mei 2016 - VO-raad

Download Report

Transcript mei 2016 - VO-raad

Digibeet of digiprof?
Docent Richard van Dijk:
‘Alles draait om het effect
op leerlingen’
MAGAZINE
Brussel in de klas? In gesprek met Margalith Kleijwegt /
Na zomerschool komt lenteschool / Dossier: digitale
leermiddelen / Jay Marino over verbetering
Magazine voor voortgezet onderwijs
Mei 2016 / jaargang 10
6
ADVERTENTIE
Cursussen
In Arnhem, Gouda of op locatie
Persoonlijk budget
Vervangingen
Wetgeving, registratie en relatie
met formatieplanning.
Het registreren van de vervanger
en berekenen van de eventuele
uitbreiding.
Starterscursus
Financiën en formatieplanning
Inrichten van programma, tips en
trucs in het gebruik.
Van begroting naar lessen en
taken.
Lesplanning
Voor direct inschrijven of vragen
over cursussen op maat, kijk op:
www.foleta.nl
Van de eerste prognose tot aan
het basisrooster.
Specialist in formatieplanning,
les- en taaktoedeling
Sprint & Kurzweil
dyslexiesoftware
Lexima,
unieke expertise
in dyslexie
Met Sprint of Kurzweil dyslexiesoftware kunt u het verschil maken!
Veel leerlingen met dyslexie redden het niet zonder compenserende software.
Scholen hebben een zorgplicht. Tienduizenden leerlingen krijgen al de beste
ondersteuning met Sprint (Plus) of Kurzweil.
Succes bij dyslexie staat of valt met een professionele aanpak. Lexima werkt al
samen met duizenden scholen. Voor de meest passende oplossing met
de beste prijs-kwaliteitsverhouding. Ook als bovenschools arrangement.
Doet uw school al mee?
www.lexima.nl/producten
[email protected] | tel: 033 - 434 8000
[19-03-2016] VO Magazine - Sprint&Kurzweil.indd 1
22-2-2016 14:52:55
IN DIT NUMMER
6 Margalith
Kleijwegt
14 Digiprof of
digibeet
Docenten weten zich
geen raad met de
toenemende maatschap­
pelijke spanningen in
de klas, signaleert
journaliste Margalith
Kleijwegt. Hoe over­
bruggen we de kloof?
De een kan (bijna) niet
zonder, de ander wil
(liever) niet mét. Drie
docenten over hun
verhouding tot ict.
18 Lenteschool
24 Digitale
leermiddelen
Voortbouwend op het
succes van de zomer­
school bieden steeds
meer scholen ook in
de meivakantie een
bijspijkertraject aan.
Waar blijven de digi­
tale leermiddelen voor
maatwerk? Die bal ligt
bij de scholen. ‘Zet je
behoefte beter in de
markt.’
En verder
4
5
10
13
22
30
32
36
38
40
42
Kort / agenda
1 Minuutje
VO-congres in beeld
Bestuurders over de VO2020-scan
VO in beeld
Goois Lyceum: excellent en regelluw
Doorlopend leren op het Tiener College
Waarom leerlabs inspireren
Professionalisering: pak de regie!
Jay Marino over verbetering
Wie werkt waar / Colofon
PAUL ROSENMÖLLER / VOORZITTER
Nieuwe cao biedt ruimte
Het heeft even geduurd, maar nu ligt er na zestien
maanden een onderhandelaarsakkoord voor een nieuwe
cao. Wij zijn er, alles afwegend, positief over maar het
laatste woord is aan u. Een loonsverhoging, hervorming
van de sociale zekerheid en meer flexibiliteit in het
opnemen van het persoonlijk budget zijn de hoofdpunten.
Met een looptijd tot 1 oktober 2017 lijkt er voorlopig rust
aan het cao-front te ontstaan. Rust die ruimte biedt om,
ook met de vakbonden, het overleg voort te zetten over
de onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen. Hoe kunnen
we ons actieplan voor het versterken van het leraarschap
realiseren? Hoe kunnen we middels meer ruimte en
flexibiliteit het onderwijs op een hoger niveau brengen?
Hoe kunnen we met voldoende beleefd eigenaarschap
in de scholen het curriculum moderniseren zodat het
onderwijs meer gaat boeien?
Alsof deze vragen niet voldoende werk opleveren, kwam
de Onderwijsinspectie in De Staat van het Onderwijs
met de analyse dat de kansenongelijkheid van leerlingen
in het funderend onderwijs is toegenomen. Dat kan onder­
wijs­mensen niet onberoerd laten. Dat je afkomst nog
steeds een rol speelt, zal voor velen als een ongemakkelijke
realiteit voelen. Maar nu de verschillen groeien, vraagt
dat om effectieve en gezamenlijke actie. Dat is echter
gemakkelijker gezegd dan gedaan. Dragen de breed
gedragen nieuwe regels voor de overgang po-vo onbewust
bij aan dit fenomeen en welke conclusie trekken we
daaruit? Versterkt de ‘categoralisering’ van het onderwijs,
waar ik velen kritisch over hoor praten, onbewust de
toename van de kansenongelijkheid? En als dat zo is,
hoe keren we dan de trend? Wat betekent dit voor ons
stelsel? Blijft dat een taboe of is het onvermijdelijk hier
toch eens kritisch naar te kijken? Vragen die lastig genoeg
zijn, maar rust op het cao-front kan ruimte en inspiratie
geven voor het gezamenlijke antwoord.
VO-magazine 6 / Mei 2016
3
KORT
Jubileumactie voor Haïti
De VO-raad bestaat in 2016 10 jaar. Ter gelegen­heid
van ons jubileum zamelen wij geld in voor ramp­
bestendige schoolgebouwen in Haïti. Voor 80.000
euro maakt het Rode Kruis scholen in de gemeente
Côtes-de-Fer rampbestendig en helpt het zo een hele
gemeenschap aan een veilige schuilplaats tijdens
natuurgeweld. Help levens redden en geef gul!
VO2020-SCAN
Wim Kokx, directeur-bestuurder Openbare
Scholengroep Vlaardingen Schiedam:
‘Belangrijk voor behoud
beleidsruimte’
jubileumactie.vo-raad.nl
Conferentie Leren Verbeteren
Wat moet u doen als de kwaliteit van uw onderwijs
onder druk staat en u snel moet verbeteren?
Het project Leren verbeteren heeft na acht jaar
scherp in beeld wat er nodig is als het erop
aankomt. Meer weten? Kom naar de conferentie
‘School­ontwikkeling: Als het erop aankomt’ op
vrijdag 10 juni a.s. in het PEC Zwolle stadion.
Meld u nu aan:
“Mijn schoolleiders en ik realiseren ons dat
het nodig is een verantwoordings­document
in te vullen. Het is niet meer dan logisch als
we van de overheid ruimte vragen om
zelfstandig beleid uit te mogen voeren.
Natuurlijk moeten we daarover verant­
woording afleggen. De scan is in die zin een
belangrijk middel om de beleids­­ruimte te
houden; niet alleen in het sector­­akkoord,
maar in het algemeen. We hebben zo hard
gevochten voor de lumpsum en om daar
geen discussie over te krijgen, moeten we de
scan invullen.
Behalve uit deze strategisch-politieke over­
weging, vul ik de scan ook in omdat ik daar­
mee een frisse blik krijg op hoe we het als
school doen en hoe ik het als bestuurder doe.
Het helpt om mijzelf vragen te blijven stellen
als ‘hoe actief ga ik om met mijn jaarverslag?’
of ‘hoe gaan we om met onze stakeholders?’.
Dat is voor mij de inhoude­lijke reden om de
VO2020-scan in te vullen.”
www.projectlerenverbeteren.nl/conferentie/
De Staat van de Schoolleider
De VO-raad en Algemene Vereniging Schoolleiders
(AVS) publiceerden onlangs ‘De Staat van de
Schoolleider’, waarin vijf schoolleiders een beeld
geven van de ontwikkelingen in hun beroepsgroep.
www.vo-raad.nl/themas/professionaliseringschoolleiders-en-bestuurders/vo-raad-en-avspubliceren-de-staat-van-de-schoolleider-
k
eer goede redenen om de VO2020-scan in
M
te vullen? Kijk op p.13. Lees alles over de scan
op www.vo2020.nl/vo2020-scan.
AGENDA
10
MEI
11
MEI
4
Pilotbijeenkomst data bevoegdheid
Scholenopdekaart.nl
Wie
Bestuurders en schoolleiders
Waar Utrecht
12
Masterclass VO-academie
‘Governance in tijden van krimp’
Wie
Bestuurders
Waar Utrecht
25
VO-magazine 6 / Mei 2016
MEI
MEI
Masterclass VO-academie ‘Leiding­
geven aan gedragsverandering’
Wie
Schoolleiders
Waar Amersfoort
Werkconferentie Elk talent telt!
Wie
S choolleiders, bestuurders
en docenten
Waar Amsterdam
1 MINUUTJE
‘Stap 2’ helpt scholen bij het maken van een
kwaliteitsslag naar een professionele organisatie.
Daar is shrm een belangrijk onderdeel van. Hierbij
horen twee nieuwe digitale instrumenten: ‘Spiegel
Personeel & School’ en vijf praktische handleidingen.
Met behulp hier van kunnen scholen een betere
verbinding tot stand brengen tussen hun ambities,
organisatiedoelstellingen en personeelsbeleid.
Hoe werkt de Spiegel Personeel & School?
Genio Ruesen, lid van de centrale directie van het
Bonhoeffer College in Enschede: “De schoolleiding en
de medewerkers worden apart bevraagd over de stand van
zaken rondom het hrm-beleid. Zo wordt de welbekende
kloof zichtbaar tussen de beleidsmaker die van bovenaf
tevreden toekijkt, en de medewerkers op de werkvloer,
wier beleving van dat beleid vaak heel anders is. De spiegel
maakt dat heel helder zichtbaar.”
Wat hebben jullie door de Spiegel ontdekt?
“Ik vond dat wij helder beleid geformuleerd hadden rond
de invoering van de functiemix. Naar mijn weten hadden
we dat ook goed op de schoollocaties kenbaar gemaakt; we
hebben nog een rondje gemaakt om uit te leggen hoe het
zit. Maar wat bleek: mensen vragen zich toch af hoe het in
elkaar steekt. Onze uitleg is kennelijk onvoldoende geweest.
Wat mee kan spelen, is dat er veel nieuwe lb-docenten
zijn binnengekomen. Zij hebben deze uitleg nog niet gehad.
Wij concluderen in elk geval dat we in onze introductie
voor nieuwe docenten ook aandacht moeten besteden aan
ons ontwikkelbeleid.”
De vijf praktische handreikingen gaan over
begeleiding startende leraren, bevoegd aan de slag,
meer differen­t iatie in de klas, meer masteropgeleide
docenten en ICT-vaardigheden en e-didactiek.
Levert dat geen enorme administratie op?
“Zo ervaren wij het niet. Het is eerder een handige checklist
die je gebruikt bij het uitvoeren van je hrm-beleid. Die houd
je er gewoon even bij wanneer je op hrm-gebied iets nieuws
gaat doen. Zo weet je zeker dat je niets belangrijks vergeet.”
31
MEI
2
JUN
Congres Steunpunt
Opleidingsscholen
Wie
Schoolleiders en bestuurders
Waar Vianen
Algemene ledenvergadering (ALV)
Wie
Leden VO-raad
Waar Nog niet bekend
15
JUN
Masterclass VO-academie ‘Verandering
in de school: de rol van bestuurders’
Wie
Bestuurders
Waar Eindhoven
Kijk voor meer informatie op
www.vo-raad.nl/bijeenkomsten
VO-magazine 6 / Mei 2016
5
INTERVIEW
STEUN SCHOOLLEIDING
BELANGRIJK VOOR
DOCENTEN
BOTSENDE
WERELDEN
6
VO-magazine 6 / Mei 2016
Of het nu gaat over 9/11, de moord op Theo van Gogh of de
bomaanslagen in Parijs en Brussel: steeds vaker botsen maatschappelijke
opvattingen in de klas. Margalith Kleijwegt sprak in opdracht van OCW
met directeuren, docenten en leerlingen. Een docent: ‘Ineens stond er een
heel grote muur tussen mij en mijn leerlingen.’
Tekst: Marguerite Irrgang / Foto’s: Fred van Diem
In haar rapport ‘2 werelden, 2 werkelijkheden. Hoe ga
je daar als docent mee om?’ constateert Kleijwegt na
een rondgang langs zeventien scholen dat de actualiteit
een grote impact heeft op het dagelijkse leven op
scholen. Leerlingen met totaal verschillende denkbeelden
zitten bij elkaar in de klas en zijn niet echt in elkaar
geïnteresseerd. De een stemt PVV en de ander is vroom
moslim. Allochtone studenten hebben het gevoel dat ze
worden achtergesteld en gediscrimineerd. Bij autochtone
studenten leeft een gevoel van onveiligheid. Ze voelen
zich bedreigd en vragen zich af hoe het verder moet als
ze straks misschien in de minderheid zijn. ”In sommige
klassen mengen de leerlingen totaal niet. De een komt
uit een gezin uit de Kop van Noord-Holland en de
ander komt uit een gezin dat net naar Mekka is geweest.
Dat zijn totaal tegenovergestelde werelden en dat is
lastig”, vertelt Kleijwegt.
helemaal uit beeld verdwenen. Mogelijk is hij naar Syrië
afgereisd.”
Veilig
Kleijwegt legt uit dat dit niet dagelijks op scholen
gebeurt. “Er zijn ook heel veel jongeren die leuk met
elkaar omgaan en het fijn hebben. Er ontstaan op school
ook multiculturele vriendschappen. Op veel scholen
heerst over het algemeen een goede sfeer. Toch zijn er
wel problemen waar docenten mee tobben. De aanslagen
in Parijs in januari 2015 waren een soort kantelmoment.
Ik bezocht toen samen met vicepremier Lodewijk
Asscher een paar scholen en besefte dat de wereld steeds
complexer is geworden en dat dat doordringt op scholen.
Het is voor sommige docenten moeilijk om het gesprek
met hun leerlingen aan te gaan. Veel docenten vinden
dat het wel nodig is dat er over die kwesties en
spanningen wordt gesproken, maar ze worstelen met de
‘Ineens stond er een heel grote muur
manier waarop. Zelf weten ze soms ook niet wat ze van
de actuele ontwikkelingen vinden of ze zijn zelf bezorgd
tussen mij en mijn leerlingen’
over de toekomst. Bij dit soort moeilijke gesprekken
zoekt de docent ondersteuning en in mijn rondgang zag
Onveilig
ik dat ondersteuning vanuit de opleiding heel essentieel
De zorg om radicalisering op school, Kleijwegt noemt
is. Op scholen waar de schooldirectie of het bestuur
het ‘mentale segregatie’, leeft bij veel docenten in het
aangeeft dat het de docenten ondersteunt, heerst een
hele land. Het maakt niet uit of het nu gaat om een
bepaalde sfeer. Een sfeer die meer open is. Het feit dat
school in de Randstad of de Achterhoek: overal zijn
het probleem een bepaalde legitimiteit of erkenning
maatschappelijke issues doorgedrongen in het klaslokaal. wordt gegeven, biedt de docenten al een veiliger gevoel.
