Transcript preek

De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Ds. M.J. van Gelder – Handelingen 11: 19-24
Zingen:
Lezen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Psalm 89: 9
Handelingen 11: 19-30
Psalm 85: 3, 4
Psalm 145: 4
Psalm 80: 11
Gemeente, ik mag u meenemen naar Handelingen 11, de verzen 19 tot en met 24:
Degenen nu die verstrooid waren door de verdrukking die over Stéfanus
geschied was, gingen het land door tot Fenicië toe en Cyprus en Antiochië, tot
niemand het Woord sprekende dan alleen tot de Joden.
En er waren enige Cyprische en Cyreneïsche mannen uit hen, welken te Antiochië
gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende de Heere Jezus.
En de hand des Heeren was met hen; en een groot getal geloofde en bekeerde
zich tot de Heere.
En het gerucht van hen kwam tot de oren der gemeente die te Jeruzalem was;
en zij zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochië toe;
Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en
vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden
blijven.
Want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs. En er
werd een grote schare de Heere toegevoegd.
We willen met u stilstaan bij: De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus.
We staan stil bij:
1. Getuigende vluchtelingen (vers 19 en 20)
2. Gods zegenende hand (vers 21)
3. Een aansporende Barnabas (vers 22, 23 en 24)
1. Getuigende vluchtelingen
De apostel heeft zo al het een en ander meegemaakt. Wat een tegenslag in zijn
ambtsuitoefening! Het was trouwens een wonder dat de apostel Paulus tot de
evangeliedienst geroepen werd. Wat heeft hij de gemeente van Christus vervolgd. Wat
had hij in zijn hart een afkeer van de Zaligmaker. Maar God wist wat Hij met hem zou
gaan doen. Hij haalde hem radicaal onderuit als een arme verloren zondaar, hem
verzoenend door het dierbare bloed des Lams en vernieuwend door de Heilige Geest. En
bovendien zou Hij hem tot een zegen van velen stellen in de bediening van het Evangelie.
www.prekenweb.nl
1/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Dat is toch een wonder? Een dubbel wonder. Geroepen tot de genade en geroepen tot
de evangeliedienst. Wie zijn wij…?
Deze apostel heeft vóór zijn bekering nogal wat leed veroorzaakt. Toch wilde God hem
zegenen. En de dood van Stéfanus werd gezegend tot heil van vele zielen. Want het
Evangelie mocht daardoor uitwaaieren over het ganse land. Christus doet wonderen,
dwars door tegenslagen en afkeer en vijandschap van de mens heen.
Wat vervolgde Saulus van Tarsen de gemeente. U leest het in het achtste hoofdstuk. En
toch, God gebruikte hem en hij mocht dienen in Gods Koninkrijk en tot de eeuwige zegen
van velen gesteld worden.
God heeft door Stéfanus ook vele wonderen willen doen tot bevestiging van het
Evangelie. Steeds zullen er mannen zijn (meervoud!) die in Gods Koninkrijk mogen
arbeiden. Hoewel Stéfanus heeft moeten lijden om Christus’ wil, heeft God toch het
uiterst verdrietige voorbeeld willen gebruiken tot zaligheid van anderen.
Saulus van Tarsen werd als een grote tegenstander geveld. Niet tot verdoemenis, maar
tot zaligheid. Jonge vrienden en ouderen, daar zitten wij niet op te wachten, om geveld
te worden. Absoluut niet. Er is niemand die God zoekt. Er leeft tegenstand in uw en mijn
ziel. Als dat niet zo was, dan zou Christus nooit voor vijanden hebben moeten sterven. Er
zijn geen vrienden sinds Adams val. Er zijn slechts vijanden.
O wonder, Christus zal uit vijanden Zijn gemeente gaan bouwen. En Hij zal het Evangelie
voortgang doen vinden door al de eeuwen heen. Ook door de prediking van de apostel
Paulus. Hij was een uitverkoren vat om Gods Naam te dragen voor de heidenen, voor
koningen en voor de kinderen Israëls.
En zo treffen wij hem ook later aan in Antiochië. In Antiochië woonden heel veel Joden.
