Prof. H. Van Coppenolle, Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten

Download Report

Transcript Prof. H. Van Coppenolle, Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten

Onderzoekgegevens betreffende de
Psycho-Sociale Aspecten van
Aangepaste Bewegingsactiviteiten
Prof. H. Van Coppenolle,
De psychosociale aspecten zijn misschien wel
de meest belangrijke aspecten van APA
maar misschien
worden die ook wel
het meest vergeten!

Fysieke handicap
 Wat
zijn de voordelen van sportactiviteiten op
psychologisch en sociaal vlak voor iemand met
een fysieke handicap? (blind, doof, geamputeerd ,
hartziekten, enz.)
goed beeldmateriaal: de bekroonde film
( Medal of Peace van de United Nations):
“Ik ben niet gehandicapt”
 zeer
Psychologische problemen
Wat
zijn de voordelen van deelname
aan aangepast bewegen en sporten
(Psychomotorische therapie) voor
iemand met psychologische
problemen? (depressie, anorexia
nervosa, schizofrenie) ?
Verstandelijke handicap
Wat
zijn de positieve
aspecten van sport en
aangepast bewegen bij
personen met een
verstandelijke handicap?
Deze drie groepen personen met
een handicap
zullen het
onderzoeksonderwerp
zijn binnen dit
psychosociaal domein

Onderzoeksgegevens zijn meestal
gebaseerd op vragenlijsten
 Als
ik wil weten wat een persoon met een
handicap denkt over deelname aan sporten,
dan moet ik hem dit vragen
 dus, omdat dit de enige manier is, zijn alle
gegevens gebaseerd op de meningen van
die personen zelf
 maar deze impressies zijn de enige die
betekenis hebben, aangezien niemand
anders daar in hun plaats over kan oordelen
Anderzijds zijn er ook nadelen
verbonden aan vragenlijsten
vertellen de personen de
waarheid?
begrijpen zij de vragen?
zijn ze voldoende gemotiveerd
om de vragenlijsten op een
ernstige manier in te vullen?

