Transcript dit nummer

VOOR EEN DUURZAME WERELD
WAARDIG WERK:
3 JAAR NA
RANA PLAZA
Interview ILO-topman Guy Ryder
Hoe fair is chocolade?
SYRIËRS IN DE VERDRUKKING
HET WONDER VAN PARIJS
Nr 1/ 2016 • DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht
JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
4/5 >
34 / 35 >
38 / 39 >
Waardig werk
aan de winkel
Een volk
zonder uitweg
Het ‘wonder’
van Parijs
© Adam Cohn
> DOSSIER
WAARDIG
WERK
6 Werken na de ramp
24-25 Huishoudwerkers in Peru
treden uit de schaduw
7 Leven en laten leven
26-27 Slavernij in de 21ste eeuw
8-9 Iedereen koning
10-11 Kledingvakbonden in
de bres voor waardig
minimumloon in Cambodja!
12-15 De vele hordes naar waardig
werk voor iedereen
16 De Internationale Arbeidsorganisatie in een notendop
17 Hoe steunt België vakbonden
en ngo’s in hun strijd
voor waardig werk?
18-19 Kinderarbeid blijft
hardnekkig probleem
20-22 Chocolade, een genoegen
voor iedereen?
23 Sociale bescherming
voor iedereen
2 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
28-29 Armoede werkt
kinderhandel in de hand
30-31 Handtassen maken in
België en Senegal
32 Scholing als springplank
voor arbeidsmarkt
33 Cultuur als hefboom voor
sociale verandering
Gratis
b
t op:
abonnement
www.glo-be.be
of per mail aan:
[email protected]
(ook voor opzegging)
36 De vluchtelingencrisis
en de 4de pijler
Wil je de laatste nieuwtjes over
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ontvangen?
37 ‘Ondanks mijn handicap
ben ik professioneel
volledig zelfstandig’
Volg ons op facebook
(Diplomatie.Belgium)
of op www.dg-d.be en Glo-be.be
40-41 Vogels zonder grenzen
42-43 Rondom de Glo.be
BESCHIKBAAR IN
TABLETVERSIE
VOOR EEN DUURZAME WERELD
Een hefboom
voor welzijn
© Dieter Telemans
Driemaandelijks magazine
van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking
Redactie :
Ontwikkelingssamenwerking – DGD
Karmelietenstraat 15
B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Redactiesecretariaat :
Chris Simoens, Stefanie Buyst,
Benoit Dupont, Astrid De Vos,
Louis Bersini, Mia Van Aken
Layout en productie :
www.mwp.be
Met dank aan:
Sonja Keppens, Eddy Nierynck
De artikels geven niet noodzakelijk het
officiële standpunt weer van DGD of van
de Belgische regering. Overname van de
artikels is toegestaan mits bronvermelding
en een kopie voor de redactie.
Glo.be verschijnt 4 maal per jaar
om de 3 maanden.
Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijvert met haar
partners voor een rechtvaardige, eerlijke en duurzame
wereld waar iedereen in vrede, veiligheid en vrijheid
kan leven, zonder armoede. Om dat te bereiken bepaalt
ze het beleid en de activiteiten, gefinancierd door de
federale overheid, die voornamelijk uitgevoerd worden
door de Belgische Technische Coöperatie BTC en door
non-gouvernementele en multilaterale actoren.
rie jaar geleden, op 24 april 2013, stortte de textielfabriek Rana Plaza
in Bangladesh als een kaartenhuisje in elkaar. Balans: 1.138 doden
en meer dan 2.000 gewonden. De ramp was een symptoom van een
verziekte textielindustrie die haar voeten veegt aan het fundamenteel recht op
waardig werk. Sindsdien zijn de kledingketens en de consumenten iets bewuster
van het mensenleed dat schuil gaat achter een goedkope T-shirt.
Jammer genoeg blijven economische wetten veel van onze gedragingen
dicteren. Als het erop aan komt, primeert meestal de (zo laag mogelijke) prijs.
Ondertussen bieden enkele bescheiden pioniers al ‘eerlijke kledij’ aan tegen
schappelijke prijzen.
D
In dit nummer gaan we dieper in op de veranderingen die sinds Rana Plaza
hebben plaatsgevonden. Het moge duidelijk zijn: de Internationale
Arbeidsorganisatie (ILO) heeft nog vele hordes te nemen vooraleer ze haar grote
doelstelling ‘waardig werk voor iedereen’ kan realiseren. ILO-topman Guy Ryder
haalt er enkele aan: de toenemende werkloosheid, de 1,5 miljard kwetsbare
werkenden, de hardnekkige discriminatie van vrouwen, het in vele landen
moeizaam vakbondswerk… Om nog te zwijgen over de miljoenen semi-slaven
die – zelfs in de 21ste eeuw – in onmenselijke omstandigheden moeten (over)
leven. En over kinderarbeid en kinderhandel. Hoeveel kinderzweet kleeft aan
ons heerlijk stukje chocolade?
ILO is de oudste organisatie van de Verenigde Naties. In 2019 viert ze haar
100-jarig bestaan. Al bijna een eeuw lang timmert ze onverdroten aan de weg
voor waardig werk, dikwijls in de schaduw van het hete nieuws. Ze doet dat
met een unieke formule waarbij regeringen, werkgevers en vakbonden oor
hebben voor elkaar. Tal van conventies en aanbevelingen sturen en stuwen
de lidstaten om eindelijk werk te maken van waardig werk. ILO is dan ook
een uiterst belangrijke partner van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
Waardig werk vormt immers een stevige hefboom voor ontwikkeling en
menselijk welzijn. Dat gaat veel verder dan louter ‘voldoende verdienen’,
hoeveel dat ook mag betekenen voor de ontelbare armen. Waardig werk
biedt ook een zinvolle, sociale bezigheid, een gezond zelfbeeld, structuur,
zelfontplooiing…
editoriaal
Ook 3 jaar na de instorting van het textielbedrijf
Rana Plaza blijft waardig werk in de
textielindustrie veeleer de uitzondering. Zoals in
dit ambachtelijk textielbedrijfje in Marokko dat
behoorlijk waardige werkomstandigheden biedt.
De uitdagingen zijn gigantisch. Toch blijft ILO-chef Guy Ryder optimistisch.
Hij steunt zijn optimisme op een krachttoer van de internationale gemeenschap:
de realisatie van een alomvattende agenda voor duurzame ontwikkeling waar
iedereen achter staat, met ambitieuze, maar realistische doelstellingen.
Die internationale gemeenschap kon alvast putten uit de jarenlange ervaring
van ILO: de betrokken partijen focussen er niet op hun uiteenlopende belangen,
maar op hun gedeelde waarden en doelstellingen. Hopelijk verliezen we die les
nooit uit het oog.
DE REDACTIE
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
3
WAARDIG WERK
Drie jaar nadat in Bangladesh het fabriekscomplex Rana Plaza als een kaartenhuisje in elkaar
zakte, is de textielsector veel veranderd – ten
goede. Aan de initiatieven die de textielarbeiders beschermen, dient echter nog steeds
gesleuteld te worden. Aan echt waardig werk
in de textielsector is nog werk aan de winkel!
SARAH VANDOORNE
1.138
Veiligheid
De internationale actie ging echter
veel verder dan de loutere compensatie van het leed van 1.138
dodelijke slachtoffers, hun nabestaanden en de meer dan 2.500
gewonden. Het probleem is immers
structureel verankerd. Zo laten de
veiligheidsnormen in de hele sector
te wensen over. Om de brand- en
gebouwveiligheid op te krikken,
werd het Bangladesh Akkoord
gesloten. Merken die dat akkoord
ondertekenen – inmiddels 213 in
totaal – moeten hun leveranciers
bekendmaken, instemmen met
inspecties en de middelen voorzien opdat eigenaars van onveilige
fabrieken broodnodige renovaties
kunnen doorvoeren. Voor het eerst
treedt een bindend contractueel
instrument in voege dat de kledingmerken effectief financiële
verplichtingen oplegt.
De sector heeft sinds de ramp betekenisvolle stappen ondernomen
en partnerschappen afgesloten
die op lange termijn verandering
kunnen teweeg brengen. Volgens
professor Mohammad Jahangir Alam
(Bangladesh Agricultural University) is er nu al heel wat veranderd:
‘Internationale opkopers hebben
de sector druk opgelegd. Samen
met heel wat organisaties volgen ze
de arbeidsomstandigheden in de
textielindustrie op de voet.’
© 2012 Abir Abdullah for ADB
doden onder het
p u i n va n R a n a
Plaza. Dat is de keerzijde van een
lucratieve medaille van een textielsector met een ondermaatse sociale
bescherming in lageloonlanden
zoals Bangladesh. Samen met middenveldorganisaties greep de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)
dit momentum aan om duidelijk te
maken dat de sector in bedenkelijke
papieren zit. Arbeiders kennen er
hun rechten niet wat tot misbruik
leidt. Zo worden ze gedwongen om
onder korte termijncontracten te
werken. De lonen liggen zeer laag
en wie steun zoekt bij een vakbond
verliest vrijwel zeker zijn job.
Compensatiefonds
Uit vrees voor dergelijke represailles, durfden de slachtoffers en
de nabestaanden van de ramp niet
reageren. Om die reden werd het
Rana Plaza Compensatiefonds in
het leven geroepen, kledingmerken
werden aangespoord om te doneren.
Na meer dan twee jaar wachten,
werd in juni 2015 de vooropgestelde kaap van 30 miljoen dollar
bereikt. Hoewel het minimum zeer
traag opgehaald werd, voorspelt het
proces veel goeds. Om de kaap te
bereiken, moesten immers heel
diverse spelers samenwerken en
zich op één lijn scharen. De contacten tussen merken, middenveld,
vakbonden, overheden en ILO zullen
een blijvende impact hebben. De
organisaties die verandering willen,
hebben nu het juiste netwerk om
te blijven lobbyen, zelfs wanneer
het momentum wegebt. Ook de
software die ervoor ontwikkeld is,
schept unieke mogelijkheden. ‘In de
toekomst moeten we nu niet meer
steeds dezelfde discussie voeren,
maar kunnen we in principe gewoon
de methodiek kopiëren en plakken’,
zegt Ben Vanpeperstraete (internationale vakbond IndustriALL).
4 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
WAARDIG WERK
AAN DE WINKEL
Uitsplitsing van
de kosten van
een T-shirt van 3 €
59%
3
12%
12%
4%
0,12€
TUSSENHANDELAAR
4%
0,12€
WINST FABRIEK
IN BANGLADESH
8%
0,9%
0,6%
arbeiders krijgen voor hun harde
werk blijft minimaal. Onder het mom
dat de bestelling naar een andere
fabriek, een ander land of zelfs
een ander continent 1 zou kunnen
verplaatst worden, houden fabrieksbazen lonen laag.
€
1,77€
KLEINHANDEL
0,36€
WINST KLEDINGMERK
0,36€
MATERIAALKOSTEN
0,24 €
TRANSPORTKOSTEN
0,03€
OVERHEADKOSTEN
0,018 €
Fair fashion
LOON ARBEIDER
Bron: MO* en www.cleanclothes.org
Schone Kleren
Een van de organisaties die druk
blijft leggen, is de 'Schone Klerencampagne'. Eind januari 2016
betichtten zij H&M, dat zeer actief
communiceert rond duurzaamheid,
te weinig actie te ondernemen om
de textielarbeiders te beschermen.
Uit een analyse van de belangrijkste leveranciers van het Zweedse
merk bleek namelijk dat zij ernstige
achterstand oplopen bij dringende
renovaties aan fabrieken. ‘Meer dan
de helft van de fabrieken heeft nog
altijd geen fatsoenlijke nooduitgangen, terwijl de inspecties al meer dan
16 maanden geleden gebeurden.
H&M is in een zeer concurrentieel
klimaat in staat om zijn winst te verhogen, maar blijkbaar niet om al zijn
leveranciers eenvoudige dingen te
laten uitvoeren zoals het wegnemen
van een slot’, zegt Sara Ceustermans
(Schone Klerencampagne).
Dat dergelijke kritiek niet ongegrond is, werd overduidelijk toen
Gazipur, een Bengalese fabriek
die onder andere voor H&M produceert, begin februari 2016 vuur
vatte. De vlammenzee ontstond om
halfacht ’s ochtends, net voor de
werkdag goed en wel op gang komt
in de Bengalese hoofdstad Dhaka.
De ‘gelukkige timing’ zorgde ervoor
dat een drama vermeden kon worden waarbij maar liefst 6.000 werknemers het leven hadden kunnen
laten. Toch raakten vijf werknemers
gewond. De brand haalde amper
de Europese media. Nochtans illustreert de ‘minder gelukkige timing’
van de brand, nog geen week na de
kritiek van de Schone Klerencampagne, wel waar het schoentje nog
steeds wringt. Mooie akkoorden
en fondsen leiden vooral tot mooie
woorden en nog mooier langetermijndenken. Het feit blijft dat, drie
jaar na de ramp die de hele sector
op zijn kop zette, er van waardig
werk nog steeds amper sprake is.
Er blijft werk aan de winkel.
MEER WETEN
‘Het dodelijke
prijskaartje van
goedkope T-shirts’
(Dimensie 3 –
3/2013, p. 4)
‘The True Cost’,
onthullende
documentaire over de
ware kost van kledij
(trailer op Youtube)
Rechten
‘Waardig werk’ houdt immers niet
alleen veiligheid en compensatie
in. Het moet ook betekenen dat
arbeiders zich kunnen verdedigen
en (laten) vertegenwoordigen in
vakbonden. Maar daarvoor moeten
ze eerst hun rechten kennen.
Het Bangladesh Akkoord gaf arbeiders alvast een stem op vlak van
brandveiligheid: het laat hen toe
rechtstreeks te overleggen met de
fabrieksbazen. Daardoor kunnen
arbeiders afdwingen dat zij een
fabriek niet meer moéten betreden
wanneer het hen onveilig lijkt – een
verplichting die Sohel Rana, eigenaar van Rana Plaza, zijn werknemers wel oplegde.
De wedden zijn sinds 2013 wel
gestegen, maar de vergoeding die
1
In Afrika komt de textielindustrie steeds meer
op. Landen waar katoen
geteeld wordt, zoals
Ethiopië, draaien steeds
meer mee in de globale
textielketen.
2
People Tree, het Britse
pioniersmerk dat Minney
oprichtte, is onder meer te
vinden in Today is a good
day! (Gent en Antwerpen)
en Mieke (Gent). Zie ook
www.peopletree.co.uk.
In fairtrade-ateliers, zoals het atelier
van fair fashion pionier People Tree
in India, worden arbeiders wel een
eerlijk loon uitbetaald. ‘Door in te
zetten op handarbeid, zoals weven en
breien, creëren wij werkgelegenheid
en opleidingen waar anders amper
kansen zijn. Dat is onze manier om
verandering teweeg te brengen’, zegt
oprichtster Safia Minney 2.
Fairtradekledij blijft niettemin een
ingewikkeld verhaal, omdat het
meer omvat dan enkel waardig werk
in de confectiefase. Ook katoenboeren dienen immers beschermd
te worden. Om beide kanten van
het textielverhaal aan elkaar te linken, werkt Fair Trade International
momenteel aan een ‘Textielstandaard’. Tien jaar na de lancering
van hun ‘katoenstandaard’, waarin
ze eerlijke arbeidsomstandigheden
(en dito prijs) eisten voor de katoenboeren, willen ze dus een standaard
introduceren die de volledige keten
omvat. Geen evidente opdracht,
net omdat de keten zo complex is.
‘Perfect zal de standaard inderdaad
niet zijn. Mettertijd zal er nog veel
aan veranderen. Maar daarvoor
moet het eerst in gang schieten’, zegt
Francesca Ballarin, textielconsulente
voor Fair Trade International.
Volgens Ballarin was Rana Plaza
cruciaal voor de ontwikkeling van
de standaard en voor andere veranderingen in de sector. ‘Het is doodjammer dat een Rana Plaza nodig was
vooraleer het sociale aspect in de
keten op de voorgrond kwam. Eigenlijk zouden we verandering moeten
kunnen teweegbrengen zonder dat er
zich eerst een ramp voordoet.’
ONLINE
www.schonekleren.be
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
5
WAARDIG WERK
WERKEN NA DE RAMP
Na de instorting van Rana Plaza heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) hemel en aarde bewogen om de werkomstandigheden in Bangladesh te verbeteren. Met succes! Alleen moet nu ook in andere
landen vooruitgang geboekt worden. Drie getuigenissen uit Bangladesh.
STRIKTERE INSPECTIE
ILO zorgde in Bangladesh onder meer
voor een degelijker inspectie. Farzana
werd eind 2013 als inspecteur aangeworven door het ministerie van Arbeid.
‘Na Rana Plaza wilde ik iets doen om de
arbeiders te helpen. Bij ILO volgde ik een
uitstekende opleiding. Als we een fabriek
bezoeken, kammen we elke verdieping
grondig uit. We onderzoeken de brandveiligheid, de toestand van de vloer en maken
dat alles oké is. Als een generator of boiler
niet op het gelijkvloers staat, vernieuw ik
de licentie niet. Alles is veel strikter dan
voor Rana Plaza.
Alles is veel
strikter dan voor Rana Plaza”
Als vrouw zullen arbeidsters allicht gemakkelijker met me spreken. Als een mannelijke
collega aan een arbeidster vraagt ‘Wanneer was je laatste verlof’, krijgt hij geen
antwoord. Maar ik kader de vraag wat in:
‘Wat doet je echtgenoot? Wat doet je kind?
Wanneer was je laatste verlof?’ Dan zal ze
me antwoorden ‘Mijn laatste verlof was
geen verlof, ik werkte tot ’s avonds laat.’
Als een arbeidster me belt en zegt ‘Farzana,
ik heb mijn loon!’, dan maakt me dat zo
gelukkig. Als ik ergens een tekortkoming
vaststel en de directie zet het recht, dan
weet ik dat ik ten minste een probleem
heb opgelost.’
6 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
© ILO
© ILO
© Shafiqul Alam Kiron
CHRIS SIMOENS
EEN VOORBEELDBEDRIJF
MET ‘OVERLEVERS’
THUIS PAPIEREN
TASSEN MAKEN
Naseer liep bij de ramp in Rana Plaza
een blijvend letsel op aan zijn hand.
Vandaag is hij samen met een vriend
de eigenaar van het textielbedrijfje New
Life. Ze stellen zes vrouwen te werk,
allemaal ‘overlevers’.
Bij de instorting van Rana Plaza raakte
Adori ernstig verwond en getraumatiseerd. Opnieuw werken in een traditionele fabriek kon ze niet meer aan.
Vandaag maakt ze thuis, samen met
haar echtgenoot, papieren tassen. Een
ILO-vorming hielp haar op weg.
‘Na de instorting raakte ik heel negatief
ingesteld. Met mijn beschadigde hand zou
ik nooit meer een normaal productieritme
aankunnen. De ILO-sessies hebben me
er bovenop geholpen. Het is echt helend
om te kunnen praten met mensen die de
ramp ook hebben meegemaakt. Daarnaast
gaven de sessies me het vertrouwen om
zelf een zaak te beginnen.
Ik startte met 2 tweedehandsmachines in
een ruimte die ik huurde. Samen met een
vriend werkte ik hard aan een allereerste
bestelling van leggings. Een staal van 100
paar viel in de smaak, we mochten er 1.000
produceren.
Veel overlevers liepen trauma’s op. Daarom
wil ik nooit een bedrijf met een extra verdieping. Evenmin wil ik een strikt productiedoel opleggen. Mijn werknemers zijn
allemaal vrouwelijke overlevers. Ik vind
het belangrijk dat ze niet de hele dag
gescheiden zijn van hun kinderen. Daarom
ligt mijn bedrijfje dicht bij scholen en huizen en hebben we flexibele werkuren. Ik
heb bereikt wat ik wilde: een bedrijf dat
als voorbeeld kan dienen.’
‘Na de ramp was ik futloos en depressief.
Maar de ILO-vorming bracht mijn glimlach
terug. Ik voelde me veel zelfzekerder om
een eigen zaak op te starten. Vandaag heb
ik 10 mensen in dienst die ik opgeleid heb
tot productieve medewerkers.
Onze naam en telefoonnummer staan op
alle tassen. Gisteravond nog belde ons een
potentieel nieuwe klant voor een afspraak.
Hij had ons nummer op de tassen gezien.
We hebben veel concurrenten, maar onze
tassen zijn degelijk: veel sterker dan de
meeste andere tassen omdat we kwaliteitspapier gebruiken en de naden sterker
maken. Daardoor breken ze minder snel en
kunnen onze klanten ze hergebruiken. Als
ik iemand zie met een tas die wij gemaakt
hebben, voel ik me zo goed!’
ONLINE
www.ilo.org/dhaka
Bron: ‘Rana Plaza – Two Years On’ (ILO)
WAARDIG WERK
LEVEN EN LATEN LEVEN
© Bharat Shrestha
EERLIJKE KLEDIJ MADE IN NEPAL
Kledij die écht fair trade is – van plant tot klant – en bovendien ecologisch:
je vindt het in Gent. ‘Omdat vriendschap en zorg voor de planeet veel meer
levensvreugde bieden dan pure winst.’