Deze hoofdstad van Syrië, ten noorden van Palestina, aan de Middellandse Zee, was toen
de grootste stad van Azië. Een hoofdstad, zoals Alexandrië van Afrika en Rome van
Europa. Antiochië telde toen 500.000 inwoners, waaronder veel Joden, die ook
synagogen in deze stad hadden. Het zou voor de christelijke kerk, een nieuwe kerk, de
belangrijkste plaats worden. Het is het tweede christelijke centrum geworden, na
Jeruzalem.
Heerlijke wonderen wilde God doen. Het Evangelie mocht voortgaan, en het mag ook nú
voortgaan, in de harten van jongeren en ouderen. En toch, het was maar een handjevol
gelovigen dat aldaar kwam, in vergelijking althans met de massa inwoners van 500.000 in
die bonte wereldstad.
Wat deden deze evangelisten daar? Ze zochten hun eigen broeders, de Joden, eerst op.
Zoals u in vers 19 kunt lezen: Degenen nu die verstrooid waren door de verdrukking die
over Stéfanus geschied was, gingen het land door tot Fenicië toe en Cyprus en Antiochië,
tot niemand het Woord sprekende dan alleen tot de Joden. Tot hen was in de eerste
plaats het woord der zaligheid gezonden. En God wilde hen ook als eerste met het
Evangelie bekendmaken. En nadien zullen er zovelen het Evangelie mogen beluisteren.
Eeuwenlang, ook in ons vaderland, ook op deze dag. En jonge vrienden, de beste
www.prekenweb.nl
2/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
boodschap hoor je in de kerk. De boodschap van behoudenis en van zaligheid. Niet voor
lieve mensen, maar voor stoute mensen. Niet voor godvrezende mensen, maar voor
goddeloze mensen. Opdat zij door genade wedergeboren zouden worden, tot Christus
geleid zouden worden, in het dierbare geloof, en zo Hem zouden worden toegevoegd.
Welnu, ook daar mocht het Evangelie verkondigd worden. Een grote stad met meerdere
synagogen. Al deze vluchtelingen zullen getuigende vluchtelingen zijn. Het Woord
sprekende, zoals u in vers 19 en 20 leest: Verkondigende de Heere Jezus. Wie zou men
anders moeten verkondigen? Kent u een andere naam onder de hemel door welke u zou
kunnen zalig worden? Nee toch? Er is geen andere naam dan de Naam van Jezus.
Geliefden, het is een les om dat te leren. Wij zijn geneigd om behoudenis te zoeken in
onze bezigheden, in onze werkzaamheden, in onze gebeden, in ons geloven, in ons doen
en laten. Dat zit in ons bloed. Terwijl wij slechts behouden kunnen worden door te
ontvangen. Door Christus Zelf te ontvangen. Door het Woord van het Evangelie te
ontvangen, waardoor onze dode ziel levend gemaakt wordt, en waardoor we geleid
worden tot de kennis van God Drie-enig, in de Middelaar Gods en der mensen.
De getuigenis van Jezus is de geest der profetie (Openb. 19:10). In die ene Naam, Jezus,
wordt alles gezegd. In Zijn Naam komt tot uitdrukking dat Hij zondaren zalig maakt en
vijanden met God verzoent. Hoe zoet en liefelijk is deze Naam voor het schuldige
zondaarshart!
Heere, zo wordt Hij genoemd, Kurios, Meester, Die het voor het zeggen heeft. Wie heeft
het voor het zeggen? Met veel dingen kunnen wij zeggen: ‘Dat zoek ik zelf wel uit. Dat
doe ik wel en ik beslis en ik bepaal.’ Geliefden, in het Koninkrijk der hemelen komen
alleen maar bedelaars, die door Gods werk behouden worden. Zij, die door Koning Jezus
gezaligd worden. Hij zegt: ‘Ik wil en zij zullen.’ Hij is de Kurios, de Heere, de Meester. Hij
is de Koning, de Koning der koningen, de eeuwige Koning van Sion. En Zijn Naam is
liefelijk en zoet. Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
Hij heeft God verheerlijkt. Hij heeft de wet vervuld, Hij heeft het oordeel gedragen, Hij
kocht Zijn Kerk, Hij maakt hen zalig. Alles komt uit Hem. Er is geen andere naam onder de
hemel gegeven door dewelke wij moeten zalig worden.
Predikende, zo lezen wij in ons Schriftgedeelte. Verkondigende, want dat is prediken.
Evangeliseren, dat is prediken. Zo staat het eigenlijk ook in de oorspronkelijke taal.
