11) van Land
Rover worden gebruikt.
Mazda
146
J1962
De diagnoseaansluiting van Mazda
bevindt zich normaliter
aan de linkerzijde van
het
motorcompartiment,
bij MX 5 modellen
bevindt de diagnoseaansluiting zich echter
in de buurt van de
hoofdremcilinder. De
J1962 bevindt zich in
de voetenruimte aan
de bestuurderszijde
onder het
instrumentenpaneel.
1
3
2
TRW0054
5
4
FastCheck
Mercedes
Benz
ronde 38- Motorcompartiment pins
normaliter langs het
aansluiting schutbord, maar de
exacte locatie kan
variëren.
OPMERKING: Voor
voertuigen die zowel
de ronde 38-pins
aansluiting als de OBD
II aansluiting hebben:
 De ronde 38-pins
aansluiting moet
altijd worden
gebruikt voor het
ophalen van data via
de Mercedes
applicatie.
 De OBD II
aansluiting moet
alleen worden
gebruikt voor het
ophalen van data via
de OBD II
applicatie.
J1962
De voetenruimte aan
de bestuurderszijde
onder de stuurkolom of
de middenconsole
onder het
verwijderbare paneel.
147
FastCheck
ronde 14pins
aansluiting
(Sprinter)
Mercedes
OBD-1
148
De voetenruimte aan
de passagierszijde
onder het
instrumentenpaneel,
achter de
verwijderbare
afscherming.
Sommige
bestelwagens van
Mercedes beschikken
over een ronde 14-pins
aansluiting die zich
onder het dashboard
aan de passagierszijde
bevindt en andere
voertuigen beschikken
over een 16-pins OBD
II aansluiting.
De ronde 14-pins
aansluiting moet altijd
worden gebruikt om
data op te halen via de
Mercedes applicatie.
Het ondersteunt niet
OBD II.
16-pins
Motorcompartiment aansluitblo normaliter langs het
k
schutbord naast de
zekeringkast.
FastCheck
MG Rover
J1962
PGMFI
Er is geen diagnoseaansluiting voor de
PGMFI-ondersteunde
systemen. Het
storingsindicatielampje
(MIL) bevindt zich op de
ECM (elektronische
motorregeleenheid),
onder de
bestuurderstoel. Er zijn
twee LED's op de ECM.
De rode wordt gebruikt
voor het opsporen van
foutcodes.
MEMS 1.9, MEMS 2J,
RC5, EC5 en TRW SPS
De diagnose-aansluiting
bevindt zich op een van
de volgende locaties:
 Achter de 'A'-stijl
van de onderste
bekledingsplaat, in
de voetenruimte van
de bestuurder.
 Op een steun in de
middenconsole.
De aansluiting
wordt vaak
bevestigd op een
steun die gericht is
naar de binnenkant
van de console. Als
dit het geval is dient
de J1962 aansluiting
van de steun te
worden verwijderd,
voordat er
verbinding wordt
gemaakt. Voor het
verwijderen van de
diagnose-aansluiting
moeten de beide
vleugels aan de
achterkant van de
aansluiting worden
samengeknepen en
de aansluiting
voorzichtig worden
losgemaakt van de
steun.
149
FastCheck
Mitsubishi
150
12-pins
De 12-pins data link
aansluiting bevindt zich
op de volgende
locaties:
 Voertuigen tot
modeljaar 1989 achter het
handschoenenvak.
 Voertuigen
modeljaar 1989 1991 - onder het
handschoenenvak.
 Voertuigen
modeljaren 1991 1994 - naast de
zekeringkast van het
dashboard.
TRW0051
FastCheck
Peugeot
J1962
De J1962 16-pins
diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
 106: Passagierszijde onder dashboard,
passagiers
deurkant.
 107: - Onder
dashboard,
bestuurderszijde
aan de linkerkant
van de stuurkolom.
 206, 306, 806,
Partner (vanaf
1997): - Onder
dashboard,
bestuurderszijde.
 307, 406 (1997 2000), 807, Expert I:
- Bestuurderszijde,
fascia zekeringkast.
 307 II: - Achter het
rubberen mat
inzetstuk en asbak
in de
middenconsole
opslagbak.
 308: Compartiment in
handschoenenkastj
e passagier.
 406 (2000 - 2004): Dashboard
bestuurderszijde
(verwijder kleine
plastic kap).
 407, 607: Achteraan
middenconsole
handschoenenkastj
e.
151
FastCheck
2-pins
De (2-pin)
aansluiting diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
 106 (tot 1996): Motorcompartiment
- onder ECU.
 205, 309: Motorcompartiment
- bij
schokdemperbevest
igingspunt of accu.
 205, 309: Motorcompartiment
- bij
schokdemperbevest
igingspunt of accu.
 306, 605: Motorcompartiment
- bij accu.
 405: Motorcompartiment
- in relaiskast.
 Boxer: Motorcompartiment
- bij
schokdemperbevest
igingspunt.
30-pins
De (30-pin)
aansluiting diagnostische
aansluiting bevindt zich
in een van de volgende
locaties:
 106 (tot 1997): Passagierszijde onder dashboard.
 406 (tot 1997), 605,
Expert I: Bestuurderszijde,
instrumentenpaneel
zekeringkast.
 806, Partner: Onder dashboard,
bestuurderszijde.
152
1
TRW0055
2
FastCheck
Proton
12-pins
De 12-pins data link
aansluiting bevindt zich
in de zekeringkast aan
de bestuurderszijde
van het voertuig, onder
het dashboardpaneel.
Renault
J1962
 Clio: - Onder asbak
- middenconsole.
 Espace: Voetenruimte
passagier.
 Kangoo: Voetenruimte
bestuurder.
 Laguna: Middenconsole voor
versnellingspook.
 Laguna 2: Middenconsole onder asbak.
 Megane: Voetenruimte
bestuurder.
 Safrane: Motorcompartiment
- Naast zijkant
voorvleugel.
 Scenic: Voetenruimte
bestuurder.
Saab
J1962
Voetenruimte
bestuurder, onder de
stuurkolom.
TRW0051
153
FastCheck
Seat
J1962
 Alhambra: Middenconsole/
Voetenruimte Passagier.
 Arosa: Instrumentenpaneel
- Bestuurderszijde.
 Ibiza, Cordoba: Middenconsole Bestuurderszijde.
