Richtlijnen Masterproef

Download Report

Transcript Richtlijnen Masterproef

RICHTLIJNEN MASTERPROEF
MASTER GEOGRAFIE & MASTER GEOMATICA EN
LANDMEETKUNDE
1. OVERZICHT BELANGRIJKE DATA
Ma 23/05/16 (DATMP1): deadline Masterproef (1ste examenperiode)
Di 16/08/16 (DATMP2): deadline Masterproef (2de examenperiode)
2. ALGEMEEN
De Masterproef is een zeer belangrijk onderdeel binnen de Masteropleiding: de 30
studiepunten die ervoor uitgetrokken worden impliceren dat 1/4de van de credits van het
volledige Master-programma betrekking hebben op de Masterproef. De “Voorbereiding
Masterproef” telt mee voor 5 studiepunten en de “Masterproef” zelf voor 25 studiepunten).
De student moet in de Masterproef aantonen dat hij of zij een bepaald onderwerp zelfstandig
en systematisch kan analyseren. De Masterproef is dan ook een persoonlijke analyse en
synthese van zelf verzamelde en/of bestaande gegevens. De Masterproef kan zowel van zuiver
theoretische, methodologische als toegepaste aard zijn.
De Masterproef is in de eerste plaats een wetenschappelijk onderzoekswerk. De informatie
die erin verstrekt wordt, moet van precieze aard zijn, origineel en op ondubbelzinnige wijze
meegedeeld worden. De wijze waarop en de mate waarin de student de methodologische eisen
Richtlijnen Masterproef
1
van de wetenschap onder de knie heeft staat voorop bij de beoordeling van de Masterproef
maar bij de evaluatie wordt eveneens veel aandacht besteed aan structurering van de
argumentatie en (het wetenschappelijk gehalte van de) schrijfstijl. Het is daarbij van uiterst
groot belang dat de gebruikte bronnen op een juiste en volledige manier geciteerd en vermeld
worden.
Met vragen en/of opmerkingen omtrent deze richtlijnen kan de student terecht bij de
Secretaris van de Examencommissie van de Master Geografie en de Master Geomatica &
Landmeetkunde (Prof. Dr. Nico Van de Weghe).
3. DOELSTELLINGEN
De Masterproef toont aan dat de student zelfstandig wetenschappelijk onderzoekswerk kan
verrichten: de student(e) toont aan dat hij/zij actief kan deelnemen aan het wetenschappelijk
debat omtrent een bepaald onderwerp en dit aan de hand van zorgvuldig gestructureerde en
wetenschappelijk geschreven tekst waarin hij/zij verslag doet van zijn/haar onderzoek.
Meer specifieke doelstellingen van de opdracht zijn onder andere:
-
meertalige internationale literatuur kritisch gebruiken in eigen onderzoek;
-
onderzoeksvragen zelfstandig formuleren en analyseren en de resultaten van
onderzoek correct weergeven in een wetenschappelijk rapport;
-
verzamelen en verwerken van nieuwe en bestaande gegevens omtrent het onderzochte
onderwerp;
-
uitvoeren, verwerken, statistisch onderbouwd analyseren, interpreteren en correct
rapporteren van metingen;
-
modellen, concepten en methoden voor onderzoek van complexe ruimtelijke
problemen gebruiken en nieuwe modellen, concepten en methoden voorstellen;
-
ontwikkelen en uittesten van nieuwe geografische/geomatica-/landmeetkundige
concepten en methoden;
-
gespecialiseerde technieken toepassen om wetenschappelijke kennis en inzicht uit te
breiden;
-
kritisch omgaan met gegevensbronnen van diverse aard (geschreven bronnen, kaarten,
beelden, iconografisch materiaal, databanken, …).
Richtlijnen Masterproef
2
Niet alle doelstellingen zijn noodzakelijk voor elke Masterproef van toepassing.
Het eindresultaat van het onderzoek is een wetenschappelijk rapport waaruit blijkt dat de
student:
-
inzicht heeft verworven in de betekenis van het onderzochte onderwerp;
-
het bestaande wetenschappelijk onderzoek kan verrijken met nieuwe inzichten,
formuleringen of toepassingen op basis van de resultaten van eigen opzoekingen,
theoretisch of experimenteel onderzoek;
-
persoonlijk de intellectueel-wetenschappelijke verwerking heeft verricht om vanuit
inzicht wetenschappelijk onderbouwde resultaten te bereiken.