Evangelisatie is geen hobby van mensen, maar is het werk Gods en Hij maakt gebruik van
de dienst van mensen. Evangeliseren is de boodschap van het Evangelie uitdragen, te
midden van een wereld verloren in schuld.
En die vluchtelingen, die droegen dat Evangelie uit. Die maakten anderen bekend met
hetgeen geschied was in Jeruzalem. De komst van de Zaligmaker, de onderwijzingen, de
werkingen en de wonderen van de Zaligmaker. Meer nog, Zijn gaan naar de kruisheuvel
Golgotha, Zijn uitroepen: Het is volbracht (Joh. 19:30). Hij heeft God verheerlijkt, Zijn
gemeente gekocht, een fontein geopend tegen de zonde en tegen de onreinheid, is
opgestaan uit de doden en opgevaren ten hemel. Hij heeft gaven genomen om uit te
www.prekenweb.nl
3/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
delen onder de mensenkinderen, zelfs de wederhorigen, om bij U te wonen, o HEERE
God.
Daartoe heeft Hij Zijn Geest gezonden, de Pinkstergeest. En die Geest is de Geest van
Christus, Die gisteren en heden Dezelfde is en in der eeuwigheid. Dat betekent dus ook:
vandaag, onder de bediening van het Woord, al is het door een zwak, zondig, onwaardig,
onbekwaam mensenkind, zoals hij zichzelf moet waarnemen. Het Woord dat verkondigd
moet worden en mag worden, die ene Naam, die onder de hemel gegeven is, door welke
wij moeten zalig worden.
Die vluchtelingen gingen die Naam overal bekendmaken. De Naam van Jezus. Is Hij ons
bekend? ‘Ja,’ zegt u, ‘door middel van lezen en prediking.’ Ja het geloof is uit het gehoor
en het gehoor door het Woord van God. Maar dat bedoel ik even niet. Is Hij u bekend,
jonge vrienden en ouderen? Kunt u zeggen: ‘Het heeft Gode behaagd Zijn Zoon in mij te
openbaren’, en kennen wij Hem?
Dat is allesbeslissend voor de ware geestelijke godsdienst, voor het heil van uw
onsterfelijke ziel. Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en
waarachtige God, en Jezus Christus Die Gij gezonden hebt (Joh. 17:3).
Die vluchtelingen maakten die Naam overal bekend, zoals dat staat in de verzen 19 en
20. Degenen nu die verstrooid waren door de verdrukking die over Stéfanus geschied
was, gingen het land door tot Fenicië toe en Cyprus en Antiochië, tot niemand het Woord
sprekende dan alleen tot de Joden.
Later zullen ook de heidenen dat Woord gaan horen. En er waren enige Cyprische en
Cyreneïsche mannen uit hen, welken te Antiochië gekomen zijnde, spraken tot de
Grieksen, verkondigende de Heere Jezus. Ze deden niets liever. Tot henzelf was het
woord der zaligheid gezonden en zij verkondigen het ook anderen.
Dat is de innerlijke drang van een ieder die de zoete Naam, de reddende en de
zaligmakende Naam van Jezus mag gaan kennen. Dat hoeft niet altijd in een ambt te zijn,
maar dat kan ook in de eigen woning zijn. Dat kan in de eigen straat zijn, dat kan in de
eigen familie zijn.
Getuigende vluchtelingen. En nu het tweede:
2. Gods zegenende hand
Want dat lezen we in vers 21: En de hand des Heeren was met hen, en een groot getal
geloofde en bekeerde zich tot de Heere.
Een woord vol van het wonder. Prediking, en zegen op de prediking! Een zegen op de
prediking, waarvan komt die? Komt die van de welsprekendheid van de dienaren? Komt
die van de gunning van de dienaren? Komt die van de ernst van de dienaren? Die dienaar
mag een middel zijn in Gods hand, maar de zegen komt vanuit de hemel, van Jezus
Christus, Die verhoogd is om Israël te géven bekering en vergeving der zonden.
www.prekenweb.nl
4/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
En hoezeer de dienaren van het Evangelie ook gezonden zijn, en al is het dat zij van tijd
tot tijd ook wel met bijzondere zalving van de Heilige Geest het Woord mogen
verkondigen, het werk dat in het hart van jongeren en ouderen geschiedt is niet hun
werk, maar is het werk van God de Heilige Geest, van de verhoogde Christus Zelf. En de
hand des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde en bekeerde zich tot de
Heere.