 Toledo: Middenconsole.
Skoda
J1962
 Favourit, Felicia
(1.3), Forman: Onder motorkap Schokdemperbeves
tigingspunt- Bij
stoel.
 Felicia (1.6): Voetenruimte Passagierszijde.
 Octavia: Opbergvak Bestuurderszijde.
Toyota
Diagnose- De diagnoseconnector aansluiting bevindt zich
normaliter links van het
motorcompartiment,
behalve bij de volgende
variaties:
 MR2: - Links van de
achterplank.
 Previa: - Zijkant van
de passagiersstoel.
 RAV4: - Rechts van
het
motorcompartiment
.
Volvo
154
J1962
 S/V40: - Onder
dashboard,
bestuurderszijde.
 S/V/C70: - Achter
de handrem.
 850: - Voor de
versnellingspook.
 960: - Naast de
handrem.
TE1
Ts
Tc
Wa
Wb
TRW0056
E1
FastCheck
VW
2-pins
ISO 9141
Relaiskast van het
motorcompartiment.
J1962
 Bora: Middenconsole.
 Corrado, Passat: Dashboard Midden.
 Golf, Vento: Dashboard - Midden
(verwijder asbak).
 Lupo: Middenconsole,
Opbergvak of Asbak
voorin.
 Polo: - Dashboard Rechts.
 Sharan: - Onder
afdekking
versnellingspook.
 Transporter: - Naast
instrumentenpaneel
of zekering/
relaiskast Instrumentenpaneel
.
OPMERKING: Zie de
betreffende technische
handleiding voor meer
informatie.
155
Gebruikersmenu
Samenvatting
Gebruikersmenu
GEBRUIKERSMENU
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
OBD DTC Opzoeken
Taalmenu
Testerinstelling
Zelftest
Softwareversie
Beveiliging
CAN-convrterkabel
iMux-kabelboom
Gebruik de toetsen en om de gewenste applicatie te selecteren en druk op
om de selectie te bevestigen.
OPMERKING: Druk op
om terug te keren naar het hoofdmenu.
OBD DTC Opzoeken
Deze optie wordt gebruikt om een beschrijving van een bekende DTC op te zoeken.
1. Gebruik de
en toetsen om de cursor onder het gewenste DTC-teken te
plaatsen, gebruik vervolgens de en toetsen en wijzig de vereiste tekens.
2. Druk op de toets om de DTC te bevestigen.
3. Druk op om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Als de unit de DTC herkent, verschijnt op het scherm de volledige beschijving,
bijvoorbeeld P0100 - Massa of volume luchtstroom 'A'-circuit.
Als er meer dan een beschrijving beschikbaar is, verschijnt er een afzonderlijk menu
waarin u de gewenste optie kunt selecteren.
Als een code niet wordt herkend wordt het bericht 'Geen tekst toegewezen voor
deze code' weergegeven.
OPMERKING: Druk op
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Taalmenu
Via het Taalmenu kunt u de taal van desoftware wijzigen, indien beschikbaar.
1. Gebruik de toetsen en om de gewenste taal te selecteren.
2. Druk op om de selectie te bevestigen.
OPMERKING: Dit menu is alleen geactiveerd als meer dan een taal op de
servicetool is geïnstalleerd. Als er slechts één taal is geïnstalleerd, wordt het
bericht 'Nt in werk. gest.' (niet ingeschakeld) weergegeven als de optie
Taalmenu is geselecteerd en keert het display terug naar het gebruikersmenu.
156
Gebruikersmenu
Testerinstelling
Via de testerinstelling kunt u actuele gegevensunits veranderen, de manier
veranderen waarop actuele gegevens worden weergegeven en het contrast van het
scherm wijzigen.
1. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Dir.gegevnseenh.' (actuele
gegevensunits).
DIR.GEGEVNSEENH
1. Metrieke eenheden
2. Britse eenheden
3. Amerikaabse eenheden
2. De huidige geselecteerde actuele gegevens verschijnen op het scherm,
bijvoorbeeld 'metr. eenheden ingesteld', voordat de beschikbare opties worden
weergegeven.
3. Gebruik de toetsen en om de gewenste meeteenheden te selecteren en
bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit
terug naar het menu Testerinstelling.
4. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Dir.gegevnsscherm' (Scherm
actuele gegevens).
DIR.GEGEV.SCHE
1. Normale tekst
2. Afkortingen
5. De huidige geselecteerde actuele gegevens verschijnen op het scherm,
bijvoorbeeld 'Norm.tekst ingesteld', voordat de beschikbare opties worden
weergegeven.
6. Gebruik de toetsen en om de gewenste schermoptie te selecteren en
bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit
terug naar het menu Testerinstelling.
7. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Contrast'.
8. Gebruik de toetsen en om het contrast van het scherm te wijzigen en
bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit
terug naar het menu Testerinstelling.
OPMERKING: Druk op om terug te keren naar het menu Testerinstelling.
157
Gebruikersmenu
Zelftest
ZELFTESTMENU
1. Zelftest uitvoern
2. Knippertest
3. Geheugentest
4. IIC geheugentest
5. Voertuigcomm.test
6. PWM J1850-test
7. VPW J1850-test
8. CAN-comm.-test
9. Keypadtest
10. Displaytest
11. Toon alle kenmerke
1.
2.
3.
4.
Gebruik de toetsen en om de gewenste test te selecteren.
Druk op om de selectie te bevestigen.
Volg de aanwijzingen op het scherm, om de gespecificeerde test uit te voeren.
Druk op de toets of de toets om terug te keren naar het menu Zelftest.
Softwareversie
1. Zodra u de softwareversie hebt geselecteerd wordt het versienummer van de
TRW-easycheck-software op het scherm weergegeven, voordat een lijst met
alle huidige softwaremodules wordt weergegeven die op de servicetool zijn
geladen.
2. Gebruik de toetsen en om door de lijst met softwaremodules te scrollen.
3. Druk op de toets of de toets om terug te keren naar het menu Zelftest.
Veiligheid
Alle functies op de TRW-easycheck zijn 'vergrendeld' door een beveiligingscode.
Om een specifieke applicatie te ontgrendelen moet u de juiste beveiligingscode
krijgen van het Product Support Team en deze code invoeren in de TRW-easycheck.
Als de verwachte applicaties niet worden weergegeven in het hoofdmenu, kan het
zijn dat de beveiligingscode niet is ingevoerd of niet correct is ingevoerd.