In haar rapport schrijft Kleijwegt over Ruud, een gewone Ze voelen zich op die manier beschermd”, verklaart
Nederlandse jongen die moslim was geworden en opeens Kleijwegt.
gratis korans stond uit te delen op school. “Hij had in de
moskee een stapel korans meegekregen om weg te geven ‘Jongeren moeten worden binnen- in
en probeerde zieltjes te winnen. Tot die tijd was hij op
plaats van buitengesloten’
school niet opgevallen. Ook thuis bleek dat hij
veranderde; misschien kwam het omdat zijn vader net
was overleden. Zijn moeder moest van hem opeens een
Kritisch nadenken
hoofddoek dragen en hij riep thuis regelmatig ‘Allah
Tijdens haar rondgang heeft Kleijwegt geen enkele
akbar’. De teamleider van Ruuds school zocht hulp bij
docent gezien die niet van goede wil is. Wel ontbreekt
de politie. Die stuurde een artikel dat ook op internet te soms de kennis en ervaring voor het voeren van een
vinden was en bood weinig steun. Wat erin stond, had
moeilijk gesprek. Leerlingen helpen bij het kritisch
de docent zelf ook kunnen bedenken. Intussen is Ruud
nadenken over maatschappelijke ontwikkelingen is
VO-magazine 6 / Mei 2016
7
INTERVIEW
‘Studenten zitten tussen twee vuren; die
van school waar je je volgens regels moet
gedragen en die van de straat waar andere
normen gelden’
belangrijk in deze complexe wereld. “Leerlingen kunnen
elkaar beter begrijpen als ze empathie voor elkaar
kunnen opbrengen.”
Daarnaast zag Kleijwegt dat dé waarheid niet meer
bestaat. “Leerlingen bekijken de wereld vanuit een
verschillend perspectief. Leer docenten hoe ze om
moeten gaan met al die verschillende wereldbeelden.
Wat doe je als er wordt gezegd dat de dood van het
Syrische jongentje Aylan, die met zijn gezicht op het
strand lag aan de Turkse kust, door de media in scene
is gezet? Of als leerlingen beweren dat de aanslag op het
Franse magazine Charlie Hebdo geen daad is van IS,
maar van zionisten? Voor een docent is het heel moeilijk
om hiermee om te gaan. Voor dit soort dilemma’s zou
meer aandacht moeten zijn. De docent moet op zo’n
moment doorvragen en uitvinden waar de leerling die
wijsheid vandaan haalt. Extra ondersteuning is hierbij
geen overbodige luxe”, vertelt Kleijwegt.
‘We mogen burgerschap nu zelf
invullen, met als gevolg dat dat heel
verschillend gebeurt, terwijl het zo
verschrikkelijk belangrijk is!’
Handelingsverlegen
Adviezen van deskundigen zijn zeer welkom. Wanneer is
iets een gedragsprobleem en wanneer is er sprake van
radicalisering? Op een hogeschool in Rotterdam is een
oud-politieman als veiligheidscoördinator aangesteld.
Hij probeert met docenten oplossingen te vinden voor
studenten die geen aansluiting meer vinden. “‘Toene­
mend zorgelijk gedrag’ is de term die hij gebruikt
wanneer er zich incidenten voordoen. De veiligheids­
coördinator zegt dat blijven praten het allerbelangrijkste
is. Het valt hem op dat de tegenstellingen binnen het
onderwijs groeien. Hij ziet bij veel docenten ‘handelings­
verlegenheid’. Een eufemisme voor je geen raad weten
met de situatie en dus maar helemaal niets doen.
Hij vindt dat docenten en directies beter moeten
worden toegerust om met onwelgevallige meningen en
onverwachte situaties om te gaan”, verklaart Kleijwegt.
Uit het onderzoek blijkt ook dat docenten vaak een
afstand voelen tussen zichzelf en hun leerlingen.
8
VO-magazine 6 / Mei 2016
Kleijwegt geeft een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk.
“Ik hoorde een verhaal over leerlingen die filmpjes
lieten zien waarin de aanslagen op de Twin Towers in
een heel ander daglicht werden gesteld. Hoe ga je om
met een leerling die zegt dat de vliegtuigen die in de
torens vlogen, niet bemand waren? Hoe ga je om met
welke complottheorie dan ook? Dit zijn lastige situaties
waarin docenten terechtkomen. Je moet als docent
nadenken hoe je hierin staat en of je wel of niet gaat
meebuigen. Hoe je denkt over een bepaalde kwestie en
of je jouw eigen mening erin laat meespelen of niet.”
Gevoelens en feiten
Sinds 2006 moeten scholen aandacht besteden aan
burgerschap. De lessen burgerschap zijn bij uitstek de
gelegenheid om dit soort maatschappelijke kwesties
bespreekbaar te maken. In deze lessen kunnen leerlingen
leren om onderscheid te maken tussen gevoelens en
feiten. Kleijwegt: “Het zou nog mooier zijn wanneer
burgerschap geen apart vak was en dat ‘kritisch nadenken’
in alle lessen zat. Regelmatig kwam er bij een discussie in
de klas ook een veelbelovende reactie. In een les burger­
schap vertelde een docent dat het voor allochtone
jongeren vaak erg moeilijk is om een stageplek te vinden.
In die klas zaten veel leerlingen die het PVV-gedachte­
goed aanhingen. Aan het eind van de les vroeg de leraar
aan de klas of iemand iets nieuws had geleerd of anders
was gaan denken. Een meisje stak haar hand op en zei
dat ze dit niet wist dat het vinden van een stageplaats zo
moeilijk was en dat haar blik hierdoor was veranderd.
Dan zie je hoe belangrijk feiten zijn; dingen bespreek­
baar maken kan een ander gezichtspunt opleveren.”
Allochtone docenten
Niet alleen de leerlingen zouden meer begrip voor
elkaar moeten hebben. Soms staat de wereld van de
docent ver van die van de leerling. “De ene docent is
beter in het opbouwen van een relatie met een leerling
als de andere. De aanstelling van meer allochtone
docenten zou kunnen helpen in deze ingewikkelde tijd.
Zij kunnen beter aansluiting vinden bij de allochtone
doelgroep en een rolmodel zijn. In de moslimwereld
is op dit moment bovendien veel aan de hand. Als een
docent zelf uit die wereld komt, dan kan het fijn zijn
als iemand snapt in wat voor positie die leerling zit.
Hoe zijn wereld in elkaar zit”, aldus
Kleijwegt.
‘Gelijkwaardigheid is
zo belangrijk, het is de
basis voor een gevoel van
veiligheid’
Soms komen er verzoeken die door
een opleiding niet worden ingewilligd.
Op de Hogeschool van Amsterdam
zaten twee moslima’s die vroegen om
een gebedsruimte. Ze reisden elke dag
een heel eind en hadden onderweg niet
de mogelijkheid om te bidden. De
school voldeed niet aan dit verzoek.
Een docente heeft hen toen meegenomen
naar een moskee die vlakbij is. Daarheen
gaan, was ook een oplossing. Doordat de
docente inzag dat dit belangrijk was en
meedacht, voelden de studenten zich
gehoord. Kleijwegt: “Zulke mensen
hebben we hard nodig in het onderwijs.
Op scholen waar meer allochtone
docenten werken, is de sfeer is beter.
We hebben in deze tijd op scholen
mensen nodig met verschillende culturele
achtergronden. Leer van elkaar en laat
leerlingen en docenten zich nog meer in
elkaar gaan verdiepen. Veel aandacht
voor geschiedenis, religie, cultuur en
het onderbouwen van meningen aan
de hand van feiten is daarbij belangrijk.
Daar kunnen scholen niet vroeg genoeg
mee beginnen. Ik ging vijftien jaar
geleden al bij scholen op bezoek. Ik
maakte me toen al zorgen en dat doe
ik nu nog. Toen werd er veel geschreven
over moeilijkheden bij het geven van
lessen over de Tweede Wereldoorlog
aan een bepaalde groep leerlingen. Dat
probleem lijkt nu minder te bestaan,
maar we zijn er nog niet.” CV MARGALITH KLEIJWEGT
Margalith Kleijwegt (64) is sinds 2012
zelfstandig onderzoeker, schrijfster en
journalist. Ze schrijft verhalen over onderwijs,
opvoeding en de multiculturele samenleving.
In 2005 verscheen bij uitgeverij Atlas-Contact
haar boek Onzichtbare ouders. Ze sprak
voor dit boek met kinderen en vooral de
ouders van een zwarte vmbo-klas in
Amsterdam-West. De buurt waar Mohammed
B. opgroeide, de moordenaar van Theo van
Gogh. In 2014 verscheen het boek Familie is
alles, het vervolg op Onzichtbare ouders.
Daarnaast zijn van haar hand veel publicaties
verschenen over maatschappelijke ontwik­
kelingen.
Het onderzoek ‘2 werelden, 2 werkelijk­
heden’ is te downloaden van rijksoverheid.nl
(zoek op ‘2 werelden’).
VO-magazine 6 / Mei 2016
9
VO-CONGRES 2016
MEER TIJD EN RUIMTE
VOOR ONTWIKKELING
Er moet meer tijd en ruimte komen voor leraren
om te kunnen werken aan hun professionele
ontwikkeling en de gewenste ontwikkeling van
het onderwijs. Dat stelde Paul Rosenmöller op het
VO-congres 2016, dat op 31 maart plaatsvond
in Nieuwegein.
Fotografie: Dirk Kreijkamp
Op het congres, dat geheel in het teken stond van
‘de professionele school’ en ‘professionele ruimte
voor de leraar’, presenteerde de VO-raad een
actieplan met zeven concrete punten om het
lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Een van
de voorstellen was dat scholen per jaar per voltijds
leraar 100 uren extra krijgen om ontwikkeltijd
voor leraren te creëren.
In zijn speech ging Rosenmöller daarnaast in
op de ontwikkelingen rondom maatwerk en het
maatwerkdiploma, waarbij hij ook het woord gaf
aan Ludciëlla, vmbo-leerlinge op het Maarten
van Rossem. Met haar verhaal over het volgen van
vakken op een hoger niveau toonde zij nogmaals
het belang van dit maatwerk(diploma) aan.
De wijze waarop het onderwijs op de huidige
vluchtelingenstroom anticipeert, werd onderstreept
door Amina, een 15-jarige leerlinge die vorig jaar
uit Syrië naar Nederland vluchtte en in goed
Nederlands haar verhaal deed. Op het congres was
ook staatssecretaris Dekker aanwezig. Hij toonde
zich positief over het gepresenteerde actieplan.
Staande ovatie
Om tot veranderingen te kunnen komen, is
gedragsverandering van medewerkers nodig,
benadrukten ook gastsprekers Wiebe Draijer
(McKinsey, SER, Rabobank) en Jay Marino
(onderwijsvernieuwer uit de VS, zie ook pagina
40). Schoolleiders hebben een belangrijke rol bij
10
VO-magazine 6 / Mei 2016
het bewerkstellingen van deze gedrags­
verandering. “Zij zijn cruciaal om mensen
anders te laten denken en handelen en hen
mee te krijgen met veranderingen”, aldus
Marino.
Na een middagprogramma vol lezingen
(van onder meer neuropsycholoog Margriet
Sitskoorn en PSV-directeur Toon Gerbrands),
workshops en expertmeetings zorgde
cabaretier en oud-leraar Peter Heerschop
voor een humorvolle afsluiting. Het eind­
woord was aan Isabella, leerlinge van het
Haarlemmermeer Lyceum. Haar inspirerende
betoog over het belang van onderwijs –
‘Onderwijs is de verlichting in ons leven’ –
leverde een staande ovatie op.
Een uitgebreide impressie met video’s,
foto’s en samenvattingen vindt u in het
online magazine over het VO-congres:
voraad.ccreader.nl.
VO-magazine 6 / Mei 2016
11
ADVERTENTIE



•
•
•
•




Voorvertrouwen,veiligheid,
rustenwederzijdsrespect
• Preventiefencuratief
Opleidingvoorindividueledocentenenteams
• Gratisvolgsysteem,doorCOTANpositiefbeoordeeld
• Aanpakvanpesten,erkendeffectief(NJi)
Ouders,docentenenleerlingenverlangeneenschool
diegoedeleerresultatenweettebehalenende
veiligheidweettewaarborgen.




(036)5489405
[email protected]
kanjertraining.nl
MASTER INTEGRAAL LEIDERSCHAP
NVAO -erkend
Deze master-studie biedt leidinggevenden in
het onderwijs verdieping om leerprocessen
op alle niveaus van de schoolorganisatie
duurzaam te verbeteren.
IK GA VERDER MET ONDERWIJS, U OOK?
De naadloze aansluiting bij de praktijk was voor mij een
belangrijke reden om te kiezen voor de Master Integraal
Leiderschap bij CNA Leiderschapsacademie.
Wat ik in de opleiding leer, kan ik direct toepassen op
mijn school. Daarnaast merk ik dat ik kritischer ben
geworden en meer evidence based te werk ga.
Heb je nog vragen? Aarzel
niet en neem contact met
ons op. We beantwoorden
je vragen graag!
CNA LEIDERSCHAPSACADEMIE
020 - 568 20 33
[email protected]
WWW.CNA-LEIDERSCHAPSACADEMIE.NL
CNA Leiderschapsacademie is onderdeel van NSO-CNA, toonaangevend in opleidingen voor onderwijsleiderschap en schoolontwikkeling.
VO2020-SCAN
INVULLEN LOONT!
Weinig mensen zullen het invullen van vragenlijsten in hun lijst met
favoriete bezigheden hebben staan. Maar de VO2020-scan is de
moeite waard, zeggen drie vo-bestuurders. ‘Het geeft me een frisse blik
op hoe wij het als school doen en hoe ik het als bestuurder doe.’
Tekst: Hanneke van der Linden / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Bart de Grunt, rector/bestuurder Rembrandt College
Veenendaal:
‘Scan corrigeert navelstaren’
Romain Rijk, bestuursvoorzitter Stichting Carmelcollege:
‘Nodig voor politieke borging sectorakkoord’
“Als de sector bij elkaar komt is het, op een paar
vertrouwe­lijke gesprekken na, één en al halleluja. Alles is
mooi en goed, niemand heeft last van krimp of wat dan
ook en iedere school draait fantastisch. De VO2020-scan
corrigeert en geeft een objectief beeld. Laatst heb ik de
meting van onze school bijgewerkt. Vergeleken met de
benchmark hebben we een leuke en goeie school. Dat is
fijn om te weten, want ik wil als rector en bestuurder niet
achteraan hobbelen. Dit geeft rust, dat onze school goed
op weg is en dat bloedspoed niet nodig is. Daar zijn onze
docenten dan ook weer blij mee. De scan doen is een
moment van reflectie. Je toetst dat wat je zelf aan het
doen bent aan het bredere kader dat we met elkaar
hebben afgesproken in de sector. Het richt mijn blik naar
buiten en laat mij nadenken over onder meer de
maatschappelijke opdracht van het onderwijs. Op deze
manier corrigeert de scan navelstaren en draagt hij bij aan
openheid en transpa­rantie, zodat we echt kunnen leren en
groeien met elkaar.”
“De VO2020-scan wordt door een aantal van onze scholen
en schoolleiders ingevuld. Dat voelt voor hen wellicht als
het afleggen van een dubbele verant­woording omdat we ook
een intern document hebben dat Koers 2020 heet. Toch doe
ik een steeds dringender oproep om ook de VO2020-scan in
te vullen. Niet omdat we over de scan op zich nou zo enorm
enthousiast zijn, maar omdat het een belangrijk verantwoor­
dings­document is naar het ministerie over de stand van
zaken rond het sectorakkoord op scholen, en samenhangend
daarmee, over de financiering van het sectorakkoord. Dat
is belangrijk omdat we niet willen dat de politiek bij gebrek
aan verantwoording van onze kant de lumpsumfinanciering
(ook van het sectorakkoord) ter discussie stelt. We willen de
Tweede Kamer en de staats­secretaris natuurlijk geen munitie
geven. De scan is dus ook een middel om de financiering
van het sectorakkoord te borgen.”
‘De scan draagt bij aan openheid,
zodat we echt kunnen groeien met elkaar’
‘We willen de Tweede Kamer geen
munitie geven’
Lees alles over de scan op www.vo2020.nl/vo2020-scan.