In Jeremia 31 lezen wij in het veertiende vers dat de Heere belooft: Ik zal de ziel der
priesters met vettigheid dronken maken; en Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd
worden. Wat is dat een liefelijk woord! En dat woord mag nog altijd vervuld worden.
Wat een voorrecht: En de hand des Heeren was met hen. Hij gebruikte hun dienst, maar
de zegen kwam vanuit de hemel.
Andersom is het een voorrecht als de dienaar, als ambtsdragers het mogen bemerken
dat de Heere hun dienst heeft willen gebruiken, en dat ze een zegen mochten zijn voor
jongeren en ouderen. Het valt een dienaar van het Evangelie zwaar als de prediking
afstoot. Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN
geopenbaard? (Jes. 53:1).
En Jezus Zelf, toen Hij de schare zag aan wie Hij al meerdere malen het Evangelie
verkondigd had en het Woord Gods aan het hart gelegd had? U leest van Hem: Jezus de
stad ziende, weende. En Hij sprak: ‘Hoe menigmaal heb ik u bijeen willen vergaderen,
maar gij hebt niet gewild.’ Hij legt de volle verantwoordelijkheid bij de schare, zoals het
ook nu en altijd in de prediking dient te zijn, dat de volle verantwoordelijkheid bij
jongeren en ouderen neergelegd wordt.
De dienaar van het Evangelie heeft zich in te spannen om het in liefde aan het
mensenhart te leggen. En dan zien de dienaren er naar uit dat er nieuwelingen in Sion
geboren zullen worden. Diegenen die met een hartelijke droefheid van God over de
zonde, veroordeeld door de wet, buigen onder een welverdiend oordeel en mogen
vluchten tot de troon der genade, en de gezegende Jezus mogen gaan kennen door Zijn
eigen inwendig getuigenis in het hart, door Zijn verlichting van het verstand.
Zij zullen de Heere kennen. ‘Het heeft Gode behaagd Zijn Zoon in mij te openbaren.’ Zij
gaan Hem kennen op Zijn roepende stem. De stem die roept in het Evangelie, maar die
inwendig bekrachtigd wordt in het hart. Daar mogen zij de stem van het Evangelie
vernemen in een schuldverslagen hart. Daar mogen zij de goddelijke trekking voelen in
hun hart, van goddelijke, opzoekende liefde. Daar mogen zij de vrede met God smaken,
die alle verstand te boven gaat. Zij ervaren een goddelijke trekking en zij mogen Hem
liefhebben Die hen eerst heeft liefgehad. Vrede, verwondering, zaligheid, ootmoed…
En de hand des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde. Moge dat heden zo
zijn: en een groot getal geloofde. En dan het werkwoord ‘geloven’ niet in de
oppervlakkige zin. Dat is u intussen al duidelijk geworden. Maar geloven door Gods eigen
openbaring, door Gods Woord en de Heilige Geest in het hart. Als het Gode behaagt Zijn
Zoon in mij te openbaren.
www.prekenweb.nl
5/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Wat een wonder als u Christus zien mag! Jonge vrienden, heb je Hem wel eens gezien?
Ouderen, hebt u Hem wel eens gezien?
Een meisje uit Schotland kon het bij de dorpsdominee niet vinden, en ook bij vader en
moeder kon ze het niet vinden. Daar liep ze, met een leeg hart over de wereld, en ze wist
nauwelijks van geestelijke en godsdienstige dingen af.
Ze hoort dat er in de stad Inverness bijzondere dingen gebeuren en gaat op reis daar
naar toe. Ze komt in Inverness aan, zielsbedroefd, met een nameloos gemis. Als je God
kwijt bent gaat dat zo, toch? Het is zondag en ze ziet daar een vrouw lopen. Ze klampt
die vrouw aan en zegt: ‘Mevrouw, kan ik God vinden in deze stad?’
Die vrouw was verbaasd zo’n vraag te horen uit de mond van een meisje, een kind nog,
maar ze zei: ‘Kom maar mee naar de kerk.’ En God bekwaamde de dienaar van het
Evangelie dat hij de heerlijkheid, de bekwaamheid en de gewilligheid van de Zaligmaker
mocht verkondigen. God gebruikte dat om het hart van dat meisje te raken, haar
verstand te verlichten in de kennis van Christus, en haar hart in te nemen voor Hem en
voor Zijn liefde.