4. REGLEMENTEN
4.1 Keuze van promotor, onderwerp en titel
Deze keuze werd reeds vastgelegd bij de “Voorbereiding Masterproef”.
4.2 Wijziging van promotor, onderwerp
Wijzigen van promotor, onderwerp en titel van de Masterproef na de “Voorbereiding
Masterproef” is in principe niet mogelijk, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen. Het is de
voorzitter of de secretaris van de examencommissie die hierover beslist en dit na een
schrijven van de student of promotor waarin de reden van de voorgestelde wijziging duidelijk
wordt gemotiveerd.
4.3 Indienen
De Masterproef moet ingediend worden ten laatste op DATMP1 om 17u00 (eerste
examenperiode) en ten laatste op DATMP2 om 17u00 (tweede examenperiode) op het
secretariaat van de Vakgroep Geografie door de student persoonlijk of door de
gevolmachtigde van de student. Het vereiste aantal papieren exemplaren wordt als volgt
vastgesteld: één voor de archivering van de vakgroep, één voor de archivering in de centrale
Richtlijnen Masterproef
3
bibliotheek, één voor de promotor, desgevallend één voor elke co-promotor en één voor elk
van de twee leescommissarissen (een student met 2 promotoren moet dus 6 papieren
exemplaren indienen). Merk op dat alle ingediende exemplaren alle bijlagen moeten bevatten,
wat impliceert dat de papieren exemplaren dus ook de exclusief digitale bijlagen dienen te
bevatten (bv. op CD-ROM). De student krijgt een bewijs van afgifte met aanduiding van het
precieze moment van overhandiging. Niet-tijdig ingediende Masterproeven worden
geweigerd.
De Masterproef moet eveneens digitaal worden opgeladen in de daartoe voorziene eomgeving (Oasis). De digitale versie bestaat uit één pdf-bestand. Tekst en bijlagen dienen dus
gecombineerd te worden in één document.
De Masterproef dient volledig te zijn en conform de richtlijnen voor inhoud, vorm en
bronvermelding (zie verder). Indien het eindproduct niet conform is met deze richtlijnen, dan
volgt daaruit automatisch een onvoldoende voor het opleidingsonderdeel. De student wordt
sterk aangeraden om vóór het indienen een niet-bindend advies in te winnen bij de promotor
of de begeleider inzake de kwaliteit van het werk. Het is aan de student om er nadrukkelijk op
toe te zien dat zowel “Structuur en inhoud” als “Vorm en bronvermelding” correct zijn.
Hij/zij kan hiervoor een beroep doen op de promotor maar hou rekening met de “Richtlijnen
en
gedragscode
voor
een
goede
bachelorproefstudent/masterproefstudent”,
promotor/begeleider
die
kunnen
en
gedownload
een
worden
goede
via
geoweb.ugent.be/studenten.
De Masterproef dient mondeling verdedigd te worden (zie verder).
4.4 Plagiaat
De digitaal ingediende Masterproef zal worden gecontroleerd op plagiaat, door middel van
plagiaat-detectie-software (zie https://icto.ugent.be/nl/manual/Minerva/Ephorus).
Binnen de Opleiding Geografie – Geomatica en Landmeetkunde wordt plagiaat beschouwd
als een zeer ernstige onregelmatigheid en bestraft zoals voorzien in artikel 78 van het
Onderwijs- en Examenreglement.
Richtlijnen Masterproef
4
Plagiaat is het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten
doorgaan voor eigen werk. Daaronder vallen:
-
woordelijke aanhalingen, zelfs met juiste en volledige bronvermelding, niet tussen
aanhalingstekens worden geplaatst;
-
parafraseringen en (volledig of ten dele overgenomen of bewerkte) tabellen, figuren,
kaarten zonder bronvermelding.
Wijziging van enkele woorden of zinnen in een overgenomen tekst doet geen afbreuk aan het
plagiaat. Vertalingen doen eveneens geen afbreuk aan plagiaat. De bronvermelding moet in
principe onmiddellijk na elke betrokken passage gebeuren.