Persoonlijkheid, gedrag en sociale aanpassing
bij personen met een handicap
R.
Shephard (“Fitness in
Special Populations”)
Human Kinetics, 1990,
pp.201-221)
Sociale Problemen bij personen met
een handicap
 Het
individu met een handicap wordt vaak
ontmoedigd tijdens activiteiten in het
dagelijks leven. Het onderwijs wordt
belemmerd, tewerkstellingsvooruitzichten
zijn beperkt, en het individu moet vaak het
hoofd bieden aan stigmatisatie en
stereotypering.
Stigmatistie
 Een
fysieke handicap creëert een zichtbaar stigma
dat het sociaal leven vaak in diskrediet brengt, en
dat anderen ertoe aanzet de gehandicapte te
mijden (Aufesser, 1982, Hunt, 1966)
 vaak worden gehandicapten beschouwd als
onproductieve personen of personen met sociaal
afwijkend gedrag. Bepaalde beschavingen
beschouwden hen als door de godheid of door een
heks gestraft, of als bezeten door de duivel
(Adedoja,1987, Goffman, 1963)
Helaas blijken ook kinderen vaak negatieve
stereotiepe gedachten te hebben over gehandicapten
 Over
het algemeen worden sensoriële
handicaps het minst gestigmatiseerd
 fysieke handicaps zijn de volgende in de
rij, en personen met mentale handicaps
worden het meest uitgesloten
 de oorzaak van de handicap beïnvloedt
eveneens de visie erop
 verrassend genoeg kan dit proces ook
plaatsgrijpen binnen de gehandicapten
onderling
Stereotypering
 Vaak
zijn stereotiepe gedachten een waargenomen
tekort aan fysieke aantrekkingskracht, intelligentie
en bekwaamheid
 in vele gevallen is het hele stereotype onjuist en
ongepast:
 de gehandicapten worden naar speciale scholen en
beschermde werkplaatsen gestuurd, hoewel ze
eigenlijk goed zouden kunnen functioneren in
normale onderwijssystemen en
tewerkstellingsplaatsen
negatieve stereotypes hebben mede geleid tot
conflicten over eigendomsrechten van
atletenwedstrijden
 Sommige
valiede atleten wilden
rolstoelatleten uitsluiten van evenementen
als de marathon
 zo’n uitsluiting heeft onmiddellijk een
nadelige effect op de meeste gehandicapte
deelnemers, die beoordeeld willen worden
op hun globale competitieve prestaties,
eerder dan als blinde of paraplegische
patiënten
Levensstijl en Handicap
De
sociale problemen waar
gehandicapten mee geconfronteerd
worden, zijn vaak oorzaak van
reactieve depressie en deze kan
leiden tot een ongezonde
levensstijl (tabak-, alcohol- en
drugmisbruik) (Nelipovich, 1983;
Nelipovich §Parker, 1981)
Tewerkstelling
 Ondanks
negatieve vooroordelen van vele
werkgevers, zijn veel
zogezegde“kreupelen” beter gemotiveerd
en productiever dan hun gezonde collega’s
 niettemin blijven de tewerkstellingskansen
voor het gemiddeld gehandicapte individu
toch relatief gering
activiteiten (habitual activities)
Over
het algemeen daalt het
plezier in vrijetijdsbesteding bij
individuen die een ruggemergletsel
opliepen (Price, 1987)
deelname aan sportactiviteiten
daalde meestal evenredig met de
situatie waar het individu zich vóór
het trauma in bevond
invloed van sportorganisaties voor
personen met een handicap
Onder
de verschillende klinische types
van handicaps, was de minst actieve
groep deze van de multiple sclerosispatiënten (misschien omdat er voor
deze groep geen speciale
sportorganisaties bestaan)
Rookgewoontes
 Het
aantal rokers onder de rolstoelpatiënten
overschreed het gemiddelde in hoge mate
 de zware rokers waren voornamelijk die
met een type B persoonlijkheid op de
Rosemann schaal: zij hadden meestal een
externe controle locus, ze waren ook
goedgelovig , verlegen en hadden een laaggemiddelde intelligentie
alcohol verbruik
 Het
is heel moeilijk om accurate informatie
te verkrijgen over alcoholverbruik door
middel van zelf-rapportering
 Kofsky en Shephard vonden dat 68% van
hun steekproef van paraplegiekers zichzelf
beschreven als niet meer dan
gelegenheidsdrinkers
 slechts 12 % gaf toe meer dan zes glazen
alcohol per week te drinken
Persoonlijkheid van de
gehandicapte persoon
 Onvermijdelijk
hebben de sociale
problemen meestal een slechte invloed,
zowel op de levensstijl als op de manifeste
persoonlijkheid van de gehandicapte
persoon
 hoewel sommige gehandicapte atleten een
even hoog niveau van zelfverwezenlijking
hebben als de gezonde atleten
gestoorde persoonlijkheid
 Vele
gehandicapte individuen vertonen kenmerken
van slechte aanpassing, vertraagde emotionele
ontwikkeling, sociale vervreemding, depressieve
gevoelens, enz.
 Onmiddelijk na het ruggemergletsel is de sterkte
van het ego zwak en de depressiescore zeer hoog
 in de daaropvolgende maanden hebben ze grote
problemen om zich aan hun handicap aan te
passen
Fysieke activiteiten zouden een aanzienlijk
therapeutisch en psychologisch nut kunnen hebben
 Tijdens
de vroege rehabilitatie-fase helpen
ze de patiënt een gevoel van
zelfdoeltreffendheid te ontwikkelen
 en het bewustzijn dat hij niet noodzakelijk
een leven in totale inactiviteit en
afhankelijkheid moet aanvaarden
 Deelname in sportcompetitie is ook
belangrijk voor vele gehandicapte personen,
niet alleen omwille van de fysieke
voordelen
Maar omwille van het sociaal aanzien, goedkeuring
en prestige die ermee gepaard gaan
 Deelname
aan sportactiviteiten geeft
uitzicht op desinstitutionalisatie en
reïntegratie in de maatschappij van de niet
gehandicapten
 Tucker stelde vast dat de Cattell
persoonlijkheidstest bij fysiek gehandicapte
personen een hogere intelligentie, meer
introversie en een minder practische
denkwijze aantoonde dan bij gezonde
subjecten
Harper gebruikte de Minnesota Multiphasic
Personality Inventory (MMPI)
 En
stelde vast dat gehandicapten bijzonder vatbaar
waren voor problemen van sociale aanpassing
 andere studies betrokken standaard
psychologische tests, lichaamsbeeldschalen, locus
of control tests en de norm van blinde atleten op
angst-niveaus en gemoedstoestanden
 uiteraard waren de resultaten van deze potlood-en
papiertesten afhankelijk van de betrouwbaarheid
van de subjecten
Aangezien de meeste studies
cross-sectioneel waren
 is
er geen bewijs of de verhoogde fysieke
activiteit verantwoordelijk is voor de
gunstige psychologische karakteristieken
van groepen als rolstoelatleten
 dan wel of initieel gunstige psychologische
karakteristieken zulke subgroepen hebben
toegelaten om meer energieke activiteiten te
ondernemen, aan het begin van hun
handicap
Cattell Test Scores
 Bij
deze persoonlijkheidstest konden
Goldberg en Shephard geen significante
verschillen in test scores vinden ten
opzichte van de normale populatie
 rolstoelatleten werden echter onderscheiden
van meer sedentaire paraplegiekers op de
factoren intelligentie, zin voor avontuur en
vasthoudendheid
Rolstoelatleten verschilden van de algemene
rolstoelpopulatie op factor H (verlegen versus
stoutmoedig)
 Dit
zou als gevolg kunnen hebben dat veel
prestaties die de gehandicapte atleet
kenmerken, niet te wijten zijn aan de
eigenheid van een fysiologische gave
 maar eerder aan een sterke persoonlijkheid
 en een prestatie-gerichte oriëntering die
gezorgd heeft voor de vaste wil om die
zware trainingen vol te houden
Lichaamsbeeld
 Testen
met het lichaamsbeeld geven ons
een numerieke uitdrukking van hoe men
zichzelf waarneemt, zowel op fysiek als op
sociaal vlak
 als het lichaamsbeeld laag is, ontstaat er een
belangrijke kloof tussen het ideaal en het
waargenomen lichaamsbeeld
 vroegere onderzoeken suggereerden
zelfdepreciatie bij verschillende types
handicaps
Harper (1978) stelde vast dat gehandicapten vaak
problemen hadden met zelfperceptie en een slecht
lichaamsbeeld
 Hoewel
men geen verschil kon vaststellen
tussen diegenen met congenitale en
diegenen met traumatische letsels
 Brinkmann and Hoskins noteerden een laag
zelfconcept bij hemiplegische patiënten
 na een trainingsperiode rapporteerden de
onderzoekers significante winst op
verscheidene subschalen van de Tennessee
self-concept schaal
Deze subschalen waren: identiteit, het fysieke
ik, het persoonlijke ik en het sociale ik
 Patrick
paste de “aanvaarden-van-dehandicap-schaal” en de “Thennessee-self
concept-schaal” toe
 5 maanden na hun eerste wedstrijd,
vertoonden beginnende rolstoelatleten een
significante verbetering op deze schaal
Het Kenyon/Mc Pherson instrument is één
manier om het lichaamsbeeld te meten
 Het
ontwikkelt scores voor items als “Mijn
lichaam is zoals ik het wil dat het is” en
“De echte ik” uit een serie Likert schalen,
die contrasterende adjectieven omvatten,
zoals mooi en lelijk
Goldberg en Shepard (1982)
stelden vast dat
 De
kloof tussen het vastgesteld en gewenste
lichaamsbeeld groter was bij gemiddeld
actieve gehandicapten met een
ruggenmergletsel dan bij hen die de status
van rolstoelatleet bereikt hebben
Locus of Control
 de
locus of control schaal onderzoekt de mate
waarin iemand denkt zijn of haar omgeving te
kunnen controleren
 Men spreekt van externe locus of control wanneer
iemand een gebeurtenis beschouwt als
onvoorspelbaar, of als het resultaat van toeval,
kans of het lot
 we kunnen spreken van interne locus of control
wanneer gebeurtenissen gezien worden als
afhankelijk van persoonlijk gedrag
De locus of control bij rolstoel-afhankelijke
individuen is gewoonlijk extern
 De
gemiddelde score is bijna tweemaal zo
hoog als deze beschreven bij jonge,
gezonde mensen
 de locus of control bij mensen met een
ruggenmergletsel werd niet beïnvloed door
het niveau van de lesie of door de fysieke
activiteiten die het individu gewoonlijk doet
Zelfverwezenlijking
 Formele
metingen van zelfverwezenlijking
bij elite ISOD deelnemers door middel van
de “persoonlijke-oriëntatievragenlijst” van
Shostrom toonden aan dat er een redelijk
hoog niveau van zelfverwezenlijking was:
 in vergelijking met niet-elite deelnemers
scoorden deze proefpersonen hoger
Angst
 Vele
groepen gehandicapten zoals de
blinden zijn ontzettend angstig in de
beginperiode van hun handicap
 ze zijn bang dat ze niet in staat zullen zijn
het alleen vol te houden
 verschillendene rapporten suggereren dat de
blinde deelnemers in het bijzonder angstig
zijn tijdens een wedstrijd omwille van een
tekort aan normale visuele informatie
Profile of Mood States (POMS)
 De
POMS test is een eenvoudige
vragenlijst van één bladzijde lang die
onmiddellijk de gemoedstoestand
onderzoekt
 gehandicapte atleten vertoonden het
“ijsbergprofiel”, typisch voor een gezonde
deelnemer
 een hoge score op kracht en lage scores op
spanning, depressie, vermoeidheid en
verwardheid
Trainingseffecten