CHRIS SIMOENS
assen, truien, blouses, tassen en
sjaals in warme aardekleuren,
juwelen, notaboekjes uit handgeschept papier en gezang uit
de Himalaya: in hartje Gent kan je
zomaar Nepal binnenstappen. Met
zijn winkel Yak&Yeti vond de Nepalees Bharat Shrestha zijn levenswerk.
Alle kledij en geschenkartikelen
worden met de grootste zorg en
liefde gemaakt onder het motto:
leven en laten leven.
In Nepal ontmoette Bharat een verkoper van fairtradekledij. Zo kwam
hij op het idee om in België eerlijke
kledij te verkopen om zijn land te
helpen. De winst investeerde hij er
in een school voor straatkinderen.
Toch had hij zijn draai nog niet
gevonden. ‘Mijn klanten vroegen me
in welke omstandigheden de makers
J
van mijn ‘eerlijke kleren’ werkten.
Maar mijn Nepalese verkoper liet
me nooit toe in zijn ateliers.’
Van plant
tot klant
Er restte Bharat maar één keuze:
alles zoveel mogelijk zelf doen,
tot het ontwerp toe. Hij begon met
een 14-tal mensen die uit een atelier ontslagen werden. Vandaag
heeft hij in Nepal 51 mensen in
dienst. Niet alleen kleermakers,
maar ook wevers, kleurders, breiers
en administratief personeel. Het
katoen koopt hij bij kleinschalige
bioboeren in Zuid-Nepal en India.
Verder gebruikt hij zijde en yakwol
en –leer, allemaal ecologisch, naast
gerecycleerde materialen zoals
fleece. De kleurstoffen zijn zoveel
mogelijk plantaardig. Bharat slaagt
erin 50% van de stoffen zelf te weven
en te breien, de rest koopt hij bij
betrouwbare leveranciers.
Mijn
werknemers
zijn gelukkig
en mijn klanten
zijn tevreden.
Dat geeft me
voldoening.”
MEER WETEN
OVER EERLIJKE MODE?
Slow fashion.
Aesthetics meets
ethics (Safia Minney)
Uitgeverij New
Internationalist
‘Vrijheid vind ik essentieel. Ik wil
mijn personeel dan ook geen strak
dagr itme opleggen. Sommige
werkneemsters zijn alleenstaand
met kinderen of werden verminkt,
wel die werken gewoon thuis. Ik heb
ook mensen met een beperking in
dienst, stuk voor stuk schitterende
werknemers die de zin in hun leven
teruggevonden hebben.’
En het loon? ‘Het gemiddeld loon
in Nepal bedraagt 170-180 euro,
ik betaal tussen 300 en 500 euro
maandloon, naargelang de verantwoordelijkheid. Bovendien delen
mijn werknemers in de winst bij een
goede verkoop en/of grote productie.
Ik zorg ook dat hun kinderen school
kunnen lopen. In de afgelopen jaren
zijn een aantal medewerkers zelf een
zaak begonnen dankzij de degelijke
opleiding en werkervaring die ze
in mijn atelier konden opdoen. Dat
is ook net de bedoeling van mijn
project: mensen leren om zelfstandig
te werken en hun toekomst in eigen
handen te nemen. Dat geeft mij een
goed gevoel.’
Het lijkt een succesformule, maar
uitbreiden wil hij niet. Twee winkels
in Gent volstaan. Wel levert hij kleren aan winkels in andere steden,
op voorwaarde dat ze dezelfde
bezorgdheid delen en niet louter
winst nastreven.
Bharat zelf heeft meer dan een voltijdse job. Hij ontwerpt alle kleren
zelf en maakt zelfs modellen op
vraag van de klanten, hij staat in de
winkel, doet de paperassen en reist
2 à 3 keer per jaar naar Nepal. Toch
valt het hem niet zwaar. ‘Ik ben juist
heel tevreden omdat ik iets kan doen
voor de mensen en het welzijn van
onze planeet. Mijn werknemers zijn
gelukkig en mijn klanten zijn tevreden.
Dat geeft me voldoening.’
ONLINE
www.yak-yeti.be
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
7
WAARDIG WERK
IEDEREEN KONING
Ethische luxemode
STEFANIE BUYST
Van generatie
op generatie
Veertig jaar geleden waren Benita
en Sebastián López vrijwilligers
bij een programma van Caritas dat
voedsel voorzag voor de inwoners
rond het Titicacameer. Tijdens hun
vrijwilligerswerk besloten ze ook
opleidingen te geven om een meerwaarde te creëren voor de traditionele weef-en breitechnieken uit
de regio. Daarmee wilden ze de
culturele identiteit van Peru bewaren en tegelijkertijd het handwerk
een economische boost geven. In
1985 begonnen ze handgemaakte
kledij van de lokale bevolking te
verhandelen in Cusco. Met succes: de kwaliteitsproducten konden
op veel belangstelling rekenen.
Intussen gaat de tweede generatie
verder: dochters Mariela en Gabriela
en zoon Yury staan in voor de dagelijkse leiding. Mama Benita ontwerpt
nog voor een groot deel zelf de
collecties. Tot voor enkele maanden
tekende ze alles uit op papier, maar
nu maakt ze haar patronen met de
computer. Het geeft haar voldoening
dat ze haar kennis en expertise kan
delen met de weefsters en naaisters.
Toch heeft ze het moeilijk: haar man
Sebastián is in 2015 gestorven. Het
is lastig om zonder hem verder te
gaan, maar het gezin wil zijn droom
voortzetten, namelijk ervoor zorgen dat iedereen kan genieten van
kwaliteitsvolle mode. Tijdens het
Incatijdperk was kledij vervaardigd met wol van alpaca’s immers
enkel bestemd voor de leden van
de koninklijke familie.
Fair trade
Sinds 2004 is Royal Knit lid van
de World Fair Trade Organization.
Het organiseerde al meer dan 40
opleidingen in verschillende regio’s
van het land en verhandelt zijn textielproducten wereldwijd. Samen
met honderden weefsters werkt
het familiebedrijf volgens 10 fairtradeprincipes. Zo doet het beroep
op eco-vriendelijke leveranciers
(organisch katoen en biodegradeerbare alpacavezel) en gebruikt
het prijskaartjes van gerecycleerd
papier volgens de FSC-standaard.
Eens de weefsters een volledig trainingsprogramma doorlopen hebben,
zijn ze in staat om kwaliteitsproducten af te leveren. En daar hoort ook
een eerlijk loon bij, dat in onderling
overleg bepaald wordt op basis van
de specifieke noden.
Ook waakt Royal Knit erover dat er
geen kinderarbeid of gedwongen
arbeid plaatsvindt. Het biedt flexibele uren zodat de vrouwen nog
voor hun kinderen kunnen zorgen.
Bovendien respecteert de organisatie de nationale wetten en krijgt ze
twee keer per jaar de inspectie over
de vloer om te kijken of de werkvloer legaal en veilig is en overeenstemt met de gezondheidsnormen.
8 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Via het Trade for Development
Centre (TDC) steunt de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking Royal
Knit sinds 2012. Een eerste project,
goed voor 52.500 euro, focuste op
een collectie die de voorouderlijke weef-en breitechnieken moest
bewaren. De collectie werd voorgesteld op internationale beurzen in
Duitsland. Het directe contact met
kopers stelde het bedrijf in staat
de voordelen van zijn producten
aan te tonen. Het hield er talrijke
klanten op na die overtuigd waren
van Royal Knits missie.
In 2014 ontving een tweede project
rond ‘ethische luxemode’ eenzelfde
bedrag. Doel: meer inspelen op
de trend van luxekledij - volledig
handgemaakt met respect voor de
producent en de natuur.
© DGD
In het zuiden van Peru heerst een eeuwenoude traditie
van handgemaakt textiel. Weef- en breitechnieken bloeiden volop ten tijde van de Inca’s. De inheemse bevolking
houdt tot op de dag van vandaag die traditie in stand. In
de zuidelijke provincies Lampa en Cusco helpt Royal Knit
daarbij. Het Peruaans familiebedrijf zorgt ervoor dat de
landbouwgemeenschappen een eerlijk inkomen genereren
dankzij hun alpaca’s en lama’s.
Om mensen
uit de armoede
te halen, geef
je ze een
opleiding.
Daar is Royal
Knit van
overtuigd.”
VAN PERU TOT IN BELGIË
Ook het Belgische fairtrademodelabel LN Knits
verkoopt een aantal handgemaakte stuks van
Royal Knit in haar collectie.
© DGD
Ellen Kegels begon op haar 16de mutsen te haken. Dat had zoveel
succes dat ze tijdens het winterseizoen 350 mutsen, ook wel ‘beanies’,
ontwierp tegen de tijd dat ze haar universitaire studies afrondde.
Na een carrière van anderhalf jaar in de reclamesector, besloot ze
toch iets te doen met haar mutsen en sjaals. Al die jaren had ze het
geld van haar verkoop opzij gezet. Ze zocht een designer, zette een
website op en stelde een team van 10 oma’s samen die intussen
de productie hadden overgenomen.
Via vrienden kwam ze in contact met een Belgische organisatie die
actief is in Peru. Samen besloten ze een project op te starten dat
Peruaanse tienermoeders een eerlijk loon bood via haken en breien
met wol van babyalpaca’s.
In oktober 2011 werd Ellen officieel fulltime zelfstandige met twee
collecties: LN Beanies (B2C) en LN Andes (B2B). Intussen werkt ze
samen met 3 Peruaanse leveranciers, waaronder Royal Knit dat
voornamelijk instaat voor de productie van vesten en jassen.
© DGD
Opleiding om
aan armoede te
ontsnappen
Om mensen uit de armoede te
halen, geef je ze een opleiding.
Daar is Royal Knit van overtuigd.
Daarom voorziet het cursussen
(basis, gemiddeld en gevorderd)
en workshops voor de inheemse
bevolking. Een basiscursus duurt
ongeveer drie maanden aan
gemiddeld vier uur per dag. De
meeste deelnemers zijn vrouwen.
Hun man werkt dikwijls ver van
huis in de mijnsector. De vrouwen
moeten dus voor de kinderen zorgen waardoor ze maar vier uur
per dag de tijd hebben om een
cursus te volgen.
Royal Knit voorziet het materiaal:
machines, technische fiches, handboeken. De cursisten leren onder
andere het aantal stiksels per rij
berekenen, patronen maken, de
stoffen afwerken met een onzichtbare zoom, gaten maken voor
knopen… Ook dienen ze de wasmethodes voor de stoffen onder de
knie te krijgen. Alpacawol vereist
immers een speciale behandeling.
Naarmate ze de verschillende
niveaus doorlopen, werken alle deelnemers volgens dezelfde naai-en
breitechnieken.
Royal Knit zorgt voor empowerment
van vrouwen: ze verdienen zelf de
kost, wat hen financieel minder
afhankelijk maakt van hun man.
Bovendien kunnen ze hun huishouden combineren met hun job en
ze zorgen er dikwijls voor dat hun
kinderen naar school kunnen gaan.
Kortom, een win-winsituatie: eeuwenoude tradities blijven bewaard
alsook de cultuur van handwerk
terwijl de levensstandaard van de
lokale bevolking erop vooruit gaat.
ONLINE
http://rkperu.com/en/
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
9
Kledingvakbonden in de bres
voor waardig minimumloon in Cambodja
Cambodja is in Europa vooral gekend voor het prachtige tempelcomplex Angkor Wat en voor zijn
gruwelijke genocide tijdens de jaren ’70. Minder gekend is dat het land een belangrijke toeleverancier is voor grote westerse kledingketens. Wereldsolidariteit, de ngo van de christelijke arbeidersbeweging in België, ondersteunt haar syndicale partners CLC en C.CAWDU in hun moeizame
strijd voor menswaardige werkomstandigheden en waardige lonen1.
10 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
C.CAWDU telt meer dan 80.000
leden in de kleding- en schoenindustrie en is daarmee de grootste
politiek onafhankelijke werknemersorganisatie in het land. Vakbondswerk in de kledingsector
in Cambodja blijft echter moeilijk
en gevaarlijk. De meerderheid
van de kledingarbeidsters wordt
tewerkgesteld met een contract
van bepaalde duur, waardoor ze
zich slechts moeizaam syndicaal
engageren.Velen vrezen immers dat
ze geen verlenging van hun contract
zullen krijgen als ze in het bedrijf
actief vakbondsacties ondersteunen.
Intimidatie van vakbondsactivisten
door de werkgevers, onder meer
bij stakingen en manifestaties, komt
geregeld voor. Bestaande arbeids
–en vakbondsrechten worden in
de praktijk vaak met de voeten
getreden. Daarbij komt ook nog
de repressie door de politie en het
overheidsapparaat.
Het is hoog
tijd dat de
merken hun
verantwoordelijkheid
nemen en
het probleem
aanpakken”
© H. Stilwell
C
ambodja is één van
de Minst Ontwikkelde
Landen in de wereld.
Het land staat 136e op
de ranglijst van de Index van Menselijke Ontwikkeling van de VN en
behoort daarmee tot één van de
armere landen uit de regio. In het
midden van de jaren ‘90 gooide
Cambodja haar economie open.
Toen de Verenigde Staten en de
Europese Unie voorkeurtarieven en
quota voor textiel invoerden, kende
de kledingproductie een enorme
groei. Onder impuls van internationale kledingketens als H&M, C&A
en Walmart -op zoek naar goedkope,
laaggeschoolde arbeidskrachten stroomden de investeringen het land
in. Zo ontwikkelde de kleding- en
sportschoenenproductie zich tot een
belangrijke sector die vandaag aan
zo’n 700.000 Cambodjanen werk
verschaft. De overgrote meerderheid van hen zijn vrouwen jonger
dan 30 jaar.
Cambodjaanse kledingarbeidsters leiden een weinig rooskleurig
leven. Met een minimumloon van
140 dollar moeten ze maandelijks
trachten de eindjes aan elkaar te
knopen. Nochtans wijst een studie,
nota bene uitgevoerd in opdracht
van de Cambodjaanse overheid,
uit dat een minimumloon van 177
dollar nodig is om aan de minimale
levensbehoeften te kunnen voldoen.
Alleen al aan voeding geeft een
kledingarbeidster meer dan 60%
van haar loon uit. De Internationale Arbeidsorganisatie toonde in
2014 aan dat 43% van de Cambodjaanse kledingarbeidsters aan
bloedarmoede lijdt en dat 15% een
te laag gewicht heeft. Door de lage
minimumlonen zijn de arbeiders
genoodzaakt overuren te presteren.
In de fabrieken vallen werknemers
geregeld flauw door een gebrek aan
gezonde voeding, verluchting en
verlichting, door uitputting en door
gebruik van schadelijke chemische
producten. Bovenop de maandelijkse voedingskosten moeten de
arbeiders in de hoofdstad Phnom
Penh dan nog eens overdreven hoge
huurkosten betalen die huisjesmelkers aan de arbeiders vragen.
De Cambodjaanse vakbond CLC en
haar kledingfederatie C.CAWDU2
klagen al jaren moedig de erbarmelijke en onveilige werkomstandigheden in de kledingfabrieken
aan. Beide vakbonden zijn partnerorganisaties van Wereldsolidariteit
en worden, onder meer dankzij de
subsidies van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, ondersteund
in hun strijd voor eerlijke werkomstandigheden, voor een hoger
minimumloon en voor een betere
sociale bescherming.
© Bas de Meijer
JEROEN ROSKAMS
WERELDSOLIDARITEIT
WAARDIG WERK
In 2014 vielen in Cambodja 5 doden bij een vreedzame staking van
textielarbeid(st)ers. Toch zet de vakbond CLC haar strijd voor een waardig
minimumloon van 177 dollar voort, zij het met symbolische acties.
Internationale
noord-zuidactie loont
C.CAWDU heeft vooral ingezet op
een substantiële verhoging van
het nationale minimumloon in de
kledingsector. Tijdens de laatste
drie jaren kwamen vakbonden en
werkgevers uit de kledingsector
echter niet tot een akkoord. Telkens
legde de regering daarop unilateraal
het nieuwe minimumloon voor dat
jaar vast. Dat loon kwam veelal wel
tegemoet aan de voorstellen van
de nationale werkgeversfederatie van de kledingindustrie, maar
hield nauwelijks rekening met het
consumptiepatroon van de kledingarbeiders en de verwachtingen
van vakbondszijde voor een leefbaar loon.
In januari 2014 leidde dat tot een
nationale staking in de kledingsector,
die massaal werd opgevolgd door
tienduizenden arbeiders: Tachtig
procent van de werknemers nam
deel aan de actie en 127 fabrieken
moesten hun productie stilleggen.
De staking verliep vreedzaam, tot
de ordediensten op vraag van een
kledingfabriek de stakende arbeiders te lijf ging met ijzeren staven,
metalen buizen, messen en machinegeweren. Vijf manifestanten kwamen daarbij om, 39 raakten gewond,
23 werden opgepakt en later ook
mishandeld. Om verder geweld
te vermijden en om te voorkomen
dat hun leiders achter de tralies
zouden verdwijnen, zijn C.CAWDU
en CLC sindsdien overgeschakeld
op symbolische acties waarbij het
werk voor korte tijd werd stilgelegd.
Dat kreeg bovendien internationale
steun van vakbonden, het Internationaal Vakverbond (IVV), de Clean
Clothes Campaign (CCC) en van
Wereldsolidariteit. Zo vonden op
17 september 2014 in tientallen
steden over de hele wereld acties
plaats aan kledingwinkels en aan
de Cambodjaanse ambassades
met een duidelijke vraag: ’Is 177
dollar maandloon voor de Cambodjaanse kledingarbeidsters echt
te veel gevraagd?’
De protestacties wierpen slechts
gedeeltelijk hun vruchten af. Kong
Athit, vice-president van C.CAWDU,
stelt: ‘De laatste verhoging van het
minimumloon met 12 dollar, van 128
naar 140 dollar, is slechts een peulschil. Verre van voldoende om van
een leefbaar loon te spreken. Maar de
werkgevers en de overheid houden
ons steeds voor dat het minimumloon
niet hoger mag zijn, omdat ze vrezen
dat de kledingmerken anders hun
afnemers zouden zoeken in Vietnam
of Birma.’
Zijn voorzitter Ath Thorn voegt daaraan toe: ‘Internationale kledingmerken blijven de kleine winstmarges
van de lokale kledingfabrieken onder
druk zetten. Het is hoog tijd dat de
merken hun verantwoordelijkheid
nemen en het probleem aanpakken
dat de oorzaak is van de vele protesten: het uitblijven van een leefbaar
loon. Een loonsprong naar 177 dollar
is een stap in die richting.’
Via haar campagne voor een hoger
minimumloon blijft C.CAWDU de
druk opvoeren op de lokale fabriekseigenaars, de Cambodjaanse overheid én de internationale kledingmerken. De campagne wordt in
eerste instantie gevoerd via een
nationaal samenwerkingsverband
van 6 Cambodjaanse kledingvakbonden, waarvan C.CAWDU de
aansturing doet. Maar ook het internationale samenwerkingsverband
van vakbonden als het ACV, het IVV
en internationale kledingvakbonden,
CCC en Wereldsolidariteit vormt een
cruciaal onderdeel van de strategie.
De campagne richt zich tot acht
kledingmerken (H&M,C&A, Inditex,
Walmart, Puma, Adidas, Gap en
Levi’s) om hen aan te sporen hun
prijsbeleid en aankooppraktijken
aan te passen om een leefbaar loon
mogelijk te maken en ook te blijven
investeren in Cambodja. Een mogelijke volgende stap vormt een nieuw
soort internationaal akkoord tussen
deze kledingmerken en de lokale
en internationale vakbonden over
leefbare lonen in de kledingindustrie
in Cambodja. Een dergelijk akkoord
is de beste manier om multinationale
spelers tot de orde te roepen en
enkele basisafspraken vast te leggen
voor hun toeleveringsketen.
Kong Athit
vice-president van C.CAWDU
‘De laatste
verhoging
van het minimumloon
met 12 dollar,
van 128 naar
140 dollar, is
slechts een
peulschil”
1
Naast WSM is ook Oxfam
actief in Cambodja, als
partner van CLC.
2
CLC: Cambodian Labour
Confederation; C.CAWDU:
Coalition of Cambodian
Apparel Workers
Democratic Union
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
11
DE VELE HORDES NAAR
© MARCEL CROZET
WAARDIG WERK
VOOR IEDEREEN
Guy Ryder, directeur-generaal van ILO.
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) streeft naar waardig werk voor
iedereen. Jammer genoeg staan een reeks obstakels de realisatie van dat
nobel doel in de weg. Toch blijft ILO-topman Guy Ryder optimistisch. Glo.be
had een gesprek met hem.
CHRIS SIMOENS
Klopt het dat de missie van
ILO overeenstemt met ‘streven
naar waardig werk voor
iedereen’?