Vul de VO2020-scan in op mijn.vensters.nl
VO-magazine 6 / Mei 2016
13
VO2020
HELEMAAL
VAN
DEZE
TIJD
Ze schijnen nog te bestaan,
docenten die getypte s.o.’tjes
kopiëren, thuis alleen een
vaste telefoon hebben en niet
kunnen appen. Hun leerlingen
kunnen terecht bij het LAKSmeldpunt ‘Help! Mijn docent is
digibeet!’. De drie docenten
in deze portretten verhouden
zich elk op een andere manier
tot digitale media. Hoe
relateren zij ict-vaardigheid
aan hun docentschap?
Tekst: Martijn Laman / Fotografie: Josje Deekens
‘IEDERE SECTIE EEN KEY USER’
Jorrit de Boer is docent levensbeschouwing en
collega van Sjoerd Visser op het Eerste Christelijk
Lyceum in Haarlem. Sinds begin van dit schooljaar
wordt hij ingewerkt als ict-coördinator van de
school, waar het vaak gaat over ‘het leren van
morgen’.
“Binnen onze scholengemeenschap zijn we intensief
bezig met ‘het leren van morgen’. Bij de inzet van
digitale middelen is ons uitgangspunt dat docenten
professioneel genoeg zijn om zelf te bepalen hoe zij
14
VO-magazine 6 / Mei 2016
het hoogste rendement behalen. In die ‘leven en laten
leven’-situatie komt nu wel beweging. We merken
dat leerlingen tegenwoordig echt anders omgaan
met informatie. Ze zijn gewend om op hun wenken
bediend te worden: als ze een vraag hebben, zoeken
ze online het antwoord meteen op.
We richten ons hier steeds meer op blended learning.
De methode is een basis, maar als docent probeer je
zoveel mogelijk extra materiaal beschik­baar te stellen
om recht te doen aan verschillen: verwerkings­
opdrachten, diagnostische toetsen, noem maar op.
‘LESGEVEN DRAAIT OM
INTERACTIE’
Sjoerd Visser geeft nu veertig jaar fulltime
geschiedenis op het Eerste Christelijk Lyceum
in Haarlem. Hij ervaart dat je het boeien
en onderwijzen van je leerlingen niet kunt
overlaten aan digitale leermiddelen.
“Je moet als docent een entertainer zijn. Kinderen
kunnen boeien, dat is heel belangrijk. Voor docenten
die dat niet goed onder de knie hebben, zijn tablets
of iPads misschien een oplossing. Persoonlijk vind ik
dat niks. Lesgeven draait om contact met je leerlingen
en dat moet je op verschillende manieren tot stand
kunnen brengen, elke les weer. Dat vergt wel ervaring.
Wat ik nu doe, had ik veertig jaar geleden niet gekund.
Ik vind leerlingen de afgelopen decennia veel minder
veranderd dan docenten. Van de zeventig docenten
hier zijn er nog maar vijf voltijds, dat zegt wel iets. Al
hebben we hier ook onder de jonge docenten zonder
meer pareltjes.
‘Ik heb totaal niet het gevoel dat ze
denken: ‘we moeten weer naar die
ouwe vent’’
Hoewel ook ik docent ben, is de afstand
tussen mij als ict-coördinator en docenten met
ict-vragen best groot. Soms speelt schaamte
een rol: ‘Dat had ik eigenlijk al moeten weten.’
Vanaf volgend jaar leiden we binnen iedere
vaksectie een key user op; een docent die net
iets meer van ict weet en het eerste aanspreek­
punt wordt bij ict-ontwikkelings­vragen. Die key
users kunnen het ict-perspec­tief structureel
meenemen in sectievergaderingen. Zo krijgt
ons toekomstige onderwijs steeds meer vorm.”
Lezen is een van de belangrijkste maar moeilijkste
vaardigheden voor leerlingen. Ik vind het doodzonde
dat dit in het voortgezet onderwijs slecht gedaan wordt.
Ik lees altijd met mijn leerlingen en ik heb totaal niet
het gevoel dat ze denken ‘we moeten weer naar die
ouwe vent’. Ook ik zie de voordelen van internet; ik
gebruik films als Elizabeth en dergelijke. Maar alléén als
onderdeel van het entertainment, en ik leg er altijd bij
uit. Ik denk niet dat YouTube het lezen kan vervangen.
Je ziet nu dat zelfs scholen in Silicon Valley weer
teruggrijpen naar boeken.
Lesgeven vind ik nog steeds ontzettend leuk, al heb
ik door de bredere exameneisen gewoon de tijd niet
meer voor lessenseries over China of India. Ik probeer
leerlingen vooral te laten ervaren hoe leuk het leren op
zichzelf al is; het communiceren, het debatteren, het
beredeneren. Dat wordt nogal eens uit het oog verloren.
Leerlingen mogen bij mij trouwens gewoon hun
mobieltje mee de klas in nemen. Ze nemen mijn lessen
bijvoorbeeld op. Ik hoor zelfs van leerlingen die zo’n
opname dan bij het avondeten afspelen, waarbij er hele
discussies ontstaan over het onderwerp. Dan heb ik
toch mooi bereikt wat ik wilde bereiken.”
VO-magazine 6 / Mei 2016
15
‘HET DRAAIT OM HET
EFFECT OP LEERLINGEN’
Richard van Dijk, van oorsprong biologie­
docent, geeft tegenwoordig wiskunde op
locatie Thomas a Kempis van het Arentheem
College in Arnhem. Van Dijk geeft twaalf uur
les, leidt een project rond verrijkingsprogram­
ma’s voor intelligente leerlingen en is samen
met collega Lennart Becking kartrekker waar
het gaat om digitale didactiek.
“Lennart en ik hebben vooral drie taken. Ten eerste
onderzoeken we op welk niveau docenten nu digitale
hulpmiddelen inzetten en wat wij of anderen daaraan
kunnen bijdragen. Een aantal collega’s neemt
bijvoorbeeld deel aan een leerlab van de VO-raad, waar
we de resultaten van ons werk ook mee delen. Ten
tweede bekijken we hoe we een device in de klas kunnen
introduceren, uitgaand van de behoefte bij docenten en
leerlingen. Ten slotte zijn we bezig met de vormgeving
van docentontwikkelteams die gezamenlijk specifieke
digitale problemen aanpakken. Op onze school werkte
ik als een van de eerste docenten met het digibord en
software als Geogebra. Tegenwoordig richt ik me steeds
meer op de vraag hoe docenten dergelijke instrumenten
kunnen inzetten ten behoeve van hun onderwijs. Met
programma’s als Socrative kun jij zien of je leerlingen
de vakinhoud echt snappen en met de app Mentimeter
kun je na afloop van een les zien welke begrippen het
best zijn blijven hangen. Maar ook: hoe kun je een klas
vol tablets managen? Dat zijn interessante onderwerpen.
‘Als ik zo’n kubus met een schaar uit
papier knip, is het effect hetzelfde’
Het moet wel draaien om het effect op leerlingen. Voor
ruimtelijk inzicht kan ik best een app gebruiken om een
kubus te bouwen, maar als ik zo’n kubus met een schaar
uit papier knip, is het effect hetzelfde. Ik heb wel het
idee dat bepaalde leerlingen door zo’n digitale compo­
nent wat meer gefocust zijn op de stof: ze ‘mogen’ hun
mobiele telefoon gebruiken in de les. Soms kun je
leerlingen er echt dichter mee op een onderwerp
brengen. Lennart had pas zijn mobiele telefoon
gekoppeld aan een 3D-viewer met een Virtual Realityfilmpje over het leven van een vluchteling. Daarmee
duiken leerlingen echt in de belevingswereld van
vluchtelingen. Daar kan geen verhaal tegenop, toch?
Ik begrijp wel waarom het LAKS een meldpunt heeft
ingericht, maar betrek leerlingen dan liever direct
bij het verbeteren van de kwaliteit van de lessen op
digitaal gebied! Daar kan best uit komen dat een groep
docenten écht achterloopt, maar als school kun je daar
dan goed op inspelen, bijvoorbeeld met scholing.”
16
VO-magazine 6 / Mei 2016
‘DE KEUZE IS ENORM
VERRIJKEND’
Stefan van der Weide is docent geschiedenis
en maatschappijleer op scholengemeenschap
Stad en Esch in Meppel. Hij schreef interactieve
iBooks en maakt al jaren filmpjes over talloze
onderwerpen binnen zijn vakgebied. Op
YouTube worden die soms duizenden keren
bekeken.
“Dat ik filmpjes met uitleg maak, begon vanuit de
vraag van leerlingen zelf. Rond 2008 voerden we het
werken met laptops in en kwamen digitale school­
borden de school binnen. Ik ontdekte hoe efficiënt
het was om mijn uitleg in digitale presentaties te zetten.
Van leerlingen kreeg ik al snel de vraag of ik die
presentaties via de elo wilde delen, als ondersteuning bij
het leren. Dat deed ik. Maar mijn presentaties bevatten
weinig tekst. Dus kreeg ik meer vragen: ‘Wat betekent
dit? Hoe zat dat ook weer?’ Waarop ik het idee kreeg
om van die presentaties video’s te maken en de uitleg in
te spreken. Gewoon om het delen makkelijker te
maken, heb ik er toen voor het eerst eentje op YouTube
gezet. Daar kreeg ik tweets over: ‘Goh, bezig met
flipping the classroom?’. Maar daar had ik op dat
‘Onze rol is misschien nog wel
belangrijker dan vroeger’
moment nog nooit van gehoord. Ik heb vanaf 2004 nog
jaren met krijtborden gewerkt. Het computerlokaal
moest je speciaal reserveren. Ik verlang daar niet naar
terug. Visueel is het onderwijs nu veel aantrekkelijker
voor leerlingen. Vroeger was je als docent ook de
belangrijkste informatiebron voor je vakgebied. Koning
in eigen klas. Maar als een leerling mijn uitleg nu niet
goed vindt, kan hij of zij online zo de uitleg van iemand
anders bekijken. Onze rol als docent is misschien nog
wel belangrijker dan vroeger, juist door de wereld aan
informatie die leerlingen binnen handbereik hebben.
Wie zoekt op ‘Tweede Wereldoorlog’, krijgt miljoenen
hits. Hoe sorteer je die informatie, waar let je op? Het
is mijn taak om leerlingen daarin te begeleiden. Voor
docenten zelf kan al die keuze enorm verrijkend zijn.
We kunnen lesstof nu veel makkelijker op verschillende
manieren aanbieden. Daar ligt absoluut de kracht van
ict. En als je daar als docent hier op Stad en Esch
vragen over hebt, kun je óók terecht bij een van onze
jonge ict-coaches. Dat zijn leerlingen met veel feeling
voor ict. Maar de grootste groep leerlingen gebruikt de
smartphone toch vooral voor Whatsapp en Facebook.
Een Word-document opmaken, blijkt vaak nog best
moeilijk.”
VO-magazine 6 / Mei 2016
17
ZITTENBLIJVEN
LENTESCHOOL OPVOLGER ZOMERSCHOOL?
BLIJVEND EEN
TANDJE BIJZETTEN
Na het volgen van een zomerschool gaan de meeste leerlingen alsnog
over. Wel blijkt een goed nazorgtraject belangrijk om te zorgen dat
leerlingen het prestatieniveau vasthouden. Nieuw is dat de subsidie­
regeling is uitgebreid met de mogelijkheid voor lentescholen. Langzaam
ontwikkelt zich zo een perspectief op een structurele aanpak.
Tekst: Jacq Zinken / Fotografie: Bram Muller
De zomerschool werd een paar jaar geleden gelanceerd
in een poging het zittenblijven tot een minimum te
beperken. Dat lijkt een succes. Van de leerlingen die
in 2014 de zomerschool hebben gevolgd, is meer dan
80 procent alsnog overgegaan naar het volgende leerjaar,
blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
Naast de zomerscholen ging vorig jaar een pilot met
lente­scholen van start; dit jaar gaan daar weer meer
scholen mee aan de slag. Voor 2016 zijn er 202 subsidie­
aanvragen gedaan: 105 voor een zomerschool, 67 voor
een lenteschool en 30 voor beide. Hiermee zal het
complete gereserveerde subsidiebedrag worden benut.
lingen die blijven zitten terwijl de toetsen die ze in klas
4 hebben gemaakt en die ze mee kunnen nemen naar
klas 5, wél goed gemaakt zijn. Als je alleen naar de
school­examentoetsen kijkt, zouden ze op slagen staan,
maar ze hebben toevallig niet aan de overgangsregels
voldaan.”
‘Op de zomerscholen heerst een
ongekend gemotiveerde sfeer’
In de paasrapportperiode moest iedere teammanager
op het Van Lodenstein College in Kesteren het aantal
leerlingen opgeven dat in het grijze gebied zat. Op grond
Mooi meegenomen
daarvan werd subsidie aangevraagd. Maar bij de over­
Een van de vele deelnemende scholen is het Van
gangs­vergadering eind juni bleek merkwaardig genoeg
Lodenstein College in Kesteren. Deze school meldde
dat veel minder leerlingen in aanmerking kwamen. Van
zich in 2015 halsoverkop aan. Zoals op iedere school
de duizend leerlingen met een overgangsrapport, bleven
worstelden schoolleiding en docenten met het gegeven
uiteindelijk slechts vijftien leerlingen over voor de
dat zittenblijven voor veel leerlingen feitelijk een verloren zomerschool.
jaar betekent. Als die leerlingen met een zomer­school
alsnog bevorderd zouden kunnen worden, zou dat mooi Hard gewerkt
meegenomen zijn.
Sanders sluit niet uit dat alleen al de ‘dreiging’ met de
“Er zijn altijd wel leerlingen die in de bespreekzone
zomerschool het effect had dat jongelui harder zijn gaan
vallen”, zegt Jo-an Sanders, teammanager havo 4/5.
werken: “Ik had een leerling die op zittenblijven stond
“Ze voldoen nog niet volledig aan de overgangsregels,
en het gerucht gehoord had. Dat meisje zei: ‘Als ik nu
ze komen nog net een punt tekort of ze zijn door ziekte hard werk en ik kan met die en die cijfers de zomer­
achterop geraakt. Zeg maar het soort leerlingen dat je
vakantie in, dan kan ik dus nog via de zomerschool
soms toch maar laat overgaan met een of andere taak.”
over’. Na afloop bleek dat ze zo hard had gewerkt, dat
Daarnaast zag Sanders in de havo-bovenbouw nog een
ze zonder zomerschool gewoon over ging. En dat was
specifieke groep kandidaten: “Daar heb je soms leer­
blijkbaar op alle niveaus zo.”
18
VO-magazine 6 / Mei 2016
Van de leerlingen die in 2014 de zomerschool
hebben gevolgd, is meer dan 80 procent
alsnog overgegaan
De zomerschool zelf werd uitbesteed aan een huiswerken begeleidingsinstituut. De enige bemoeienis van het
van Lodenstein College was de dagopening met bijbel­
lezing en gebed en de dagsluiting. Jo-an Sanders:
“De mensen van het instituut die de training kwamen
verzorgen, waren bijna allemaal jonge studenten die
hier­voor een speciale training gevolgd hadden. Ze waren
heel toegankelijk, ook voor onze leerlingen. Er werd echt
geleerd; ze waren goed getraind. Er waren bijvoorbeeld
ook concentratieoefeningen om de leerlingen iets te
leren van planning en discipline.”
In eerste instantie overtrof de zomerschool alle ver­
wachtingen. Alle vijftien deelnemers voldeden na die
twee weken aan de eisen en gingen dus alsnog over.
“Alleen”, vervolgt Sanders, “bij onze vijftien leerlingen
ging die studievoortgang in de eerste helft van het nieuwe
studiejaar niet vanzelf. Je zou denken dat ze een tandje
harder gaan werken nu ze alsnog over zijn, maar nee.”