Om dit te controleren of de beveiligingscode opnieuw in te voeren, dient u de
beveiligingsoptie in te voeren. Het volgende menu wordt weergegeven:
BEVEILIGING
1. Toon bev. sleutel
2. Inv bev. sleutel
3. Unit sleutel
158
Gebruikersmenu
Toon beveiligingscode
1. Als deze optie is geselecteerd, wordt de beveiligingscode weergegeven op het
scherm en deze bestaat uit 25 tekens. Als deze code niet juist is wordt het
bericht "Code is ongeldig" weergegeven en kunt u op de toets drukken voor
meer informatie, waarnaar de productsupport u kan vragen.
2. Druk op de toets
of de toets
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Invoeren beveiligingscode
Deze optie wordt gebruikt om de beveiligingscode in te voeren, om de functies op
de TRW-easycheck vrij te geven.
1. Selecteer in het beveiligingsmenu de optie "Inv bev. sleutel".
2. Scroll met behulp van de
en
3. Bevestig ieder teken door de
toetsen door de alfa/numerieke tekenlijst.
toets in te drukken.
4. Als u een fout maakt gebruik dan de
toets en voer het correcte teken in.
Druk op de toets om de code opnieuw in te voeren.
5. Als u verzocht wordt om het wachtwoord te bevestigen, dient u de
te drukken.
toets in
6. Start de TRW-easycheck opnieuw door de voeding los te koppelen en
vervolgens weer aan te sluiten of door het tegelijk indrukken van de buitenste
4 knoppen op de handset.
OPMERKING: De knop geeft de instructies op het scherm weer. De knop kan
worden gebruikt om de handeling te annuleren en de originele code wordt dan
vastgehouden.
Unit serienr.
1. Als u het serienummer heeft geselecteerd, wordt het serienummer van de
TRW-easycheck op het scherm weergegeven. Dit nummer moet
overeenkomen met het nummer aan de achterkant van de unit. De
productsupport kan u naar het serienummer vragen, bij het uitgeven van
beveiligingsnummers. De gebruiker kan dit nummer niet wijzigen.
2. Druk op de toets
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
CAN-converter (update firmware)
De optie CAN-converter geeft u de gelegenheid om de firmware van de CANconverterkabel (YTD960) te controleren en te updaten.
CAN-CONVERTERKABEL
1. FW-versie ophalen
2. Update FW-versie
159
Gebruikersmenu
OPMERKING: De CAN-converterkabel (YTD960) moet aangesloten zijn op de
servicetool voordat deze optie in het gebruikersmenu kan worden gebruikt.
FW-versie ophalen
1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie ophalen' om de actuele versie van de
firmware in de CAN-converterkabel(YTD960) weer te geven.
2. Druk op
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Firmware updaten
1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie updaten' om de versie van de firmware in
de CAN-converterkabel (YTD960) te controleren en te updaten.
2. Een bericht wordt weergegeven met de actuele versie en of er een latere versie
van de firmware beschikbaar is. Druk op om terug te keren naar het
gebruikersmenu. Druk op om verder te gaan met het updateproces.
OPMERKING: Het updateproces mag niet worden onderbroken zodra dit is gestart
en de voeding mag tijdens het updateproces niet worden losgekoppeld.
Multiplexerkabel (update firmware)
De optie multiplexerkabel geeft u de gelegenheid om de firmware van de
multiplexerkabel (YTD965) te controleren en te updaten.
IMUX-KABELBOOM
1. FW-versie ophalen
2. Update FW-versie
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) moet aangesloten zijn op de
servicetool voordat deze optie in het gebruikersmenu kan worden gebruikt.
FW-versie ophalen / Opstartmodus
1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie ophalen' om de actuele versie van de
firmware in de multiplexer kabelboom (YTD965) weer te geven.
2. Druk op
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
3. Druk op
om door te gaan met het plaatsen van de multiplexerkabel in de
opstartmodus, klaar om te worden geüpdate. Volg de aanwijzingen op het
scherm. De multiplexerkabel moeten geherprogrammeerd worden als het
bericht wordt weergegeven dat de kabel opnieuw moet worden ingeschakeld.
Koppel de multiplexerkabel los van de voeding en sluit hem vervolgens weer
aan. Herprogrammeer door de optie 'FW-versie updaten' te selecteren in het
multiplexermenu.
160
Gebruikersmenu
Firmware updaten
Dit proces dient te worden uitgevoerd nadat de multiplexerkabel in de opstartmodus
is gezet.
1. Selecteer de optie 'FW-versie updaten' en de multiplexerkabel is nu geüpdate.
2. Er verschijnt een bericht om aan te geven dat de firmware werd geüpdate.
Druk op
om verder te gaan met het updateproces.
OPMERKING: Het updateproces mag niet worden onderbroken zodra dit is
gestart en de voeding mag tijdens het updateproces niet worden losgekoppeld.
161
Algemene informatie
Reinigen
Algemene informatie
Voor het handhaven van de goede staat en bruikbaarheid van de servicetool, wordt
geadviseerd de onderstaande reinigingsprocedures te volgen:
Waarschuwing: Gebruik geen oplosmiddelen zoals op aardolie gebaseerde
middelen, aceton, benzine, trichloorethyleen, enz. Dit soort zware
oplosmiddelen kunnen de kunststof behuizing ernstig beschadigen. Sproei of
giet dit soort reinigingsmiddelen ook niet op een reinigingsdoek.
Waarschuwing: De servicetool is niet waterbestendig. Na het reinigen of als er
per ongeluk op de units is gemorst, dient u deze altijd grondig droog te
maken.
De fabrikant raadt u aan om regelmatig de volgende onderdelen van de servicetoolte
controleren en te reinigen:
 Behuizing
 Display-scherm
 Toetsenblok
 Adapterkabels en aansluitingen
Om de servicetool of een van de kabels of aansluitingen hiervan schoon te maken,
dient u op een licht bevochtigde zachte doek een mild reinigingsmiddel aan te
brengen.
Waarschuwing: Voor het reinigen, dient u de servicetooleerst los te koppelen
van het voertuig.