Historisch gezien - dus bij de oprichting in 1919 - bestaat het mandaat
van ILO uit de promotie van sociale
rechtvaardigheid. Maar de laatste
10-15 jaar groeide ‘waardig werk’
geleidelijk uit als een vertaling van
die sociale rechtvaardigheid. Vandaag zit dat begrip diep geworteld
in de internationale gemeenschap
(definitie zie kader). De ‘2030
Agenda voor Duurzame Ontwikkeling’ geldt als mooiste voorbeeld:
SDG8 vermeldt namelijk expliciet
‘inclusieve groei’ en ‘waardig werk
voor iedereen’.
Jeugdwerkloosheid vormt
een enorme bedreiging
voor de wereld, zowel
de ontwikkelde als de
ontwikkelingslanden. Denken
we alleen maar aan Brussel,
waar het radicalisering kan
voeden. Hoe pakt ILO dat
probleem aan?
Als ik aan ministers van Werk vraag
wat hun grootste probleem is, antwoordt 9 op de 10: werkloosheid,
meer bepaald jeugdwerkloosheid.
De jeugd verdient inderdaad prioriteit om twee redenen. (1) Ze is
het voornaamste slachtoffer van
werkloosheid: jongeren van minder
dan 25 jaar oud hebben drie keer
meer kans om werkloos te zijn; (2)
Jongeren zonder productief werk
vormen een gevaar voor zichzelf
en voor de samenleving.
12 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
WERKENDE
ARMEN
327
MILJOEN
werkenden zijn
extreem arm (minder
dan 1,9 dollar/dag)
967
MILJOEN
werkenden zijn arm
tot matig arm (tussen
1,9 en 5 dollar/dag)
De maatregelen dienen zowel
algemeen te zijn (arbeidsmarkt
activeren…) als specifiek gericht
naar jongeren. Zo zette de EU een
‘Youth Employment Guarantee’
op. Daarmee krijgen jongeren van
onder de 25 jaar oud die 4 maanden
werkloos zijn de kans om werkervaring op te doen of een training
te volgen. Vooral in opkomende en
ontwikkelingslanden probeert men
jongeren te stimuleren om hun eigen
zaak te starten. Zowat overal worden
programma’s georganiseerd om jongeren broodnodige vaardigheden
bij te brengen. Er bestaat immers
een enorme mis-match tussen wat
jongeren leren tijdens hun opleiding
en wat de arbeidsmarkt nodig heeft.
Let wel: dit is de best opgeleide
generatie jongeren ooit, overal ter
wereld. Maar hoger onderwijs biedt
helaas geen garantie op werk. Zo
heb je in Noord-Afrika meer kans
om werkloos te zijn naarmate je
meer gestudeerd hebt!
ILO neemt hier de lead. Onlangs
stelde ik in New York het ‘Global
Initiative on Decent Jobs for Youth’
WAARDIG WERK
KWETSBARE
TEWERKSTELLING (2016)
In percentage van de totale
tewerkstelling per land
BRON: ILO
Geen gegevens
< 14%
14 - 31%
31 - 60%
> 60%
AANTAL WERKLOZEN
WERELDWIJD
197,1
MILJOEN
170
200,5
199,4
MILJOEN
MILJOEN
MILJOEN
2008
voor, een unieke formule waarbij alle
VN-instellingen zich samen inzetten
om jongeren werk te geven.
Digitalisering wordt
vaak gepromoot, onder
meer door minister van
Ontwikkelingssamenwerking
De Croo, als een
excellente tool om de
ontwikkelingssamenwerking
een duw in de rug te geven.
Terzelfdertijd staan er jobs door
op het spel. Wat is uw visie?
Historisch gezien creëren innovaties meer jobs dan ze vernietigen.
Innovatie is dus een goede zaak,
ook al stelt de overgang problemen. Bovendien voegt digitalisering
er een nieuwe dimensie aan toe
die onze manier van werken kan
transformeren. Zo stellen we bij de
discussies over Uber, de gig- en de
platformeconomie vast dat we productie op een heel andere manier
kunnen organiseren.
Wat ontwikkelingssamenwerking
betreft, heb ik al mooie voorbeelden
gezien waar digitale technologie
2015
2016
2017
Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep,
op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op
bescherming tegen werkloosheid.
Iedereen, zonder enige discriminatie, heeft recht op
gelijk loon voor gelijke arbeid.
Iedereen die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige verloning, die hem en zijn gezin een
menswaardig bestaan verzekert, en die, indien nodig,
met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.
Iedereen heeft recht om vakbonden op te richten en
zich daarbij aan te sluiten ten einde zijn/haar belangen
te beschermen.
ART. 23 VAN DE UNIVERSELE VERKLARING
VAN DE RECHTEN VAN DE MENS (1948)
een grote hulp biedt. Denk aan
mobiel bankieren, onder meer in
Kenia, dat de productieve activiteiten
van de mensen ‘monetariseert’ en
zo nieuwe mogelijkheden schept.
Digitale technologie laat ook toe om
sociale bescherming veel efficiënter
te laten verlopen: het geld kan rechtstreeks gestort worden via gepersonaliseerde identiteitskaarten. Het
ziet ernaar uit dat digitalisering
40
MILJOEN
Elk jaar komen
40 miljoen jongeren
op de arbeidsmarkt
ontwikkelingslanden een serieuze
sprong vooruit zal brengen.
Toch valt een negatieve zijde niet te
ontkennen. Wie zal er met de voordelen gaan lopen? Het risico op een
grotere digitale kloof is heel reëel.
De ontwikkelingssamenwerking
heeft hier een mooie opportuniteit,
maar ook een verantwoordelijkheid.
ILO heeft aangekondigd dat
de werkloosheid de komende
jaren zal toenemen. Wat is
de oorzaak? Hoe kunnen er
voldoende jobs gecreëerd
worden?
Op dat vlak staan we er inderdaad
niet goed voor. Er zijn maar liefst
197 miljoen werklozen - 27 miljoen
meer dan voor de crisis in 2008.
En het zal er niet beter op worden:
dit jaar komen er 2,3 miljoen bij, in
2017 1,1 miljoen. Sedert 2008 staat
de groei op een laag pitje. Bijna
maandelijks moeten OESO en IMF
hun groeiprognose herzien, recent
tot 3,2%. Dat is te weinig om aan
iedereen een job te geven. Elk jaar
komen 40 miljoen jongeren
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
13
WAT IS WAARDIG
WERK?
© DGD/C. Simoens
Waardig werk omvat wat mensen van hun werk verwachten. Namelijk een
werk dat productief is en een eerlijk inkomen verschaft, en dat veiligheid op
de werkplaats garandeert naast sociale bescherming voor het hele gezin.
Het betekent tevens werk dat betere perspectieven biedt op persoonlijke
ontwikkeling en sociale integratie, dat mensen de vrijheid geeft om hun
zorgen te uiten, om zich te organiseren en te participeren in de beslissingen
die impact hebben op hun eigen levens, en dat gelijke kansen en gelijke
behandeling voor vrouwen en mannen garandeert.
Dat stemt overeen met de 4 hoofddoelstellingen van de Internationale
Arbeidsorganisatie:
• Respect voor arbeidsnormen en fundamentele rechten
• Creatie van werkgelegenheid
• Verlenen van sociale bescherming
• Respect voor sociale dialoog
Bron: www.ilo.org
degelijk over belangrijke internationale platformen om onze agenda
rond tewerkstelling te realiseren.
We beleven een goed momentum
en er zijn goede dingen gebeurd.
op de arbeidsmarkt. We moeten dus
40 miljoen jobs creëren, alleen al
voor een status-quo. Daarom heeft
de G20 een prioriteit gemaakt van
meer groei en kwaliteitsvolle waardige jobs.
Het hangt dus eigenlijk af van
zaken waar ILO niets aan kan
doen?
We maken wel degelijk deel uit van
de internationale inspanningen. De
G20 heeft mede dankzij ons hun
initiatief ‘Faster growth for more jobs’
gelanceerd. ILO werkt nauw samen
met de G20. Dit jaar met voorzitter
China om de impact van de G20
rond tewerkstelling te verhogen.
Daarnaast omvat de Agenda 2030
een aparte doelstelling voor ‘volledige tewerkstelling’ en ‘waardig
werk voor iedereen’. Overigens ben
ik België heel dankbaar voor de
sleutelrol die het daarbij gespeeld
heeft, als co-voorzitter van de
‘Friends of Decent Work’ (zie p. 16).
ILO ondersteunt haar lidstaten om
de doelwitten rond waardig werk
te halen. We beschikken dus wel
Alle partijen
bij ILO werkgevers,
vakbonden en
regeringen staan open
voor de visie
van de ander”
14 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Maar zelfs zij die werken,
zijn vaak extreem arm.
Hoe probeert ILO daaraan
te verhelpen?
Eén op tien werkenden leeft inderdaad in armoede. Daarom wil ILO
niet zomaar ‘werk’ creëren, maar
‘waardig werk’. Dat betekent onder
meer: vrij van armoede. Het gaat om
een van de moeilijkst te bereiken
sectoren van de arbeidsmarkt. Vorig
jaar bracht ILO een aanbeveling uit
rond de ‘formalisering van de informele economie’. Recent kwamen
onze drie partijen - werkgevers,
regeringen en vakbonden – overeen
dat het dé manier is om ontwikkeling te benaderen. De voornaamste
groep werkende armen zit immers
geconcentreerd in de informele
economie. Het betreft kwetsbare
tewerkstelling: zij die voor eigen
rekening werken en zij die onbetaald meehelpen met een familielid,
bijvoorbeeld in de landbouw. Op
basis van de aanbeveling staan we
onze lidstaten bij om hun informele
economie te formaliseren.
Hoe doet u dat in de praktijk?
Enerzijds zijn er bedrijven die liever informeel blijven. Ze vermijden belastingen, voorzien geen
sociale bescherming, betalen te
lage lonen… Daar is het antwoord:
versterk de arbeidsinspectie. Daarnaast bestaan er bedrijven die wel
formeel willen worden. Die moet je
aanmoedigen: door administratieve
procedures en sociale bescherming te vereenvoudigen, met een
aangepast belastingbeleid, vlottere
toegang tot kredieten en zo meer.
Sociale bescherming is hier essentieel. Zo hebben we een aanbeveling
rond ‘social protection floors’, een
soort minimale basis voor sociale
bescherming aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de individuele
landen (zie p. 23). En precies die
‘floors’ kunnen helpen om werkenden uit de ergste armoede te halen.
Hoe staat het met discriminatie
en vrouwenrechten?
60 jaar geleden al bracht ILO zijn
sleutelconventies uit rond ‘gelijk loon
voor gelijkwaardig werk’ en anti-discriminatie. Ze vormen een stevige
wettelijke basis om dat onrecht
aan te pakken. Hoewel vandaag
de meeste lidstaten die conventies
bekrachtigd hebben, blijft ongelijkheid een realiteit. Gemiddeld
verdient een vrouw voor hetzelfde
werk 77 cent, een man 1 dollar.
Een vrouw werkt op vrijdag dus
voor niets.
Jammer genoeg is er geen verbetering in zicht. Bovendien werken
vrouwen nog steeds veel minder
dan mannen. Ofwel hebben ze geen
© ILO Ferry Latief
WAARDIG WERK
Kwetsbare tewerkstelling omvat zij die voor eigen
rekening werken en zij die onbetaald meehelpen met een familielid.
toegang tot werk ofwel hebben ze
toegang, maar alleen tot onderbetaald en ondergewaardeerd werk.
Waar moeten we onze aanpak bijsturen als er na decennialange inspanningen nog altijd zoveel ongelijkheid
bestaat? Om die vraag te verkennen
heeft ILO initiatieven genomen zoals
‘Future Work’ en ‘Women at Work’.
Daarin maken we de balans op
van ‘vrouwen aan het werk’. We
doen ook een opiniepeiling. Het
is immers een absolute prioriteit
voor ILO om de situatie beter te
doorgronden. Alleen zo kunnen we
nieuwe benaderingen vinden om
de blijvende structurele obstakels
voor gelijkheid aan te pakken. We
hebben nu al een aantal ideeën:
kinderverzorging, betere verdeling
van verantwoordelijkheid in het
gezin, bescherming van moeder- en
vaderschap, de zorgeconomie, innovatieve manieren om onbetaald werk
te evalueren… Dat betekent niet
dat we in 60 jaar geen vooruitgang
geboekt hebben, alleen moeten we
onze koers wijzigen.
Hoe zit het met vakbonden?
In sommige landen is
vakbondswerk een stuk
lastiger dan in Europa.
ILO verdedigt een basispakket
van 4 fundamentele rechten rond
werk: recht op organisatie en collectieve onderhandelingen, recht op
bescherming tegen discriminatie en
gedwongen arbeid en de eliminatie
van kinderarbeid. De conventies
87 (organisatie) en 98 (collectieve
onderhandelingen) omschrijven het
recht op vakbondswerk. De meeste
landen hebben ze bekrachtigd,
maar we zouden ze liever universeel zien.
Het klopt dat in veel landen vakbondswerk aan beperkingen onderhevig is of zelfs totaal onmogelijk.
ILO waakt er dan ook over dat deze
rechten worden gerespecteerd.
Een van onze meest doeltreffende
mechanismen is de commissie
‘Freedom of Association’. Sinds
haar oprichting in 1951 heeft ze al
meer dan 3000 klachten onderzocht.
SDG8 is aan waardig werk
gewijd. Hoe optimistisch bent
u dat het doel tegen 2030
gehaald wordt?
Ik ben zeker optimistisch. De internationale gemeenschap is erin
geslaagd om over een coherente
agenda te onderhandelen die veel
ambitieuzer is dan de Millenniumdoelen. Dat waren 8 doelen die op
zichzelf stonden, de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s)
daarentegen vormen een alomvattende, meer gesofisticeerde agenda.
De open en oprechte manier van
onderhandelen biedt ook een sterke
legitimiteit, het eigenaarschap van de
lidstaten is groot. We zullen natuurlijk
hard moeten werken om de agenda
te realiseren, maar het politieke
momentum is heel belangrijk.
Bovendien gaat het verder dan alleen
SDG8. Vrijwel elk SDG omvat een
ILO-onderwerp: sociale bescherming in SDG1, gender, migratie,
vorming… Het is de juiste agenda:
realistisch, niet utopisch. ILO zal er
alles aan doen om haar verantwoordelijkheid te nemen om de SDG’s te
halen, we spelen hier een hoofdrol.
SDG8
Bevorder aanhoudende, inclusieve en
duurzame economische groei, volledige en productieve
tewerkstelling en
waardig werk voor
iedereen.
Eigen aan ILO is het ‘tripartiete’
aspect: regeringen, werkgevers
en vakbonden werken samen.
Maar hoe slagen jullie erin
de ongetwijfeld soms sterk
uiteenlopende visies te
verzoenen?
Bij ILO vertrekken we niet van gelijke
belangen, maar wel van gedeelde
waarden en doelstellingen.Vooreerst
gaat iedereen ervan uit dat waardig
werk essentieel is om een samenleving goed te laten draaien en voor
vrede en stabiliteit te zorgen. Daarnaast zijn alle partijen bereid om een
oplossing, en dus een compromis,
te zoeken. Ze proberen naar elkaar
te luisteren en staan open voor de
visie van de ander. We hebben bijna
100 jaar ervaring, we maken gewoon
dat het werkt. Ik sta nu al 3,5 jaar aan
het hoofd van ILO en ik merk dat het
werkt, al verloopt het in cycli van
goede en minder goede momenten.
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
15
WAARDIG WERK
© JP Pouteau
DE INTERNATIONALE
IN EEN
ARBEIDSORGANISATIE NOTENDOP
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) werd in 1919
opgericht als onderdeel van het Verdrag van Versailles
dat een einde stelde aan WOI. Daarmee is ILO de oudste
VN-organisatie. Opdracht: de sociale toestand van de werkenden verbeteren. De toenmalige wereldleiders gingen er
immers vanuit dat zonder sociale gerechtigheid er geen
duurzame en universele vrede kon bestaan.
SONJA KEPPENS
• Vandaag staat ILO in voor de
realisatie van ‘Agenda Waardig
Werk’. Zij:
- stelt de internationale arbeidsnormen op om de rechten van de
werknemers te garanderen, en
promoot deze. ILO controleert ook
de toepassing van deze normen
door de lidstaten.
- d ra a g t b i j t o t c re a t i e va n
werkgelegenheid.
- promoot en ondersteunt de uitbreiding van de sociale bescherming
voor iedereen.
- versterkt en promoot de sociale
dialoog.
• ILO, met hoofdzetel in Genève,
telt momenteel 186 lidstaten. De
huidige Directeur-Generaal is Guy
Ryder (VK).
• ILO is op een tripartiete wijze
samengesteld, uniek voor VN-organisaties. In de bestuursorganen
zetelen zowel vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties als van de
regeringen. Ze hebben bovendien
een evenwaardig stemrecht.
• De internationale arbeidsnormen die ILO uitwerkt, bestrijken
een waaier aan thema’s: sociale
zekerheid, lonen, minimumleeftijd, arbeidsveiligheid, vrijheid
ILO is een
essentiële
partner voor
de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking”
Wat doet België bij ILO?
• België is al sinds de oprichting lid van ILO. Ons land schreef overigens samen met 9 andere landen mee aan de ILO-Constitutie.
• België zetelt in de Raad van Bestuur (2014-2017). Ook onze
werknemers- en werkgeversorganisaties zijn er actief. Zo is Luc
Cortebeeck (ACV) lid voor de werknemersgroep (2014-17) (Dimensie
3, 2/2012, p.22).
• ILO is een essentiële partner voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Waardig werk staat immers in de Wet op
ontwikkelingssamenwerking (maart 2013) ingeschreven als prioriteit.
In 2014 en 2015 kende België per jaar 4,5 miljoen euro toe voor
technische bijstand in ontwikkelingslanden. Daarnaast financierde
ons land in DR Congo een ILO-project rond jeugdwerkloosheid en
beroepsonderwijs voor 4 miljoen euro.
• Ook de gewesten financieren ILO. De laatste jaren schommelen de
totale Belgische bijdragen tussen de 8 en 12 miljoen euro per jaar.
• België heeft samen met Angola het voorzitterschap waargenomen
van de Vriendengroep voor Waardig werk en Duurzame
Ontwikkeling, een ILO-initiatief. Bedoeling: waardig werk als een
apart Duurzaam Ontwikkelingsdoel opnemen in de Agenda 2030,
wat uiteindelijk gebeurde (SDG8). De Vriendengroep volgt ook de
effectieve realisatie van deze doelstelling op.
16 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
van vakbond, gedwongen arbeid,
arbeidsuren, arbeidscontrole en
zo meer. Naargelang hun bindend
karakter spreekt men van verklaringen, verdragen, conventies of
aanbevelingen.
Een van de acht Fundamentele verklaringen is de bindende Verklaring
inzake de Fundamentele Rechten
en Principes op het Werk (1998). Zij
legt vier onvervreemdbare arbeidsrechten vast: vrijheid van vereniging
en recht op collectieve onderhandelingen, verbod op dwangarbeid,
verbod op kinderarbeid en verbod
op elke vorm van discriminatie op
de werkvloer.
Tot de 198 conventies hoort onder
meer conventie nr. 182 die de ergste vormen van kinderarbeid wil
elimineren (1999). Deze is bindend
voor de staten die haar bekrachtigd
hebben.
Daarnaast werkt ILO ook protocollen
en aanbevelingen uit. Zo heeft de
niet-bindende aanbeveling nr. 202
inzake sociale beschermingsvloeren
(2012) er toe geleid dat sindsdien
heel wat ontwikkelingslanden een
beleid inzake sociale bescherming
uitwerkten.
• ILO heeft ook een luik ontwikkelingssamenwerking opdat ook in
armere landen iedereen toegang
zou hebben tot waardig werk.
ONLINE
www.ilo.org
WAARDIG WERK
Hoe steunt België
vakbonden en ngo’s in hun strijd
voor waardig werk?
De Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (FOD Buitenlandse Zaken) verleent
subsidies aan de vakbonden en enkele gespecialiseerde ngo’s om de strijd voor waardig werk in het Zuiden
te ondersteunen. Een overzicht.
Vakbonden
Ngo’s
Instituut voor Internationale
Arbeidsvorming (IIAV) van het
Algemeen Christelijk Vakverbond
(ACV/CSC).
Wat? De vakbonden in het Zuiden
ondersteunen zodat ze opkomen
voor waardig werk in al zijn facetten
en voor alle werknemers in hun land
Budget? 3,15 miljoen euro (20152016), waarvan 2,68 miljoen euro
subsidies
Waar? Zuid-Afrika, DR Congo, Niger,
Cambodia, India, Indonesia, Brazilië,
Colombia
Wereldsolidariteit – Solidarité mondiale (WSM), ngo van de Belgische
Christelijke Werknemersbeweging.
Wat? Het respect voor politieke,
sociale, economische en culturele
rechten in het Zuiden bevorderen.