5. STRUCTUUR EN INHOUD
De structuur en de inhoud van de Masterproef is aan een aantal specifieke voorwaarden
gebonden. De structuur bestaat uit een titel, een woord vooraf, een inhoudstafel, de eigenlijke
tekst, een referentielijst en eventuele bijlagen. Merk op dat er geen samenvatting (abstract)
vereist is, zij het Engelstalige Masterproeven dienen vergezeld te zijn van een
Nederlandstalige samenvatting.
5.1 Titel
De keuze van de titel is niet onbelangrijk:
-
Een titel is een label, geen volzin.
-
Vermijd subtitels indien niet noodzakelijk.
-
Wees specifiek. Een titel als “Verslag oefening GPS” is te algemeen.
-
De lezer moet uit de titel onmiddellijk het onderwerp van het verslag kunnen halen.
De titel moet zodanig worden gekozen dat het voor de lezer duidelijk is waarover de
rapportering gaat.
-
Vermijd ‘ballastwoorden’ zoals “Studie van” of “Onderzoek naar”. Ook afkortingen,
formules, jargon of merknamen worden best vermeden.
Richtlijnen Masterproef
5
De beste titel is deze die met zo weinig mogelijk woorden op een correcte manier (precies en
volledig) de inhoud van het werk weergeeft.
5.2 Woord vooraf
Het woord vooraf bestaat uit een eventuele dankbetuiging aan de personen en instellingen die
een belangrijke medewerking hebben verleend bij het tot stand komen van de Masterproef.
Het kan ook andere thema’s behandelen, zoals de persoonlijke omstandigheden of ervaringen
die tot het schrijven van de Masterproef geleid hebben of het kader waarin de Masterproef is
geschreven.
5.3 Inhoudstafel
De inhoudstafel toont de logische structuur van de Masterproef aan. Deze kan, naast de titels
van de delen, hoofdstukken, paragrafen en verdere onderverdelingen, ook een lijst van
afkortingen, tabellen, figuren en/of kaarten omvatten; dit alles steeds met bijhorend
paginanummer.
5.4 Eigenlijke tekst
5.4.1 Inleiding
In de inleiding is het de bedoeling om de lezer al een inzicht in het gestelde probleem en in
het gepresteerde werk bij te brengen en uit te nodigen tot verdere lectuur. Typische
onderdelen van een inleiding zijn een situering van het onderzoeksonderwerp, de probleemen of doelstelling, een indicatie van de wetenschappelijke (en eventueel ook maatschappelijke
of economische) relevantie en de meer concrete onderzoeksvragen en/of hypothesen. Aan het
eind van de inleiding wordt kort toelichting gegeven bij de opbouw van de Masterproef, met
nadruk op de samenhang en de logische volgorde van de verschillende onderdelen.
5.4.2 Data, methoden en studiegebied
Richtlijnen Masterproef
6
In dit deel beschrijf je in detail de verwerving en de verwerking van de gegevens en de
methoden, technieken en parameters die gebruikt werden om het onderzoek uit te voeren. Alle
gegevens die nodig zijn om het onderzoek te kunnen herhalen moeten vermeld worden (en
beschikbaar gehouden worden). Het is dus belangrijk dat je de nodige informatie geeft om de
reproduceerbaarheid van je onderzoek te garanderen. Indien data, methoden of technieken
dezelfde zijn als deze aangewend door andere auteurs, volstaat een korte toelichting +
verwijzing naar het werk van deze auteurs. Hou dan wel rekening met de gebruikte bronnen
en evalueer deze kritisch.
Specifiek voor een bespreking van geografisch onderzoek is een duidelijke afbakening,
beschrijving en situering van het studiegebied. De Masterproef is een bekroning van een
Masterstudie en dit betekent dan ook dat een correcte toepassing van de opleidingsspecifieke
competenties die je hebt verworven: het is voor een geograaf-geomaticus-landmeetkundige
ontoelaatbaar (ook tijdens de mondelinge verdediging) om kaarten te gebruiken die niet aan
de regels van de kunst voldoen en uitspraken zoals ‘Haïti ligt links van de Dominicaanse
Republiek’ zijn ontoelaatbaar.