Displayscherm
Tijdens normaal gebruik kan het scherm stoffig of vies worden. Gebruik voor het
schoonmaken van het scherm altijd een zachte, schone, antistatische doek. Als
hardnekkige vlekken of strepen achterblijven, gebruik dan een niet-krassende
glasreiniger en breng deze aan op een zachte, schone doek. Veeg zachtjes met de
doek over het display tot de strepen zijn verwijderd.
Software-updates
Ga voor de nieuwste informatie over software-updates naar:
www.trwaftermarket.com/easycheck
162
Algemene informatie
Specificatie
TRW-easycheck voldoet aan ISO/DIS 15031 Deel 4 als een EOBD-servicetool.
Vereiste spanning - 8,0 volt - 16,0 volt gelijkstroom
Vereiste stroom - max. 750 mA.
Display - 20 tekens over 4 regels LCD met LED achtergrondverlichting
Bereik operationele temperatuur - 0°C - 50°C
Conformiteitsverklaring
De TRW-easycheck is CE-gemarkeerd en voldoet aan de volgende richtlijnen:
EN55022 :1998 - ITE Emissies (Klasse A)
EN50082-1 :1998 - Generieke EMC Immuniteit
EN60950 :1992 - Veiligheidseisen
FCC47 Deel 15 - Radiofrequentieapparaten (Klasse A)
Een exemplaar van de conformiteitsverklaring is op verzoek verkrijgbaar bij de
fabrikant of uw leverancier.
163
Bijlage A: Overzicht
Overzicht
Woordenlijst
Periode
Beschrijving
J1962
De SAE-norm definieert de 16-pins aansluiting die gebruikt wordt voor
EOBD
ABS
Antiblokkeerremsysteem
A/C
airconditioning
AC
luchtreiniger
AIR
injectie secundaire lucht
A/T
automatische transmissie of transaxle
SAP
gaspedaal
B+
positieve accuspanning
BARO
Barometrische druk
CAC
luchtkoeler laden
CARB
Raad voor luchtverontreiniging in Californië
CFI
permanente brandstofinjectie
CL
gesloten lus
CKP
Krukaspositiesensor
CKP REF
Krukasreferentie
CM
controlemodule
CMP
Nokkenaspositiesensor
CMP REF
nokkenasreferentie
BO
Koolmonoxide
CO2
koolstofdioxide
CPP
Positie koppelingspedaal
CTOX
permanent oxidatieapparaat afscheider
CTP
gesloten gaspedaalpositie
DEPS
Digitale motorpositiesensor
DFCO
decel brandstofafsluitmodus
DFI
Directe brandstofinjectie
DLC
data link aansluiting
DTC
Diagnostische foutcode
DTM
diagnostische testmodus
EBCM
regelmodule elektronische rem
EBTCM
regelmodule elektronische remtractie
EC
motorcontrole
164
Bijlage A: Overzicht
ECM
module motorcontrole
ECL
niveau motorkoeling
ECT
temperatuur motorkoeling
EEPROM
Elektronisch uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen van de
regeleenheid
EFE
Vervroegde brandstofverdamping
EGR
hercirculatie uitlaatgas
EGRT
EGR-temperatuur
EI
Elektronische ontsteking
EM
motormodificatie
EOBD
Europees boorddiagnosesysteem
EPROM
Uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen
EVAP
verdampingsemissiesysteem
FC
ventilatiecontrole
FEEPROM
flash elektrisch wisbare te programmeren ROM
FF
flexibele brandstof
FP
brandstofpomp
FPROM
Flash uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen
FT
Brandstofbijregeling
FTP
federale testprocedure
GCM
bestuurscontrolemodule
GEN
dynamo
GND
aarde
H2O
water
HO2S
verwarmde zuurstofsensor
HO2S1
stroomopwaarts verwarmde zuurstofsensor
HO2S2
stroomop- of afwaarts verwarmde zuurstofsensor
HO2S3
Verwarmde lambdasensor na katalysator
HC
koolwaterstof
HVS
hoogspanningschakelaar
HVAC
Verwarming, ventilatie en airconditioningsysteem
IA
Inlaatlucht
IAC
regulering stationaire lucht
IAT
temperatuur inlaatlucht
IC
Regelcircuit ontsteking
ICM
Regeleenheid ontsteking
165
Bijlage A: Overzicht
IFI
indirecte brandstofinjectie
IFS
op massatraagheid werkende brandstofafsluiter
I/M
Inspectie/Onderhoud
IPC
instrumentenpaneel
ISC
controle stationair draaien
KOEC
contact inschakelen, starten motor
KOEO
contact inschakelen, motor uitschakelen
KOER
contact inschakelen, motor draait
KS
Klopsensor
KSM
Klopsensormodule
LT
lange termijn brandstofbeperking
MAF
massa luchtstroomsensor
KAART
Druksensor spruitstuk
MC
mengselregeling
MDP
differentiële druk spruitstuk
MFI
meervoudige brandstofinjectie
MI
storingsindicatorlamp
MPH
Mijl per uur
MST
oppervlaktetemperatuur spruitstuk
MVZ
vacuümzone spruitstuk
MY
modeljaar
NVRAM
niet-volatiel RAM-geheugen
NOX
stikstofoxiden
O2S
zuurstofsensor
OBD
boorddiagnosesystemen
OBD I
Eerste generatie boorddiagnosesystemen
OBD-II
Tweede generatie boorddiagnosesystemen
OC
Oxidatiekatalysator
ODM
uitvoercontrole-apparaat
OL
open lus
OSC
opslag zuurstofsensor
PAIR
gepulste secundaire luchtinjectie
PCM
regelmodule voedingsstroom
PCV
positieve carterontluchting
PNP
schakelaar parkeren / vrij
166
Bijlage A: Overzicht
PROM
programma ROM
PSA
Drukschakelaarmechanisme
PSP
stuurdruk voeding
PTOX
periodieke afscheider oxidator
RAM
RAM
RM
relaismodule
ROM
ROM
TPM
Toeren per minuut
SC
oplader
SCB
overlader bypass
SDM
Diagnosemodus waarnemen
SFI
Sequentiële brandstofinjectie
SRI
Indicator herinnering onderhoudsbeurt
SRT
Systeemgereedheidstest
ST
kortdurende brandstofbeperking
TB
gasklephuis
TBI
injectie gasklephuis
TC
Turbocompressor
TCC
Aanhaalmoment koppelomvormer
TCM
Regeleenheid transmissie of transaxle
TFP
vloeistofdruk gaspedaal
TP
Positie gasklep
TPS
sensor positie gaspedaal
TVV
thermische vacuümklep
TWC
drieweg katalysator
TWC+OC
Drieweg + oxidatiekatalysator
VAF
volume luchtstroom
VCM
Regeleenheid voertuig
VR
spanningsregelaar
VS
voertuigsensor
VSS
rijsnelheidsensor
WU-TWC
opwarmen drieweg katalysatoromzetter
WOT
volgas
167
Bijlage B: Kabels
Kabels
Kabelidentificatie
Standaardkabels (YTD700, YTD701)
OM0965
YTD950 - EOBD-kabel (meegeleverd met TRW-easycheck)
vereist voor voertuigen met CAN voor het resetten van een variabel onderhoudsinterval.