De school heeft daarom een nazorgtraject in het leven
geroepen. Opnieuw onder leiding het instituut worden
leerlingen veertien weken lang twee middagen per week
geholpen als een soort huiswerkbegeleiding. “Wij
vonden dat leerlingen die de zomerschool hadden
gedaan daarvoor in aanmerking kwamen.” De nazorg
van het instituut is in januari gestart.
“We hebben nu op onze site iets toegevoegd over de
overgangsregels, waardoor leerlingen en ouders kunnen
zien hoe je onder bepaalde voorwaarden via de zomer­
school alsnog kunt overgaan.”
Ook verdient het aanbeveling goed in de gaten te
houden waar de zomerschool echt een meerwaarde heeft,
zegt Sanders: “Een collega-school kwam tot de conclusie
dat het alleen effect had in de voorexamenklassen, dus
van de derde naar vierde vmbo, van vierde naar vijfde
havo en van de vijfde naar zesde vwo. Dan kwamen de
leerlingen tot hun opluchting in het examenjaar en
wilden ze wel een extra inspanning leveren om ook
dat examen te halen.”
Een vraag is wel of de zomerschool niet te laat komt.
Het is om die reden dat steeds meer scholen kiezen voor
een lenteschool: die zijn in de meivakantie aan de slag
gegaan. Volgens Sanders speelt daarbij mee dat ouders
het als ‘meten met twee maten’ ervaren dat sommige
leerlingen wel de kans krijgen op de zomerschool en
andere niet. “Als je in mei iets doet, scheer je straks bij
de finish iedereen over dezelfde kam.”
De laatste conclusie van Sanders is dat er op school een
nazorgtraject moet komen: leerlingen moeten direct na
de zomervakantie opgevangen en begeleid worden.
Toekomstperspectief
Meerwaarde
Per saldo bracht de deelname aan de zomerschool
Sanders tot een aantal conclusies. Ten eerste moeten
ouders beter geïnformeerd worden over de zomerschool:
Ook directeur Mark Daalderop van Titus Brandsma,
onderdeel van het Arentheem College in Velp, zet de
stap naar de lenteschool. Hij geldt op dit vlak als een
ervaringsdeskundige. “Wij bieden zelf nu voor het eerst
VO-magazine 6 / Mei 2016
19
ADVERTENTIE
JUBILEUMACTIE
VO-RAAD 10 JAAR
De VO-raad bestaat in 2016 10 jaar. En dat vieren we! We hebben in die tien jaar als
vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs veel bereikt. Als jubilaris krijg je vaak
iets, een cadeau, felicitaties. Wij vinden het mooi om ons tienjarig bestaan te vieren
door ook iets te geven aan anderen die het hard nodig hebben. Daarom zamelen wij
tijdens dit jubileumjaar geld in voor rampbestendige schoolgebouwen in Haïti.
GA NAAR
JUBILEUMAC
TIE.VOEN DONEER
R AAD.NL
RAMPBESTENDIGE SCHOLEN
VOOR HAÏTI
Haïti kampt regelmatig met orkanen
en aardbevingen. In de afgelege
n gebieden is de lokale
school vaak de enige plek waar
mensen kunnen schuilen. Helaas
zijn deze gebouwen vaak
totaal ongeschikt als veilig onderkom
en. Voor 80.000 euro maakt het
Rode Kruis scholen in de
gemeente Côtes-de -Fer rampbest
endig en helpt zo een gemeenschap
van 60.000 mensen aan
een veilige schuilplaats tijdens natu
urgeweld.
Dit project wordt uitgevoerd door het Rode Kruis samen met het Prinses Margriet Fonds.
LEERNETWERKEN
De VO-raad organiseert dit jaar twee leernetwerken
met als thema ‘Voorkomen van zittenblijven in 2020’.
Binnen de leernetwerken gaan schoolleiders en
bestuurders op zoek naar manieren waarop leerlingen
door het jaar heen zodanig worden begeleid dat
zittenblijven niet meer aan de orde is en staat het delen
van ervaringen, lessen en expertise – de dialoog –
centraal. Elk leernetwerk komt in 2016 ten minste
viermaal bijeen. Per leernetwerk kunnen maximaal 10
scholen deelnemen. Kijk op: www.vo-raad.nl/themas/
maatwerk/startbijeenkomst-leernetwerken-voorkomenvan-zittenblijven-in-2020
de lenteschool aan met twee scholen in de regio”,
zegt Daalderop. “We hebben op zichzelf heel goede
ervaringen met de zomerschool. Maar we zijn eigenlijk
op zoek naar een manier waarop je leerlingen door het
jaar heen zodanig kunt begeleiden dat zittenblijven
gewoon niet meer aan de orde is.”
Zittenblijven betekent voor veel
leerlingen feitelijk een verloren jaar
Op weg naar dat wenkend perspectief heeft Daalderop
hoge verwachtingen van de lenteschool: “We hopen om
te beginnen dat de leerlingen eenzelfde motivatie aan de
dag gaan leggen als we bij de zomerscholen zien: er heerst
daar een ongekend gemotiveerde sfeer. En als ze inder­
daad de achterstanden weten weg te werken, hebben
we een middel gevonden om dat in een eerder stadium
effectief aan te pakken. Dan kun je verder denken en
het door het hele jaar heen structureel in gaan bouwen.”
Qua tijdsbeslag is er geen verschil tussen de zomerschool
en de lenteschool. De zomerschool duurt twee weken.
Bij de lenteschool zijn die uren uitgesmeerd over een
aantal dagen in de meivakantie en daarna nog een aantal
weken twee middagen per week op school. Het traject
loopt dus wat langer en is wat minder gecomprimeerd.
Omdat de deelnemende scholen naast de lenteschool
ook nog de zomerschool aanbieden, is de keus aan de
leerlingen. Ze mogen ze echter niet allebei doen.
Als projectleider van de zomerschool in zijn regio
(een samenwerkingsverband van zestien scholen) zoekt
Daalderop tot nu toe steeds organisaties van buiten aan
om het onderwijs in de lente- en zomerscholen te geven.
“We hebben voor de lentescholen wel eigen docenten
gevraagd, maar die hadden er toch niet zo’n trek in.”
Ook Daalderop acht in de huidige constructie nazorg
noodzakelijk. “Die bestaat er nu uit dat je in het nieuwe
schooljaar met leerlingen om tafel gaat zitten en vraagt
‘wat heb je ervan geleerd en wat ga je nu anders doen?’.
Daarna kom je nog een keer of twee bij elkaar om de
vinger aan de pols te houden.”
Bekostiging
Het ideaalbeeld van Mark Daalderop is een systeem
waarin de begeleiding en extra ondersteuning zodanig
van opzet zijn dat ze structureel worden aangeboden en
er geen zittenblijven meer is: “Misschien moet het wel
heel anders: je gaat bijvoorbeeld altijd over, maar moet
de vakken waar je geen voldoende voor had, alsnog
inhalen. Maar zo ver zijn we nog niet.”
Of in de structuur van de toekomst ook nog hulp van
buiten nodig is, is de vraag. “Je zou de inzet van eigen
docenten gewoon kunnen inbouwen. Maar je kunt ook
een constructie maken met studenten die bijna klaar zijn
met hun opleiding.”
En hoe moet dat alles dan bekostigd worden? “We
werken nu met een subsidieregeling die in principe
voldoende is. Als die regeling verdwijnt, wordt het
opeens een stuk lastiger om al deze extra´s aan te bieden.
Maar als je het zittenblijven kunt terugdringen, bespaart
dat de overheid dermate veel geld dat zij best een deel
daarvan hiervoor kan inzetten.” VO-magazine 6 / Mei 2016
21
22
VO-magazine 6 / Mei 2016
VO IN BEELD
Waar Stad & Esch, Meppel
Wanneer Vrijdag 8 april, 11.50 uur
Wat Alle 500 brugklasleerlingen van Stad & Esch doen mee aan de
kick-off van IRun2BFit.
Fotografie: Josje Deekens
VO-magazine 6 / Mei 2016
23
360 °
Spannende ontwikkelingen op de digitale leermiddelenmarkt
VAN DE JUISTE VR
NAAR HET BESTE A
Vraag en aanbod van digitale leermiddelen: het is een ingewikkelde dans
van scholen met leveranciers, waarbij de leidende partij nogal eens wisselt.
Nu worden de scholen bijvoorbeeld weer uitgedaagd om hun behoefte aan
digitale leermiddelen voor maatwerk goed in de markt te zetten. Hoe doe je dat?
Tekst: Carolien Nout / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Spotify, Blendle of belminuten, maar dan voor digitaal
lesmateriaal – flexibiliteit en maatwerk zijn kernwoorden
in de discussie over digitale leermiddelen. Is dat wat
scholen echt willen en nodig hebben om goed en
inspirerend onderwijs te bieden aan hun leerlingen?
En zijn leveranciers in staat om dat te leveren?
De afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet, zowel
door scholen en docenten als door leveranciers, in de
ontwikkeling van vraag en aanbod op de leermiddelen­
markt. Er is behoorlijk wat beweging in gekomen.
Willem-Jan van Elk, strategisch adviseur van Kennisnet,
ziet een positieve ontwikkeling: “Scholen hebben twee
jaar geleden met hun Programma van Eisen de leve­
ranciers meer richting gegeven. Er is sindsdien veel
veranderd: uitgeverijen bieden niet alleen veel meer
verschillende digitale leermiddelen aan, maar ook meer
mogelijkheden om leermiddelen te combineren. Veel
lesmateriaal is nu tevens geschikt voor tablets en laptops.
Er is hard gewerkt om de privacy van leerlinggegevens en
data te waarborgen. Ik zie onmiskenbaar een constructief
gesprek tussen scholen en leveranciers.”
‘Wat is het dat je nodig hebt en wat
kan de markt je bieden?’
24
VO-magazine 6 / Mei 2016
Ook op het gebied van de elektronische leeromgeving
en techniek zijn grote verbeteringen te zien. Zowel
Somtoday als Magister biedt bijvoorbeeld steeds meer
rapportagemogelijkheden die differentiatie in het
onderwijs ondersteunen. Ook draaien beide producten
nu op alle gangbare browsers en devices.
Marktkennis
Toch is er nog genoeg te wensen over. Scholen geven
aan, meer flexibiliteit te willen in het gebruik van folio
en digitale leermiddelen: ze willen meer kunnen combi­
neren uit verschillende bronnen. Biedt het inkoopproces
de oplossing om dat voor elkaar te brengen?
De afgelopen jaren hebben scholen ervaring opgedaan
met het Europees aanbesteden van leermiddelen om alle
aanbieders een gelijke kans te geven en om een goed
aanbod voor de beste prijs te krijgen. In een workshop
op het onlangs gehouden VO-congres waren over dit
fenomeen gemengde geluiden te horen. Sommigen
vinden het een bureaucratisch gedoe; veel scholen laten
zich bijstaan door aanbestedingsbureaus. Anouschka
Zwart, projectleider Inkoop van het Doorbraakproject
Onderwijs & ICT, loodste de deelnemers aan de sessie
over digitale leermiddelen langs zeven kenmerken om
effectief leermiddelen in te kopen - gebaseerd op de
theorie van Stephen Covey. “Essentieel in het inkoop­
RAAG
AANBOD
MARKTCONSULTATIES:
PRIKKEL DE MARKT
Marktconsultaties zijn een goede manier om
innovatieve oplossingen aan te wakkeren bij
marktpartijen. Scholen maken er bij de inkoop
van leermiddelen nog niet veel gebruik van. Ze
zouden er echter veel profijt van kunnen hebben
als ze leveranciers prikkelen om innovatieve oplos­
singen aan te dragen voor vragen of problemen
op onderwijsgebied. Dat kan op verschil­lende
manieren: gesloten of open, mondeling of schrifte­
lijk, interactief of niet-interactief. In principe kan
een opdrachtgever het best de markt consulteren
voordat een uitvraag wordt gedaan, zo staat in
de Handreiking Marktconsultatie van PIANOo,
het kenniscentrum voor Inkopen en aanbesteden
van de overheid. De VO-raad vindt het belangrijk
om het instrument marktconsultatie verder uit te
werken voor scholen. In het Doorbraakproject
Onderwijs & ICT is dat opgepakt: een specifiek
op scholen gerichte handreiking is nu in de
maak. Kijk op www.doorbraakonderwijsenict.nl
of www.pianoo.nl
proces is de juiste vraag aan de marktpartij te
stellen: wat is het dat je nodig hebt en wat kan de
markt je bieden?”, legt Zwart uit. “Als je vraagt om
flexibiliteit omdat je eigenlijk niet weet welke
leermiddelen je gaat gebruiken, stel je eigenlijk je
keuze uit. Het is voordeliger om alleen te kopen
wat je echt gebruikt. Die keuze komt idealiter
voort uit de visie die je als school hebt op het
onderwijs dat je wilt aanbieden, met docenten die
weten wat ze nodig hebben en wat er te koop is.
Met goede evaluaties van de inkoop en het gebruik
van leermiddelen en korte contractperiodes kun je
ook flexibiliteit waarborgen.” Zwart wijst verder op
het grote belang van markt­oriëntatie: weten wat er
te koop is. “Gezamenlijk inkopen is geen must; bij
leermiddelen is dat zelfs lastig. Wel is het belangrijk
dat scholen hun kennis over de markt delen.”
Aanbesteding
Het Isendoorn College in Warnsveld bracht die
kennis­deling in de praktijk met een Europese
aanbesteding voor leermiddelen waarin flexibiliteit
een belangrijke rol speelt. Dertien scholen sloten
zich aan bij deze school voor regulier en tweetalig
onderwijs in mavo, havo en vwo. Nadat een eerdere
aanbesteding vorig jaar door de rechter werd
VO-magazine 6 / Mei 2016
25
EDUCATIEVE GAMES: SPELEND LEREN
• Docenten en lesontwikkelaars komen met de gids
Gamification misschien op ideeën om zelf spellen
te ontwikkelen, zo is het idee van Sem van Geffen,
trainer en ontwikkelaar bij het Koning Willem I
College in ‘s-Hertogenbosch. Game-elementen
kunnen bijdragen aan de intrinsieke en extrinsieke
motivatie van leerlingen om iets te leren, stelt hij.
In het kort kent een goede game keuzevrijheid
en bewegingsvrijheid van de speler, competitie,
beloningsmomenten en ook: een goed verhaal. De
gids bevat een stappenplan waarmee een format
van een spelconcept kan worden ontwikkeld.
• Bart Giethoorn, docent natuurkunde op het Lentiz
Reviuslyceum in Maassluis, schrijft op zijn blog over
zijn fascinatie voor games. Bij het ontwerpen van
lessen introduceert hij bewust speelse en fysieke
elementen. Hij deelt zijn lessen graag met collega’s
en geeft inmiddels ook trainingen over dit
onderwerp. Zie www.playbookgamification.nl
• Het digitale tijdschrift Homo Ludens Magazine is
een verzamelplaats van artikelen vanuit
verschillende disciplines over de spelende en
lerende mens, met interessante bijdragen van
onderzoekers en makers van spellen voor het
onderwijs. homoludensmagazine.nl/
afgekeurd, moest het proces opnieuw. “We hebben een
korte looptijd als eis gesteld. En we willen om het jaar
kunnen wisselen tussen folio en digitaal. Er zijn immers
zo veel snelle veranderingen; op die manier kunnen we
daar beter op inspelen”, licht rector Erwin Lutteke toe.
“Ook kleine, innovatieve leveranciers willen we de
ruimte geven. Eventueel kunnen zij in een pilotvorm
hun product uit­proberen op de scholen. Ik denk dat de
markt dit ook nodig heeft om te kunnen innoveren.”
Onlangs is de opdracht gegund aan Van Dijk Educatie.