5.4.3 Resultaten
De resultaten vormen de kern van je rapportering. Dit deel bevat niet alleen de weergave en
bespreking van de resultaten in de strikte zin maar gebruikt deze informatie ook en vooral om
antwoorden te formuleren op de gestelde onderzoeksvragen. Dit betekent dat de redenering
die tot je antwoord leidt, duidelijk moeten worden weergegeven. Het gebruik van figuren,
tabellen en kaarten wordt aangemoedigd maar hou er rekening mee dat ze de argumentatielijn
moeten versterken: het is niet aan de lezer om uit te zoeken wat er zoal te zien is en bespreek
daarom kort in de tekst wat de voornaamste conclusies zijn die je uit de figuur, kaart of tabel
kan halen (want dit toont de meerwaarde ervan aan). Zorg daarbij dat de figuren, kaarten en
tabellen ‘op zichzelf’ staan, dat wil zeggen dat er een duidelijke legende/toelichting is die
ervoor zorgt dat de lezer weet waarover het gaat, zonder daarbij naar de tekst te moeten
teruggrijpen.
5.4.4 Discussie
Richtlijnen Masterproef
7
In het algemeen presenteert de discussie de principes, (feitelijke) relaties en mogelijke
generalisatie die uit de resultaten kunnen voortvloeien en worden de theoretische impact en
mogelijke praktische toepassingen ervan besproken. In de discussie, die eventueel als een
finale sub-sectie in de resultaten kan geplaatst worden, wordt dus een terugkoppeling gemaakt
naar eerder (inter)nationaal onderzoek: wat zijn de overeenkomsten en/of de tegenstellingen ?
wat hebben we (niet) geleerd ? wat zijn de sterktes/zwaktes van jouw onderzoek ? hoe zou
verder onderzoek er kunnen uitzien ? Durf dus zeker de waarde van je werk kritisch te
evalueren. Wijs op uitzonderingen, ontbreken van (verwachte) relaties en onopgeloste
aspecten. Probeer met andere woorden nooit resultaten te verdoezelen die niet in je kraam
passen: zelfkritisch zijn is niet het etaleren van je zwakte maar een teken van
wetenschappelijke maturiteit.
5.4.5 Besluit
Het besluit is het geheel van gevolgtrekkingen op grond van de in het corpus gepresenteerde
gegevens, bevindingen en resultaten. Het moet afgestemd zijn op de inleiding. Een besluit kan
als afzonderlijk geheel worden gelezen. Een besluit is typisch kernachtig (kort en duidelijk)
en vermeldt geen nieuwe zaken (tenzij aanzetten tot verder onderzoek steunend op het
uitgevoerd werk). Doorgaans bevat een besluit ook weinig of geen referenties en zeker geen
referenties die niet eerder aangehaald werden.
5.5 Referentielijst
Met uitzondering van internetbronnen, interviews, kaarten, softwareprogramma’s, enz. omvat
de referentielijst één alfabetisch geordende lijst van de geraadpleegde werken waarnaar in de
tekst werd verwezen. Deze lijst omvat onder andere (hand)boeken, hoofdstukken uit
(hand)boeken, artikels uit tijdschriften en (onderzoeks)rapporten. De geraadpleegde websites
(en eventuele interviews en gebruikte software) worden in een afzonderlijke lijst vermeld. Er
gelden zeer specifieke regels voor het opstellen van een correcte referentielijst. Diverse
systemen bestaan (Harvard, Oxford, Cambridge, enz.). In de Master Geografie – Geomatica
en Landmeetkunde wordt gekozen de referentielijst op te stellen volgens het APA-systeem.
Op het Internet zijn gedetailleerde beschrijvingen te vinden over hoe bronnen moeten worden
geciteerd (bv. http://www.apastyle.org/).
Richtlijnen Masterproef
8
5.6 Bijlagen
In de bijlage kunnen extra figuren, tabellen of documenten opgenomen worden die verklarend
kunnen werken maar niet essentieel zijn voor het betoog van de rapportering. Naar elke
bijlage moet in de tekst worden verwezen.
In de bijlage worden opgenomen:
-
informatie van illustratieve (bv. bepaalde kaarten) en bijkomstige aard, die niet
rechtstreeks het betoog ondersteunt;
-
uitvoerige toelichtingen die bij opname in de tekst storend zouden werken voor de
vlotheid van de gedachtegang;
-
gegevens, vragenlijsten, interviews, verslagen van terreinwerk (bv. boorprofielen), …
die als aanvulling op de tekst nodig zijn om het mogelijk te maken het onderzoek op
zijn waarde en waarheidsgetrouwheid te controleren en/of het eventueel te hernemen;
-
een lijst van de gebruikte afkortingen.