4
3
2
1 12
10
11
D
C
B
I
J
A L
K
OM0958
YTD951 - EOBD pin-schakelkabel
(meegeleverd met TRW-easycheck)
Standaardkabels (YTD702, YTD703, YTD704)
TRW0046
YTD965 - Multiplexerkabel
(meegeleverd met TRW-easycheck)
168
Bijlage B: Kabels
Optionele kabels
OM0961
YTD952 – VAG-kabel (optioneel)
OM0964
YTD953 – PSA-kabel (optioneel)
OM0962
YTD954 - Mercedes "vrije" aansluitkabel (optioneel)
169
Bijlage B: Kabels
OM0963
YTD955 – Sprinter-kabel (optioneel)
OM0960
YTD956 – Mercedes-kabel (optioneel)
OM0959
YTD957 – BMW-kabel (optioneel)
170
Bijlage B: Kabels
OM1388
YTD958 - Fiat/Alfa Romeo/Lancia (optioneel)
OM1106
YTD959 - Fiat/Alfa Romeo/Lancia (LS CAN) (optioneel,
niet vereist met YTD965 - Multiplexerkabel)
171
Bijlage B: Kabels
OM1348
YTD960 - CAN-converterkabel (optioneel, niet vereist
met YTD965 - Multiplexerkabel)
YTD964 - Peugeot/Citroen-adapter
(optioneel, niet vereist met YTD965 - Multiplexerkabel)
172
Bijlage B: Kabels
OM0060
YTD966 Peugeot/Citroen 2-pin kabelkit
OM0057
YTD967 Ford kabelkit
173
Bijlage B: Kabels
OM0058
YTD968 GM Vauxhall/Opel kabelkit
OM0059
YTD969 Hyundai/Mitsubishi/Proton kabelkit
OM0061
YTD990 Toyota/Mazda kabelkit
174
Bijlage B: Kabels
TRW0017
Een reeks van update-kits is beschikbaar,
neem contact op met uw TRW-leverancier voor meer informatie.
Om
iDe
tec
t
TRW0014
YTD750 - Ventielactiveringskit
TRW0016
YTD963 - Verlengkabel
TRW0062
YTD978 Honda 3/5 pins-adapterkabel
175
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant
Compatibiliteit met fabrikant
Scanfunctie
De servicetool kan communiceren met voertuigen die voldoen aan de EOBDnormen die zijn uitgerust met een J1962 diagnose-aansluiting. Het onderstaande
dient als richtlijn te worden gebruikt.
 Alle voertuigen met benzinemotor die vanaf 2000 zijn geproduceerd.
 Alle voertuigen met dieselmotor die vanaf 2004 zijn geproduceerd.
OPMERKING: Sommige fabrikanten introduceerde de boorddiagnosesystemen al
vanaf 1994, deze voldeden echter niet allemaal 100% aan deze norm.
176
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant
FastCheck-functies
De FastCheck-functies ondersteunen momenteel de volgende voertuigfabrikanten.
ABS Airbag Klimaat EMS
Alfa Romeo
Audi
BMW
Citroen
Fiat
Ford
GM Opel /
Vauxhall
Honda
Hyundai
Jaguar
Lancia
Land Rover
Lexus
Mazda
Mercedes
MG Rover
Mini
Mitsubishi
Nissan
Peugeot
Renault
Saab
Seat
Skoda
Toyota
Volvo
VW
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
P-Rem SAS Service TPMS
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Raadpleeg de beschikbare 'Voertuigapplicatielijst' op
www.trwaftermarket.com/easycheck om te bepalen of een specifiek model
voertuig wordt ondersteund.
OPMERKING: Als een specifiek model niet in de lijst is opgenomen en het voertuig
geproduceerd is vanaf 2000, kan het model misschien toch via de J1962 diagnoseaansluiting van het voertuig op het systeem worden aangesloten.
177
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Onderhoudsinterval handmatig resetten
Indicator herinnering onderhoudsbeurt (SRI)
Op sommige voertuigen is het niet mogelijk om met de servicetool de SRIte
resetten. De fabrikanten van deze voertuigen hebben normaliter voor deze taak
resetgereedschappen. Op een aantal voertuigen is het echter mogelijk de SRI te
resetten via ingebouwde interfaces in het voertuig. De volgende procedures zijn de
meest standaard handmatig ingestelde SRI-resetprocedures.
Alfa Romeo
(1994 - 2000)
1.
2.
3.
4.
5.
Zet de contactsleutel in de stand UIT.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet de contactsleutel in de stand AAN.
Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
Alfa Romeo 156
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk op het dashboard op de knop [INFO], om het functiemenu van het
dashboard te openen.
3. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie ONDERHOUD
te navigeren en druk op (INFO) om een selectie te maken.
4. Houd de [+] en [-] knoppen minstens 10 seconden ingedrukt.
5. De instelling ‘Aantal kilometers tot onderhoud’ zou nu tot ongeveer 12500 mijl
(21.000 km) moeten zijn gereset.
6. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU
te navigeren en druk op (MODUS) om het functiemenu af te sluiten.
7. Schakel het contact uit.
178
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Audi
Audi A4 en A6 (1995 - 1999)
1. Als de contactsleutel in de stand UIT staat, dient u knop A in te drukken en
ingedrukt te houden terwijl u de contactsleutel in de stand AAN zet.
2. Het bericht “Onderhoudsolie” verschijnt. Als dit bericht niet wordt
weergegeven, herhaal dan stap 1.
3. Trek aan knop B tot het bericht is verdwenen.
4. Op het display zou nu het bericht “Onderhoud ---”, moeten verschijnen, dat
aangeeft dat de SRI is gereset.