Lutteke is opgetogen dat na drie jaar het aanbestedings­
traject nu is afgerond, met een goed resultaat. Het
contract heeft een looptijd van drie jaar met opties voor
verlenging. Er is een mantel­contract voor alle scholen,
die gedurende de looptijd samen gaan optrekken om
de innovatie vorm te geven. Lutteke: “Wij krijgen een
basispakket met een vast bedrag per leerling. En er is een
pluspakket, waarin we het aanbod van de markt kunnen
combineren met eigen materiaal, of met materiaal van
start-ups. Het mooie is dat Van Dijk ons daarin ook
ondersteunt. Het is niet alleen dat zij ons dozen met
boeken leveren; ze zoeken samen met ons naar het
ideale  leermiddelen­plaatje.”
zelf hun curriculum. Docenten maken keuzes uit de
leermiddelen, ontwerpen of ontwikkelen zelf
combinaties.
Tijd
Eén trend is onmiskenbaar in het onderwijs: de toename
van het aantal open en gesloten leermiddelen voor het
onderwijs en de wens goed en verantwoord te variëren
en te combineren. De basis van die sturende kracht ligt
deels in handen van de docent. Hoewel uiteraard niet
iedere docent zijn eigen materiaal hoeft te ontwikkelen,
zijn er veel actieve docenten die op verschillende
plaatsen digitale lessen halen en brengen. Sommige
scholen, ook in de leerlabs (zie kader), ontwikkelen
26
VO-magazine 6 / Mei 2016
‘Samen zoeken naar het ideale
leermiddelenplaatje’
De vraag is wel hoe je bij dat grote aanbod van digitale
leermiddelen kunt weten wat werkt en wat niet.
Hendrianne Wilkens, directeur van het Leermiddelen
Adviescentrum CLU, is daar duidelijk over: “Ik merk
dat er een grote behoefte is aan een keurmerk. In mijn
optiek moet leerzaamheid van leermiddelen bovenaan
staan. Dat betekent dat leermiddelen de juiste cocktail
zijn van goede selectie van betekenisvolle leerstof,
effectieve didactische strategieën, uitdagende werkvormen
en sturingsmogelijkheden. Het kost tijd en geld om die
kwaliteit te ontwikkelen.”
Kleinere partijen, zoals VO-content, andere stichtingen
en scholen zelf zijn druk bezig om materiaal te verzamelen
of te ontwikkelen. Dat is een goede zaak, vindt Wilkens:
“Als een leermiddel veel ‘likes’ krijgt van collegadocenten, is dat mooi. Maar het zegt niet alles: uit onze
onderzoeken blijkt dat er veel winst is te behalen als
leerdoelen goed geformuleerd worden en de opdrachten
daar precies op aansluiten.”
Er is veel behoefte aan adaptieve digitale programma’s,
maar ook op dat gebied is er nog een lange weg te gaan:
“Het huidige aanbod voor gepersonaliseerd leren is nog
mager. Leerlingen oefenen bijvoorbeeld reken- of taal­
vaardig­heden vanuit een bepaald niveau, waarbij ze
steeds een stapje hoger komen. Maar hogere cognitieve
vaardigheden worden niet aangesproken. Het vergt veel
creativiteit van ontwikkelaars om dit mogelijk te maken.”
360 °
‘Gezamenlijk inkopen is geen must,
kennis over de markt delen wel’
Wilkens vindt het belangrijk dat docenten zelf aan
de slag gaan om vanuit de leerlijnen lessen te
ontwikkelen en te arrangeren. Het maakt ze minder
afhankelijk van de methodes. “Maar het is een niet
te onderschatten klus. Meer aandacht voor deze
kant van het vak op de lerarenopleidingen is
dringend nodig. Daarnaast moeten scholen hun
docenten professionalisering aanbieden op dit
terrein en voldoende tijd vrij maken voor het
ontwikkelwerk.”
Nieuwe leerlabs
In het Doorbraakproject Onderwijs & ICT wordt
in de leerlabs (zie kader) hard gewerkt om juist op
die punten waar een doorbraak nodig is, verdere
stappen te zetten. Gepersonaliseerd leren met ict
is een van die punten, evenals de kwaliteit van
digitale leermiddelen.
Onlangs is een tweede serie leerlabs van start gegaan.
Verdeeld over twaalf leerlabs gaan 82 scholen tot
en met juni 2018 met elkaar aan de slag met een
vraagstuk over gepersonaliseerd leren met ict. Ze
werken aan thema’s zoals de veranderende rol van
de docent, gepersonali­seerd leren in de klassikale
context en de mogelijkheden van digitale didactiek.
In elk leerlab staat de professio­nalisering van de
docent centraal. Een aantal nieuwe leerlabs sluit
aan bij een bestaand netwerk, zoals VO‑content,
Zo.Leer.Ik! en Pleion.
Slim vragen
Deze spannende ontwikkelingen op het terrein
van leermiddelen betekenen dat scholen op dit
moment realistisch moeten zijn, maar ook slim,
meent Willem-Jan van Elk van Kennisnet.
“Scholen, uitgeverijen en distributeurs moeten
nu meer samen optrekken. Het is belangrijk dat zij
van elkaar begrijpen waar ze mee te maken hebben.
Leveranciers bevinden zich in een veranderings­
proces waarin zij maatwerk mogelijk moeten
maken. Hun dienst­verlening is niet alleen content
leveren of distributie, maar groeit uit tot uit
een ander, integraal concept. Scholen moeten
realistisch zijn in wat ze vragen van de markt.
Ideeën over Spotify of Blendle-achtige producten
zijn wat mij betreft op dit moment een stap te ver.
Het punt is dat je elkaar nodig hebt. Scholen
moeten marktpartijen niet uitsluitend als
tegenstander zien.”
VR: VEELBELOVEND,
MAAR HEFTIG
VR, op zijn Engels uitgesproken als
‘vie-ahr’, staat voor virtual reality.
Mensen voelen zich met dat duikbrilachtige apparaat onderdeel van een
virtuele werkelijkheid. Fans wachten
met spanning tot Sony dit najaar een
goed betaalbare VR-bril op de markt
brengt met meer mogelijk­heden dan
ooit. Ook andere fabrikanten werken
aan verbetering van hun VR-bril. Het
zal spelmakers inspireren nieuwe
toepassingen te ontwikkelen. Welke
mogelijkheden biedt dat op educatief
gebied? Kennisnet bracht onlangs een
brochure uit met een antwoord op die
vraag. Virtual reality is een nieuw
medium dat leerlingen aanschouwelijk
onderwijs kan bieden. Rondlopen in
een virtueel museum of in de ruimte:
de mogelijkheden zijn eindeloos.
Simulaties zijn in principe een goed
instrument om te leren; artsen en
piloten zijn er al ruimschoots mee
bekend. Deskundigen denken dat het
ook voor socialisatie nuttig kan zijn,
omdat leerlingen hun empathisch
vermogen ermee kunnen ontwikkelen.
Voor (jonge) leerlingen kan virtual
reality echter ook te veel informatie en
prikkels met zich meebrengen.
Vooralsnog kan het een interessante
toevoeging zijn aan een les. De docent
blijft echter onverminderd belangrijk bij
de inzet van VR in de les, zo staat in
de brochure Virtual reality in het
onderwijs (te vinden op
www.kennisnet.nl).
VO-magazine 6 / Mei 2016
27
ADVERTENTIE
[email protected] www.interteach.nl |
Kom naar de
gratis seminar
op 19 mei !
Ontdek hoe innovatieve software kan bijdragen
aan een werkbare oplossing voor de WWZ
Meld u aan, verneem hoe eenvoudig dit binnen uw eigen organisatie toegepast kan worden en
ontdek de talrijke vernieuwende mogelijkheden. Graag vernemen wij via [email protected] met
hoeveel personen u aanwezig zal zijn en wij verwelkomen u graag op 19 mei a.s. in Hotel van der
Valk te Vianen. Aanvang 14.00 uur tot 15.30 uur. Uiteraard sluiten we af met een informele borrel.
360 °
LEERLAB DIGITALE DIDACTIEK: ADAPTIEVE TOOLS
Een van de leerlabs in Leerling 2020 van het
Doorbraakproject Onderwijs & ICT is gewijd aan
digitale didactiek. Scholen werken hierin onder andere
samen aan de vragen hoe je een visie op digitale
didactiek kunt ontwikkelen en hoe docenten goed
ondersteund kunnen worden als ze digitale tools
inzetten. Vooral bij adaptief onderwijs is ict een
fantastisch hulpmiddel. In het Leerlab Digitale didactiek
is een serie ‘Kickstarters digitale tools’ in de maak.
Het zijn korte introducties waarmee docenten
gemakkelijk nieuwe, digitale tools in hun lessen kunnen
gebruiken. Een voorbeeld daarvan is Kahoot, een
gratis webtool voor een digitale quiz, waarmee een
docent snel kan zien welke voorkennis leerlingen
hebben over een bepaald onderwerp. De docent kan
zelf het tempo van de les bepalen en is er ruimte om
de vragen en antwoorden te bespreken met de klas.
Een quiz is snel te maken en leerlingen vinden het
spelelement vaak erg leuk. Deze en andere Kickstarts
zijn te vinden op www.Leerling2020.nl/resultaten.
‘We moeten niet meer zoveel over
digitale ontwikkelingen praten, maar
per onderdeel kijken wat werkt’
moeten eigenlijk niet meer zoveel over digitale ontwik­
kelingen praten, maar in de leerlabs, in een laborato­
rium­achtige setting, per onderdeel kijken wat wel en wat
niet werkt. Er mag ook best eens wat mislukken, want
dat hoort bij een experiment. We willen collega-scholen
uitdagen om de voordelen van ict te benutten. Ik roep
scholen daarom op om mee te doen in de regio­
vergaderingen als het onderwerp leermiddelen aan de
orde is. Ik vind het belangrijk dat in elke regio school­
leiders reageren op ideeën om de vraag naar leermiddelen
uit te zetten. Op die manier creëren we massa in de
uitvraag. Dus doe mee met die discussie!” Enerzijds moeten scholen dus hun vragen slim en
realistisch in de markt zetten; anderzijds moeten ze de
hand in eigen boezem steken. “Het gebeurt jammer
genoeg ook dat scholen dat wat ze ingekocht hebben,
niet goed uitnutten. Je kunt marktpartijen daarbij best
om hulp vragen. Goede voor­beelden en kennisdeling
met anderen zijn belangrijk. Aan de ene kant moet je
de markt genoeg ruimte geven om innovatieve dingen te
ontwikkelen, maar wel vanuit de vraagsturing, zonder
daarbij de zorg voor publieke taken zoals marktwerking
uit het oog te verliezen. We moeten waakzaam blijven
dat ook kleine partijen toegang houden tot deze markt”,
meent Van Elk.
‘Er mag ook best eens wat mislukken:
dat hoort bij een experiment’
Issuegroep
Erwin Lutteke van het Isendoorn is tevreden dat zijn
complexe aanbesteding na drie jaar is afgerond. Hij is
zeer betrokken bij de ontwikkelingen op het speelveld
van leveranciers en scholen. Behalve rector van het
Isendoorn is hij voorzitter van de Issuegroep Onderwijs
en ICT. Deze groep adviseert de VO-raad over ict in het
primaire onderwijsproces. Zo werken de leden mee aan
het vernieuwde Programma van Eisen van scholen, dat
wordt aangepast aan de nieuwste ontwikkelingen en dat
deze zomer zal uitkomen. “Wij zijn een klankbord voor
de VO-raad en voor de leerlabs in Leerling 2020. We
MEER INSPIRATIE
• Op 15 juni organiseren Kennisnet en
NRO de Onderzoeks­conferentie 2016
met de nieuwste onderzoeks­resultaten
over wat wel en niet werkt op het gebied
van onderwijs en ict. www.kennisnet.nl
• In gesprek met de markt? De
Gezamenlijke Educatieve Uitgeverijen
(GEU) organiseren op 18 mei het congres
‘Samen aan de slag met
onderwijsvernieuwing’, exclusief voor
schoolbestuurders, directies en
beleidsmakers. www.geucongres.nl
• Kijk voor interessante werksessies en
themabijeenkomsten voor scholen op
www.leerling2020.nl/bijeenkomsten
VO-magazine 6 / Mei 2016
29
REGELLUWE SCHOLEN
GOOIS LYCEUM MAAKT AMBITIEUS SCHOOLPLAN
VERRIJKING
VOOR IEDEREEN
Scholen die al twee jaar het predicaat ‘excellent’ kregen van de
onderwijsinspectie, mogen zes jaar lang afwijken van bepaalde weten regelgeving. Een van die scholen is het Goois Lyceum, dat
leerlingen zelf hun leerstof wil laten managen. Rector Ajolt Elsakkers:
‘We gunnen alle leerlingen deze manier van leren.’
Tekst: Marguerite Irrgang / Fotografie: Dirk Kreijkamp
“We zijn niet over één nacht ijs gegaan. We doen mee
aan het experiment, maar hebben ervoor gekozen om
niet gelijk allerlei maatregelen te nemen en ons van
regels te ontdoen.”
Ajolt Elsakkers (37) is sinds vorig jaar rector van het
Goois Lyceum in Bussum: een van de drieëntwintig
excellente vo-scholen die meedoen aan het experiment
Regelluwe scholen van staatssecretaris Dekker. In
Bussum wordt hard gewerkt aan een ambitieus school­
plan voor de komende jaren, want de school zit midden
in een dynamisch veranderproces, zegt de rector.
“Alle stappen doen we samen met het hele team. Het
personeel, de leerlingen, de ouders, het bestuur en nog
veel meer betrokkenen is gevraagd om mee te denken.
We hebben in groepen gebrainstormd, ‘expertgroepen’
ingericht die met adviezen kwamen. Daarna hebben we
met de schoolleiding over alle uitkomsten uitgebreid
vergaderd op de hei”, aldus Elsakkers.
er moet niet alleen extra uitdaging worden geboden,
maar ook passend onderwijs. Met de uitkomsten van
het onderzoek van de inspectie konden wij verbeteringen
aanbrengen. Daarna zijn we aan de slag gegaan met het
schoolplan.”
Onderwijstijd
“Het schoolplan is nog niet helemaal af. We weten al
wel wat we belangrijk vinden. Onderwijstijd is een van
de belangrijkste speerpunten. We zouden die tijd vaker
los willen laten: meer maatwerktrajecten voor leerlingen.
Op dit moment wordt er in de lessen veel tijd besteed
aan klassikale uitleg. Sommige leerlingen hebben die
uitleg niet nodig en andere leerlingen hebben meer
uitleg nodig. We willen kijken of we hier flexibeler
mee om kunnen gaan.
Inspectie
GOOIS LYCEUM
“Het veranderproces is iets voor de langere termijn.
We zijn blij dat we het predicaat ‘excellent’ hebben
en vinden het een vooruitgang dat we nu zelf kunnen
bepalen hoe we omgaan met regels en bepaalde
wetgeving. Toch ging het ons in eerste instantie niet
om het predicaat en het regelluwe traject. We waren
vooral benieuwd naar de visie van de onderwijsinspectie
op ons onderwijs. De inspectie kijkt in eerste instantie
naar het hele onderwijsklimaat en dat vonden wij heel
belangrijk. De school moet veilig zijn voor iedereen en
Het Goois Lyceum is een school voor havo, atheneum
en gymnasium in Bussum met meer dan twaalfhonderd
leerlingen. Binnen atheneum en havo kunnen de leerlingen
kiezen uit stromen zoals technasium en kunst & media.
Er is een uitgebreid programma voor leerlingen die meer
aankunnen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld binnen het
U-Talentprogram­ma modules volgen aan de Universiteit van
Utrecht, een Cambridge-certificaat halen of improvisatie­
lessen drama volgen.
30
VO-magazine 6 / Mei 2016
EXCELLENTE SCHOLEN
Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs
die al meer dan twee jaar uitblinken en
van de onderwijsinspectie het predicaat
‘excellent’ hebben ontvangen, mogen vanaf
dit jaar afwijken van regels en wetgeving.