En even vergat ze waar ze was. Haar ziel werd zo vervuld met de liefelijke kennis van
Jezus in haar ziel, dat ze ging staan en uitriep: ‘Ik zie Hem, ik heb Hem gevonden!’
Dat bedoelen wij met het zien op Jezus. Dat bedoelen wij met de vraag: Hebt u Hem wel
eens gezien? ‘Ik zie Hem, ik zie Hem!’ ‘Toen in mijn zielsellende, Uw aangezicht mij
kende…’ En jonge vrienden en ouderen, wees nooit gerust zonder deze liefelijke,
krachtige en wezenlijke openbaring van de Zaligmaker aan uw ziel.
U zegt: ‘Ik ben wel eens ongerust, ik heb wel eens last van mijn zonde, en het ongeloof
speelt mij parten.’ Het moge zo zijn, maar daarmee zijn we niet bekeerd, maar
onbekeerd. En dan hebben wij een Zaligmaker nodig, Die ons trekt uit de duisternis tot
Gods wonderbaar licht.
En waar ligt het begin van Gods werk? Wie zal dat kunnen naspeuren? Zijn weg is in het
heiligdom. Maar het zal uit de vruchten openbaar komen of men inderdaad als een
zondaar tot Jezus geleid is. Komende op Zijn roepende stem, de stem van het Evangelie.
Als die doordringt in het hart, als het verstand verlicht wordt in Zijn kennis, dan wordt Hij
gekend en dan wordt Hij ontvangen. Hij zoekt op en Hij begenadigt, en de zondaar of
zondares mag Hem kennen en heeft het hartelijk verlangen om Hem te dienen.
En de hand des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde en bekeerde zich tot de
Heere. Dat laatste is dus het dienen van de Heere, nadat zij Zijn Naam mochten kennen.
En een groot getal geloofde.
Kom, er is buiten de kennis van Hem geen vrede, geen behoudenis en geen zaligheid te
verwachten. Maar deze Zaligmaker is bekwaam én gewillig om Zijn zegenende hand,
door middel van de prediking en Zijn Geest uit te strekken, ook hier in onze gemeente,
opdat jongeren en ouderen onder Zijn hand rijk gezegend zullen worden.
Zingen we eerst uit Psalm 145 vers 4:
Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer;
www.prekenweb.nl
6/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Uw gunstvolk zal verblijd U zeeg’nen, HEER’,
En roemen van Uw koninkrijk, Uw macht,
Uw heerlijkheid en goddelijke kracht;
Om waar zich ’t hart ooit voelt in leerzucht blaken,
Uw heerlijkheid, Uw macht bekend te maken,
En d’ eer Uw rijks, zo groot, zo hoog verheven,
Voor aller oor de hoogste roem te geven.
We gaan verder met Handelingen 11 van vers 22 tot en met 24. Onze derde gedachte:
3. Een aansporende Barnabas
En het gerucht van hen kwam tot de oren der gemeente die te Jeruzalem was; en zij
zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochië toe; dewelke daar gekomen
zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen dat zij met een
voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Want hij was een goed man, en vol
des Heiligen Geestes en des geloofs. En er werd een grote schare de Heere toegevoegd.
Een aansporende Barnabas.
Er wordt van hem aangegeven dat hij een goed man was. Hij was dat natuurlijk niet van
nature, want er is niemand die goed doet, ook niet tot één toe. Maar genade van de
hemel ontvangen hebbende, was er grote gunning in zijn hart gekomen. De Heilige Geest
gaf hem bekwaamheid om datzelfde Evangelie, dat voor hem noodzakelijk en dierbaar
was geworden, ook aan anderen te verkondigen. En om, wanneer zij dat Woord zouden
ontvangen hebben met alle toegenegenheid, hen ook aan te sporen om in deze weg te
gaan en te blijven gaan.
Barnabas, zijn eigenlijke naam is Jozef. Hij is een Leviet, afkomstig van Cyprus. Hij heeft
een eervolle plaats in de gemeente van Jeruzalem mogen ontvangen. Zij hebben hem
uitgezonden, zoals u in vers 22 leest.