179
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
BMW
BMW 3 Series (E46), BMW 7 serie
(E38), BMW 5 serie (E39) en
BMW X5 (E53)
A
BMW X3 (E83) en BMW Z4 (E85)
A
OM1347s
Knop A met een pijl aangegeven in de tekeningen.
The Service Interval Display (SIA) can be reset using the reset button for the trip
distance recorder on the instrument Rij
OPMERKING: De op afstand gebaseerde inspectie kan alleen worden gereset als
ongeveer 10 liter brandstof verbruikt is sinds het vorige resetproces. De op tijd
gebaseerde inspectie kan alleen worden gereset als ongeveer 20 dagen verstreken
is sinds het vorige resetproces
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Houd de knop ingedrukt en schakel het contact in de stand I.
Houd de knop 5 seconden ingedrukt tot de status van het onderhoud wordt
weergegeven.
5. Het display geeft nu de afstand tot het volgende onderhoud aan en het vereiste
type onderhoud ('OLIEBEURT' of 'INSPECTIE'). Als de resterende afstand
wordt weergegeven met "rSt", kan het onderhoudsinterval worden gereset.
6. Druk 5 seconden op knop A, om de afstand van de onderhoudslimiet te
resetten. De 'rSt’ (of reset) knippert op het display. Als de reset niet nodig is,
wacht dan tot ‘rSt’ (of reset) niet meer knippert, voordat u verdergaat. Druk
nogmaals op knop A, voordat 'rSt' 5 keer knippert, om de afstand van de
180
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
onderhoudslimiet te resetten. De nieuwe afstand tot het volgende onderhoud
wordt 5 seconden lang weergegeven.
OPMERKING: Voor voertuigen die niet zijn uitgerust met een op tijd
gebaseerde inspectie wordt "Einde SIA" weergegeven met de resterende
afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Voor voertuigen die wel beschikken
over een op tijd gebaseerde inspectie, wordt de status weergegeven van een
op tijd gebaseerde inspectie.
7. Het display geeft nu de resterende tijd aan tot de volgende onderhoudsbeurt.
Als de resterende afstand wordt weergegeven met "rSt", kan het
onderhoudsinterval worden gereset.
8. Druk 5 seconden op knop A, om de afstand van de onderhoudslimiet te
resetten. De 'rSt’ (of reset) knippert op het display. Als de reset niet nodig is,
wacht dan tot ‘rSt’ (of reset) niet meer knippert, voordat u verdergaat. Druk
nogmaals op knop A, voordat 'rSt' 5 keer knippert, om de afstand van de
onderhoudslimiet te resetten. De nieuwe tijd tot het volgende onderhoud wordt
5 seconden weergegeven.
9. Nu zal ‘Einde SIA’ worden weergegeven met de resterende tijd tot het
volgende onderhoud.
Citroën
Berlingo 1999 - 2002
MPH
km/h
OM1053
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
181
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Berlingo vanaf 2002
km/h
OM1054
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
C3
A
OM1046
1.
2.
3.
4.
182
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven
en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
C5
A
OM1050
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
C8
STOP
+/OM1052
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven
en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
183
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Verzenden/Schokkerig
OM1051
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Relais II/Jumper II (vanaf 2002)
rpm x 100
A
OM1055
1.
2.
3.
4.
184
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Saxo
A
OM1045
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Synergie / Evasion
OM1051
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
185
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Xantia
A
47673
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt. Het pictogram van de sleutel en het
onderhoudsinterval brandt 5 seconden en gaat daarna uit.
Xsara (1997 - 2000)
A
OM1047
1.
2.
3.
4.
186
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt. Het pictogram van de sleutel en het
onderhoudsinterval brandt 5 seconden en gaat daarna uit.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Xsara (vanaf 2000)
A
OM1047
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Xsara Picasso
A
OM1048
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
187
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Fiat
(1994 - 2000)
1.
2.
3.
4.
5.
188
Zet de contactsleutel in de stand UIT.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet de contactsleutel in de stand AAN.
Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Ford
Transit (2000)
Voer de volgende stappen uit om het Onderhoudslampje uit te schakelen (symbool
van de sleutel):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Zet de contactsleutel in de stand UIT.
Houd de rempedaal en de gaspedaal naar beneden.
Zet het contact in de stand AAN, terwijl de twee pedalen ingedrukt blijven.
Houd de pedalen minstens 15 seconden ingedrukt.
De SIA-indicator (sleutel) knippert als de reset voltooid is.
Laat de pedalen los terwijl de SIA-indicator knippert.
Schakel het contact uit.
Galaxy (2000 - 2006)
mph
STOP
OM1059
km/h
A
1. Zet de contactsleutel in de stand AAN.
2. Druk op knop A en houd deze ingedrukt tot het display 'ONDERHOUD' is
gewist.
3. Zet de contactsleutel in de stand UIT.
OPMERKING: Afhankelijk van het type onderhoud, moet de procedure mogelijk
1, 2 of 3 keer worden uitgevoerd:
OEL (Olieverversingsbeurt) - Iedere 12.000 Km (7.500 mijl) Kilometers = 1.
IN 01 (Inspectiebeurt) - Iedere 24.000 Km (15.000 mijl) Kilometers = 2.
IN 02 (Extra onderhoudswerkzaamheden) - Iedere 48.000 Km (30.000 mijl)
Kilometers = 3.
189
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
GM Vauxhall/Opel
Omega-B, Vectra-B vanaf 1999
A
OM1268
1.
2.
3.
4.
5.
190
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt tot er drie streepjes worden weergegeven "---".
Schakel het contact uit, om te controleren of het onderhoudsverzoek is gewist.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Lancia
(1994 - 2000)
1.
2.
3.
4.
5.
Zet de contactsleutel in de stand UIT.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet de contactsleutel in de stand AAN.
Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
191
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Land Rover
Range Rover III vanaf 2002 (alle modellen behalve Japan en NAS)
A
OM1257
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
192
Schakel het contact uit.
Druk op de knop A.
Houd de knop ingedrukt en schakel het contact in de stand I.
Houd de knop 5 seconden ingedrukt tot "SIA RESET" wordt weergegeven.
Het display geeft nu de afstand tot het volgende onderhoud aan en het vereiste
type onderhoud (OLIEBEURT of INSPECTIE).