Het doel van dit experiment is te onder­
zoeken wat het effect is van extra ruimte
en of dit leidt tot betere kwaliteit of grotere
doelmatigheid van het onderwijs.
Deelnemende scholen hoeven bijvoorbeeld
niet het standaardaantal lesuren te geven en
mogen verplichte vakken anders invullen.
Op dit moment doen drieëntwintig scholen
mee. De leerlingen, ouders en docenten
moeten via de medezeggenschapsraad
wel instemmen met het experiment.
In een nieuwe serie artikelen kijken we in
het VO-magazine hoe deze groep scholen
experimenteert en de nieuwe ruimte invult.
www.regelluwescholen.nl
Ajolt Elsakkers: ‘Onderwijstijd is een van de belangrijkste speerpunten’
We willen graag dat leerlingen zelf hun leerstof kunnen
gaan managen. Onze stelregel is dat de basis niet in
gevaar mag komen. Als een leerling liever een module
sterren­kunde volgt in plaats van de les Engels, dan
moet dat kunnen; mits die leerling zijn leerstof zelf door­
neemt en voldoendes blijft halen voor het vak Engels.
We gunnen alle leerlingen deze manier van leren. Het
hoeven heus niet allemaal uitmuntende leerlingen te zijn
die zo gaan werken. Haalt een leerling allemaal zessen en
voor één vak altijd een negen, dan kan die leerling al in
aanmerking komen voor extra uitdaging op dat ene vak.
Zo krijgt iedereen de kans om zichzelf op bepaalde
vlakken te verrijken.
‘Haalt een leerling voor één vak altijd
een negen, dan komt die leerling in
aanmerking voor extra uitdaging op
dat ene vak’
We denken er ook over om het derde jaar van havo
en vwo anders in te richten. Leerlingen moeten dan
een profiel kiezen, maar maken die keuze vaak niet op
basis van ervaring. We willen meer ervaringsmomenten
aanbieden. Door zo te denken laten we de onderwijstijd
los en zijn we meer bezig met inhoud, want daar gaat
het uiteindelijk om.”
Cultuur verandering
“Een ander speerpunt is onze manier van toetsen.
We willen een onderscheid gaan maken tussen sum­
matief toetsen (gericht op meten, red.) en formatief
toetsen. Dat laatste moet echt een feedbackmoment
worden waar de leerling iets van leert. Dat is een
cultuur­verandering en dat kost tijd. Niet alleen bij
leerlingen, maar ook bij docenten.
Organisatorisch zijn onze wensen lastig uit te voeren.
Daarnaast krijg je als school niet opeens meer geld
omdat je excellent bent. Daarom gaan we eerst
onderzoeken of sommige plannen echt mogelijk zijn.
Daarbij gaan we uit van mogelijkheden en niet van
onmogelijkheden. Bij verandering is flexibiliteit nodig.
Niet alleen roostertechnisch.”
Transparantie
“Dit meerjarenplan is een uitdaging. Autonomie en
vertrouwen vind ik heel erg belangrijk en daarom vind
ik het ook belangrijk dat alle veranderingen door de
hele school worden gedragen. We doen dit echt met
z’n allen. Niemand kan zeggen dat-ie niet betrokken
was. De belangrijkste speerpunten moeten helemaal
uitgerold zijn in 2020. We nemen dus echt de tijd om
veranderingen in te voeren. Het blijft een spannend
proces, waarvan we hopen dat onze keuzes binnen onze
school meer vrijheid en diversiteit opleveren. Zo mengen
wij visie met het experiment van OCW.” VO-magazine 6 / Mei 2016
31
IN DE PRAKTIJK
Op het Tiener College werk je aan je eigen leervraag
WEL SPARTELEN,
NIET VERDRINKEN
Hoe maak je een vloeiende over­
gang tussen primair en voortgezet
onderwijs? Hoe stel je selectie uit
voor leerlingen die nog niet toe
zijn aan het voortgezet onderwijs?
En hoe bied je meer uitdaging aan
leerlingen die halverwege groep 8
al zitten te wachten tot het in de
brugklas weer spannend gaat
worden? Met een Tiener College
bijvoorbeeld.
Tekst: Mirjam van Teeseling / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Zoë wil weten hoe de kleur van je ogen ontstaat. “Bij
kleine kinderen kan het nog veranderen, ik wil uitzoeken
hoe dat werkt.” Cindy is nieuwsgierig of tandpasta kanker­
verwekkend is, vanwege de fluoride die er in zit. “Er is
weinig over te vinden, op alle websites staat een beetje
hetzelfde.” Biek is bezig te kijken of hij zelf een luchtdruk­
geweer kan maken. Daar is genoeg over te vinden: “Op
YouTube staan gewoon instructiefilmpjes. Maar ik heb
geen compressor, dus kan ik hem niet zelf maken.”
Het Tiener College in Gorinchem biedt onderwijs aan
kinderen van tien tot veertien jaar. Leerlingen van groep 7
en 8 uit het basisonderwijs en van klas 1 en 2 van het
voortgezet onderwijs volgen een programmalijn die het
begrip ‘doorlopende leerlijn’ handen en voeten geeft.
‘Het is hier een beetje losser dan op
een gewone middelbare school’
“Je bent hier heel vrij om te kiezen wat je wilt doen,” zegt
Cindy. “Je moet goed zelfstandig kunnen werken en goed
kunnen plannen.” “Er zijn ook wel een paar jongens die
moeilijk om kunnen gaan met de vrijheid om te kiezen,”
merkt Zoë op. Biek: “Het is een beetje losser hier dan op
een gewone middelbare school. Ik wil hierna naar het
gymnasium.” Cindy en hij volgen daar al Latijn, Biek ook
biologie. “Het niveau is daar hoger en het is een beetje
minder rumoerig,” vindt Biek. Cindy: “Het is heel anders
daar. Het is een grotere school. Hier vind ik het wel fijn
dat je in het lokaal blijft zitten en niet naar andere vakken
en docenten hoeft.”
32
VO-magazine 6 / Mei 2016
Leerlingen Zoë, Biek en Cindy: ‘Je bent hier heel vrij om te kiezen wat je wilt doen. Wel moet je goed zelfstandig kunnen werken’
Geruisloos
Op het Tiener College werken de leerlingen werken
met een persoonlijk leerplan, waarin alle kerndoelen aan
bod komen en veel ruimte is voor eigen leervragen. Het
onder­wijs is georganiseerd rond thematische projecten,
opgehangen aan zes kernconcepten, en buitenschools leren
heeft een grote plaats. Daarnaast biedt het Tiener College
leerlingen uitstel van selectie. Pas na het tweede leerjaar
in het voortgezet onderwijs vindt met het oog op de uit­
stroom in het derde jaar de definitieve schoolkeuze plaats.
Projectleider Mariska van Wijngaarden: “Feitelijk bestaat
het Tiener College uit twee scholen: één tot twaalf jaar en
één vanaf twaalf jaar. Onze leerlingen zijn ingeschreven
bij het primair óf het voortgezet onderwijs. Ingewikkeld,
want we hebben te maken met twee wetgevers, twee cao’s,
twee bevoegdheden, twee OR’en, twee geldstromen, twee
besturen. Maar de structuur staat, we hebben een fysieke
omgeving gecreëerd waar onderwijs wordt geboden aan
tien- tot veertienjarigen. We zijn na een gedegen voor­
bereiding in augustus 2012 van start gegaan, dit is ons
vierde jaar. Er zijn nu zestig leerlingen en de eerste lichting
leerlingen stroomt over enkele maanden uit.”
‘We hebben te maken met twee wet­
gevers, twee cao’s, twee OR’en,
twee besturen. Ingewikkeld, maar
de structuur staat’
Het Tiener College is een initiatief van twee school­
besturen in Gorinchem en omstreken, het po-bestuur
LOGOS en het vo-bestuur CS De Hoven. Docent
Nederlands Pieter Snel is er vanaf het eerste uur als
ontwikkelaar en regisseur bij betrokken. “Als je bezig bent
met de vraag: op welke manier kan ik mijn school voor
voortgezet onderwijs beter afstemmen op basisscholen, is
dit een mooi voorbeeld. Hier werken leraren primair en
voortgezet onderwijs nauw samen en stemmen hun
didactiek af. Hoe kun je dat wat de leerling heeft bereikt
in groep 8, geruisloos laten doorlopen en daar echt mee
verder gaan? Hier brengen we de doorlopende leerlijn
basis- en voortgezet onderwijs echt in praktijk.”
Kruisbestuiving
Van Wijngaarden is een groot voorstander van uitgestelde
selectie voor sommige leerlingen. “Er zijn grote verschillen
in cognitieve ontwikkeling en toch moeten kinderen alle­
maal tegelijk die stap zetten van basis- naar voortgezet
onderwijs. Dat zijn twee heel verschillende werelden.
Wat gebeurt er dan met die kinderen? Negens worden
zeventjes. Een grote groep leerlingen zit na drie jaar niet
meer in het oorspronkelijk geadviseerde schooltype. Opof afstroom wordt steeds lastiger, het kost veel geld en is
voor kinderen ingrijpend. Wij kiezen voor een systeem
waarin je wel voorsorteert op uitstroomperspectief, maar
kinderen de gelegenheid geeft om nog twee jaar door te
ontwikkelen in hun eigen tempo. Laat leerlingen meer
eigenaar zijn van hun eigen leren, zorg dat ze beter gaan
snappen wat voor hen belangrijk is. Dat is zowel goed
VO-magazine 6 / Mei 2016
33
Docent Nederlands Pieter Snel (links), met leerlingen Cindy, Zoë en
Biek: ‘Hier brengen we de doorlopende leerlijn basis- en voortgezet
onderwijs echt in praktijk’
voor kinderen in de hoogste klassen van het basisonderwijs
die toe zijn aan meer uitdaging, als voor kinderen die
nog wat langer de tijd nodig hebben om door te groeien.”
De samenwerking tussen leerkrachten basisonderwijs en
vakspecialisten voortgezet onderwijs binnen het Tiener
College leidt tot een vruchtbare kruisbestuiving. Snel:
“Heel gedifferentieerd lesgeven, in groepjes werken, zelf je
werk inplannen: dat is bij ons behoorlijk sterk ontwikkeld
en dat komt door de aanwezigheid van het primair onder­
wijs. Het gebeurt bij ons weinig dat je voor een hele groep
leerlingen staat les te geven. We werken heel flexibel.
Kinderen hebben geleerd intensief samen te werken in
groepen en dat gaan we niet weer afleren doordat ik als
docent Nederlands voor een hele groep ga staan met
hetzelfde aanbod voor iedereen. Andersom stimuleert de
aanwezigheid van een wiskundedocent het basisonderwijs
tot een verrijkt aanbod voor die leerling in groep 8 die
heel makkelijk rekent en meer aan zou kunnen.”
‘Eigen leervragen omvatten alles waar
leerlingen maar nieuwsgierig naar zijn’
Persoonlijk leerplan
Het Tiener College wil onderwijs op maat bieden vanuit
de overtuiging dat iedereen eigenaar wil en kan zijn van
zijn eigen leerproces, wanneer de eigen talenten en passies
daarin sturend zijn. Voor elk kind wordt drie keer per jaar
34
VO-magazine 6 / Mei 2016
een persoonlijk leerplan opgesteld, waarbij de interesse van
de leerling het startpunt is. Mariska van Wijngaarden:
“Eigen leervragen omvatten alles waar ze maar nieuws­
gierig naar zijn. Als ze jong binnenkomen is dat de cavia,
het sterrenstelsel, de dinosaurus; als ze ouder worden gaat
dat vanzelf meer richting loopbaanoriëntatie en maat­
schappelijk relevante thema’s als klimaatverandering en
El Niño. Zoë wil bijvoorbeeld actrice worden. Haar leer­
vraag is: welke lijn moet ik volgen, naar welke school moet
ik gaan? Wat ze hebben ontdekt, presenteren ze aan elkaar
en – elke laatste vrijdag van de maand – aan ouders.”
“Het persoonlijk leerplan is het hart van dit onderwijs­
concept,” zegt Pieter Snel. “Het doel is dat leerlingen zich
ontwikkelen tot een grote zelfstandigheid en reflectie­
vaardigheid. Ze zijn dan niet afhankelijk van een docent
die de beoordeling geeft, maar kunnen ook heel goed
zichzelf vragen stellen: hoe leer ik?, hoe zou het anders
kunnen? Ze leren goed terugkijken op het proces, met
feedback van de docent, van medeleerlingen en ouders.”
Aan het eind van elk blok heb je met je ouders en bege­
leider een gesprek over je persoonlijk leerplan, vertelt
Cindy. “Dan maak je afspraken over wat je gaat doen;
dat is bij iedereen anders: ‘Dit gaat goed, daar moet je
extra aan werken.’ Je hebt veel eigen inbreng.” Zij wilde
bij­voorbeeld liever meer met boeken werken dan met de
iPad.
Snel: “We willen het leren zoveel mogelijk personaliseren,
waarbij we voldoen aan de kerndoelen. Hoe kunnen we
IN DE PRAKTIJK
Projectleider Mariska van Wijngaarden: ‘Laat leerlingen meer
eigenaar zijn van hun eigen leren’
jouw volledige potentieel bereiken op een manier die echt
bij jou past, die jou continu stimuleert en prikkelt om te
leren? Dat is de voornaamste drijfveer waarmee we hier
elke dag van start gaan. Soms schuurt het en zit je een
leer­ling op de huid. Soms is het ook confronterend op het
gebied van eigenaarschap, of in de zin van: ik kan hier
geen genoegen mee nemen, jij kunt beter dan dit. Het
maakt leerlingen uiteindelijk steviger. Doordat we
werken met een leerlingportfolio, denken we vanuit
bewijs­stukken. Dat is veel rijker dan een beoordeling
op basis van alleen cijfers en toetsen.”
Van Wijngaarden vult aan: “Je kunt hier leren wat je wilt.
We geven kinderen ruimte, maar er zit bar veel organisatie
onder. We leren ze zwemmen zonder te verdrinken, maar
soms moeten ze wel even spartelen.”
voor ons onderwijs, willen hun kind zelf verantwoordelijk
laten zijn, een volwaardig burger maken, en hebben het
ook over de mensvormende aspecten van onderwijs in
plaats van alleen: ‘Ik wil dat ze goed Engels leren spreken’.
Al willen we vanzelfsprekend óók dat onze leerlingen een
zo hoog mogelijk diploma halen.”
Toekomst
“Wij hebben laten zien dat we bestaansrecht hebben;
dit lijkt ons een mooi moment om te zorgen dat er meer
bestuurlijke krachtenbundeling komt, om wellicht ook de
stap te zetten naar verdere legitimering,” vervolgt Van
Wijngaarden. “We willen uiteindelijk naar een school toe
van twee tot achttien jaar. Als voorloper van het Tiener
College zijn we nu het Junior College verder aan het
inrichten, waarmee we de doorlopende leerlijn naar
Ouderparticipatie
beneden toe uitbreiden. Er draait nu al een groep 5-6,
Het Tiener College hecht grote waarde aan ouder­
volgend jaar wordt daar groep 4 aan toegevoegd. En met
participatie. In bijeenkomsten en via nieuwsbrieven, blogs ingang van volgend schooljaar start ook een groep 1 tot
en sociale media worden ouders intensief betrokken bij het en met 3.”
onderwijs. Snel: “We vragen ouders of ze ons programma En Zoë? Zij is bezig zich voor te bereiden op de over­
rondom kernconcepten kunnen verrijken met hun net­
stap naar een nieuwe school. Na vier jaar Tiener College
werk en ervaring. Zo kun je het aanbod breder maken,
gaat ze komend schooljaar naar de derde klas van het
je hebt dit niet allemaal binnen je team in huis.”
vmbo-gt. Van Wijngaarden: “Wij zijn een school voor ieder kind,
maar niet voor iedere ouder. Als ouder moet je onze visie
www.tienercollege.nl
volledig kunnen onderschrijven. Die moet versterken wat
jij met je opvoeding voor ogen hebt. Mensen die kiezen
VO-magazine 6 / Mei 2016
35
LEERLAB
Derde en laatste serie in september van start
SAMEN VERNIEUWEN
IN HET LEERLAB
Hoe maak je leerlingen eigenaar van het leerproces? Op die vraag
zoeken zeven vo-scholen samen antwoorden. Het leerlab is de plek
waar ze samen sparren over hun plannen om het onderwijs op de
eigen school te vernieuwen. ‘Je zet samen doelen uit, geeft elkaar
terugkoppeling. Je gaat op een hoger niveau naar dingen kijken.’