De gemeente zendt uit. Geen individuele acties, maar de gemeente zendt uit. Het is een
ambtelijke arbeid, waaraan de Heere Zijn zegen wil verbinden. Dat wil niet zeggen dat u
in uw eigen privéleven niet met een buurman of buurvrouw of een ander zou mogen
spreken en hen zo nodig zelfs een Bijbel geven, een soort van evangelisatie. Dat is
natuurlijk zelfs goed en mogelijk nog verplicht om te doen. Maar hier gaat het om de
officiële dienst in Gods kerk.
Hij wordt uitgezonden, uit de stam van Levi, zelf afkomstig dus van Cyprus. En daardoor
zal hij temeer ingang en vertrouwen hebben.
Na de reis leest u: Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd
verblijd. Hij zag de genade Gods. Hij zag welk werk de Heilige Geest gedaan had in het
hart van velen, jongeren, ouderen, mannen, vrouwen. Er staat niet dat hij hun
godsdienst zag, maar we lezen dat hij de genade zag. In de kanttekening staat: ‘Namelijk
in het aannemen van de leer van het Evangelie.’
www.prekenweb.nl
7/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
De genade Gods, het aannemen van de leer van het Evangelie. Het werkwoord
‘aannemen’ betekent ten diepste: ontvangen. Iets wat een ander geeft of spreekt,
ontvangen. Met alle toegenegenheid. Dat is dus niet wegnemen, naar je toe halen, maar
het is in ontvangst nemen wat een ander ons geeft.
Welnu, zo gaat het in het leven van genade, dat is het werk van de Heilige Geest. Hij is de
Gever, en Hij opent harten, zodat die harten gaan ontvangen. Een heerlijk werk, een
goddelijk werk, een almachtig werk en een zaligmakend werk.
Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande
hen allen dat zij met een voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Jawel, bij de
Heere zouden blijven. Bij Zijn leer en bij de prediking daarvan zouden blijven.
De genade van God werd gezien, namelijk hoe de mensen daar het Evangelie hadden
mogen aannemen. Blijf bij die leer! Welke pijlen er ook op afgeschoten mogen worden.
Hoe u zelf ook zuchten moet onder een lichaam der zonde en des doods. Onwaardigheid
wordt immers gekend door al Gods kinderen, door elke ambtsdrager en elke dienaar van
het Evangelie en elke evangelist.
Hoe onwaardig wij ook in onszelf zijn, toch te mogen spreken, als het goed is ook uit
eigen ondervinding, dat God goed is voor slechten. Eerlijk anderen verkondigen dat zij
ten enenmale verloren liggen in Adam en het eeuwig oordeel zich hebben waardig
gemaakt.
Dat is een smartelijk woord, maar het is wel een onmisbaar woord, om de echte nood
van onze ziel open te leggen, die aan te wijzen en zielen aan te sporen: Zoekt de HEERE
terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg,
en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE, zo zal Hij Zich
zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk (Jes. 55:6-7).
Het Evangelie mochten zij verkondigen en het is neergedaald in het hart van velen. De
verlossing waarvan ook gesproken wordt: er werden velen de Heere toegedaan. Is dat
niet de grote verlossing? Van onszelf verlost, losgemaakt van de geestelijke dood, van de
vorst der duisternis, en vastgemaakt aan Christus, de Heere gehoorzaam te worden?
Dat is toch een werk van God Drie-enig. Enerzijds ontledigend, veroordelend. En
anderzijds het ontledigde en veroordeelde hart te leiden tot de Heere Jezus Christus, om
in Hem vrede met God te verkrijgen en te komen tot een nieuw, godzalig leven. Wat een
wonder als dat gebeuren mag!
Daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende. Het werd hem dus duidelijk. Het was
openbaar. De genade Gods. Gods werk kwam openbaar. Dat staat ook in de Schrift: Al
Zijn werken zullen Hem loven, al wat Hij wrocht zal juichen tot Zijn eer.
En dan juist in die grote wereldstad, in Antiochië. En ook in ons vaderland, waar de kerk
alsmaar kleiner wordt. Valse leringen, goddeloosheid die losbreekt. Alles moet kunnen,
zo wordt tegenwoordig gezegd. Maar alles moet niet kunnen. Het heilig Woord van God
leert ons iets anders. Het leert ons over een nieuwe geboorte, vergeving der zonden,
vrede met God, heiliging van hart en leven. Alles in de weg van bekering tot God, buigen
onder Hem. Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren (Jer. 31:9).
www.prekenweb.nl
8/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Jezus gezocht en gevonden, omdat Hij hen vond. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.