WSM verdedigt daarbij een inclusief model dat onder andere recht
op werk en sociale bescherming
inhoudt (zie p. 10 en 24)
Budget? Het meerjarenprogramma
2014-2016 heeft een budget van
17,26 miljoen euro, waarvan 14,5
miljoen euro subsidies
Waar? Benin, Burkina Faso, Guinee-Bissau, Mali, DR Congo, Rwanda,
Burundi, Peru, Bolivia, Brazilië, de
Dominicaanse Republiek, Guatemala,
Cuba, India, Nepal, Bangladesh,
Indonesië
Internationaal Syndicaal Vormingsinstituut (IFSI-ISVI) van het socialistisch Algemeen Belgisch Vakverbond
(ABVV/FGTB).
Wat? De vakbonden in het Zuiden
versterken om de Agenda Waardig
Werk en haar 4 samenstellende
pilaren te realiseren
Budget? 3,17 miljoen euro (20152016), waarvan 2,72 miljoen euro
subsidies
Waar? Zuid-Afrika, DR Congo, Benin,
Ivoorkust, Kameroen, Burkina Faso,
Kenia, Rwanda, Senegal, Zambia,
Zimbabwe, Colombia, Cuba, Peru,
Palestina
Beweging voor Internationale Solidariteit (MSI/BIS) van de Algemene
Centrale der Liberale Vakbonden
van België (ACLVB/CGSLB).
Wat? Zonder sociale democratie – en
sociale dialoog – valt duurzame ontwikkeling moeilijk te realiseren. Ook
waardig werk is een sleutelelement.
Budget? 1,58 miljoen euro (20152016), waarvan 1,35 miljoen euro
subsidies
Waar? Zuid-Afrika, Burundi, Burkina
Faso, Senegal
Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking-Socialistische Solidariteit
(FOS), ngo van de socialistische
beweging in Vlaanderen.
Wat? Sociale bescherming van
bevolkingsgroepen die in precaire
omstandigheden leven in het Zuiden.
Focus op recht op waardig werk en
op gezondheid.
Budget? 14,37 miljoen euro (20142016), waarvan 11,6 miljoen euro
subsidies.
Waar? Sub-Sahara-Afrika, Cuba,
El Salvador, Honduras, Nicaragua,
Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru,
India, Nepal, Bangladesh, Indonesia,
Palestina
Solidarité Socialiste (SolSoc), ngo
van de socialistische gemeenschappelijke actie in Wallonië en Brussel.
Wat? Door versterking van collectieve actiecapaciteiten sociale verandering nastreven in het Zuiden. Focus
© FOS
EDDY NIERYNCK
In Peru verdedigt FOS de rechten van huishoudwerkers.
op gelijke rechten en op vakbonden
en mutualiteiten.
Budget? 13,58 miljoen euro (20142016), waarvan 11 miljoen euro
subsidies
Waar? Burkina Faso, Burundi, DR
Congo, Guinee-Bissau, Marokko,
Senegal, Bolivia, Colombia, India,
Nepal, Bangladesh, Indonesia,
Palestina
Hoewel het zwaartepunt in het Zuiden
ligt, organiseren zowel vakbonden
als ngo’s ook activiteiten in België.
De toekomst
Recent werden in overleg met alle
betrokken spelers ‘Gemeenschappelijke Context Analayses’ (GCA’s)
opgemaakt. Zo hoopt de overheid
alle partijen aan te zetten om in de
toekomst beter samen te werken.
Ook voor waardig werk werd per
regio een aparte GCA uitgewerkt.
6,75
MILJOEN
EURO
SUBSIDIES VAKBONDEN
2015-2016
39,86
MILJOEN
EURO
SUBSIDIES NGO’S
2014-2016
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
17
WAARDIG WERK
KINDERARBEID BLIJFT
HARDNEKKIG
PROBLEEM
Kinderen die kasseien kappen in India of kobalt ontginnen in het zuiden van Congo. Wraakroepende
omstandigheden die publieke verontwaardiging oproepen en aandacht krijgen in de media. Toch vormen
de spectaculaire verhalen die ons bereiken jammer genoeg slechts het topje van de ijsberg.
98
MILJOEN
kinderen werken
in de landbouw
54
MILJOEN
werken in de
dienstensector
12
MILJOEN
kinderen werken
in de industrie
Kinderen
worden vaak
ingeschakeld
om het gezinsinkomen op te
krikken”
V
olgens de Internationale Arbeidso rg a n i s a t i e
(ILO) werken er
wereldwijd 168 miljoen kinderen. Een daling met een
derde sinds 2000. Maar nog
steeds veel te veel. Meer
dan de helft van hen, 85 miljoen, doet gevaarlijk werk.
De meeste kinderen werken
in Azië en de regio van de
Stille Zuidzee: bijna 78 miljoen of 9,3% van de kinderen.
In Sub-Sahara-Afrika echter
is het percentage kinderen
dat moet werken beduidend
groter: meer dan 21% of 59
miljoen. De landbouw blijft
de belangrijkste sector (98
miljoen of 59% van de werkende kinderen), maar ook in
de dienstensector (54 miljoen) en de
industrie (12 miljoen) werken nog
steeds te veel kinderen. Meestal in
de informele economie.
Kinderarbeid blijft dus een hardnekkig probleem dat enkel met
een coherente en structurele aanpak op te lossen is. De bestaande
internationale conventies (zoals van
ILO) en de nationale wetgeving die
kinderarbeid, of minstens zwaar
en gevaarlijk werk voor kinderen,
verbieden, volstaan in veel landen
duidelijk niet. Al blijft wetgeving een
belangrijke basis om de strijd tegen
kinderarbeid aan te gaan.
Arme ouders
Eén oorzaak, nog al te vaak veronachtzaamd, is dat ouders onvoldoende middelen en bestaanszekerheid hebben. Arbeiders in de
18 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
sturen als ze er nauwelijks
iets leren, of als het te duur
is of de afstand te groot om
er te geraken?
Om echt iets te veranderen
moeten al deze oorzaken aangepakt worden en moeten alle
betrokken actoren daaraan
meewerken. Naar aanleiding
van de commotie in de media
over de Indiase kasseistenen
(gebruikt voor de nieuw aangelegde Korenmarkt in Gent
in 2015) brachten 11.11.11
en de federatie van de Belgische Natuursteenhandel een
aantal betrokkenen samen 1.
De federatie neemt alvast het
voortouw met haar initiatief
‘eerlijk natuursteen’. Daaruit
blijkt alvast dat audits (meestal
gebaseerd op korte bezoeken
ter plekke) die tot een label
kunnen leiden, nooit kunnen
volstaan om echt impact te
hebben. Men moet de hele
productieketen bekijken en elke
speler moet daarin zijn eigen verantwoordelijkheid opnemen.
Stevige controlemechanismen zijn
dus zeker essentieel. Maar zonder betere arbeidsvoorwaarden,
hogere inkomens voor de ouders,
volwaardige sociale bescherming en
degelijk en toegankelijk onderwijs,
zal geen enkel controlemechanisme
volstaan.
© ILO
KOEN DETAVERNIER
BELEIDSMEDEWERKER
11.11.11
www.ilo.org
kassei-industrie in India verdienen
2 roepie per steen (3 eurocent).
Dat betekent een daginkomen van
3 euro voor 100 gekapte stenen.
Veel te weinig om kinderen op te
voeden en om een waardig leven te
kunnen leiden. Vandaar dat ze vaak
mee ingeschakeld worden om het
gezinsinkomen op te krikken. Ook
als het inkomen wegvalt door ziekte
of andere omstandigheden, zijn de
kinderen letterlijk levensnoodzakelijk. Dan hebben ze geen andere
keuze dan hun ouders te vervangen
als kostwinner. Een betere sociale
bescherming en betere inkomens
voor iedereen vormen dan ook
terecht belangrijke doelwitten in
de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.
Ook degelijk en toegankelijk onderwijs is cruciaal. Waarom zouden
ouders hun kinderen naar school
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
1 Ook de Belgische overheid strijdt
tegen kinderarbeid via steun aan ngo’s,
waaronder 11.11.11, en UNICEF.
© ILO/Phan Hien
© ILO
MILJOEN KINDEREN
Met kinderarbeid wordt niet het werk bedoeld
dat kinderen occasioneel, na schooltijd, doen
om hun ouders thuis of op het veld te helpen
of om wat zakgeld te verdienen. Problematisch
is wel elk werk dat kinderen moeten doen dat
hen hun kindertijd ontzegt, hun scholing in het
gedrang brengt, dat zwaar of gevaarlijk is en
hun ontwikkeling en waardigheid aantast.
© ILO/Trong Thang
werken wereldwijd
© ILO/Zoltán Balogh
168
WAT IS KINDERARBEID?
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
19
CHOCOLADE,
een genoegen
voor
IEDEREEN?
LOUIS BERSINI
© Oxfam Italia
Cacao is bijzonder in trek. Elke Belg consumeert gemiddeld 8 kilo chocolade per jaar en het zou voor ons
dan ook ondenkbaar zijn het zonder te moeten stellen. En toch dreigt een tekort aan cacao en aan producenten. De werkomstandigheden op de cacaoplantages zijn vaak barslecht en sommige producenten
deinzen er niet voor terug kindslaven in te zetten. Hoe kan een tekort worden voorkomen zonder te raken
aan de menselijke waardigheid?
20 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
© Fotolia
90
% van de wereldwijde productie
van cacao is
a f k o m s t i g va n
5,5 miljoen kleinschalige familiale
bedrijven. Voor het onderhoud van
de plantages en de manuele oogst
zijn veel werkkrachten nodig. De
meeste plantages liggen in WestAfrika, waar binnen kleine gebieden
een ideaal klimaat heerst. Zo nemen
Ghana en Ivoorkust alleen al meer
dan de helft van de wereldproductie
van cacao voor hun rekening. In
Ivoorkust is de cacaosector goed
voor 22% van het BNP en deze
sector biedt werk en een inkomen
aan meer dan twee derde van de
bevolking.
Driekwart van de totale cacaoproductie wordt in Europa en
Noord-Amerika geconsumeerd in
de vorm van chocolade. Verwacht
wordt dat het verbruik van chocolade wereldwijd met 25% stijgt in
de komende 10 jaren, wat betekent
dat de productie met meer dan een
miljoen ton zou moeten toenemen. In
verschillende kranten stond trouwens
te lezen dat er misschien een tekort
aan cacao aankomt. Dat zou pas een
ramp zijn voor ons land dat zo prat
gaat op zijn chocolade! Maar hoe
zit de vork echt aan de steel?
Cacao is het poeder
dat wordt verkregen
door de gefermenteerde bonen van
de cacaoboom te
roosteren en te
vermalen. Bij deze
verwerking wordt
ook het vet gewonnen dat als cacaoboter bekend staat.
INKOMENSVERDELING BIJ
DE PRODUCTIE VAN CHOCOLADE
Bron: cacaobarometer2015
6,6 %
35,2 %
44,2 %
Chocolatiers
Kleinhandel
Producenten
4,7 % Belastingen en intern transport (Zuiden)
1,6 % Belastingen en intern transport (Noorden)
7,6 % Verwerkers van cacao
WAARDIG WERK
Cacaoschaarste?
Geen kindslaven!
Doordat de jongere generaties vertrekken, worden opnieuw kinderen
uit de buurlanden ingeschakeld.
Volgens het International Cocoa
Initiative (ICI) zouden tussen 300.000
en 1 miljoen kinderen in de cacaooogst werken. Sommige kinderen
zouden door de boeren als slaven
worden gehouden. Al tien jaar lang
wordt deze trieste realiteit beschreven in rapporten en onderzoeken
van internationale organisaties. De
Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO) omschrijft kinderarbeid als
‘mentaal, fysiek, sociaal of moreel
schadelijk of gevaarlijk voor kinderen
en/of wanneer kinderen als gevolg
van het werk niet naar school kunnen,
vroegtijdig het onderwijs moeten
verlaten en/of als kinderen onderwijs
moeten combineren met buitensporig lang of zwaar werk’ (zie p. 18).
Een voorbeeld: eind juni 2015 werden vijftig kinderen tussen de 5 en
16 jaar gered door de politie op een
cacaoplantage in Ivoorkust.
‘VOOR CACAO MOET EEN
EERLIJKE PRIJS WORDEN
BETAALD’
Interview met Pierre Marcolini - chocolatier
omstandigheden zouden laten werken. En ik wil mij
hiervan ook vergewissen, ofwel door persoonlijk
onaangekondigd naar de plantage te gaan ofwel door
iemand anders te vragen geregeld de plantage te
controleren.
© https://about.me/pierremarcolini).
Neen, niet echt. Wat wel kan gebeuren is dat de cacaoplantages niet
meer genoeg arbeiders vinden.
Nu bestaan de plantages voor het
merendeel uit familiale bedrijven
die de kennis van generatie op
generatie doorgeven. Alleen wil de
jonge generatie het familiebedrijf
niet meer overnemen. En terecht! De
producenten leven hoe langer hoe
meer in extreme armoede en ook
de socio-economische problemen
worden groter. Volgens de cacaobarometer 2015 moet bijvoorbeeld
het daginkomen van een cacaoboer
in Ivoorkust verviervoudigen om
boven de armoedegrens van 2 dollar
per dag uit te komen.
Hoewel je zou denken dat de cacaoboeren die aan het begin van de
productieketen van chocolade staan,
over hun inkomen kunnen onderhandelen, blijkt dat in de praktijk
niet het geval. Slechts 6,6% van
het inkomen dat met chocolade, de
verwerkte cacao, wordt verdiend,
komt terecht bij de cacaoproducenten (zie infografiek). Dat de jonge
generaties de cacaosector de rug
toekeren, valt dan ook makkelijk
te begrijpen. Welke oplossingen
dienen zich aan?
Kunt u de firma Marcolini voorstellen?
Marcolini is een chocolatier en ik leg de nadruk op dit
woord omdat we een van de weinige Europese fabrikanten zijn (er zijn er een vijftiental) die werken met het
basisproduct van de chocoladeketen, de cacaoboon.
We maken er een erezaak van om met bonen te werken die we zelf hebben geselecteerd. We houden de
hele productie in eigen handen, dus ook de integrale
verwerking van boon tot chocolade. Onze medewerkers hebben zo een besef van de meerwaarde die zij
toevoegen aan het chocoladeproject.
Waar komt uw cacao vandaan?
We kopen de cacao bij 17 verschillende plantages. De
cacao groeit in gebieden langs de evenaar. De aankopen doen we vooral in Brazilië, Mexico en Vietnam. We
weigeren categorisch om cacaobonen uit Ivoorkust of
Guinee aan te kopen. Eerst en vooral uit principe om
niet het systeem van kindslaven in stand te houden,
maar ook vanwege de smaak.
Hecht u belang aan de werkomstandigheden
van de arbeiders op de plantages waarvan u
cacaobonen afneemt?
We hechten veel belang aan dit aspect en we zetten meteen een punt achter onze samenwerking
met producenten die hun arbeiders in onwaardige
Wat vindt u van het voornemen van het ICI om
tegen 2020 enkel nog duurzame cacao op de
markt te brengen?
Ik denk niet dat deze doelstellingen in de huidige
omstandigheden haalbaar zijn. De chocolade-industrie
heeft te maken met de speculatie van grote bedrijven
op een markt met weinig spelers waar enkel het winstbejag telt en zeker niet de cacaoboer of het milieu.
Volgens mij moet er een eerlijke prijs worden betaald
voor cacao, rechtstreeks aan de producent zonder
tussenpersoon. Een ton cacao heeft momenteel een
marktprijs van 2.500 dollar, waarvan slechts 1.500
dollar naar de producent gaat. Voor mijn cacao let ik
op de kwaliteit en het geleverde werk, en dan betaal ik
vaak meer dan 5000 dollar per ton. Daarbij verzeker
ik mij ervan dat het geld rechtstreeks naar de cacaoproducent gaat.
U zegt dat u veel belang hecht aan de
smaak…
Absoluut! Vandaag is er een genetisch gemanipuleerde cacaoboon op de markt, onder de naam CCN51. Het rendement is veel hoger en de teelt veel
gemakkelijker. Deze soort groeit ook in de volle zon en
heeft geen schaduwrijke plek nodig zoals de gewone
cacaobomen. Toch verschilt de smaak en die voldoet
niet aan wat ik van een lekkere cacaoboon verwacht.
Hoe zit u de toekomst van de cacao, en meer
algemeen van de chocolade, in België, bij een
dreigend tekort aan producenten?
Ik denk dat de Belgische burger even stil moet staan
bij zijn consumptie. Volgens mij is chocolade een
product om van te genieten en geen gewoon consumptieproduct. Ik weet dat het niet voor iedereen
weggelegd is om zich elke dag Marcolini-chocolade
te permitteren, want de prijs ligt veel hoger dan die
van een industriële chocoladereep. Maar ik hoop wel
dat wie chocolade van Marcolini koopt, beseft dat het
een kwaliteitsproduct is dat aan hoge ambachtelijke
eisen voldoet en dat vervaardigd is met eerbied voor
de cacaoproducent, die een eerlijke prijs ontvangt.
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
21
© DGD/T. Hiergens
WAARDIG WERK
8 Kilo
ELKE BELG
CONSUMEERT
MEER DAN 8 KILO
CHOCOLADE PER
JAAR.
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
Interpol verklaarde dat deze kinderen werk verrichtten in zeer zware
omstandigheden die bijzonder
gevaarlijk waren voor hun gezondheid. De meeste kinderen waren
afkomstig uit Burkina Faso, Guinee
of Mali, ze werden niet betaald en
kregen geen onderwijs.
Het ICI, voorvechter
van de strijd tegen
kinderarbeid
Het ICI stelt zich tot doel de
cacao-producerende gemeenschappen die de rechten van de
kinderen beschermen en die kinderarbeid bannen, te promoten.
Het is dan ook van belang erop te
wijzen dat het ICI niet fundamenteel gekant is tegen elke vorm van
kinderarbeid. Zijn standpunt is dat
‘het aanvaardbaar is dat kinderen
op de familiale grond tijdens een
beperkte periode en onder het
toezicht van een volwassene lichte
en ongevaarlijke taken verrichten,
zonder dat hierbij hun onderwijs in
het gedrang komt. In plattelandsgemeenschappen in West-Afrika is
dit soort werk vaak nodig om het
gezin een waardig bestaan te geven.
Bovendien draagt dit werk bij tot de
ontwikkeling van de kinderen die zo
22 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
ervaring en vaardigheden leren die
hen op een toekomst als producent
voorbereiden.’
Van het duurzaamheidsfront
geen nieuws?
Wel integendeel. Alle actoren van de
productieketen van chocolade beseffen
goed welke nefaste gevolgen schommelingen in de oogst kunnen hebben voor
de producenten. Een reactie bleef dan
ook niet uit, en die is tweeledig: enerzijds de bestrijding van kinderarbeid,
waarvoor zich vooral het ICI inzet, en
de strijd voor een volledig “duurzame”
cacaoproductie tegen 2020.
Duurzame cacao als
internationale norm?
Het merendeel van de grote mondiale chocoladebedrijven gaan de
uitdaging aan om tegen 2020 enkel
nog chocolade te produceren met
‘duurzame’ cacao. Een moeilijke
kwestie is hierbij wat onder ‘duurzame’ cacao moet worden verstaan
en wat dan de internationale norm
moet zijn.
Volgens de drie bestaande normsystemen (Fairtade International,
Rainforest Alliance en UTZ Certified) is het aandeel van chocolade
met een duurzaamheidskeurmerk
gestegen van 2% in 2009 naar 15%
vandaag.
Om duurzame cacao algemeen
ingang te doen vinden en onder
impuls van de industrie heeft het
Europees Comité voor Normalisatie
(CEN) samen met de International
Organization for Standardization
(ISO) in 2011 een normeringsprocedure voor duurzame cacao
opgestart. Deze norm zal betrekking
hebben op drie aparte domeinen:
de Mensen (verbetering van de
werkomstandigheden, bestrijding
van kinderarbeid…), de Planeet
(milieu-effecten) en de Winst (voor
de boeren en inzake productiviteit).
Deze norm zou in 2016 worden
ingevoerd.
Er gaan echter ook kritische stemmen op die het reële effect van een
ISO/CEN-norm op de cacaosector
relativeren. Sommige gaan ervan
uit dat deze norm wellicht maar
een ‘vodje papier’ zal zijn waarin
elk essentieel aspect van eerlijke
handel, zoals de rol van de boerencoöperatieven, ontbreekt.
ONLINE
www.cocoainitiative.org/en/
WAARDIG WERK
SOCIALE BESCHERMING
VOOR IEDEREEN
D
e kans dat je het in je
leven zonder sociale
bescherming moet
stellen, hangt van veel
factoren af: je land, stad of platteland, rijke of arme ouders, jongen
of meisje, formele of informele job.
Dat is fundamenteel onrechtvaardig.
49% van de ouderen wereldwijd
ontvangt geen pensioen. Maar ook
de pensioenen zelf zitten meestal
ver onder de armoedegrens. 39%
van de wereldbevolking krijgt géén
tussenkomst in de gezondheidszorg.
In de lage inkomenslanden zelfs
meer dan 90%. Hoge gezondheidskosten duwen jaarlijks 100 miljoen
mensen in armoede.
De meeste landen, ook lage-inkomenslanden, hebben nochtans programma’s van sociale bescherming.