Controleer of de afstand voor een onderhoudsbeurt is bereikt.
a. Zo ja, ga verder naar stap 9.
b. Indien niet, ga verder naar de volgende stap
Druk eenmaal op knop A. Het display geeft de datum van het onderhoud weer.
Controleer of de datum voor het onderhoud is bereikt.
a. Zo ja, ga verder naar stap 11
b. Indien niet, ga verder naar stap 10.
Druk 5 seconden de knop A in, als de afstand is bereikt waarbij onderhoud moet
plaatsvinden. "RESET" knippert op het display. Druk nogmaals op knop A ,
voordat "RESET" 5 keer knippert, om de limiet voor de datum van het onderhoud
te resetten. De nieuwe afstand tot het volgende onderhoud wordt 5 seconden
voor de datum van het onderhoud weergegeven.
Druk éénmaal op knop A om de controle van het onderhoudsinterval te
beëindigen en het geheel te resetten.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
11. Druk op knop A en houd deze 5 seconden ingedrukt als de datum is bereikt
waarbij onderhoud moet plaatsvinden. RESET" knippert op het display. Druk
nogmaals op knop A , voordat "RESET" 5 keer knippert, om de limiet voor de
datum van het onderhoud te resetten. De nieuwe datum tot het volgende
onderhoud wordt 5 seconden voor de datum van het onderhoud weergegeven.
12. Schakel het contact uit.
193
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Mercedes
Mercedes (1998 - 2007)
Met het flexibel onderhoudssysteem en multifunctionele
bedieningselementen op het stuurwiel
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Gebruik de
en
knoppen om door het multifunctionele display te
scrollen tot de dagteller en de kilometerteller worden weergegeven, of in het
geval van een afzonderlijk display voor de kilometerteller, blijven scrollen tot de
buitentemperatuur wordt weergegeven.
3. Gebruik de
en
knoppen om door het multifunctionele display te
scrollen tot de onderhoudsindicator
of
wordt weergegeven.
4. Druk op het instrumentenpaneel de knop
ongeveer 3 seconden in, tot de
volgende vraag op het multifunctionele display wordt weergegeven:
'WILT U HET ONDERHOUDSINTERVAL RESETTEN? BEVESTIGEN DOOR R IN
TE DRUKKEN'
of
'ONDERHOUDSINTERVAL? R-KNOP 3 SEC INDRUKKEN OM TE RESETTEN'
5. Druk nogmaals op de knop
van het instrumentenpaneel en houd deze
ingedrukt tot er een geluidssignaal klinkt.
6. Het nieuwe onderhoudsinterval verschijnt op het multifunctionele display.
OPMERKING: De
verwijst naar de resetknop van de dagteller.
Mercedes (1998 - 2002)
Met het flexibel onderhoudssysteem en zonder multifunctionele
bedieningselementen op het stuurwiel
1. Zet de contactschakelaar in de stand AAN en druk onmiddellijk twee keer
binnen 1 seconde op de knop naast het digitale display.
De huidige status voor dagen en afstand wordt weergegeven.
2. Zet de contactschakelaar binnen 10 seconden in de stand UIT.
3. Druk op de knop en houd deze ingedrukt terwijl u de contactschakelaar in de
stand AAN zet. Wederom wordt de huidige status voor dagen of afstand
weergegeven.
4. Na ongeveer 10 seconden krijgt u een bevestigingssignaal te horen en op het
display verschijnt '10.000 mijl' ('15.000 km'). Laat de knop los.
194
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Peugeot
106
A
OM1056
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
206
km/h
OM1057
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
195
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
306
A
OM1058
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
307
mph
STOP
OM1059
1.
2.
3.
4.
196
km/h
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
406
km/h
A
OM1060
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
607
km/h
OM1061
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
197
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
806
OM1062
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
807
STOP
+/OM1063
1.
2.
3.
4.
198
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven
en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Boxer II vanaf 2002
rpm x 100
A
OM1066
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Expert
OM1062
1.
2.
3.
4.
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
199
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Partner 1999 - 2002
MPH
km/h
A
OM1064
1.
2.
3.
4.
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Partner vanaf 2002
km/h
OM1065
1.
2.
3.
4.
200
A
Schakel het contact uit.
Druk op knop A en houd deze ingedrukt.
Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel
verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Renault
Oliepeil
km/h
km
OM1067
Het weergegeven lampje is een waarschuwingsindicator dat aangeeft als het
oliepeil te laag is en is geen indicator voor het onderhoudsinterval. Als het
motoroliepeil correct is, zal dit lampje automatisch uitgaan.
201
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Storingsindicatielampje (MIL)
km/h
SERV
OM1068
km/h
SERVICE
OM1069
De hierboven weergegeven lampjes zijn storingsindicatielampjes (MIL) en zijn geen
indicators voor het onderhoudsinterval. Als een van deze lampjes branden is er een
probleem met het voertuig. Voor meer informatie raadpleeg de documentatie van
de fabrikant.
202
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Clio III (modellen met boordcomputer; vanaf 2006)
Scenic II (modellen met boordcomputer; vanaf 2003)
A,B
OM1384
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk op de resetknop A of B aan het uiteinde van de hendel van de ruitenwisser
en laat deze los als de onderhoudsinformatie 'Afstand tot volgend onderhoud'
wordt weergegeven.
3. Houd de knop 10 seconden ingedrukt tot permanent de afstand tot het
volgende onderhoud op het display wordt weergegeven. De indicator geeft dan
het geschikte onderhoudsinterval weer (bijv. 6000 mijl/10.000 km).
4. Laat de resetknop los.
5. Schakel het contact uit.
203
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Laguna (modellen met een boordcomputer; 1994 - 1998)
A
OM1070
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert.
3. Houd de knop ingedrukt tot het pictogram van de sleutel stopt met knipperen
en blijft branden.
De indicator geeft het geschikte onderhoudsinterval aan (bijvoorbeeld 6.000
mijl / 10.000 km).
4. Laat de resetknop los.
5. Schakel het contact uit.
Laguna II (vanaf 2001)
B
A
OM1071
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk herhaaldelijk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert en
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt op het display van de
kilometerteller wordt weergegeven.
3. Druk op knop B en houd deze ingedrukt tot het display 8 keer heeft geknipperd.
4. Laat knop B los. Het nieuwe onderhoudsinterval wordt nu weergegeven.
5. Schakel het contact uit.
204
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Megane II (modellen met boordcomputer; vanaf 2003)
B
A
OM1385
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk op de resetknop A aan het uiteinde van de hendel van de ruitenwisser en
laat deze los als de onderhoudsinformatie wordt weergegeven.