Het spreekt vanzelf dat een gunstige persoonlijkheid de
mogelijkheid een training te ondergaan verhoogt
en dat een verhoogde capaciteit om dagelijks activiteiten te
ondernemen en een onafhankelijk leven te leiden een
positieve invloed zou hebben op het lichaamsbeeld en op
het psychologisch profiel...
Bij kinderen met een mentale achterstand had deelname
aan competitie (Special Olympics) een heel positieve
invloed op zelfbeeld en sociale interacties
Voor de fysiek gehandicapten
 Veel
hangt af van de organisatie van een
trainingsprogramma met realistische doelen
en verwachtingen
 begeleiders moeten rekening houden met
inherente veranderingen in de
gemoedstoestand en ze moeten vermijden
excessief fysieke of emotionele eisen te
stellen die een zelfbeeld dat al fragiel is,
zouden kunnen verwoesten
Bewegingsmotivatie
 De
initiële recrutering van een
activiteitenklas en het blijven trainen
vormen een groot probleem, zelfs bij
gezonde personen
 goed opgezette programma’s trekken
minder dan 20 tot 30% aan van de
volwassenen die in aanmerking komen
 en de helft van de gerecruteerde deelnemers
geven de georganiseerde activiteiten op
binnen 6 maanden
Houding ten opzichte van fysieke
activiteiten
 Het
Kenyon instrument onderzoekt de
instrumentele waarde voor het individu van
een globaal concept van beweging in zeven
specifieke domeinen
 een serie contrasterende adjectieven (bv.
goed/slecht) bepaalt de overeenkomende
concepten (bv. Beweging als middel voor
fitness en gezondheid)
Delforge ( 1973) kon geen verschillen vaststellen
tussen gehandicapte en niet-gehandicapte studenten
 Goldberg
and Shephard (1982) stelden vast
dat paraplegiekers vijf van de zeven schalen
waarnemen, net als gezonde individuen
 rolstoelatleten waren méér dan de gewone
populatie geïnteresseerd in beweging “om
een kick op te doen”en “beweging als een
ascetische ervaring”
De waargenomen motieven om deel
te nemen
 M.
Cooper (1986) gebruikte een gepaarde
vergelijkingstest om de belangrijkste
motieven te rangschikken waarom een
gehandicapt individu aan sport doet.
 De eerste zeven redenen waren in volgorde:
de wedstrijd-uitdaging, plezier en vreugde,
liefde voor de sport, fitheid en gezondheid,
kennis en vaardigheden i.v.m. sport,
deelname aan sport en de team sport
atmosfeer
Deze zeven items waren allemaal
significant belangrijker dan items als:
 Sympathie
voor de andere teamleden
 reizen
 sympathie