Maar die zijn meestal uitsluitend
bestemd voor overheidsambtenaren en werknemers in de (kleine)
formele economie. Terwijl veruit de
meeste mensen in de landbouw of
in de informele economie werken.
Daarom voeren de ngo-koepels
11.11.11 en CNCD-11.11.11, samen
met vakbonden, mutualiteiten en
ngo’s, 2 jaar campagne onder het
motto ‘sociale bescherming voor
iedereen’.
moet worden voor een volwaardige
sociale bescherming.
Een universele definitie van sociale
bescherming bestaat niet. Landen
moeten, in dialoog met de sociale
organisaties, beslissen welke prioriteiten ze stellen en hoe ze die
willen bereiken. Voor de campagne
omvat sociale bescherming ‘een
coherent en op solidariteit gebaseerd
geheel van structurele initiatieven en
maatregelen die voor alle mensen
inkomensgarantie en toegang tot
basisvoorzieningen moeten verzekeren gedurende hun gehele leven.’
Beide, inkomensgarantie én toegang
tot basisdiensten, zijn immers onmisbaar voor een menswaardig leven.
Hefboom voor
ontwikkeling
Sociale bescherming biedt ook
een krachtige hefboom voor ontwikkeling. Volwaardige sociale
bescherming, in alle levensfasen,
kan een samenleving fundamenteel
transformeren. Omdat ze rijkdom
herverdeelt, de ongelijkheid tussen man en vrouw vermindert en
economische ontwikkeling op gang
trekt. Omdat ze de koopkracht op
peil houdt als het economisch moeilijk gaat en voorkomt dat mensen
in armoede terecht komen bij de
minste tegenslag.
Recht voor iedereen
Haalbaar én
betaalbaar
Sociale bescherming is een mensenrecht dat al sinds 1948 opgenomen is in de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens. ILO
werkte dit recht in 1952 concreet
uit in Conventie 102 (‘minimum
normen voor sociale zekerheid’).
Maar omdat deze te vaak dode
letter bleven volgde in 2012 een
aanbeveling over de ‘Social Protection Floors’ of basisgaranties van
sociale bescherming. Deze vormen
een sokkel waarop verder gebouwd
Volgens een studie van 11.11.11,
HIVA en Oxford Policy Management
is een elementaire sokkel van sociale bescherming overal haalbaar
én betaalbaar, zelfs in de armste
landen. Zo volstaat in het straatarme
Burundi 12,7% van het BBP voor een
minimale sociale bescherming. Ook
in middeninkomenslanden Indonesië en Peru blijkt sociale bescherming betaalbaar. Voorwaarden
zijn voldoende politieke wil en de
juiste beleidskeuzes. De nationale
© FAO Giulio Napolitana
KOEN DETAVERNIER
BELEIDSMEDEWEKER 11.11.11
© FAO Simon Maina
Ziek worden en je behandeling niet kunnen betalen. Je job verliezen of je oogst vernield zien en geen
vervangingsinkomen hebben. Een leven lang werken en op je oude dag geen pensioen krijgen.
Voor 73% van de mensen is dat jammer genoeg geen fictie.
overheden dragen dus een grote
verantwoordelijkheid. Zo moeten ze
hun inkomen zien te verhogen door
een degelijk fiscaal beleid en door
internationale belastingfraude en
-ontwijking aan te pakken.
Toch blijft in de armste landen internationale solidariteit broodnodig.
Dat kan door steun van rijke landen,
direct of via onder meer het ILO
Flag Ship Program voor de Social
Protection Floor. Maar ook middeninkomenslanden hebben nood
aan internationale samenwerking
om hun sociale bescherming te
versterken. Daar gaat het vooral om
uitwisseling van ervaring, capaciteitsversterking en peer to peer-samenwerking van gespecialiseerde
dienstens. België kan en moet zijn
unieke expertise daarvoor inzetten.
39%
VAN DE WERELDBEVOLKING KRIJGT
GÉÉN TUSSENKOMST IN DE
GEZONDHEIDSZORG
ONLINE
socialebescherming.be
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
23
HUISHOUDWERKERS IN PERU
Wereldwijd zijn er 67 miljoen huishoudwerkers. Ze krijgen vaak niet het
respect dat ze verdienen en hun job wordt serieus ondergewaardeerd.
Ook in Peru blijft het onrecht torenhoog. De ngo’s Wereldsolidariteit en
FOS ondersteunen er plaatselijke organisaties die het voor hen opnemen
en strijden voor sociale bescherming.
STEFANIE BUYST
I
n Peru werkt zo’n 70% van
de bevolking in de informele economie. Velen zetten zelf een handeltje op of
verdienen wat geld als straatventer.
Vooral vrouwen zijn tewerkgesteld
in de informele sector, meestal als
huishoudwerkster. In Peru is bijna
96% van alle huishoudwerkers een
vrouw. Het gaat veelal om jonge
meisjes afkomstig van het platteland. Ze worden een degelijk loon
beloofd alsook de mogelijkheid
om naar school te gaan. De realiteit
draait vaak anders uit: ze werken 7
dagen op 7 voor een hongerloon
en kunnen helemaal geen school
lopen. Bovendien worden ze dikwijls
mishandeld door hun werkgever,
zowel mentaal als fysiek.
De overheid registreert of coördineert informele jobs niet. Soms
werken mensen wel in loondienst,
maar zonder contract. Veelal gaat
het hier om de armere of achtergestelde lagen van de bevolking die
zo goed en zo kwaad mogelijk hun
gezin proberen te onderhouden.
Daardoor mislopen ze echter elke
vorm van bescherming: ze hebben slechts half zoveel rechten als
iemand die wel geregistreerd werk
uitvoert en verdienen minder dan
het gemiddeld maandloon van een
huishoudwerker. Betaalde vakantie
is een utopie en ze krijgen geen of
amper vrije tijd.
Conventie 189
In Peru steunt de Belgische ngo
Wereldsolidariteit drie partners: de
jongerenorganisatie JOC, een nationaal netwerk dat de sociale en solidaire economie promoot (GRESP),
en een vakbond die opkomt voor
de rechten van arbeiders in de
informele economie (CSP).
Alle drie de partners vullen elkaar
heel goed aan. Samen staan ze
immers sterker: ze wisselen ervaringen uit en ondernemen gezamenlijke politieke acties. Ze strijden
onder andere voor de bekrachtiging
van Conventie 189 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in
Peru. De conventie omschrijft de
waardige werkomstandigheden
voor huishoudpersoneel, zoals het
recht op een minimumloon, vastgelegde werkuren, sociale zekerheid (ook bij zwangerschap) en
aansluiting bij een vakbond.
IPROFOTH – een initiatief van JOC
– biedt al meer dan 40 jaar steun
aan huishoudwerksters. Het is de
enige organisatie in Peru van én voor
huishoudwerksters. Ze staat onder
andere in voor de verdediging van
hun rechten, opvang, overleg met
vakbonden en onderwijs en vorming.
Ze verzorgt ook bijeenkomsten waar
de vrouwen elkaar beter kunnen
leren kennen. In geval van ontslag
of mishandeling helpt ze hen ander
werk vinden.
Getuigenis van
huishoudster
Toen ze 12 jaar oud was, ging Maria
de los Ángeles aan de slag als huishoudwerkster in Lima, samen met
haar zus. Nu zit ze in het team van
IPROFOTH. Ze vertelt: ‘Ik had het
geluk dat ik naar school mocht gaan.
Maar terzelfdertijd werd ik gediscrimineerd, geslagen en seksueel
misbruikt. Toch kon ik erover praten
met een psycholoog. En dat kunnen
24 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
PERU TELT
MINSTENS
406.000
HUISHOUDWERKERS
200.000
zijn minderjarig
2,6%
ZE VERTEGENWOORDIGEN
vele lotgenoten niet. Ik
wil niet dat iemand
lijdt zoals ik geleden
heb, dus daarom engageer ik mij elke dag opnieuw.
Voor dit werk worden we niet
betaald, het is een vorm van
sociaal werk. We willen dat
huishoudwerksters hun rechten
kennen, dat ze erkend worden,
dat ze meer verdienen dan
het minimumloon en dat ze
kunnen studeren.
Huishoudwerksters
vo l g e n m e e s t a l
avondschool. Overdag kunnen ze
immers niet naar school gaan omdat
ze moeten werken. Met de steun
van JOC trekt IPROFOTH naar de
avondschool om hen bewust te
maken van hun rechten. We leren
hen dat ze kunnen opkomen voor
hun rechten en dat hun job respect
verdient. Sommige meisjes kunnen
niet koken, wassen of strijken. Ze
denken dat ze niets waard zijn en
hebben een laag zelfbeeld. Daarom
organiseren we ook workshops rond
eigenwaarde zodat ze zichzelf leren
appreciëren.
VAN DE TOTALE
TEWERKSTELLING
‘Ik wil niet dat
at
iemand lijdt zoals
b’
ik geleden heb’
WAARDIG WERK
TREDEN UIT DE SCHADUW
MAANDLOON
In Lima verdient een
huishoudwerk(st)er gemiddeld
457
sol*
(*118 euro)
(PER MAAND)
85%
verdient minder dan
750 sol (193 euro)
15
%
verdient 750 sol
(193 euro)
In de provincies
schommelt het
gemiddeld loon tussen
100 (26 euro) en
250 sol (64 euro)
GESLACHT
95,6 % 4,4 %
VROUWEN
MANNEN
© IDWF
Slechts 2 op de 10 heeft
een officieel contract
WAT IS SOCIALE BESCHERMING?
We voeren ook campagnes in het
park om duidelijk te maken dat ze
er niet alleen voor staan. Zo delen
we sleutelhangers uit met daarop
de contactgegevens van IPROFOTH.
Als een huishoudwerkster aan de
deur wordt gezet omdat ze opkomt
voor haar rechten, kan ze zo gemakkelijk contact opnemen met onze
organisatie. We stellen een soort
‘opvangruimte’ ter beschikking waar
ze tijdelijk terechtkan en helpen haar
ook zoeken naar ander werk, bij
een werkgever die wel de rechten
respecteert.
Huishoudwerksters voelen zich dikwijls eenzaam en denken dat de
familie waar ze voor zorgen de enige
familie is die ze hebben. Ze hebben
amper vrije tijd, maar als ze dan al
Sociale bescherming verwijst naar elke vorm van beleid dat risico’s,
kwetsbaarheid, ongelijkheid en armoede aanpakt via systemen van
transferten aan de bevolking, in geld of in natura/diensten. Het heeft dus
als doel mensen te beschermen tegen de risico’s die hen in de armoede
kunnen drijven of houden, en dat door hen in staat te stellen te genieten
van basisbescherming, -zorgen en -diensten en de sociale en economische
barrières op te heffen die de toegang tot deze bescherming verhinderen.
Sociale bescherming omvat: medische zorgen, pensioenen, allerlei uitkeringen (voor moederschap, invaliditeit, gezin, nabestaanden en werkloosheid; in geval van ziekte, arbeidsongevallen en beroepsziekten…)
(zie ook p. 23).
eens op stap gaan, is de kans groot
dat ze een man ontmoeten die hen
van alles belooft. Helaas blijven ze
vaak alleen achter, als alleenstaande
moeder. Daarom verzorgen we ook
een ‘mechita’, een kinderopvang.
Terwijl de vrouwen overdag gaan
werken, zorgen wij voor hun kinderen,
tegen een redelijke prijs.
IPROFOTH probeert zichzelf te
financieren (onder andere via de
kinderopvang), maar dat volstaat
lang niet om aan de noden te voldoen. We doen wat we kunnen om
zoveel mogelijk persoonlijke begeleiding en steun te bieden.’
ONLINE
www.wereldsolidariteit.be
www.fos-socsol.be
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
25
SLAVERNIJ
ste
IN DE 21 EEUW
Wie dacht dat slavernij al sinds de 19de eeuw de wereld uit is, heeft het mis.
Miljoenen mensen werken vandaag onder erbarmelijke omstandigheden in
semi-slavernij. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) probeert paal en
perk te stellen.
ASTRID DE VOS
V
olgens ILO zijn huishoudhulp, landbouw,
de bouwsector en de
ontspanningsindustrie
de sectoren waar dwangarbeid
(of semi-slavernij) het meest voorkomt. 56% van de ‘moderne slaven’
bevindt zich in Azië en de Stille
Oceaan, 26% is minderjarig. Vooral
migranten blijken extra kwetsbaar.
Doordat zij vaak niet over de juiste
documenten beschikken of de
lokale taal niet spreken, lopen ze
een hoger risico om in een situatie
van dwangarbeid terecht te komen.
We bespreken drie schrijnende
gevallen.
Uitbuiting in Qatar
21
MILJOEN
MENSEN LEVEN
VANDAAG IN
EEN VORM VAN
SLAVERNIJ.
Schepenkerkhoven in
Bangladesh
In de 18e eeuw stond Bangladesh
gekend om zijn scheepswerven.
Zelfs de sultan van het Ottomaanse
rijk liet hier zijn vloot bouwen. Vandaag staat Bangladesh niet langer
gekend om zijn scheepsbouw, maar
om scheepsafbraak. Elk jaar vinden
honderden afgeschreven schepen
hun laatste rustplaats aan de kust van
Bangladesh. Het ontmantelen van
deze stalen mastodonten behoort
tot een van de gevaarlijkste jobs
ter wereld.
De schepen die hier aanmeren
bevatten vaak grote hoeveelheden asbest, lood, PCB’s en andere
gifstoffen. Omdat de afbraak op
het strand gebeurt, dringen deze
© Getty - typhoonski
7.000 arbeiders zullen het leven laten
tijdens de bouwwoede in Qatar in de
aanloop naar de Wereldbeker voetbal
in 2022, zo meldde de International
Trade Union Confederation, ’s werelds
grootste vereniging van vakbonden. Dat betekent dat er elke week
12 slachtoffers vallen tenzij er actie
ondernomen wordt. Ter vergelijking:
de afgelopen Wereldbeker in Brazilië
maakte in totaal 10 slachtoffers.
Qatar telt momenteel 1,4 miljoen
buitenlandse arbeidskrachten. Het
merendeel daarvan komt uit India
en Nepal. Nog voor hun aankomst
worden deze arbeiders dikwijls
misleid door rekruteringsagentschappen. Ze maken valse beloften
over de aard van hun werk of het
salaris. De exorbitante rekruteringen reiskosten storten de arbeiders
diep in de schulden.
Eenmaal aangekomen moeten
deze arbeiders in erbarmelijke
omstandigheden werken. Paspoorten worden afgepakt om te
verhinderen dat ze vertrekken.
Overdag zwoegen ze lange dagen
op gevaarlijke bouwwerven onder
een zinderende hitte van 50°C. Ook
de huisvesting is schrijnend. Een
typische kamer herbergt zo’n 8
tot 10 mannen, samengepropt in
stapelbedden. Achterstallige salarissen worden vaak niet uitbetaald,
arbeiders hebben geen recht op
ziekteverlof of vakantiedagen en
discriminatie op de werkvloer is
schering en inslag.
Deze wantoestanden kunnen welig
tieren door het zogeheten Kafala-systeem dat in gebruik is in de
Golfstaten. De arbeidsmigrant heeft
in dit systeem een lokale sponsor of
‘kafeel’ nodig om Qatar binnen te
raken. Deze kafeel bezit het recht
om zijn werknemer al dan niet toestemming te geven om het land
te verlaten. Wanneer hij zich als
sponsor terugtrekt, vervallen alle
wettelijke rechten van de arbeidsmigrant. Bij onenigheid over loon,
huisvesting, arbeidsomstandigheden en andere werkgerelateerde
zaken, kan de kafeel dat als drukkingsmiddel gebruiken. De macht
die het systeem overdraagt aan de
kafeel is dermate groot dat het als
een vorm van moderne slavernij
beschouwd wordt.
Naar aanloop van de Wereldbeker in 2022 zal Qatar zo’n 140 miljard dollar spenderen aan nieuwe
infrastructuur. De menselijke kost is nog groter: naar schatting 7.000 arbeiders zullen het leven laten
door onveilige werkomstandigheden en uitbuiting.
26 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
WAARDIG WERK
De Britse krant The Guardian heeft
onderzoek verricht naar de levensomstandigheden op deze boten. De
krant maakte gewag van arbeiders die
shiften van 20 uur werkten, regelmatig
geslagen werden door hun opzichters
en doorgaans slechts een bord rijst
per dag te eten kregen. De mate van
geweld dat gehanteerd wordt op
deze boten is gruwelijk. Arbeiders
getuigen dat zieken over boord werden gegooid en ongehoorzaamheid
bestraft werd met dagenlange opsluiting onder het dek. Uit een enquête
van de VN uit 2009 bleek zelfs dat
59% van de migranten werkzaam
op deze boten al getuige waren van
de moord op een collega.
Ondanks beloften van de Thaise
overheid om de wantoestanden in
de visserij aan te pakken, gebeurt
het nog te vaak dat de regering deze
praktijken oogluikend toelaat. Vaak
Zonder vakbonden,
veiligheidsuitrusting of training
riskeren de arbeiders op de
scheepswerven in Bangladesh elke
dag hun leven voor een hongerloon.
Visserij in Thailand
Thailand produceert jaarlijks 4,2
miljoen ton zeevruchten, waarvan
90% bestemd is voor de export.
Daardoor is er een grote vraag naar
arbeidskrachten. Elk jaar maken
zo’n half miljoen arbeidsmigranten uit het naburige Cambodja
en Myanmar de oversteek, aangetrokken door de hogere lonen.
Maar zonder de juiste documenten
zijn ze makkelijke doelwitten voor
seksuele exploitatie, dwangarbeid
en moderne slavernij.
ILO lanceert
de campagne
'50 For
Freedom' om
minstens 50
landen aan
te moedigen
het protocol te
bekrachtigen”
© Adam Cohn
stoffen meteen de zandbodem in
of spoelen ze in de zee. Bovendien
hebben de meeste scheepsslopers
geen toegang tot passende beschermingsuitrusting, hetgeen ernstige
gezondheidsimplicaties tot gevolg
heeft. De frequente gasexplosies
en neerstortende ijzeren platen op
de werven vormen een bijkomend
dodelijk risico.
Maar deze sector is niet alleen
gevaarlijk en vervuilend, ze is ook
zeer lucratief. Deze industrie heeft
een geschatte omzet van 1,5 miljard
dollar per jaar en stelt zo’n 22.000
arbeiders te werk in Bangladesh. Zij
delen echter niet in de winst. Hun
lonen behoren tot de laagste ter
wereld.Vaak werken deze arbeiders
shiften van 12 uur en dat voor een
schamele 2 euro per dag. Overuren
worden niet uitbetaald, ziekteverlof
bestaat niet.
zijn daar immers lokale politieagenten bij betrokken, tot zelfs hooggeplaatste politici. Daardoor kunnen de
slachtoffers nergens terecht.
ILO
De praktijken in Qatar, Bangladesh
en Thailand bewijzen dat slavernij de wereld nog niet uit is. Naar
schatting leven vandaag 21 miljoen
mannen, vrouwen en kinderen in
een bepaalde vorm van slavernij.
Deze praktijk levert elk jaar zo’n 150
miljard dollar per jaar op.
MEER INFO OP
DE TABLETVERSIE
Als mensen met geweld of intimidatie gedwongen worden om te
werken spreekt men van dwangarbeid. Het kan ook subtieler: identiteitspapieren achterhouden, een
schuld aansmeren of dreigen met
aangifte bij de immigratiediensten.
ILO wil hier komaf mee maken.
Daarvoor is er nood aan strenge
wetgeving die strikt wordt toegepast en samenwerking tussen de
regering en de sociale partners.
Ook moet er een opvangnet zijn
voor de slachtoffers.
Afgelopen november stuurde ILO
een speciale missie naar Qatar om
er de arbeidsomstandigheden te
onderzoeken. Na eerdere pogingen
van Qatar om een onderzoeksmissie
te verhinderen, besloot ILO om een
formele stemming te houden. Een
hoogst ongebruikelijke procedure,
aangezien men meestal via onderhandelingen naar een compromis
streeft. Uiteindelijk stemden 35 landen voor, 13 tegen en 7 onthielden
zich.
De missie gaf een duidelijk signaal
naar Qatar toe. In maart komt het
dossier opnieuw op de agenda.
Dan zal er beslist worden of ILO
een volwaardige onderzoekscommissie opricht. Deze commissie
zou de druk op Qatar aanzienlijk
verhogen. Daarnaast stelde de VN
ook een speciale rapporteur voor
moderne vormen van slavernij aan.
Deze heeft als taak te onderzoeken
welke maatregelen landen nemen
om dwangarbeid aan te pakken en
de slachtoffers ervan te beschermen.
Als er slavernij plaatsvindt, moet de
rapporteur actie ondernemen.
Verder heeft ILO een internationaal
protocol opgesteld dat moderne
vormen van dwangarbeid bestrijdt.
De Conventie 29 tegen dwangarbeid
uit 1930 bevatte immers een lange
lijst van uitzonderingen. Meer dan
84 jaar later wil het nieuwe wettelijk
bindend protocol de mazen in het
net dichten.