Tekst Marijke Nijboer / Fotografie: Dirk Kreijkamp
Prima, we willen leerlingen leren luisteren. Maar hoe
maken we duidelijk wat we concreet van hen verwachten?
Laten we het opbreken in niveaus: het begint ermee dat
iemand die luistert, je aankijkt en af en toe knikt. Een
stapje hoger vat hij samen en vraagt hij door. Op een
nog hoger niveau stelt hij kritische tegenvragen.
Zo concreet wordt er vaak gesproken binnen het Leerlab
‘Leerlingen eigenaar leerproces’. Aan dit leerlab doen
zeven scholen mee: het Amadeus Lyceum uit Vleuten,
het Corlaer College uit Nijkerk, De Nieuwste School
uit Tilburg, het Mundium College (locatie Niekée) uit
Roermond, het Talentencollege Noord (OSG Seven­
wolden) uit Heerenveen, UniC uit Utrecht en het
Amersfoortse Vathorst College.
“We hebben eerst met elkaar de richting afgesproken”,
vertelt Teijl van Beest, leraar wiskunde en geschiedenis
op die laatste school. “Wat willen we bereiken en welke
tools en welke gemeenschappelijke taal willen we
ontwikkelen? En kunnen we bepaalde vaardigheden
specifiek maken? Neem het begrip ‘samenwerkend
leren’: bedoel je dan samenwerken als vaardigheid,
of bedoel je dat er samenwerkend wordt geleerd?”
coördineert samen met collega Loes Karsten de onder­
wijs­pijler ‘zelfverantwoordelijk leren’. Vanuit de richting
die Van Beest en Karsten samen met de schoolleiding
en collega’s hebben opgesteld, richten zij de pijler in
en vertalen die met collega’s naar het dagelijks handelen,
evalueren, borgen en bijstellen. “Die ontwikkeling willen
wij versterken door onze deelname aan het leerlab.”
De zeven scholen komen sinds een jaar ongeveer eens
in de zes weken bij elkaar. “We halen en brengen dingen
bij elkaar”, zegt Van Beest. “We spreken met elkaar af
wat we onderzoeken en verzamelen elk ons eigen mate­
riaal. Volgend jaar is het tijd voor de implementatie: dan
proberen we onze ideeën op de scholen vorm te geven.”
Wat is de meerwaarde van het werken aan onderwijs­
vernieuwing met zeven scholen? Van Beest: “Dat je
allemaal tegen dezelfde dingen aanloopt en zoekt naar
antwoorden op dezelfde vragen. Hoe diep moet je gaan?
Wat leg je als basis en hoe bouw je op? Wat de samen­
werking vergemakkelijkt, is dat we elkaars scholen
bezoeken. We kennen elkaar en kunnen elkaar heel
goed ondersteunen.”
De docent ziet nog een voordeel in de samenwerking.
“Voor alle scholen geldt dat je er veel serieuzer mee aan
de slag gaat omdat je er tijd voor vrijmaakt. Je committeert
je. Je reserveert tijd, die je vervolgens ook echt aan deze
zaak wijdt.”
Meerwaarde
Eén lijn
Het Vathorst College, een vernieuwingsschool, is lid
van het netwerk Pleion (Platform Eigentijds Onderwijs).
Vanuit een gezamenlijke visie wordt gewerkt aan de
ontwikkeling van de leerlingen en de school. Van Beest
Elk leerlab heeft een coach, die fungeert als gespreksleider
en procesbegeleider. “Dit zijn heel ervaren mensen die
ook een interventie kunnen doen wanneer het proces
niet helemaal lekker loopt”, zegt Van Beest. “Ook
‘De coach is je eerste publiek’
36
VO-magazine 6 / Mei 2016
Meedoen aan een Leerling 2020-leerlab?
Laatste serie in september van start
In september 2016 start de derde en laatste serie
leerlabs in het kader van Leerling 2020 waarin
scholen gezamenlijk aan de slag gaan met een
vraagstuk rondom gepersonaliseerd leren. In deze
serie is ruimte voor 10 leerlabs. De eerste serie,
bestaande uit 10 leerlabs en 60 scholen, ging in
maart 2015 van start. De tweede, bestaande uit
12 leerlabs en 82 scholen, in april 2016.
Resultaten uit de leerlabs worden geplaatst op
leerling2020.nl/resultaten.
leerling2020.nl/inschrijvenleerlabs
houden ze de groep die aan het werk is, een spiegel voor.
Dat kan heel stimulerend werken. De coach is je eerste
publiek. Als je hem weet te overtuigen, zit je op een
goed spoor.”
‘Je gaat er veel serieuzer mee aan de
slag omdat je er tijd voor vrijmaakt’
Wat wil Vathorst College met deelname aan het leerlab
bereiken? “Wij hadden al eerder bedacht dat we onze
onderwijskundige pijlers willen versterken en beter
zichtbaar willen maken. Bij ons heeft elk onderwijs­
focusgebied een eigen coördinator. Mijn collega Loes
en ik zijn twee van deze coördinatoren. Wij zouden de
vaardigheden die wij onze leerlingen aanleren, heel
graag beter in een lijn willen kunnen zetten. Straks moet
helder zijn: wat heb je in welk leerjaar geleerd, in welke
volgorde, welk materiaal bieden we je daarvoor aan, en
hoe maken we dat door de hele school heen zichtbaar?
Als dat eenmaal staat, kunnen we ook de verschillende
vakken beter op elkaar laten aansluiten. De leerling
moet dat als één doorlopende lijn gaan ervaren.”
Druk
Hij zou andere scholen zeker aanraden met een leerlab
mee te doen. “Wat je aandacht geeft, groeit. Je kunt niet
met lege handen naar zo’n bijeenkomst komen. Het zet
voor jezelf een beetje druk op de ketel. Je zet met elkaar
doelen uit, geeft elkaar terugkoppeling. Je wapent jezelf
ook enigszins door te beslissen welke dingen je niet
doet.” En, ook een belangrijk winstpunt: “Je gaat op een
hoger niveau naar dingen kijken. Soms zit je op school
enorm in de waan van de dag. Dit trekt je daar even
uit.”
Natuurlijk brengt deelname aan een leerlab een extra
taak met zich mee. “Dat is zo. Maar voor mij maakt dat
werk onderdeel uit van een taak die ik toch al heb als
coördinator. Het leerlab helpt mij zelfs om aan die taak
een heel mooie invulling te geven.” Bovendien: “De
vraag is niet alleen wat jouw eigen school hieraan heeft.
De opbrengst van het leerlab komt ten goede aan het
hele veld. Dat verplicht je om met een nog beter verhaal
te komen: opdat anderen je product ook begrijpen en
kunnen toepassen.” MEEDOEN AAN EEN
LEERLING 2020-LEERLAB?
In september 2016 start de derde en laatste
serie leerlabs in het kader van Leerling 2020
waarin scholen gezamenlijk aan de slag gaan
met een vraagstuk rondom gepersonaliseerd
leren. In deze serie is ruimte voor 10 leerlabs.
De eerste serie, bestaande uit 10 leerlabs en
60 scholen, ging in maart 2015 van start.
De tweede, bestaande uit 12 leerlabs en 82
scholen, in april 2016. Resultaten uit de leerlabs
worden geplaatst op leerling2020.nl/resultaten.
leerling2020.nl/inschrijvenleerlabs
VO-magazine 6 / Mei 2016
37
VO‑ACADEMIE
Bestuurders voelen weinig voor afvinklijstjes
PROFESSIONALISERING:
PAK DE REGIE!
Bestuurders in het voortgezet onderwijs doen er goed aan zelf achter het stuur van
hun professionalisering te gaan zitten, zeggen Bertruke Wein, Rob Willems en
Jos Lubberman van ITS-Radboud Universiteit. Hun onderzoek wijst uit dat
bestuurders, interne toezichthouders en schoolleiders dit inderdaad belangrijk
vinden. Maar of een beroepsstandaard de geëigende vorm is?
Tekst: Bertruke Wein, Rob Willems en Jos Lubberman
Wat is de professionaliseringsbehoefte van een bestuurder
in het voortgezet onderwijs? Wat zijn ingrediënten voor
een eventuele beroepsstandaard voor bestuurders? Deze
twee vragen lagen ten grondslag aan een inventariserend
onderzoek dat ITS-Radboud Universiteit heeft uitgevoerd
in opdracht van de VO-academie.
In het onderzoek zeggen bestuurders, interne toezicht­
houders en schoolleiders het belangrijk te vinden dat
de bestuurder in het voortgezet onderwijs zich profes­
sionaliseert. De bestuurder opereert immers in een
omgeving waarin continu (toekomstige) belangen
moeten worden afgewogen: individuele en collectieve
belangen, publieke belangen en belangen van de
organisatie. Het reflectie­vermogen van de bestuurder
bepaalt voor een groot deel zijn bestuurlijke effectiviteit
en legitimiteit.
Richting geven
Inzetten op verdere professionele ontwikkeling is wense­
lijk en noodzakelijk. Allereerst geven de ondervraagden
aan dat het goed is als er ‘iets’ zou zijn dat richting geeft
(zelfreflectie). Voorts gaat het om het afleggen van (maat­
schappelijke) verantwoordelijkheid naar stakeholders
over de wijze van besturen en de wijze waarop bestuurders
professionalisering vormgeven.
De literatuur benadrukt in dit verband het belang van
eigenaarschap: bestuurders die zelf vorm en inhoud
geven aan hun professionalisering. Ook wordt in de
literatuur aangegeven dat het voor de hand ligt om voor
de individuele bestuurder een professionele standaard te
ontwik­kelen: een standaard die de kennis, vaardigheden,
ervaring en ethiek van bestuurders in goede banen te leidt.
Maar als we kijken wat de geïnterviewde bestuurders en
toezichthouders aangeven, hebben zij daar vooralsnog
Bestuurders onderschrijven
twijfels bij. Zij vragen zich af of een standaard wel de
meest geëigende vorm is, met name vanwege de negatieve
het belang van eigenaarschap
associaties die de term oproept: angst voor verdere bureau­
Daar vloeit een professionaliseringsbehoefte uit voort
cratisering en afvinklijstjes. Wel onderschrijven zij dat
die deels een meer thematische insteek heeft: bestuurders bestuurlijke professionalisering nuttig en nodig is en onder­­
willen leren over maatschappelijke ontwikkelingen
strepen ze het belang van eigenaarschap en eigen regie.
en de betekenis hiervan voor de onderwijsorganisatie
(onderwijs­kundige visie, verbinding tussen beleid van
Vijf rollen
het ministerie en het schoolbeleid, krimp, doordecen­
Als houvast voor verdere professionalisering en als
tralisatie huis­vesting). Zij hebben echter ook meer
richtsnoer voor ontwikkeling zouden, gebaseerd op
persoonlijke professio­nalisering­behoeften: de ontwik­
literatuur, gesprekken en observaties bij besturen,
keling van specifieke persoonlijke competenties (kennis
vooral de verschil­­lende rollen moeten dienen die
en kunde) en de invulling van hun bestuurlijke rol
een bestuurder in het vo zowel intern als extern kan
en leiderschap (rolopvatting, rolvastheid).
vervullen. Deze rollen staan met elkaar in verbinding.
38
VO-magazine 6 / Mei 2016
RICHTING
RUIMTE
Ruggesteuner
Richtinggever
Taak
Waarborgen van de
onderwijskwaliteit, vormgeven
goed werkgeverschap
Taak
Strategisch positioneren
van de organisatie
Vermogen
Zaken van buiten naar
binnen vertalen
Stevige verbinding met
stakeholders onderhouden
Vermogen
Proactieve houding, taken
en rollen expliciteren
Relatiebeheerder
REKENSCHAP
Rentmeester
Verbindingen aangaan en
onderhouden, beheersen
van de (interne)
bestuurlijke dynamiek
RESULTAAT
Regievoerder
Taak
Bedrijfsvoering op
orde hebben
Taak
(Financieel) beleid en beheer
van de organisatie bewaken
Vermogen
Zaken van binnen naar
buiten vertalen
Vermogen
Taken en rollen expliciteren,
proactieve houding
Een bestuurder die ze kan hanteren, heeft in verschil­
lende situaties de beschikking over een handelings­
repertoire.
Pakken bestuurders het niet op,
dan is de kans groot dat het voor
hen geregeld gaat worden
Op basis van een vrije interpretatie van de publicatie
van Joost van der Stoep (‘Het 5R Analysemodel.
Leiderschap tussen Hiërarchie en Netwerken’, 2014)
zijn vijf bestuurlijke rollen te definiëren: de bestuurder
als richtinggever, ruggesteuner, rentmeester, regievoerder
en relatiebeheerder (zie figuur). Professionalisering van
de bestuur­der op deze rollen moet ertoe leiden dat diens
besturend vermogen wordt versterkt. Het besturend
vermogen wordt dan, in navolging van het advies van de
commissie-Meurs voor het primair onderwijs, gedefini­
eerd als ‘com­petenties, vaardigheden en houding van de
bestuurder’. In combinatie met de bestuurlijke taak (het
borgen van onderwijskwaliteit, goed werkgever­schap en
financieel beleid & beheer), zorgt dit besturend vermogen
ervoor dat bestuurders in staat zijn om contextgebonden
richting te geven aan hun bestuurlijke opgave: de
visie op de (toekomstige) positie van hun organisatie.
De vijf rollen van bestuurders in
het voortgezet onderwijs
kenmerken van de bestuurder zelf die bepaalt waar de
bestuurder moet en/of kan excelleren. In het schema zijn
de rollen met elkaar in verband gebracht, waarbij voor
elke rol de specifieke bestuurlijke taak en het bestuurlijk
vermogen staat aangegeven.
Dit schema kan gebruikt worden om de professiona­
lisering van bestuurders in het vo verder vorm te geven.
Het dient als spiegel (waar sta ik in mijn professionele
ontwikkeling en op welke rol zou ik me nog moeten
ontwikkelen?), als entree voor een bestuurder in een
organisatie en als leidraad voor een kritische, reflexieve
dialoog met toezichthouders en schoolleiders.
Bestuurders moeten zelf de ruimte nemen om vrucht­
bare discussies te voeren over leren én verantwoorden.
Pakken bestuurders dit niet zelf op, dan is de kans groot
dat het voor hen geregeld gaat worden. Reageren? [email protected] en
[email protected]
SAVE THE DATE
Naar aanleiding van het ITS-onderzoek organiseert
de VO‑academie op 22 juni in Amersfoort voor
bestuurders de discussie­bijeenkomst ‘Besturen met
impact, wat vraagt dat van bestuurders in het voort­
gezet onder­wijs?’ Het exacte programma en de
Excelleren
In beginsel moet een bestuurder vanuit zijn competenties, spreker zijn nog niet bekend. Als u uw interesse aan
ons kenbaar maakt, stellen we u daarvan zo snel
houding en vaardigheden in staat zijn al deze rollen te
mogelijk op de hoogte. Mail naar [email protected]
vervullen. Het is de combinatie van de context en de
VO-magazine 6 / Mei 2016
39
BLIK VAN BUITEN
‘SCHOOLLEIDERS KUNNEN
HET NIET ALLEEN’
Naam k dr. Jay Marino
Achtergrond k opgeleid als leraar, gepromoveerd in onderwijskundig leiderschap aan de Western Illinois University,
superintendent of schools (toezichthouder), consultant; helpt scholen in de VS en Europa bij het implementeren van het
Continuous Improvement-model; adviseur bij Expertis.