De bijlagen kunnen verschillende vormen aannemen: gedrukte tekst, DVD, cd-rom, website,
afgedrukte plannen of kaarten, (ortho)foto’s, … Alle ingediende exemplaren moeten alle
bijlagen (ook degene die exclusief digitaal zijn) bevatten !
6. VORM EN BRONVERMELDING
De voornaamste zaken worden besproken in het begeleidende document met richtlijnen
betreffende “vorm en bronvermelding”, dat in verschillende opleidingsonderdelen wordt
gebruikt voor papers en taken. Hier bepreken we ons tot de zaken die van belang zijn voor de
Masterproef zelf.
6.1 Lengte en vorm
Richtlijnen Masterproef
9
De Masterproef moet een degelijk wetenschappelijk rapport zijn, wat eventueel aanleiding
kan geven tot een wetenschappelijk artikel. De lengte van dit rapport kan variëren maar als
algemene regel nemen we aan dat de rapportering (zonder eventuele bijlagen) rond de 20 000
woorden (of ongeveer 60 bladzijden) bedraagt. De student wordt sterk aangemoedigd om zich
te beperken tot de meest essentiële figuren, tabellen en kaarten, alsook om de bevindingen op
een wetenschappelijk verantwoorde en duidelijke manier te verwoorden. Hou er evenwel
rekening mee dat kwaliteit primeert op kwantiteit.
6.2 Titelblad
Op het titelblad wordt minstens vermeld:
-
Universiteit Gent, Faculteit Wetenschappen, Opleiding Geografie – Geomatica en
Landmeetkunde;
-
Academiejaar;
-
Titel en eventuele ondertitel;
-
Voornaam en naam van de student;
-
De vermelding “Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master in de
Geografie of in de Geomatica en Landmeetkunde”;
-
Naam van de promotor, vakgroep waartoe de promotor behoort;
-
(desgevallend Naam van de co-promotor en/of begeleider, vakgroep waartoe de copromotor en/of begeleider behoort).
Een standaardtitelblad vindt men op geoweb.ugent.be/studenten. Afwijkingen worden niet
toegestaan.
7. BEOORDELINGSCRITERIA
De beoordeling van de Masterproef gebeurt in twee stappen.
In een eerste stap wordt door de promotor(en) en de twee leescommissarissen elk afzonderlijk
een schriftelijk verslag over de Masterproef uitgebracht. De promotor en eventuele copromotor(en) brengen gezamenlijk één enkel verslag uit. In dit schriftelijk verslag wordt de
Masterproef beoordeeld naar vorm, inhoud en bronvermelding; ook kunnen opmerkingen van
Richtlijnen Masterproef
10
uiteenlopende aard gemaakt worden. Dit verslag gaat gepaard met een voorstel tot quotering.
Elementen die als onvoldoende of uitstekend worden geëvalueerd, moeten van een
uitgeschreven motivatie voorzien worden in het verslag.
In een tweede stap wordt de Masterproef mondeling verdedigd voor de examencommissie van
de Masters. Zoals elk examen is deze verdediging openbaar. De mondelinge verdediging
omvat een uiteenzetting van maximaal 15 minuten gevolgd door een ondervraging. Bij de
uiteenzetting moeten minstens het doel en de besluiten van de Masterproef naar voor gebracht
worden. De resterende tijd kan naar eigen inzicht ingevuld worden met een bespreking van
één of meerdere aspecten van het corpus van de Masterproef. Houd er rekening mee dat er
strikt wordt gehouden aan de toegestane tijd van 15 minuten ! Voor de mondelinge
verdediging staat er een beamer voor bv. PowerPoint- of PDF-presentaties ter beschikking.
Mits vooraf melden kan de student ook gebruik maken van een overhead- of diaprojector.
Rekening houdend met de beperkte tijd is het aangeraden – na afspraak met het technisch
personeel – de apparatuur op voorhand met uw presentatiemateriaal uit te testen. Zorg ervoor
dat je klaar staat na de deliberaties van de vorige student.
Na de verdediging beraadslagen de leden van de examencommissie en kennen ze op grond
van de schriftelijke verslagen en het niveau van de mondelinge uiteenzetting en verdediging
in consensus een globale quotering toe. De totale duur per student bedraagt maximaal 45
minuten.
Richtlijnen Masterproef
11