Dat verloopt echter niet van een
leien dakje. Tot nu hebben enkel
Noorwegen en Niger het protocol
ondertekend. Daarom lanceert ILO de
mondiale campagne ‘50 For Freedom’.
Daarmee wil de organisatie minstens
50 landen aanmoedigen om het protocol te bekrachtigen tegen 2018.
ONLINE
U kan de actie ’50 For Freedom’ steunen op
http://50forfreedom.org/.
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
27
ARMOEDE
WERKT KINDERHANDEL
IN DE HAND
Foto’s : Titus Simoens
FRÉDÉRIC JANSSENS
PLAN BELGIË
Elk jaar vallen meer dan een
miljoen kinderen ten prooi aan
mensenhandel. Dat betekent
dat ze gerekruteerd worden
om ver van huis te werken. In
Benin strijdt Plan België tegen
dit fenomeen dat tienduizenden
kinderen treft. Sensibilisering
in dorpen, economische steun
voor huishoudens, geboorteregistraties, hulp bij scholing: het
probleem is complex en moet
vanuit alle hoeken bestreden
worden.
Jongens die slachtoffer van kinderhandel zijn, in Benin of in het buitenland,
werken vaak op boerderijen, koffie-, cacao- en katoenplantages of op werven.
Voor Plan België is het een prioriteit hun vertrek te voorkomen en de slachtoffers
te identificeren door de autoriteiten en de dorpshoofden op te leiden.
28 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Meisjes vertegenwoordigen 2/3 van
de slachtoffers van kinderhandel
in Benin. Ze werken voornamelijk
op markten en als huishoudhulp in
Cotonou en in de grote steden.
WAARDIG WERK
Plan ondersteunt de oprichting van kinderdagverblijven. Daardoor
kunnen oudere broers en zussen naar school gaan in plaats
van de kleine kinderen te moeten oppassen. Zo biedt scholing
een doeltreffende bescherming tegen mensenhandel.
Voormalig kinderhandelaar Mathias stuurde vijftien kinderen naar Nigeria
in de jaren ‘90, met inbegrip van zijn eigen dochter. Vol berouw heeft
hij haar opnieuw naar school gestuurd. Hij werkt ook samen met Plan
om de dorpelingen te sensibiliseren over de impact van mensenhandel
en de noodzaak om zich te verzetten, hoe arm men ook is. ‘Nog liever
aarde eten dan je kinderen verhandelen’, herhaalt hij onvermoeibaar
Armoede is een sleutelfactor bij kinderhandel. Om het probleem bij de wortel
aan te pakken, helpt Plan België moeders om hun inkomen te verhogen
via financiële steun aan spaar- en kredietverenigingen in de dorpen: kleine
handelszaken opzetten, grondstoffen verwerken, enz. Ondertussen zijn
in Benin meer dan 3.000 spaar- en kredietverenigingen opgericht.
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
29
HANDTASSEN MAKEN
SIEN VAN GOMPEL
I
Met Atelier
Louie wil ik
niet louter
produceren
en verkopen,
maar wel
mezelf
uitdagen en
steeds nieuwe
creaties
leveren van de
hoogste
kwaliteit en
duurzaamheid”
k werk al jaren als ambtenaar en combineerde dat met
creatieve activiteiten thuis.
Zes jaar geleden besloot ik
om Atelier Louie op te richten om
mijn hobby een meer professioneel
kader te geven. Om mijn verschillende rollen als bediende, ambachtsvrouw en ondernemer vlotter te
vervullen, doe ik een beroep op
smartbe.be. Deze organisatie wil de
werkomstandigheden van kunstenaars en creatievelingen verbeteren.
Zij doet dat door administratieve
steun en het nodige advies te verschaffen. Dankzij Smart kan ik me
met Atelier Louie beter focussen
op mijn creaties zonder al te veel
administratieve rompslomp. Uiteraard is deze dienstverlening niet
gratis, waardoor het niet evident
is om lage prijzen aan te houden.
Vooral ook door het dure materiaal
en de vele werkuren per stuk. Omdat
alles met de hand gebeurt, doe ik
er gemakkelijk 40 uren over om
een tas te maken.
Met Atelier Louie wil ik niet louter
produceren en verkopen, maar wel
mezelf uitdagen en steeds nieuwe
creaties leveren van de hoogste
kwaliteit en duurzaamheid. Daarom
werk ik ook steeds met het beste
materiaal. Zo voer ik het merendeel
van mijn leder in uit Italië. Kwaliteit
primeert in elk geval boven kwantiteit. Om klanten wegwijs te maken
in het aanbod heb ik me vorig jaar
een tijdje volledig op Atelier Louie
toegelegd om een collectie te ontwerpen. Deze collectie dient als
leidraad voor klanten want elk stuk
kan volledig gepersonaliseerd worden naar de wensen van de klant.
Ik vind het heel belangrijk om iets
terug te geven en ben steeds geïnteresseerd om ideeën uit te wisselen.
Die uitwisseling van ideeën bracht
mij in het netwerk van De Makers,
een initiatief van Unizo. De Makers
hebben recent een samenwerking
met de ngo Exchange opgestart
30 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
HANDGEMAAKTE
TASSEN:
KWALITEIT
PRIMEERT
© Nino Aveni
De ngo Exchange stuurt professionelen naar
ontwikkelingslanden om er hun expertise te
delen met hun collega’s. Een blik achter de
schermen bij een handtassenmaker in België
en Senegal.
en zo ben ik uiteindelijk in Senegal beland als vrijwilliger-expert.
Exchange had een aanvraag binnengekregen van de ‘Chambre de
Métiers’ in Dakar die een expert
zocht om de lokale ambachtslui
nieuwe lederbewerkingstechnieken bij te brengen. Exchange wil
het ondernemerschap en KMO’s
promoten door expertises aan te
bieden die een bedrijf of andere
beroepsorganisatie in het Zuiden de
mogelijkheid bieden efficiënter te
worden, verder te groeien, betere
kwaliteit te leveren en meer werkgelegenheid te creëren.
Bij mijn aankomst in Dakar trok
ik vrijwel meteen naar de werkplaats van de lokale ambachtslui.
Het viel me op dat, ondanks de
goede technische kennis die vaak
generaties lang was overgeleverd,
creativiteit vrijwel volledig ontbrak.
De meeste modellen waren eigenlijk
replica’s van bekende merken. Eén
van mijn aandachtspunten was dan
ook om de creativiteit in hun werken
te stimuleren. De plaatselijke vaklui
hadden ook nood aan structuur: het
meeste werk deden ze uit het hoofd
zonder patronen te gebruiken. Ik
heb hen daar zo goed mogelijk over
trachten te informeren. Tevens gaf
ik hen enkele tips over goedkoop
en duurzaam materiaal dat hen
kon helpen om de kwaliteit van hun
creaties te verbeteren. Ten slotte heb
ik hen de basis bijgebracht van het
naaien met één draad en twee naalden, wat op veel bijval kon rekenen.
Al bij al vond ik het een zeer leuke
ervaring en ben ik blij dat ik mijn
expertise heb kunnen delen met de
lokale ambachtslui. Ik hoop dat deze
‘exchange’ een duurzame impact
heeft gehad op hun werk zodat ze
betere kwaliteit kunnen leveren en
verder kunnen groeien.
WAARDIG WERK
IN BELGIË EN SENEGAL
© Mohamed Sorgho
SERIGNE MBACKE MBOW
COÖPERATIE JONGE LEERBEWERKERS
I
n Senegal werken we over
het algemeen met vrij rudimentair en lokaal bewerkte
koehuiden, hoewel we soms
ook ingevoerde huiden gebruiken.
De steun van de overheid voor onze
sector manifesteert zich voornamelijk
via organisaties zoals de Kamer van
Koophandel. Een atelier voor lederbewerking is meestal een familiale
aangelegenheid, de meeste mensen
die er werken maken deel uit van
dezelfde familie of kaste. De kennis
wordt er overgedragen van vader
op zoon en dat al generaties lang.
Een groot obstakel voor de groei
van onze bedrijven en het formeel
maken ervan zijn de moordende
belastingen op onze activiteiten.
Een ‘formeel’ bedrijf moet immers
aan veel strengere belastings- en
boekhoudkundige regels voldoen.
Daarom kiezen veel ambachtslui
ervoor om te blijven werken in
hun kleine informele structuren
om zo die belastingen te omzeilen.
Voor informele bedrijven volstaat
een simpele jaarlijkse betaling op
basis van de grootste contracten
(‘contribution globale unique’), een
gedetailleerde boekhouding hoeft
niet. Het besef groeit wel dat globalisering niet alleen risico’s maar
ook veel opportuniteiten met zich
meebrengt. De va klui proberen
zich dan ook geleidelijk beter te
organiseren om zo op termijn ook
buitenlandse markten te kunnen
aanboren.
De sector van lederbewerking is een
belangrijke werkgever in Senegal.
De laatste jaren begint zij duidelijk
© Mohamed Sorgho
te groeien door de stijgende lokale
vraag naar producten. Er worden
dan ook steeds meer jobs gecreëerd
door lokale ambachtslui. De over het
algemeen informele organisatie blijft
echter de grootste rem voor een
verdere exponentiele ontwikkeling
van de sector.
We hebben een beroep gedaan
op expertise van Exchange om
voornamelijk de kwaliteit van ons
aanbod te kunnen verbeteren.
Door de hogere kwaliteit kunnen
CREATIVITEIT
LOKT KLANTEN
we ook de concurrentie aangaan met
gelijkaardige producten die goedkoop ingevoerd worden uit China.
Dat betekent meteen het tweede
grote obstakel voor de ontwikkeling
van onze sector. De toevloed aan
goedkoop materiaal maakt het niet
evident voor een lokale vakman
om daarmee te concurreren. Wij
hebben dus de keuze gemaakt
om met kwaliteitsvolle producten
de mensen te overtuigen ‘made
in Senegal’ te kopen. Ongeveer
85% van ons cliënteel zijn toeristen.
Dus door originele ontwerpen van
goede kwaliteit te leveren hopen
we ook daar ons marktaandeel op
te krikken. Op dat vlak bleek de
Exchange-experte zeer nuttig daar
ze ons leerde originele ontwerpen
te maken door een gebruik van
patronen, om zo onze kennis en
creativiteit te kunnen loslaten op
onze producten.
Door de
hogere kwaliteit
kunnen we ook
de concurrentie
aangaan met
gelijkaardige
producten
die goedkoop
ingevoerd
worden uit
China”
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
31
WAARDIG WERK
SCHOLING
als springplank voor arbeidsmarkt
Collibri Foundation van Colruyt
Wat is
Collibri
Foundation?
Jongeren in moeilijke omstandigheden stimuleren om hun
talenten te ontplooien, dat is de missie van Collibri Foundation.
Al 13 jaar lang steunt deze organisatie vormingsprojecten in
het Zuiden onder het motto: “educate – develop – empower”.
ASTRID DE VOS
I
n 2002 vaardigde Colruyt
Group een charter uit over
kinderarbeid en werkomstandigheden. Daarmee
ijvert de groep voor degelijke en
veilige werkomstandigheden en een
verbod op kinderarbeid. Met dat
verbod ging ook het besef gepaard
dat zo heel wat gezinnen in ontwikkelingslanden zonder inkomen
dreigden te vallen. Daarom besloot
Colruyt Group volop te investeren
in onderwijs. Een jaar later begon
Collibri Foundation haar eerste project in Semarang, Indonesië.
Collibri Foundation vertrekt vanuit het standpunt dat een mooie
toekomst begint bij kwaliteitsvol
onderwijs. Daarom richtte ze een
partnerschap op met een aantal
onderwijsinstellingen in Semarang.
Zo worden in het lager onderwijs
praktische leerboeken ontworpen
en worden er studiedagen georganiseerd voor de leerkrachten. Collibri
Foundation is ook actief in het middelbaar onderwijs, waar ze jaarlijks
185 studiebeurzen uitreikt. Vijftien
onder hen kunnen doorstromen naar
het hoger onderwijs. Het gaat steeds
om jongeren die zelf niet over de
nodige middelen beschikken, maar
32 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Collibri Foundation,
een initiatief van
Colruyt Group,
verleent al sinds 2003
financiële steun aan
vormingsprojecten
in het Zuiden. De
stichting ondersteunt
ervaringsgericht
onderwijs en biedt
studiebeurzen aan
in het middelbaar
onderwijs. In het
hoger onderwijs
kunnen geselecteerde
jongeren een studie
naar keuze volgen
met achteraf een
stage bij Colruyt
Group in België. De
financiering verloopt
via Boniselection, het
thuismerk van Colruyt
Group. 5% van de
omzet van deze
producten gaat naar
Collibri Foundation.
Daarnaast kunnen
consumenten en
bedrijven ook een
vrije bijdrage storten.
wel sterk gemotiveerd zijn en blijk
geven van groot potentieel.
Nadat de jongeren hun universitaire opleiding met succes hebben
afgerond kunnen ze stage lopen bij
Colruyt Group in België. Zo liep
Iva Fitria Ekawati uit Demak (Midden-Java) drie weken stage bij de
distributiegroep in Halle. Tijdens
haar verblijf in België werden Iva en
de andere jongeren volop klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. Ze
leveren ook een eindwerk af. ‘Dat kan
gaan van een businessplan opstellen
voor een bedrijf tot werken rond
afvalbeheer. We willen hen echt uitdagen om hier een bedrijfservaring
op te doen,’ zegt Mieke Vercaeren,
adviseur Public Affairs van Colruyt
Group. Alle stagiaires krijgen een
persoonlijk trainingscertificaat van
Colruyt Group.
In elke regio waar een scholingsproject van Collibri Foundation loopt, zet
Colruyt Group een project op rond
een ‘duurzame keten’. In Burundi
bijvoorbeeld gaat de scholing hand
in hand met een duurzame koffieketen. Colruyt Group koopt er een
groot deel van haar koffiebonen bij
lokale coöperatieven en verleent
er advies over marketing en prijsvorming. Met de hulp van Iva wil
Colruyt Group nu een gelijkaardig
initiatief in Indonesië opstarten.
In de buurt van Iva’s oude school
staan kokosbomen. De schillen van
deze kokosnoten kunnen gebruikt
worden als briketten voor de barbecue. Voor haar eindwerk voerde
Iva een screening uit van de keten
van kokosbriketten in Indonesië en
onderzocht ze hoe je deze keten
duurzamer kan maken.
Collibri Foundation werkt samen met
lokale organisaties die de jongeren
daar de nodige begeleiding bieden.
In Indonesië is dat de Indonesian
Child Welfare Foundation. De resultaten zijn alvast zeer positief. De
meeste jongeren studeren verder
of vinden bij hun terugkeer thuis
snel een baan.
OP STAP MET
CULTUUR
als hefboom voor sociale verandering
Bijeenkomst over migratie op ‘het Plein der mogelijkheden’ op het festival Esperanzah in 2015
e zijn ook partn e rs c h a p p e n
aangegaan met
muziekfestivals in
het Zuiden. In 2013 trok een team
van vijftien van onze vrijwilligers
naar het festival Fesdig in Burkina
Faso. Ze zetten er een lokale radio
op in de rand van het event. Een
deel van dat team is momenteel in
Goma om een handje toe te steken
bij de coördinatie van het festival
Amani. Individuele en collectieve
emancipatie heeft volgens ons evengoed te maken met de waardering
van regionale artiesten als met het
instandhouden van de zaaddiversiteit, want uiteindelijk draait alles om
cultuur. Het achterliggende idee is
dat culturele rijkdom evenzeer moet
worden verdedigd als een sociale
en solidaire economie (in tegenstelling tot de neoliberale antithese die
cultuur wil standaardiseren).
van onze wereld. De toekomst van
het Noorden is verweven met die
van het Zuiden, het lokale met het
globale, de natuur met de mens en
omgekeerd. We doen er alles aan
om instrumenten aan te reiken voor
een beter begrip van de wereld en
om concrete positieve alternatieven
voor te stellen, daar waar iets niet
goed werkt. Ik kies systematisch een
campagnethema met een boeiend
verhaal. Ik geloof er namelijk in dat
het gesproken woord en emoties
voor de nodige empathie zorgen
om een jong publiek warm te maken
voor een thema waarmee het in het
dagelijkse leven eigenlijk niet in
aanraking komt. Daarom heb ik de
taak projecten met een zeer breed
cultureel palet uit te werken en alle
betrokken spelers rond te tafel te
verzamelen: zangers, animatoren
van ngo’s, radiopresentatoren, videoploegen, expats…
Interconnectiviteit
Plein der
mogelijkheden
W
Met deze schat aan ervaringen
werken we in België elk jaar een
campagne uit in samenwerking met
CNCD-11.11.11. We willen mensen
meer en meer bewust maken van
de algemene interconnectiviteit
Verleden jaar organiseerden wij
met de jongeren van een wijkhuis
in Schaarbeek een bezoek aan het
‘Museum van het kapitalisme’ en
een ontmoeting met rapper ‘Kaer’
van de groep Starflam. Het project
werd afgerond met een workshop
‘een rap schrijven’ over het thema…
landroof! Niet vanzelfsprekend! Maar
op het einde van het project richtten
enkele jongeren samen met actoren
van het terrein ‘Het plein der mogelijkheden’ 1 op. Daar ontmoetten ze
de directeur van het festival Amani
(Congo) en hun lievelingsacteurs
die belangstelling voor de projecten
hadden.
Dit jaar gaan jongeren uit de regio
Namen op onderzoek uit. Gedurende enkele dagen trekken ze rond
met een woonwagen die uitgerust
is voor live radio-uitzendingen op
verschillende kanalen van het verenigingsleven. Hun opdracht is te
begrijpen hoe lokale alternatieve
initiatieven werken om op basis
daarvan een ander globaal voedselsysteem te bedenken. Ook bij
dit project zijn artiesten betrokken
en komt er veel verbeeldingskracht
bij kijken!
Wie?
Jérôme
Van Ruychevelt,
verantwoordelijke
verenigingsleven
bij vzw Z!
Wat?
Jaarlijkse
campagne voor
de sensibilisering
van jonge
festivalbezoekers
over de sociaaleconomische
uitdagingen van
vandaag.
Waarom?
Vraag van het
publiek naar
instrumenten
om de wereld te
leren begrijpen,
maar ook naar
alternatieve
mogelijkheden in
een optimistisch
en creatief
ingestelde wereld.
© Dragan Markovic
De vzw Z! organiseert muziekfestivals. Mijn taak is bruggen te bouwen tussen de ‘jonge’
generatie onder het publiek en het verenigingsleven en de spelers op het terrein. Esperanzah!, ons grootste festival, vervult daarbij een belangrijke schakelrol. Bedoeling is dat
mensen in een sfeer van artistieke creativiteit samenkomen en in debat gaan.
1 Plaats op het Festival Esperanzah! waar
meer dan 300 betrokken actoren animaties
organiseren rond concrete lokale alternatieve
mogelijkheden in België.
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
33
EEN VOLK ZONDER UITWEG
© Dominic Chavez/World Bank
Het conflict in Syrië gaat zijn vijfde jaar in. Grootste slachtoffer is en blijft de burgerbevolking. Miljoenen
Syriërs zijn ontheemd of gevlucht, een humanitaire crisis zonder voorgaande. Syrië bloedt leeg. Steden zijn
volledig verwoest. De nood aan voedsel en sanitaire voorzieningen, aan financiële en logistieke middelen,
is enorm. De dringendste behoeften lenigen en overleven, dat is nu het enige wat telt. Is de internationale
gemeenschap zich wel bewust van het menselijke drama dat zich hier afspeelt?
Vluchtelingenkamp van Zaatari in Jordanië waar
80.000 Syrische vluchtelingen leven. 23 juni 2015.
BENOIT DUPONT
De hel van Madaya
Het is donker en koud en het regent.
De eerste 50 vrachtwagens van een
humanitair konvooi beginnen de
lang verwachte goederen te lossen:
voedsel, geneesmiddelen, dekens.
We schrijven 12 januari 2016. Dit is
Madaya, een Syrische stad van zowat
40.000 inwoners, die al zes maanden
lang wordt belegerd en sinds half
oktober van alle bevoorrading is
afgesneden. Mannen, vrouwen en
kinderen die met moeite overleven,
wachten wanhopig en al veel te
lang op deze hulp. ‘Een menigte
uitgehongerde kinderen’, stelt Sajjad
Malik, vertegenwoordiger van het
VN-vluchtelingencommissariaat
(UNHCR) in Syrië, bedroefd vast. Ze
hadden alleen nog bladeren, gras
en huisdieren te eten. Sinds begin
december stierven 28 mensen, van
honger en kou en door gebrek aan
zorgen. De burgerbevolking zit in
een val, omringd door strijdkrachten van het Syrische regime. De
Verenigde Naties, het Internationaal
Comité van het Rode Kruis (ICRC)
en de Syrische Halve Maan leiden
het konvooi. Voor de hulpverleners
ontrolt zich een dramatische situatie.