3. Druk 10 seconden op knop B tot op het display permanent het volgende
onderhoudsinterval wordt weergegeven. De indicator geeft dan de geschikte
afstand tot het volgende onderhoud aan (bijv. 6000 mijl/10.000 km).
4. Laat de resetknop los.
5. Schakel het contact uit.
205
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Safrane
A
OM1073
1. Druk op de knop A.
2. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
3. Houd de knop ingedrukt tot het pictogram van de sleutel stopt met knipperen
en blijft branden.
De indicator geeft het geschikte onderhoudsinterval aan (bijvoorbeeld 6.000
mijl / 10.000 km).
4. Laat de resetknop los.
5. Schakel het contact uit.
Vel Satis
B
A
OM1072
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
2. Druk herhaaldelijk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert en
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt op het display van de
kilometerteller wordt weergegeven.
3. Druk op knop B en houd deze ingedrukt tot het display 8 keer heeft geknipperd.
4. Laat knop B los. Het nieuwe onderhoudsinterval wordt nu weergegeven.
5. Schakel het contact uit.
206
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Smart
Roadster
Onderhoudstype
Symbool
Onderhoud A
Een sleutel weergegeven
Onderhoud B
Twee sleutels weergegeven
A
OM1105
1. Schakel het contact in en selecteer binnen 4 seconden het display voor het
onderhoudsinterval, door op het instrumentenpaneel knop A in te drukken
(herhaaldelijk uitvoeren tot het onderhoudsinterval wordt weergegeven).
2. Houd knop A ingedrukt en schakel het contact UIT.
3. Schakel het contact AAN als knop A is ingedrukt en wacht 10 seconden. De
onderhoudsindicator wordt nu gerest.
4. Laat knop A los, het type en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt wordt
weergegeven.
207
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volkswagen
Cabrio, Golf III, GTi, Jetta III (1993 - 1995) en Jetta (1996)
Een van de vier servicecodes kan worden weergegeven op het instrumentenpaneel
overeenkomstig de afgelegde afstand. Iedere weergegeven servicecode bepaalt
het type of niveau van het vereiste onderhoud. Als het contact is ingeschakeld, zal
de servicecode ongeveer 3 seconden knipperen in het displayvenster van de
kilometerteller. Als er een onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden (iedere 12.000
Km / 7.500 mijl), zal de overeenkomstige servicecode ongeveer 60 seconden lang
gaan knipperen. De vier beschikbare servicecodes zijn:
 IN 00 (Geen onderhoud noodzakelijk)
 OEL (Olieverversingsbeurt) - Iedere 12.000 Km (7.500 mijl)
 IN 01 (Inspectiebeurt) - Iedere 24.000 Km (15.000 mijl)
 IN 02 (Extra onderhoudswerkzaamheden) - Iedere 48.000 Km (30.000 mijl)
Na het uitvoeren van de vereiste onderhoudswerkzaamheden, moet iedere
weergegeven servicecode afzonderlijk worden gerest. Bij 24.000 Km (15.000 mijl)
bijvoorbeeld moeten de servicecodes OEL en IN 01 beide worden gereset.
A
B
OM1030
1. Om de SRI te resetten moet u de contactschakelaar in de stand AAN zetten.
Druk op de resetknop A van de kilometerteller en houd deze ingedrukt. Terwijl
u knop A ingedrukt houdt, dient u de contactschakelaar in de stand UIT te
zetten.
2. Servicecode “OEL” wordt weergegeven. Als u de teller wilt resetten dient u
knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5 streepjes op het
display verschijnen.
3. Druk, indien noodzakelijk, op knop A om “IN 01” weer te geven. Als u de teller
wilt resetten dient u knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5
streepjes op het display verschijnen.
4. Druk, indien noodzakelijk, op knop A om “IN 02” weer te geven. Als u de teller
wilt resetten dient u knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5
streepjes op het display verschijnen.
208
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
5. Als u de resetmodus wilt afsluiten, dient u de contactschakelaar in de stand
AAN te zetten.
6. Als “IN 00” wordt weergegeven, dient u de contactschakelaar in de stand UIT
te zetten.
Volvo
Volvo 240 (1986 - 1989)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw tegen de hendel die zich tussen de
toerenteller en snelheidsmeter bevindt.
Volvo 240 (1990 - 1993)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
209
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volvo 740 (1986 - 1988)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw op de knop die zich links van de
snelheidsmeter bevindt.
Volvo 740 (1989 - 1992)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
210
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volvo 760 (1986 - 1990)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
Volvo 780 (1988 - 1990)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw op de knop die zich links van de
snelheidsmeter bevindt.
211
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volvo 850 (1993 - 1995) uitgerust met het Yazaki instrumentenpaneel
OPMERKING: Bij dit instrumentenpaneel bevindt de kilometerteller zich boven de
naald van de snelheidsmeter.
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
212
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volvo 850 (1993 - 1995) uitgerust met het VDO instrumentenpaneel
OPMERKING: Bij dit instrumentenpaneel bevindt de kilometerteller zich onder de
naald van de snelheidsmeter.
1. Met de contactschakelaar in de stand AAN en de motor uit.
7
6
3
5
2
1
OM1034
De diagnosemodule bevindt zich in het motorcompartiment naast de bevestiging van de linker
ophanging
2. Sluit de testkabel van de diagnosemodule aan op aansluiting 7.
3. Druk op de diagnosemodule 4 keer snel achter elkaar op de resetknop.
4. Als de LED op de diagnose-unit brandt en blijft branden, dient u eenmaal op de
resetknop te drukken.
5. Als de LED brandt en blijft branden, dient u 5 keer snel achter elkaar op de knop
te drukken.
6. Als de LED brandt dient u nogmaals op de knop te drukken.
7. De LED zal diverse keren knipperen om aan te geven dat de reeks correct is
ingevoerd en de SRI is gereset.
8. Verwijder de testkabel van aansluiting 7 en zet de contactschakelaar in de stand
"UIT".
213
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten
Volvo 940 (1991 - 1995)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
Volvo 960 (1991 - 1995)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich
tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt.
2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
214
www.trwaftermarket.com/easycheck