O, Gods werken zullen Hem loven!
En de genade Gods ziende. Gods werk dus. De genade van God, die Hij verworven heeft
door Christus en die Hij heeft laten verkondigen en door Zijn Heilige Geest afdrukt in het
hart.
Wat een wonder als er bij kerkvisitatie in onze gemeente aan de visitatoren verhaald zou
mogen worden welke werken God gedaan heeft in de gemeente onder de ouderen en
onder de jongeren. Er wordt dan gevraagd naar allerlei omstandigheden in de gemeente.
Is er vrede? Is er rust? Wordt de belijdenis van de kerk bewaard? En dan wordt ook de
vraag gesteld of er nieuw geestelijk leven is. Of er jongeren en ouderen toegebracht zijn.
Dan moet een kerkenraad antwoorden.
Wat een wonder als zij positief mag reageren en mag zeggen: ‘Ja, wij hebben goede
geluiden vernomen. We hebben gehoord het piepen van de zwaluw en het kirren van de
duif. We hebben gehoord het zuchten van een arme, schuldige zondaar en zondares: Ik
ben niet waardig ooit Uw kind genaamd te worden. En wij hebben gehoord van het
wonder waarvan getuigd werd: Het heeft Gode behaagd Zijn Zoon in mij te openbaren.’
Als het werk Gods vanuit de Heilige Schrift aangeduid mag worden en als dat zo
ontvangen mag worden bij kerkvisitatie, wat een blijdschap zou er dan zijn! U leest hier
in vers 23 dat zij verblijd werden toen zij de genade Gods zagen die in de harten van
meerderen was verheerlijkt.
Maar behalve dat zij verblijd zijn, sporen zij ook aan. Vermaande hen allen dat zij met een
voornemen des harten bij de Heere zouden blijven. Het is blijkbaar nodig dat zij
aangespoord worden. Het is net als in een huisgezin. Vader en moeder moeten hun
kinderen aansporen om getrouw te zijn met hun schoolwerk. Om getrouw te zijn aan de
belijdenis van de kerk. Om getrouw te zijn, als ze wat ouder geworden zijn, om arbeid te
vervullen, welke arbeid de Heere hen ook gegeven heeft.
Vermaning betekent niet altijd bestraffing, maar betekent in de Heilige Schrift ook:
opwekking, aansporing. Vermaande hen, spoorde hen aan om te blijven bij de dingen
van Gods Koninkrijk.
Welnu dan, daar is toch wel een wonder voor nodig, of niet? Altijd opnieuw. Het is de
apostel die ons leert: het vlees, dat is onze gevallen menselijke natuur, ons boze hart, dat
onderwerpt zich niet aan de wet Gods en kan dat ook niet. Er zijn ontzaglijk veel
verleidingen en verzoekingen, van binnenuit, uit ons eigen bestaan, en van buitenaf, van
de vorst der duisternis.
Het kan zijn dat je genade gevonden hebt in Christus. Dat is een wonder. Het kan niet
anders, als u ooit het kruis van Christus in uw nameloze zondeschuld geproefd hebt, dat
u zult zeggen: ‘Ik hoop nooit meer te zondigen!’ Al zou u die woorden niet gebruikt
hebben, ziende op het lijden en sterven van Christus, Die onze zonden gedragen heeft,
zullen deze gevoelens in uw hart zijn.
En dan levenslang toch te moeten zuchten: ‘Ik ellendig mens. Ik word geen bekeerd
mens, die met het hoofd omhoog loopt, als een geweldige gelovige.’ Als genade mijn
www.prekenweb.nl
9/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
hart vervult, dan blijf ik een arme zondaar, een stuntelaar, die alleen in de Heere krachtig
kan zijn. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God
door Jezus Christus, onze Heere (Rom. 7:24-25).
Daarom, als er staat dat zij vermaand werden om dichtbij de Heere te blijven, hebben wij
ook de opdracht om te vermanen om dichtbij Jezus te blijven. Mag u Hem kennen? Zoek
Hem dagelijks. Bid om de bewaring, bid om de werking van Zijn Geest, opdat er nieuw
godzalig leven tot openbaring zou mogen komen, Hem tot eer en u tot zaligheid. Bid ook
om verbreking van satans boze werken in uw eigen hart en daarbuiten. Kortom: bidden
om het welzijn van Gods Koninkrijk.