‘400 personen moeten onmiddellijk worden geëvacueerd, ze zijn in
levensgevaar’, verklaarde Stephen
O’Brien, hoofd van de humanitaire
operaties van de VN. Ze zijn ziek,
ondervoed. Die dag bereiken
konvooien ook de steden Foua en
Kafraya. De hel van Madaya is helaas
geen alleenstaand feit, andere steden zijn er even erg aan toe. In totaal
(over)leven om en bij de 400.000
Syriërs in steden waar het hen aan
alles ontbreekt, omsingeld door
het Syrische leger of de rebellen.
Miljoenen
ontheemden
Het conflict in Syrië is een ingewikkeld kluwen omdat er zoveel partijen bij betrokken zijn: het Syrische
regime en zijn bondgenoten, de
intern verdeelde oppositie tegen
Bachar el-Assad, de islamisten
(IS/Islamitische Staat, het Al-Nusra
Front) die een islamitische staat
willen en de Koerden die een eigen
staat proberen op te richten. Daar
bovenop komen de luchtaanvallen
van buitenlandse strijdkrachten
tegen hun gemeenschappelijke
vijand IS, hoewel de belangen en
doelwitten van de betrokken partijen
verschillen. Deze complexe situatie
34 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
HUMANITAIRE
HULP DIE BELGIË
SINDS HET BEGIN
VAN DE CRISIS
IN SYRIË HEEFT
UITGETROKKEN:
83,8
MILJOEN
EURO
maakt dat het geweld zich over heel
Syrië uitbreidt. De burgers krijgen
geen millimeter respijt en staan voor
zware keuzes met vergaande gevolgen voor het eigen leven en dat van
hun gezinnen: ter plaatse blijven als
het nog enigszins kan, of vertrekken
als het al niet te laat is… Leven in
een belegerde, gebombardeerde
stad, het risico lopen gedood te
worden of in slavernij te moeten
leven. Of op de vlucht slaan, als je
er de middelen voor hebt, en het
weinig benijdenswaardige lot van
vluchteling ondergaan. Te allen
koste: trachten zich te beschermen, op de vlucht slaan voor het
geweld en de barbarij waar je niet
om hebt gevraagd. Deze catastrofale
situatie houdt in dat de overgrote
meerderheid van de Syriërs aangewezen is op humanitaire hulp.
De nood wordt met de dag groter
in deze nooit geziene humanitaire
crisis. Volgens ramingen van begin
2016 hebben 13,5 miljoen Syriërs
humanitaire hulp nodig en leven 4,5
miljoen burgers in een belegerd
of moeilijk toegankelijk gebied. Er
zijn 6,5 miljoen ontheemden geteld
en 4,5 miljoen vluchtelingen. Niet
te vergeten de meer dan 250.000
slachtoffers!
Wie voor de gevechten op de vlucht
slaat, zoekt in eerste instantie veiliger
gebieden in Syrië zelf op. Dat zijn
de ontheemden of de Internally
Displaced Persons (IDPs). Anderen vluchten naar de buurlanden
Turkije, Libanon, Jordanië, Irak en
Egypte. Ten slotte zijn er diegenen
die onze contreien proberen te
bereiken om er asiel aan te vragen.
Al deze mensen leven in een zeer
kwetsbare situatie. In de opvangkampen krijgen ze eerst en vooral
drinkwater, eten, zorg en sanitatie,
en ze vinden bescherming. Buiten
de opvangkampen is er alleen hulp
in de vorm van schuilplaatsen en
voedselbonnen. Enkele projecten
richten zich op onderwijs voor Syrische kinderen.
HUMANITAIRE HULP
SYRIË - INTERNE ONTHEEMDEN EN
VLUCHTELINGEN IN DE BUURLANDEN
4.598.594
Totaal Syrische
vlucbtelingen
6,5 MILJOEN
Totaal interne
ontheemden in Syrië
13,5 MILJOEN
mensen binnen Syrië hebben
nood aan humanitaire hulp
03/02/2016
TURKIJE
TURKIJ
TUR
KIJE
JE
IRAN
AL HASAKAH
2.503.549
ALEPPO
Syrische vluchtelingen in Turkije
AR RAQQAH
IDLIB
LATTAKIA
Nicosie
HAMAH
LIBANON
MIDDELLANDSE ZEE
26.772
1.069.111
Beyrouth
Syrische
vluchtelingen
in Libanon
Syrische vluchtelingen
in Noord-Afrika
117.658
DEIR EZ ZUR
SYRISCHE INTERNE ONTHEEMDEN PER DISTRICT
(2016 - Humanitair overzicht)
1.000.000 - 1.300.000
700.000 - 1.000.000
500.000 - 700.000
200.000 - 500.000
=Syrische
50.000
vluchtelingen
100.000 - 200.000
< 100,000
Landen/gebieden met Syrische vluchtelingen
V
Vluchtelingenkamp
HOMS
Damas
QNEITRA DARAA
RURAL
DAMASCUS
AS
SUWAYDA
PALESTINA
Jérusalem
Syrische
vluchtelingen
in Egypte
SYRIË
TARTUS
245.022
IRAK
Syrische
vluchtelingen
in Irak
JORDANIË
Amman
ISRAËL
EGYPTE
België trekt
75 miljoen euro uit
Op de Conferentie van Londen
Supporting Syria & the Region van
3 en 4 februari 2016 kwamen de
internationale gemeenschap en de
donoren bijeen om een ambitieus
hulpplan voor Syrië uit te werken.
De benodigde middelen werden
geraamd op 9 miljard dollar. België
zegde voor de periode 2016-2017
een bedrag van 75 miljoen euro
toe voor humanitaire interventies
in Syrië en buurlanden Jordanië,
Libanon en Turkije. Bedoeling is
ervoor te zorgen dat de vluchtelingen die in de regio gebleven zijn, in
waardige omstandigheden kunnen
leven. De steun gaat dan ook naar
gezondheidszorg en onderwijs en
zal ingezet worden om te voorzien
in goede hygiënische omstandigheden en een betere toegang tot werk.
‘De steun en het engagement van de
internationale gemeenschap kunnen
het verschil maken’, aldus onze Eerste
Minister Charles Michel.
Sinds het begin van het conflict kende
België al 83,8 miljoen euro toe voor
rechtstreekse humanitaire hulp in
Syrië en de buurlanden, hetzij via
de Emergency Response Funds hetzij
via acties die worden uitgevoerd
door humanitaire ngo’s, de VN of
het ICRC (Glo.be 4/2015, p. 26).
Samen met de hulp voor Irak maakt
dat een totaal van 90,2 miljoen euro.
België levert ook een bijdrage aan
636.482
Syrische
vluchtelingen
in Jordanië
SAOEDIARABIË
de werkingsmiddelen van een aantal
internationale organisaties die op het
terrein werkzaam zijn, en aan globale
humanitaire fondsen. Het gaat dan
om onrechtstreekse financieringen
waarbij het niet mogelijk is de Belgische bijdrage voor een bepaalde
crisis precies te berekenen.
Civiele samenleving
luidt alarmbel
Eén ding is duidelijk: de strijdende
partijen blijven maar de resoluties van de VN-Veiligheidsraad
en het internationaal humanitair
recht schenden. Civiele voorzieningen zoals scholen, ziekenhuizen
en woningen liggen in het visier.
Grote gebieden zijn belegerd en
de inwoners blijven er verstoken
van het levensnoodzakelijke. De
levensomstandigheden van het Syrische volk verslechteren naarmate
het conflict langer duurt en heviger
wordt. De humanitaire actoren eisen
niet enkel voldoende financiële
middelen – succesvol resultaat van
de Conferentie van Londen - maar
ook een politiek engagement van
de hele internationale gemeenschap
om de schendingen van het internationaal humanitair recht te veroordelen, permanente en ongehinderde
humanitaire toegang te verkrijgen
en de rechten van vluchtelingen te
waarborgen.
Deze dringende eisen werden in een
gezamenlijke verklaring in de vorm
De cijfers omvatten de 2,1 miljoen Syriërs, door UNHCR geregistreerd in Libanon, Jordanië,
Irak, Egypte en Noord-Afrika, evenals de 2,5 miljoen Syriërs, geregistreerd door de Turkse
regering. Bronnen: UNHCR, UNOCHA.
© Ivor Prickett
CYPRUS
HUMANITAIRE HULP
DIE BELGIË VOOR
SYRIË UITTREKT
VOOR 2016-2017:
75
MILJOEN
EURO
van ‘An appeal to end the suffering in
Syria’ voorgelegd aan de politieke
leiders. Tijdens zijn bezoek aan
Damascus op 21 januari verklaarde
Filippo Grandi, Hoog-Commissaris
voor Vluchtelingen van de VN: ‘De
mensen hebben onze hulp nodig. Nu
nog een kind van honger zien sterven,
zou verschrikkelijk zijn. De crisis in
Syrië is de belangrijkste crisis die
UNHCR moet aanpakken.’
De enige oplossing ligt in een vredesproces waarbij de partijen die
Syrië een vreedzame toekomst
willen geven aan de onderhandelingstafel gaan zitten. De VN-diplomatie zet zich daarvoor in en nodigt
de belangrijkste partijen uit voor
onderhandelingen in Genève.
Het drama in Syrië speelt zich af
voor de poorten van Europa, iets
meer dan 4.000 kilometer scheiden Damascus van Brussel. In een
geglobaliseerde wereld gaat het
om onze buren.
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
35
4de PIJLER
DE VLUCHTELINGENCRISIS
EN DE 4de PIJLER
Burgers organiseren een waardige opvang van de vluchtelingen
De laatste jaren is Europa in de greep van een ernstige vluchtelingencrisis waarvan het einde niet in zicht
is en die een rechtstreeks gevolg is van de oorlogen in Syrië en Irak. Duizenden mensen zijn uit die landen
gevlucht en zijn in vaak erbarmelijke omstandigheden naar Europese landen getrokken.
LOUIS BERSINI
O
Een van de initiatieven die het meest
in het oog sprongen, was een vluchtelingenkamp in het Maximiliaanpark
in het centrum van Brussel, opgericht
en beheerd door het ‘Burgerplatform
voor steun aan de vluchtelingen
in Brussel’. Elke dag wisselden
honderden vrijwilligers elkaar af
bij de opvang van nieuwkomers vluchtelingen die voor het eerst in
België toekwamen - in afwachting
van hun inschrijving bij de Dienst
Vreemdelingenzaken.
De opvang in gezinnen getuigde
ook van grote solidariteit vanuit de
samenleving. Honderden gezinnen
meldden zich bij het call center van
studenten van de Université Libre de
Bruxelles (ULB) om vluchtelingengezinnen onderdak te bieden. Daarnaast organiseerden de studenten
ook de opvang van vluchtelingen
in het vrijzinnige Centre d’Action
Laïque op de universiteitscampus
La Plaine.
Ook na de sluiting van het kamp in
het Maximiliaanpark zet het Burgerplatform de activiteiten voort.
Zo werd een ‘Maximiliaanhall’ geopend waar met de medewerking van
DE 4 PIJLERS VAN DE
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
1ste PIJLER ➔ Bilaterale (gouvernementele) samenwerking
2de PIJLER ➔ Niet-gouvernementele samenwerking (ngo’s,
universiteiten, vakbonden …)
3de PIJLER ➔ Multilaterale samenwerking (internationale
organisaties: VN, EU, Wereldbank …)
4de PIJLER ➔ ‘Samenwerking door burgers’ (particuliere initiatieven)
www.4depijler.be
teams van de ULB lessen werden
ingericht en sociale, administratieve
en juridische steun werd geboden.
Bovendien werd hulp geboden bij het
zoeken van een woning, de inschrijving in een gemeente en het OCMW,
of voor een cursus Frans.
Al deze lovenswaardige initiatieven,
zowel in het noorden als het zuiden
van het land, tonen eens te meer
aan dat de 4de pijler een actieve
bijdrage levert aan de nationale en
internationale solidariteit. Burgers
nemen effectief een engagement
op en zijn betrokken bij maatschappelijke processen.
ONLINE
www.casiw.be
© EdA - Jacques Duchateau
p deze crisis reageerde
een deel van de bevolking in eerste instantie
met angst. De vluchtelingen zouden een gevaar betekenen voor onze samenleving, de
werkloosheid zou toenemen en
daarmee zouden ook de overheidsuitgaven stijgen, er zouden problemen ontstaan op gebied van
veiligheid en er was angst voor
religieuze radicalisering.
In contrast daarmee stond de uitzonderlijke solidariteit en de gulheid
van vele Belgen ten aanzien van
de vluchtelingen. De aandacht van
de media voor deze steun van de
4de pijler was evenwel gering. Tot de
‘4de pijler’ behoren initiatieven van
burgers en niet-officieel erkende
verenigingen (zie kader). In het
kader van de vluchtelingencrisis
zetten burgers tal van activiteiten op
met het oog op een waardige opvang
van de vluchtelingen.
Vrijwilligers werken
om beurt, gezinnen
bieden een
onderdak aan
36 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
UNIVERSITEITEN
© Arteveldehogeschool Gent
‘Ondanks
mijn handicap
ben ik
professioneel
volledig
zelfstandig’
Pedro Celestino Alvarez Vera, een psycholoog uit Ecuador met zware beperkingen,
volgde een korte opleiding kinderpedagogie aan de Arteveldehogeschool
in Gent. En dat dankzij de steun van VLIR-UOS, de koepel van de Vlaamse
Universiteiten. Hij maakte er een plan voor zijn werk met kinderen met een
beperking in zijn thuisstad Quito.
heeft gekregen. Ook over de aanpak
van de cursus toont hij zich zeer
enthousiast. ‘De begeleiding is erg
geduldig waardoor iedereen goed
kan volgen. Nu kan ik de kinderen in
Quito nog beter helpen.’
Link met België
CHRISTOPHE VAN ENDE
P
edro kende al veel tegenslag in zijn leven. Op
zijn vijfde verloor Pedro
beide ouders en door
een ongeval op zijn zeventiende
raakte hij verlamd aan de benen en
de rug. Hierdoor kan hij ook moeilijk
zijn armen bewegen en heeft hij
weinig tot geen controle over zijn
vingers. Gekluisterd in een rolstoel is
de hulp van een persoonlijk assistent
onmisbaar. Toch haalde Pedro zijn
diploma psychologie en begon hij
een academische carrière. Nu heeft
Pedro ambitieuze plannen voor een
groot onderzoek. ‘Ik wil kinderen in
Quito een beter leven geven.’
Gelijke kansen
In België volgde hij de opleiding
‘From minus 6 months to 6 years of
age: fostering child development.’
Gedurende twee weken maakten
de deelnemers kennis met verschillende aspecten van de opvoeding van kinderen. De deelnemers
moesten ook een idee uitwerken dat
aansloot bij de context van hun eigen
land en werk. Pedro koos ervoor
Zonder de
financiële hulp
van de
universitaire
ontwikkelingssamenwerking
had Pedro
de opleiding
in België
niet kunnen
volgen”
om te werken rond gehechtheid.
Maar hoe kan je dat bevorderen?
Pedro vond zijn antwoord bij de
ouders van de kinderen. Na zijn
terugkeer in Ecuador wil hij groepen ouders verzamelen om samen
met hen het concept gehechtheid
te bespreken. ‘Als ik vijf weken met
drie verschillende groepen werk, kan
ik veel veranderen.’ Pedro hecht een
enorm belang aan taal in relaties.
‘Taal heeft een invloed op alles binnen een relatie, het creëert namelijk
affiniteit en vertrouwen.’ Hij hoopt
snel een onderzoek uit te schrijven
rond zijn nieuwe aanpak en zou de
resultaten hiervan graag gepubliceerd zien. Het plan dat hij hierrond
heeft opgesteld kan volgens hem
veel goeds doen.
Zonder de extra financiële hulp van
VLIR-UOS had Pedro de opleiding
in België echter niet kunnen volgen.
Pedro heeft immers voltijdse assistentie nodig van zijn persoonlijke verzorger. Dankzij de steun van VLIR-UOS
kon deze gelukkig meereizen naar
ons land. Zo brengt deze organisatie
haar streefdoel van ‘gelijke kansen’
meteen in de praktijk. Zelf is Pedro
zeer dankbaar voor de kans die hij
Overigens is er nog een link met
België. Tapori, de organisatie waarvoor Pedro in Ecuador werkt, werd
opgericht door de Belgische Inge
Debrouwere. Tapori werkt met
kinderen met een beperking en
engageert zich voor de armen in
Quito. Zijn eigen ervaringen brachten Pedro als jonge psycholoog
bij de organisatie. ‘Mijn ouders zijn
gestorven toen ik vijf was. Ik had
helemaal niets meer en moest naar
een weeshuis. Daar heb ik veel problemen gezien waar ik iets aan wou
doen,’ vertelt Pedro. Maar door zijn
verlamming verloor hij veel van zijn
vrijheid en motorische mogelijkheden. ‘Het ongeval maakte ook mijn
studie voor ingenieur onmogelijk,
in mijn voorlaatste jaar moesten we
tekenen en dat gaat niet meer met
mijn handen.’ Daarna koos Pedro er
dus voor om psycholoog te worden.
‘Dat was een carrière waarin ik volledig zelfstandig als professioneel kan
werken, ondanks mijn beperkingen.’
En viel België wat in de smaak? ‘Het
is wel wat koud, maar ik vind het fijn
dat alles voor mij toegankelijk is als
rolstoelgebruiker. Verder zijn de
mensen vriendelijk en alles is vlak,
handig toch?’
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
37
HET ‘WONDER’
Op 12 december 2015 schaarden alle 195 lidstaten van de VN zich in Parijs achter een ambitieus
klimaatakkoord. Maar wat staat er precies in? En kunnen we nu echt de opwarming van de aarde tegengaan?
Het zogenaamde Paris agreement is het allereerste universele, wettelijk bindende klimaatakkoord. Anders
dan bij het Kyoto Protocol voorziet het klimaatdoelstellingen voor alle landen.
CHRIS SIMOENS
SLEUTELELEMENTEN
Drievoudige
doelstelling
• De opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2°C in
vergelijking met het pre-industriële
niveau. Als het enigszins kan zelfs
tot 1,5°C.
• De capaciteit van de landen verhogen om zich aan te passen aan
de impact van de klimaatverandering. Streven naar klimaatweerbare
landen met een lage uitstoot van
broeikasgassen.
• Investeringen nastreven om deze
doelstellingen te verwezenlijken.
Uitstoot beperken
• Om de 2°C/1,5°C-doelstelling te
halen dient de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen ‘zo snel
mogelijk’ zijn piek te bereiken.
Ontwikkelingslanden krijgen wat
meer respijt.
• Na de piek moet de uitstoot snel
dalen, in overeenstemming met
de wetenschappelijke inzichten
voor de 2°C/1,5°C-doelstelling.
Streefdoel: een koolstofneutrale wereld in de tweede helft van
deze eeuw, dus evenveel koolstof
uitstoten als opslaan.
• De landen moeten hun nationale bijdragen om de uitstoot te
beperken herzien in 2020, dus
nieuwe doelstellingen formuleren of bestaande doelstellingen
actualiseren.
Wettelijk bindend
• Het akkoord van Parijs is een bindend akkoord. Na bekrachtiging
(‘ratificatie’) wordt het nationale
wetgeving voor landen die het
akkoord onderschrijven.
• Elke lidstaat heeft de verplichting om nationale bijdragen te
bepalen en aan te houden om de
uitstoot te beperken.
Transparantie en
5-jarige herzieningen
• Lidstaten komen om de 5 jaar
bijeen om hun doelstellingen
scherper te stellen op basis
van nieuwe wetenschappelijke
inzichten.
• Lidstaten informeren elkaar en
het publiek over de vooruitgang
van hun klimaatacties.
• Een robuust systeem voor transparantie en aanrekenbaarheid
volgt de vooruitgang van de
2°C/1,5°C-doelstelling op de voet.
• Er komt een orgaan dat toeziet
op de naleving en toepassing van
het akkoord.
Aanpassing
• Internationale samenwerking
versterkt samenlevingen om de
impact van klimaatverandering
op te vangen. Deze moeten hun
beleidsplannen op dat vlak meedelen.
• Ontwikkelingslanden krijgen
toenemende steun (onder meer
via overdracht van technologie) om
hun kwetsbaarheid te verminderen
en hun weerbaarheid te verhogen.
Verlies en schade
• Verlies en schade door klimaatverandering moet beperkt en aangepakt worden. Er worden samen
regionale verzekeringsmechanismen ontwikkeld waarmee de
risico’s en kosten gedeeld worden
van de schade die het gevolg is
van klimaatverandering.
• Via internationale samenwerking
worden systemen uitgewerkt om
klimaatgevoelige gebieden bij
te staan: early warning, voorbereiding op rampen…
38 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Financiering
• Ontwikkelde landen houden vast
aan de afgesproken 100 miljard
dollar steun per jaar aan ontwikkelingslanden om hun weerbaarheid te versterken en de uitstoot te
beperken. Om de twee jaar geven
ze uitleg over deze financiering.
Het bedrag wordt in 2025 herzien.
• Andere landen – waaronder de
groeilanden – worden aangemoedigd om op vrijwillige basis financiering te voorzien.
2C
°
DOELSTELLING
De opwarming van de
aarde beperken tot
minder dan 2°C ten
opzichte van het
pre-industriële niveau.