Gespreksonderwerp k kwaliteitsverbetering
Standpunt k reflecteer op veranderingen.
Tekst: Emmanuel Naaijkens / Fotografie Dirk Kreijkamp
Hoe was uw tijd op de middelbare
school?
“Ik zat in de jaren zeventig op een
katholieke highschool in Iowa, VS en
had het naar mijn zin. Al was het sociale
aspect misschien wel belangrijker dan
het leren. In die tijd hadden scholen
nog niet zoveel te bieden als nu, bijvoor­
beeld op het gebied van wetenschap
en techniek. Ik zou daarvan genoten
hebben. Ik was een gemiddelde leerling
en moest hard werken voor mijn cijfers.
Mijn voorbeeld was een leraar Engels.
Die inspireerde mij en moedigde mij
aan om naar de lerarenopleiding te gaan.
Die raad heb ik opgevolgd, ik ben
uiteindelijk gepromoveerd op het
thema onderwijskundig leiderschap.”
U bent al zestien keer in Nederland
geweest om uw model Continuous
Improvement uit te dragen. Hoe
kijkt u tegen ons onderwijssysteem
aan, in vergelijking met de VS?
“Wat Nederland beter doet, is dat het
onderwijs breed is. Leerlingen krijgen
niet alleen kernvakken maar bijvoorbeeld
ook muziek en kunst. En er is oog voor
sociale vaardigheden; het gaat om het
hele kind. In de VS we zijn we erg gefo­
cust geraakt op theorie, data en testen.”
40
VO-magazine 6 / Mei 2016
Er is in de VS ook een groot verschil
in kwaliteit van scholen.
“De reden is dat van alle kinderen
wordt verwacht dat zij een vrije, publieke
opvoeding nodig hebben. Elk kind
moet naar de school in zijn eigen regio.
Daardoor hoeven scholen niet hun best
te doen. Ouders hebben, anders dan
in Nederland, toch geen keus.”
moeten samenwerken om tot een goed
resultaat te komen. Leerlingen, leraren,
schoolleiders, bestuurders. Je moet
continu bezig zijn met verbetering. Het
lijkt zo simpel - wat zijn de obstakels
die ons verhinderen het zo te doen?
“Het moeilijkste van een veranderings­
proces is de plek waar je nu staat te
verlaten en naar de toekomst bewegen.
Mijn masterclasses zijn allemaal
Noemt u nog eens een verschil?
gebaseerd op het accepteren van
“Nederland kent een onderwijsinspectie. verandering. Als we niet de vaardigheden
Die hebben wij niet. Een inspecteur is
hebben om naar het veranderingsproces
iemand van buiten die in de school kijkt toe te werken, kunnen we ook niet
en er een waardeoordeel over geeft. Er is anders denken en doen.”
in de VS ook geen algemeen niveau waar
scholen aan moeten voldoen. Ik weet dat Veranderingen maken mensen een
niet elke leraar in Nederland blij is dat
beetje zenuwachtig.
er een inspectie is die zegt: dat is juist
“Ja. Onderzoek naar de emotionele
en dat is verkeerd. Maar een leraar heeft reacties op veranderen laat zien dat ze
hier wel flexibiliteit in de manier van
echt zijn. Wanneer je mensen vraagt om
lesgeven. Wat wij ook niet hebben, is
anders te denken en te doen, creëer je
dat leerlingen voortgezet onderwijs op
onzekerheid. Nieuwe vaardigheden zijn
verschillende niveaus volgen. Bij ons
nodig, nieuwe training. Een nieuwe
zitten de slimste leerling en de zorg­
manier van denken, een paradigmashift.”
leerling bij elkaar, en die doen allemaal
dezelfde test. Het is one size fits all, er is En wat is de rol van de schoolleider
geen maatwerk.”
in dat proces?
“Ze moeten het model van gedeeld
Uw aanpak is, samengevat: de school
leiderschap omarmen. Zij kunnen het
is een gemeenschap, dus alle actoren
niet in hun eentje. Het oude model
‘In landen die met
onderwijs aan de top
staan, zie je dat de
ouderbetrokkenheid
groot is’
dat de persoon met de hoogste titel de
mensen vertelt wat ze moeten doen, is
achterhaald. Ze moeten nu als partners
met de leraren werken en het proces
faciliteren. Niet autoritair leidinggeven,
maar inspireren.”
alomvattend onderwijs. De balans moet
je altijd in de gaten houden; het tegen­
overstelde is het extreme. Als je dan de
verkeerde kant uitgaat, dan zit je ook
extreem verkeerd. In het model van
continue verbetering ga je voortdurend
na of iets werkt. En als het niet werkt,
U pleit voor verandering in het onder­ hoe komt dat dan en kan het ook
wijs. Wat doen we nu dan verkeerd?
anders? Balans zorgt ervoor dat je nooit
“In het model van continue verbetering te ver gaat in een bepaalde richting
reflecteer je constant op je onderwijs en zonder dat je weet wat het effect is.
de resultaten. Wat kunnen we anders
Balans geeft mensen de mogelijkheid
doen om het onderwijs beter te maken,
om te zeggen: ik ben het er niet
zodat ouders en leerlingen meer tevreden helemaal mee eens, maar ik kan er wel
zijn en de resultaten beter? Het gaat dus in meegaan. Als je gaat voor een extreme
niet zozeer over wat we verkeerd doen,
richting, lukt dat niet. Noch bij leraren,
maar over het doorgaan met het transfor­ noch bij ouders.”
meren van het onderwijs. In de samen­
leving zijn er continu veranderingen,
‘Dat iets vroeger goed was,
daar moet je je onderwijs op aanpassen. wil niet zeggen dat het nu
Dat iets vroeger goed was, wil niet
ook nog voldoet’
zeggen dat het nu ook nog voldoet.”
In uw model is eigenaarschap een
pijler, ook waar het om leerlingen
gaat. Maar kunnen pubers wel
zelfstandig leren?
“Er moet een balans zijn, er is niet één
aanpak. Er is plaats voor directe instructie,
voor ontdekken, voor samenwerken en
zelfstandig werken. Balans zorgt voor
U pleit voor opbrengstgericht werken.
Maar veel leraren zijn daar huiverig
voor. Ze zijn bang voor een afreken­
cultuur en een te grote nadruk op de
resultaten. Hebben ze gelijk?
“Wat ik heb gehoord in mijn gesprekken
met Nederlandse onderwijsmensen is
dat het model continue verbetering erg
Amerikaans overkomt, vanwege de
nadruk op resultaten. Maar dan doe je
Gert Biesta tekort: zijn benadering gaat
over het hele kind. Over socialiseren,
kwalificeren en subjectiveren. Dat zit in
het model. Door een betere communi­
catie gaan we dat misverstand wegnemen.”
U vindt ouders belangrijke partners
van de school. Waarom?
“Als je kijkt naar landen die aan de top
staan met onderwijs, zoals Finland en
Zuid-Korea, dan zie je dat de ouder­
betrokkenheid daar groot is. Ouders die
hun kinderen helpen bij het huiswerk
en zich verantwoordelijk voelen. Leraren
worden er als topprofessionals gezien; ze
verdienen bovendien goed. In de VS
wordt neergekeken op het beroep van
leraar, dat is niet populair. En ouders
zijn niet betrokken omdat ze het druk
hebben, of vinden dat onderwijs de
verantwoordelijkheid van de school is.
Dat heeft ook impact op de kwaliteit
van het onderwijs.” www.jaymarino.me
VO-magazine 6 / Mei 2016
41
WIE WERKT WAAR
STICHTING OPENBAAR VOORTGEZET
ONDERWIJS HOEKSCHE WAARD
STICHTING CONFESSIONEEL
ONDERWIJS LEIDEN (SCOL)
Actief College, Oud-Beijerland
Visser ‘t Hooft Lyceum, Leiden
Rianne Koole is gestart als nieuwe directeur van het
Actief College uit Oud-Beijerland. Zij volgt Peter
de Weijer op, die na dit schooljaar met pensioen
gaat. Koole werkte als onderwijsadviseur bij de
KPC Groep. Daarvoor heeft zij als adjunct-directeur
leiding gegeven aan een vmbo-school in Maassluis.
Ron Onderwater is per 1 juli 2016 de nieuwe
directeur van Visser ‘t Hooft Lyceum in Leiden.
Onderwater werkt op dit moment als plv.
rector aan het Kennemer Lyceum te Overveen.
Hiervoor werkte hij onder andere als hoofd van
de beleidsafdeling van de VO-raad.
LENTIZ ONDERWIJSGROEP
Singelland VHS, Drachten
Lentiz | LIFE College
Per 1 juli 2016 zal Annemarie Kingma aantreden
als nieuwe locatiedirecteur van vmbo-school
Singelland Van Haersmasingel in Drachten.
Kingma is sinds 2011 werkzaam als vestigings­
directeur vmbo bovenbouw van het Bornego
College in Heerenveen. Kingma volgt Peter
van Helmont op, die een andere functie binnen
Singelland gaat vervullen.
Rianne de Graaf wordt de nieuwe directeur van
Lentiz | LIFE College. Per 1 april volgt zij Paul
Lakens op, die vanaf 2009 leiding heeft gegeven
aan de school. De Graaf is sinds september 2013
binnen de directie vmbo en mbo werkzaam op het
LIFE College.
Da Capo College, Sittard
Maurice Groten is de nieuwe bestuursvoorzitter
van het Da Capo College in Sittard. Hij volgt op
1 mei Jan van Nierop op. Groten werkte onder
meer als zelfstandig ondernemer, bij de Technische
Universiteit (TU) Eindhoven, Ballast Nedam en
Philips. Van Nierop gaat als kwartiermaker aan
de slag van de drie techniekcolleges die in ZuidLimburg beginnen.
STICHTING SCHOLENGROEP
SPINOZA
ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS
(OMO)
Carolus Borromeus College, Helmond
Eveline Vermeule is per 1 augustus 2016
benoemd tot afdelingsleider vwo aan het
Carolus Borromeus College. Vermeulen werkt
sinds 2012 als teamleider bovenbouw aan Lyceum
de Grundel te Hengelo (O). Hiervoor werkte
zij onder andere als docent klassieke talen aan
Het Erasmus te Almelo.
Gymnasium Novum, Voorburg
Thijs Veraart van het Sint Maartenscollege in
Voorburg stapt over naar Gymnasium Novum in
diezelfde gemeente. Hij begint daar per 1 augustus
als rector.
Colofon VO‑magazine is een uitgave van de
Redactieadres VO‑raad, Postbus 8282,
Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam,
VO‑raad, vereniging van scholen in het voortgezet
3503 RG UTRECHT, T 030 232 48 00,
T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl.
onderwijs. VO‑magazine verschijnt 7 keer per jaar
redactie@vo‑raad.nl, www.vo‑raad.nl.
Issn 1873-1163
in een oplage van 7.000 exemplaren.
Fotografie Josje Deekens (ook voorpagina),
Abonnementen Besturen en de daarbij horende
Redactie Cindy Curré, Ingrid Janssen, Stan Termeer
Fred van Diem, Dirk Kreijkamp, iStockphoto,
scholen, die lid zijn van de VO‑raad ontvangen het
Suzanne Visser (eind­redactie), Linda Zeegers.
Bram Muller
VO‑magazine gratis. Een abonnement kost € 75,-
Medewerkers: Martijn Laman, Hanneke van der
Ontwerp OSAGE / communicatie en ontwerp, Utrecht
per jaar. Beëindiging van het abon­ne­ment dient
Linden, Carolien Nout, Mirjam van Teeseling en Jacq
Druk Drukkerij Damen, Werkendam
schriftelijk te geschieden voor 1 juli.
Zinken.
42
VO-magazine 6 / Mei 2016
ADVERTENTIE
100% van de vorige
deelnemers raadt dit
congres aan!
Goed mentorschap
Een gezellige werksfeer creëren in uw mentorgroep is een
mooie uitdaging. In welke fases van het groepsvormingsproces
heeft u de meeste invloed? Hoe zorgt u voor een veilige
Kijk eens verder op
sfeer
waarin leerlingen u in vertrouwen nemen? En wat is
www.medilexonderwijs.nl
uw verantwoordelijkheid als mentor in de verhouding tussen
leerling, ouders en school?
Leer hoe u uw mentorklas optimaal begeleidt vanaf de start
van het schooljaar!
Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs
MEDIIN_VOMAGAZINE_179,5x265,5.indd 1
Het effectief en
zorgvuldig
begeleiden van
uw
mentorklas
Locatie:
Antropia, Drieber
gen
Datum:
Woensdag 31 au
gu
stus
Inschrijven:
www.medilexond
erwijs.nl/mentor
T. (030) - 700 12 20
E. [email protected]
4-4-2016 17:40:25
ADVERTENTIE
t
rtificaa
lingsce
o
h
c
s
t
Me
De ni
e
c u r s u u we
sdat
a
v
o
2016 or
- 201
7
Professionalisering
financieel
schoolmanagement
2016-2017
Bezuinigingen, onderwijsvernieuwingen en horizontale verantwoording stellen
nieuwe eisen aan de onderwijsmanager. Om bestuurders, bovenschools managers,
schooldirecteuren, beleidsadviseurs en beleidsmedewerkers een handreiking te
bieden bij het vormgeven van het financieel schoolmanagement organiseert
Comeet de leergang onderwijsfinanciën.
In deze leergang worden alle facetten van het financieel management behandeld.
De leergang bestaat uit 4 modules van elk 2 cursusdagen. U kunt per module inschrijven.
Module 1: Elementaire financiële kennis
2016 dinsdag 8 en woensdag 9 november in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
2016 dinsdag 22 en woensdag 23 november in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes
2017 donderdag 19 en vrijdag 20 januari in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 2: Financiële kennis
2016 dinsdag 29 en woensdag 30 november in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
2017 dinsdag 10 en woensdag 11 januari in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes
2017 dinsdag 7 en woensdag 8 maart in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 3: Verdiepingscursus financiële kennis
2017 donderdag 12 en vrijdag 13 januari in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
2017 donderdag 9 en vrijdag 10 maart in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes
2017 dinsdag 4 en woensdag 5 april in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
Module 4: Het maken van uw eigen financieel beleidsplan
2017 dinsdag 14 en woensdag 15 maart in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
2017 donderdag 6 en vrijdag 7 april in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes
2017 dinsdag 12 en woensdag 13 september in Eindhoven: Zalencentrum Aristo
1 daagse opfriscursus Leergang Onderwijsfinanciën
2017 vrijdag 24 maart in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
MR cursussen
MR 1: donderdag 3 en vrijdag 4 november 2016 in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
MR 2: donderdag 24 en vrijdag 25 november 2016 in Utrecht: Business Centre NL Utrecht CS
www.comeet.nl
De kosten van deelname aan deze tweedaagse modules zijn e 590,00 (per module);
module 4 e 640,00; de Opfriscursus e 315,00.
Prijs incl. lesmaterialen, koffie/thee, lunch en excl. BTW.
De cursussen kunnen ook op verzoek incompany worden uitgevoerd.
Voor nadere informatie over deze cursussen verwijzen wij u naar onze website: www.comeet.nl
Direct inschrijven: op www.comeet.nl
of stuur een e-mail naar [email protected] of Telefonisch via 010-2424200
Zwolseweg 27, 2994 LB Barendrecht T: 010-2424200 E: [email protected]