Vermanende, onderwijzende. Dat is eigenlijk de bedoeling van dat woord. En in
onderwijzing zit altijd iets van: terechtwijzing, aansporing. Zij werden aangespoord om
bij de Heere te blijven. Maar dan, dat voelt u wel aan, met hun hart. En met een ernstig
voornemen, dus niet in een bevlieging.
Zo spoort hij aan om met een voornemen van het hart, met hartelijke toewijding bij de
Heere te blijven. Het komen tot de Heere moet worden een blíjven in de Heere.
Getrokken te worden door Hem en te blijven bij Hem, dat is het werk der genade. En dat
verlangen zal daar zijn, waar de Heere werkt door Zijn Woord en Heilige Geest. Eigen
zwakheden zullen levenslang gekend en beweend worden. U kunt ook wenen zonder
tranen. Zuchten: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik
dank God door Jezus Christus, onze Heere.
Het gebed van een oprechte, godvrezende zal zijn: Och, dat mijn wegen gericht werden
om Uw inzettingen te bewaren! (Ps. 119:5). En daar is de Heilige Geest toe nodig. Zoals
die ook genoemd wordt in vers 24, waar Barnabas zelf vol des Heiligen Geestes en des
geloofs was. Die bediening uit Christus is absoluut onmisbaar om bij Hem te blijven, zoals
in vers 23 ook wordt aangegeven: bij de Heere te blijven.
Het is goed dat je bij de leer blijft, het is goed als je bij de kern blijft, maar we moeten bij
de Heere blijven. Door Hem getrokken, bij Hem blijven.
Zijn daar middelen voor, om bij Hem te blijven? Jawel: gebed, geloof, liefde. Dat geeft de
geestelijke band met de Heere Jezus Christus. Dat doet bij Hem blijven: Och, dat mijn
wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren!
En helaas… dan toch te ervaren dat ons hart geesteloos is. Daarin woont niets goeds.
Verderf, ongeloof, onoprechtheid. De apostel zegt: Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees,
geen goed woont (Rom. 7:18). En juist daarom de vermaning en de opwekking om bij de
Heere te blijven. Zo staat het er. Er staat niet: om bij je godsdienst te blijven, of bij je
ijver te blijven of bij je ernst te blijven. Dat kan zomaar wegzakken. Maar om bij de Héére
te blijven. Want alles wat nodig is tot een godzalige levenswandel, kan alleen maar van
Hém komen. De zaligheid kan alleen van Hem komen. De troost kan alleen van Hem
komen. In leven en sterven, het kan alleen van Hem komen.
En daarom vermaant de apostel om bij de Heere te blijven. De Bron van alle goed. Hij is
gegeven tot wijsheid van God, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing. Bij
de Heere blijven…
www.prekenweb.nl
10/11
Ds. M.J. van Gelder – De gebeurtenissen na de dood van Stéfanus
Dan moet je dus eerst bij Hem kómen. Jonge vrienden en ouderen, kwam u ooit tot
Hem? Kwam Hij ooit tot u? Is onze godsdienst alleen nog aan de buitenkant? Moet u
zeggen op huisbezoek: ‘Ik ken het genadewerk niet, ik ben nog onbekeerd’? Weten we
dan wel wat we zeggen? Dat betekent dus op hetzelfde moment dat je nog zonder God
in de wereld bent. Zonder Christus, geen hoop hebbende. Dat elke dag de laatste dag
kan zijn en dat de eeuwigheid dichterbij komt.
Geliefden, waar moet dat heen? En waar moet dat eindigen? Ach, heerst het ongeloof,
ondanks uw kerkgang, nog in uw hart? Leeft u in verborgen zonden, ondanks uw
kerkgang? Leeft u onder de slavernij van de vorst der duisternis? Geliefden, dat alles is
ten diepste God onterend. Waar moet dat eindigen?
Ik wijs u een andere weg: Jezus Christus is verhoogd om Israël te géven bekering en
vergeving der zonden!
Hij was een goed man, die Barnabas, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs. En er
werd een grote schare de Heere toegevoegd. God geve dat het ook onder u zo mag zijn!
Amen.
Slotzang: Psalm 80:11
Behoud ons, HEER’ der legermachten;
Zo zullen w’ ons voor afval wachten;
Zo knielen w’ altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weêr;
Verlos ons, toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.
www.prekenweb.nl
11/11