VOLGENDE STAPPEN
• De lidstaten moeten nu elk het
akkoord intern goedkeuren. Het
akkoord treedt in werking van
zodra 55 landen die minstens 55%
van de wereldwijde uitstoot van
broeikasgassen vertegenwoordigen, hun bekrachtiging officieel
hebben neergelegd bij de VN.
Indien dat lukt begint het akkoord
te lopen vanaf 1 januari 2020.
• In 2018 staat een dialoog gepland
om de vooruitgang van de nationale bijdragen onder de loep te
houden. In hetzelfde jaar verschijnt
een rapport van het Internationaal
Klimaatpanel over de impact van
een opwarming met 1,5°C en het
pad daarnaartoe.
• Voor vele onderdelen (transparantie, aanrekenbaarheid, samenwerking voor klimaatschade, capaciteitsopbouw…) vermeldt het
akkoord enkel de principes. De
komende jaren volgen nog veel
onderhandelingen om een volledig uitgewerkt (‘operationeel’)
akkoord te bekomen.
ZWAKKE PUNTEN
• Er werd geen duidelijk pad uitgetekend om de noodzakelijke
daling van de uitstoot te realiseren.
Het ‘piekjaar’ werd niet bepaald
100
MILJARD
DOLLAR/JAAR
Wat de ontwikkelde
landen in de
ontwikkelingslanden
investeren om hun
weerbaarheid te
verhogen en hun
uitstoot te beperken.
KLIMAAT
© UN Photo / Marc Garten
VAN PARIJS
Vreugde na het bereikte akkoord! Van links naar rechts: hoofd van de VN-klimaatconventie UNFCCC Cristiana Figueres,
VN-secretaris-generaal Ban-Ki Moon, voorzitter klimaattop Laurent Fabius en de Franse president François Hollande.
(‘zo snel mogelijk’) noch een concreet jaartal waarop de klimaatneutraliteit moet bereikt zijn (‘in
de tweede helft van deze eeuw’).
In feite komt dat neer op ‘kort na
2050’ voor 1,5°C en ‘in de laatste
decennia van deze eeuw’ voor
2°C. Het huidige EU-beleid (‘uitstoot van broeikasgassen tegen
2050 verminderen met 80-95%’)
stemt overeen met de 2°C-doelstelling.
• Bovendien werkt men met een
bottom-up-systeem: de landen
zelf bepalen welke bijdrage ze
kunnen leveren om de uitstoot te
beperken. De toegezegde nationale bijdragen op het moment
van de klimaattop begrenzen de
opwarming slechts tot ongeveer
3°C. Ze moeten dus naar boven
toe herzien worden. Het zal van de
ambitie van de individuele landen
afhangen of de 2°C/1,5°C-doelstelling gehaald kan worden.
• Landen kunnen niet bestraft
worden als ze hun klimaatdoelen
niet nakomen. Ze kunnen alleen
publiek te kijk gezet worden. Binnen
de EU is wel bestraffing mogelijk.
• De beloften voor financiering
blijven beperkt, vooral omdat
groeilanden enkel aangemoedigd
worden om ontwikkelingslanden
te helpen.
• De lucht- en scheepvaart worden
nergens vermeld. Deze sectoren
stoten nochtans enorm veel broeikasgassen uit en dat neemt met
de dag toe. Als ze niets doen aan
hun uitstoot kunnen ze in 2050
verantwoordelijk zijn voor 40%
van alle uitstoot.
KANSEN
Het akkoord kan een serieuze impact
hebben. Zo kan het een mentaliteitswijziging teweeg brengen, niet
alleen bij overheden maar ook bij
bedrijven en burgers. Hoewel het
akkoord geen ban legt op gebruik
van fossiele brandstoffen, zal het
akkoord toch tot een versnelde
doorbraak van hernieuwbare energie leiden. Op basis van de huidige
nationale bijdragen zal het aandeel
van hernieuwbare energie op zijn
minst verdubbelen en mogelijk verdrievoudigen tegen 2030. Ook zal
duurzaamheid en milieuvriendelijkheid steeds centraler komen te
staan bij productie en consumptie.
Zelfs landen als China, de grootste
vervuiler ter wereld, verbranden al
minder steenkool en zetten in op
groene energie.
BESLUIT
Het momentum van Parijs mag niet
verloren gaan. Een blijvende aandacht voor de klimaat- en milieuproblematiek is noodzakelijk en
daarbij kan de civiele samenleving
zeker een rol spelen. Zelfs bij een
opwarming met 1,5°C zullen we
kampen met overstromingen en
grote droogtes. Maar de gevolgen
van een opwarming met meer dan
2°C gaan veel verder: zo zullen de
ijskappen volledig smelten en dat
zorgt voor een enorme stijging van
de zeespiegel op termijn. Vandaag
al leven we met een opwarming
van 1°C. Voor ontwikkelingslanden
komt het erop aan klimaatacties te
ondernemen die terzelfdertijd de
levensomstandigheden verbeteren.
Zo zorgen een gezonde bodem en
het herstel van gedegradeerd land
zowel voor koolstofopslag als voor
verhoogde voedselproductie. Net
zoals voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen is het alle hens aan dek.
MEER INFO:
Glo.be, 3/2015
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
39
VOGELS
ZONDER GRENZEN
Wat heeft ontwikkelingssamenwerking te maken met vogels van bij ons? Heel veel
blijkbaar. Zo ondersteunt natuurbeheer in Burkina Faso onze gekraagde roodstaart
die daar overwintert. Maar ook de plaatselijke bevolking vaart wel bij de genomen
maatregelen en het uitgevoerde beheer.
CHRIS SIMOENS
GERALD DRIESSENS &
JORIS GANSEMANS
NATUURPUNT
I
s Afrika een ver-van-onsbed-show? Vandaag zeker
niet meer. Alleen al de bootvluchtelingen die elke dag
hun leven riskeren om Europa te
bereiken, tonen dat duidelijk aan.
Maar ook tijdens een rustige wandeling door een stukje authentieke
Belgische natuur kunnen we Afrika
ontmoeten, althans in de zomer. Veel
van ‘onze’ vogels brengen immers
hun kroost groot tijdens ons warme
seizoen, maar tijdens de winter
verkiezen ze Afrika. In indrukwekkende, perfect gecoördineerde
groepen vliegen deze trekvogels
elk najaar duizenden kilometers ver
om voedsel te vinden. Zo’n 2 miljard
vogels trekken jaarlijks van Europa
naar Afrika en terug.
Wandelende
zandduinen
Ook de gekraagde roodstaart, de
grauwe vliegenvanger en de zomertortel doen dat. Ze hebben zelfs een
geliefd adres: de acaciabossen langs
het wetland Oursi in het noorden van
Burkina Faso (West-Afrika), recent
opnieuw een partnerland van België.
Het wetland vormt een pleisterplaats
voor duizenden moeras- en watervogels waaronder purperreigers,
grutto’s, bruine kiekendieven en
zomertalingen. Samen met de Afrikaanse vogels zoeken ze er voedsel.
Vertrouwend op hun ‘biologische
klok’ vliegen ze in de lente terug
naar het noorden.
Maar vinden die vogels er nog
wel voldoende voedsel? Burkina
Faso behoort tot de Sahelregio die
geteisterd wordt door woestijnvorming (Dimensie 3, 5/2012). Ook
het wetland Oursi staat onder druk
door overbevissing en houtkap. De
plaatselijke bevolking haalt immers
vis uit het Oursimeer en de bomen
leveren onmisbaar brandhout,
naast honing en kariténoten, een
belangrijk exportproduct. Bovendien
beschadigt het vee de oevervegetatie in het droge seizoen. Want dan
leiden de boeren hun dieren naar
het meer om er hun dorst te lessen.
Door de verdroging van het land
ontstonden wandelende zandduinen
die het meer dreigden in te stuiven.
Zaaien met zaï
Samen met de overheid en de plaatselijke bevolking besloot Naturama,
de Burkinese partner van Birdlife,
het probleem aan te pakken. Birdlife
zet zich wereldwijd in voor vogels
en mensen. In België heeft de organisatie Natuurpunt (Vlaanderen) en
Natagora (Wallonië) als partners.
Herstel van het natuurlijke landschap
bleek cruciaal. Daartoe maakte
Naturama gebruik van de traditionele zaï-methode (Glo.be, 3/2015,
p. 18). De uitgedroogde grond werd
omgeploegd in de vorm van halve
manen waarin vervolgens plaatselijk
zaad werd ingezaaid. De zaden
ontkiemden uitstekend. Op een paar
jaar tijd keerde de oorspronkelijke
struiksavanne stilaan terug.
Er werden ook waterputten geslagen
met schoon drinkwater voor mens
en vee. Plaatselijke boeren produceren voortaan organische mest en
hooi om het vee te voeden tijdens
het droge seizoen zodat het dan
minder moet grazen. Takken kappen
als veevoer wordt dus overbodig.
Bovendien kunnen de boeren een
deel van het hooi verkopen wat hen
extra inkomsten oplevert.
REIZEN NAAR
NATUURPRACHT
IN HET ZUIDEN
Natuurpunt organiseert
regelmatig reizen naar
natuurgebieden in
het Zuiden. In 2016
staan Marokko en
Gambia/Senegal op het
programma. Een deel
van de opbrengst gaat
naar de bescherming
van kwetsbare natuur in
het buitenland.
www.natuurpunt.be/
reizen
© VictorTyakht / Mike Lane / Mike Culley
Mensen en vogels
Gekraagde roodstaart
Grauwe vliegenvanger
40 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Zomertortel
Dankzij het project zien de mensen
hun levenskwaliteit stijgen. Maar ook
de vogels voelen zich beter in hun
sas. Zomertortels - bij ons nu ernstig
bedreigd - scharrelen tussen de
opgroeiende grassen naar zaden.
En gekraagde roodstaarten jagen
op insecten in nieuw aangelegde
acaciabossen.
‘Mensen en vogels hebben dezelfde
natuurlijke hulpbronnen nodig:
bomen, water en een gezonde
MILIEU
niet noodzakelijk met getrokken
degens tegenover elkaar hoeven
te staan. Het duurzame ontwikkelingsdoel SDG15 - bescherm het
leven aan land - kan dus gerust
samengaan met de verbetering van
de levenskwaliteit van de mensen.
Ten slotte kan ontwikkelingssamenwerking helpen om onze Belgische
natuur te beschermen.
Vogelbescherming Nederland is initiatiefnemer van ‘Living on the Edge’, een
project dat duurzaam landgebruik wil
stimuleren in Burkina Faso, Senegal,
Mauritanië en Nigeria. Living on the
Edge doet ook ecologisch onderzoek
(hoe kunnen vogels het best geholpen
worden?) en het probeert te wegen op
het internationaal beleid. Zo geeft het
advies aan overheden en internationale
organisaties zoals de VN-Voedsel- en
Landbouworganisatie (FAO) over hoe
zij natuur kunnen meewegen bij economische ontwikkelingen.
Het Burkinese Naturama is al meer dan
10 jaar partner van Living on the Edge.
De vrijwilligersvereniging heeft het project
in Oursi mee uitgedacht en uitgevoerd.
Dankzij het Birdlife-netwerk kan geput
worden uit de expertise van honderden
organisaties en duizenden medewerkers
en vrijwilligers. Ook Natuurpunt steunt
het project van Naturama. Het Belgische
Ondernemers zonder Grenzen verzet
eveneens heel wat werk (Glo.be, 3/2015,
p. 23). De ervaringen uit het project zullen
ook benut worden in andere regio’s van
Burkina Faso én in Senegal, Mauritanië
en Nigeria.
© Barend van Gemerden
bodem’, zegt Bernd de Bruyn van
Vogelbescherming Nederland (zie
kader). ‘Als die hersteld worden
komt dat zowel de bevolking als
de vogels ten goede. Omdat de
plattelandsbewoner het beter krijgt,
kan natuurbeheer zelfs helpen om
de plattelandsvlucht af te remmen.’
Het project toont duidelijk aan dat
natuurbescherming en landbouw
duurzaam
landgebruik in de
Sahel voor vogels
en mensen
© Barend van Gemerden
em
merden
© Natuurpunt
LIVING ON
THE EDGE:
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
41
RUBRIQUE
Rondom de
Tijdens humanitaire acties in crisissituaties worden de gezondheidsnoden
van vrouwen en adolescenten al te vaak
verwaarloosd. Dat stelt het rapport 2015
van het VN-Bevolkingsfonds UNFPA
‘Shelter from the Storm’.
andaag hebben ruim 100 miljoen
mensen behoefte aan humanitaire
hulp, meer dan ooit sinds WOII. Daartoe
behoren 26 miljoen meisjes en vrouwen tussen
15 en 49 jaar. Met het grote aantal conflicten en
natuurrampen waarmee de
wereld geconfronteerd wordt,
zal het aantal eerder groeien
dan dalen.
Vrouwen en meisjes zijn extra
kwetsbaar in crisissituaties.
Ze worden immers sneller
slachtoffer van geweld, misbruik, seksuele uitbuiting,
gedwongen huwelijk en ziektes die verband
houden met reproductieve gezondheid. UNFPA
ijvert voor meer aandacht voor vrouwen in crisissituaties. Maar het fonds ontvangt onvoldoende
middelen om aan de vele noden te beantwoorden.
Daarom wil UNFPA voortaan de nadruk leggen
op ‘preventie, voorbereidheid en de opbouw van
veerkracht in gemeenschappen’. Met andere
woorden, via inclusieve, gelijke rechten wil het
bouwen aan een stabielere wereld die de stormen
beter kan doorstaan. UNFPA wenst uitdrukkelijk
dat de allereerste Humanitaire Top in Istanbul
op 23 en 24 mei 2016 met deze boodschap
rekening houdt.
België schonk zowel in 2014 als 2015 7 miljoen
euro aan UNFPA. Bovendien ging ruim een half
miljoen euro naar een opleidingsprogramma dat
UNFPA-personeel alerter maakt voor de specifieke
problemen van vrouwen in crisissituaties.
EEN BOON VOOR
PEULVRUCHTEN
© FAO/Hernán Mormontoy
BESCHUTTING VOOR
DE STORM: VROUWEN
IN CRISISSITUATIES
V
CS
ONLINE
www.unfpa.org
www.worldhumanitariansummit.org
42 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I
Na een Jaar van de Bodem in 2015 plaatst de VN-Organisatie voor Voedsel
en Landbouw (FAO) in 2016 peulvruchten in de kijker.
A
ls gedroogde zaden vormen bonen, erwten, linzen, kikkererwten, enz. een
rijke bron aan eiwitten, vezels en vitaminen. Ze zouden dan ook deel moeten
uitmaken van een gezond dieet om obesitas te voorkomen alsook chronische
ziekten zoals kanker en diabetes. Bovendien zijn peulvruchten uitstekende
vleesvervangers, zeker nuttig in tijden van klimaatverandering waarin het vleesverbruik
zou moeten dalen.
Peulvruchten hebben ook
landbouwkundige troeven.
Zo brengen ze stikstof in de
bodem wat de vruchtbaarheid
verhoogt. De ecologische
voetafdruk is gering en voor
de teelt volstaat de helft minder water in vergelijking met
andere gewassen. Dat maakt
hen bijzonder geschikt voor
droge gebieden.
Ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de productie en consumptie
van peulvruchten. Zo stelde ons land via CGIAR (Consultative Group on International
Agricultural Research) de mengteelt van bonen met maïs, aardappelen en cassava in
Centraal-Afrika op punt. In Tanzania voert BTC een programma uit dat de volledige
waardeketen van bonen wil verbeteren.
MEER INFO OVER HET JAAR VAN DE PEULVRUCHTEN OP
www.fao.org/pulses-2016/en/
Vergeet het platteland niet!
Als we de armoede uit de wereld willen – wat de ambitie is van de
Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) - mogen we het platteland
niet uit het oog verliezen. Dat stelt de VN-Conferentie voor Handel en
Ontwikkeling UNCTAD in haar rapport ‘Transforming Rural Economies’
over de Minst Ontwikkelde Landen.
V
anzelfsprekend blijven steden
aangroeien waardoor ze meer
op de voorgrond treden. Er werd
dan ook terecht een apart SDG aan gewijd:
SDG11. Maar dat belet niet dat 76% van de
extreem armen op het platteland woont. Net
deze plattelandsarmen migreren naar de
steden (en naar het buitenland) wat stilaan
onhoudbaar wordt.
Daarom biedt het UNCTAD-rapport een
routekaart voor de aanpak van armoede op
het platteland in de 48 Minst Ontwikkelde
Landen, samen goed voor 932 miljoen
mensen. Er moet onder andere meer aandacht gaan naar niet-agrarische activiteiten
in plaats van uitsluitend in te zetten op een
hogere landbouwproductiviteit. Ook moet
de productie van landbouwproducten met
toegevoegde waarde verhogen. Plattelandsvrouwen verdienen veel meer ondersteuning.
CS
Vooral water en reproductieve
gezondheid zijn de sectoren die
aandacht krijgen in de kersverse
samenwerking met Guinee en
Burkina Faso.
ONLINE
www.unctad.org
© florenciasotonino
KONINGIN MATHILDE
PROMOOT SDG’S
VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft in januari 2016 koningin Mathilde
benoemd tot pleitbezorger van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s).
Via de SDG’s hebben alle VN-lidstaten zich geëngageerd om tegen 2030 de
armoede uit te roeien, de ongelijkheid te bestrijden en de klimaatverandering
aan te pakken, waarbij niemand uit de boot mag vallen (Glo.be, 4/2015).
O
SAMENWERKING
GUINEE EN
BURKINA FASO UIT
DE STARTBLOKKEN
nze koningin bevindt zich in een zeer divers gezelschap met onder meer
Muhammad Yunus (stichter Grameen Bank), Paul Polman (ceo van Unilever),
Leo Messi (voetballer), Jeffrey Sachs (expert ontwikkelingssamenwerking),
kroonprinses Victoria van Zweden en Shakira (zangeres). De in totaal 17
pleitbezorgers zullen zich inzetten om de SGD’s bekender te maken. Ze zullen daarbij
partners ontmoeten van de civiele samenleving, de universiteiten, de parlementen en de
private sector om samen op zoek te gaan naar vernieuwende manieren om de SDG’s
in de praktijk te brengen. Koningin Mathilde zal zich vooral toeleggen op onderwijs en
gezondheid.
CS
inister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo heeft
vorig jaar beslist dat er twee
nieuwe partnerlanden komen: Guinee en Burkina
Faso. Ondertussen werd het eerste ‘opstartsamenwerkingsakkoord’ met Guinee ondertekend.
Het zal lopen in 2016 en 2017 met een budget
van 15 miljoen euro. In de zones Kindia/Mamou
zal BTC werken aan een hogere voedselzekerheid
(rijst- en groententeelt) en degelijke drinkwatervoorziening. Beide regio’s kennen een hoge
jeugdwerkloosheid en plattelandsvlucht ondanks
het hoge potentieel op vlak van landbouw. Er
worden ook beurzen voorzien specifiek gericht
op de medische en economische sector. Samen
met het VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP zal
België ebola-overlevers psychosociale ondersteuning bieden en hen helpen zich opnieuw
economisch te integreren in hun gemeenschap.
Een bijzonder aandachtspunt ten slotte zijn de
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
van vrouwen (vrouwenbesnijdenis) samen met het
VN-Bevolkingsfonds UNFPA. Ondertussen wordt
het eigenlijke samenwerkingsakkoord voorbereid
dat zal lopen van 2017 tot 2020.
Een gelijkaardig opstartsamenwerkingsakkoord
werd ook met Burkina Faso ondertekend. Ook hier
bedraagt het budget 15 miljoen euro voor 2016
en 2017. In een eerste luik (10 miljoen euro) zal
BTC de watervoorziening verbeteren in de stad
Fada N’Gourma. Een tweede luik (5 miljoen euro)
wijdt zich aan de reproductieve gezondheid van
jonge vrouwen om ze zo socio-economisch
zelfstandiger te maken. Het VN-Bevolkingsfonds
UNFPA zal dit luik uitvoeren in de regio’s Est,
Centre-Est en Sahel. Het project zal gebruik
maken van sociale media (en de wijdverbreide
smartphones) om de vrouwen in te lichten over
gezinsplanning.
CS
M
I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016
43
gaat digitaal
Zo begon het magazine van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking in 1975,
onder de naam Dimensie 3. In 2014 werd
Dimensie 3 omgedoopt tot Glo.be met
een nieuwe website en tabletversie.
Binnenkort breekt een nieuwe fase
aan. Gedaan met het papier. In najaar
2016 gaat Glo.be volledig digitaal.
Op een digitaal platform zal u dan de
gebruikelijke diepgravende artikels
van Glo.be terugvinden. In plaats van
het papieren magazine ontvangt u
een digitale nieuwsbrief waarvoor we
uw e-mailadres nodig hebben.
Stuur een mailtje met onderwerp ‘Glo.be
digitaal’, samen met naam en postadresgevens,
naar [email protected]
MEER INFO IN HET VOLGENDE
(PAPIEREN) ZOMERNUMMER.
DGD - DIRECTIE-GENERAAL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
EN HUMANITAIRE HULP
Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be