status
voor de coach en
Socializatie in en via Sport
 Gehandicapten
hebben meestal slechts
geringe sociale contacten en een beperkte
integratie in hun directe omgeving
 mogelijke uitdrukking van slechte
aanpassing zijn : schuchterheid en
verlegenheid, angstig gedrag en andere
vormen van zich terugtrekken, zich
verbergen, de werkelijkheid ontkennen en
effectief zelfbedrog
Deelname aan sport kan het integratieproces
soms positief beïnvloeden
Maar
of het effectief is, in het
bijzonder op lange termijn, is niet
enkel afhankelijk van de houding
van het gehandicapt individu
maar ook van de reacties van de
begeleiders lichamelijke
opvoeding en van de hele
maatschappij
De belangrijkste waargenomen stimuli tot deelname
aan sport bij een groep gehandicapte atleten waren:
1.
Het initiatief van de individuele
deelnemer (29%)
2. De aanmoediging door
gehandicapte vrienden (27%)
3. Door gezonde, normale
vrienden (27%)
4. Of door de familie (9%)
Toch suggereerde Hopper (1986)
dat:
Nog
andere factoren zoals carrière
en gelukkige familiale
omstandigheden nog een groter
impact zouden kunnen gehad
hebben op zelfwaardering dan
succes in de rolstoelcompetitie