Call for proposals Maatschappelijk verantwoord innoveren (NWO-MVI)

Download Report

Transcript Call for proposals Maatschappelijk verantwoord innoveren (NWO-MVI)

Geesteswetenschappen (penvoerder)
Call for proposals
Maatschappelijk verantwoord innoveren
(NWO-MVI)
2016, 1ste ronde
Den Haag, april 2016
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inhoud
1
2
3
4
5
6
Inleiding
1
1.1
Achtergrond
1
1.2
Beschikbaar budget
1
1.3
Geldigheidsduur call for proposals
3.1
Wie kan aanvragen
3
3.2
Wat kan aangevraagd worden
4
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden
7
3.4
Het opstellen van de aanvraag
7
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden
3.6
Het indienen van een aanvraag
4.1
Procedure
13
4.2
Samenstelling commissies
14
4.3
Criteria
5.1
Contact
5.2
Overige informatie
Doel
Richtlijnen voor aanvragers
Beoordelingsprocedure
Contact en overige informatie
Bijlage(n)
1
2
3
8
12
13
15
19
19
19
22
1
Hoofdstuk 1: Inleiding / Maatschappelijk verantwoord innoveren
1 Inleiding
1.1
Achtergrond
Deze brochure beschrijft de doelstelling, voorwaarden, criteria en richtlijnen van het
NWO-programma Maatschappelijk verantwoord innoveren (NWO-MVI), ronde 2016.
Het MVI-programma is onderdeel van het topsectorenbeleid dat eind 2011 is
ingesteld door het toenmalige kabinet. NWO heeft zich aan dit nieuwe
bedrijvenbeleid gecommitteerd door toepassingsgericht, fundamenteel
wetenschappelijk onderzoek ten bate van de verschillende topsectoren te
stimuleren. Er is tevens aansluiting gezocht bij de Nationale Wetenschapsagenda
(NWA) die eind 2015 door de Kenniscoalitie is aangeboden aan het huidige kabinet.
NWO-MVI stimuleert onderzoek waarin al in de ontwikkelingsfase van een innovatie
onderzocht wordt welke ethische en maatschappelijke vraagstukken spelen en hoe
ethische en maatschappelijke overwegingen kunnen worden benut om innovaties
vorm te geven met het oog op hun maatschappelijke aanvaarding en
aanvaardbaarheid. Het programma is een samenwerkingsverband van alle NWOonderdelen en wordt uitgevoerd onder het penvoerderschap van NWOGeesteswetenschappen. De onderzoeksagenda van deze ronde is tot stand gekomen
in samenwerking met de volgende topsectoren en TKI’s:
•
Agri&Food
•
Chemie
•
Creatieve industrie
•
Energie en het TKI Gas
•
Life Sciences & Health (LSH)
•
Logistiek
•
Tuinbouw & Uitgangsmaterialen
•
Water
NWO-MVI is onderdeel van de Sociale Infrastructuur Agenda (SIA) van NWO.
1.2
Beschikbaar budget
Het beschikbare NWO-budget bedraagt minimaal M€ 6,15. Het budget is beschikbaar
voor projecten die uitgevoerd worden in samenwerking met private partners (PPSverband), die een deel van het begrote projectbudget moeten matchen. Het
beschikbare budget is als volgt verdeeld over de acht opgenomen
agendaonderdelen 1:
1.3
Geldigheidsduur call for proposals
Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitdatum 8 september 2016.
1
BBol staat voor het NWO-programma Bouwstenen van Leven (Building Blocks of Life). De MVI-bijdrage
voor de topsectoren Agri&Food (M€ 0,3), Chemie (M€ 0,25), Life Sciences & Health (M€ 0,5), en Tuinbouw
& Uitgangsmaterialen (€ 0,3) worden specifiek ingezet voor dit agendaonderdeel.
2
Hoofdstuk 2: Doel / Maatschappelijk verantwoord innoveren
2 Doel
Onderzoek binnen het NWO-programma Maatschappelijk verantwoord innoveren
(NWO-MVI) heeft tot doel het verbreden en verdiepen van onderzoek-, ontwikkel- en
innovatietrajecten met een ethische en maatschappelijke verkenning. Het
programma brengt mogelijke ethische en maatschappelijke kwesties al in een vroeg
stadium van een (technologische) innovatie in kaart, zodat hiermee in het
innovatieproces rekening kan worden gehouden. Dit vergroot het draagvlak onder de
stakeholders. MVI-onderzoek gaat over de normatieve vraag of innovaties
maatschappelijk en ethisch aanvaardbaar zijn. Innovaties en innovatieprocessen
worden kritisch bekeken op de mate waarin zij belangrijke waarden zoals
vertrouwen, rechtvaardigheid, privacy, autonomie, verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid, duurzaamheid, veiligheid etc. bevorderen.
Om de bovenstaande doelstellingen te realiseren kent het onderzoek binnen het
MVI-programma een aantal speerpunten die zijn beschreven in de
onderzoeksagenda (bijlage 6.1). Alle onderzoeksprojecten moeten voldoen aan de
speerpunten van NWO-MVI en zijn daarnaast altijd een uitwerking van een van de
thema’s uit dezelfde onderzoeksagenda. Deze bevat twee onderdelen, te weten 1)
een agenda met ‘generieke’ vragen en 2) agenda’s per topsector met
topsectorspecifieke vragen. Voorgestelde projecten zijn complementair aan, of
bouwen voort op resultaten uit eerder onderzoek binnen NWO-MVI of aanpalend
(internationaal) onderzoek daarbuiten.
NWO-MVI hecht grote waarde aan valorisatie en benutting van de behaalde
onderzoeksresultaten. Elk projectteam stelt in samenspraak met een valorisatiepanel
een concreet valorisatie- en activiteitenplan op zodat behaalde resultaten ook
daadwerkelijk benut kunnen worden. Over de voortgang wordt jaarlijks
gerapporteerd aan de programmaraad. Ook op programmaniveau vinden geregeld
activiteiten plaats voor onderzoekers en stakeholders (zoals een jaarlijks congres).
Vanaf 2016 zullen deze georganiseerd worden vanuit het nieuw op te richten kennisen expertiseplatform. 2
2
De naam hiervan wordt bekend gemaakt tijdens de speciale EU-voorzitterschapseditie van het MVIcongres op 10 juni 2016 in Amsterdam.
3
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
3 Richtlijnen voor aanvragers
3.1
Wie kan aanvragen
Aanvragen kunnen worden ingediend door consortia van tenminste één onderzoeker
(de hoofdaanvrager) en tenminste één private partner.
Hoofdaanvrager
Alleen senioronderzoekers aangesteld bij de volgende kennisinstellingen kunnen
namens een consortium een aanvraag indienen 3:
− Nederlandse universiteiten;
−
KNAW- en NWO-instituten;
−
het Nederlands Kanker Instituut;
−
het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;
−
Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble;
−
NCB Naturalis;
−
Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL).
De hoofdaanvrager is een ervaren gepromoveerde onderzoeker, dat wil zeggen een
hoogleraar, universitair hoofddocent of universitair docent. Zij/hij heeft een vaste
aanstelling, of een tijdelijke aanstelling bij een van de bovengenoemde instellingen
gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het project.
De NWO-financiering is bestemd voor de kennisinstelling. De hoofdaanvrager is de
eindverantwoordelijke voor het project en draagt de inhoudelijke en financiële
verantwoordelijkheid.
Consortium
De hoofdaanvrager dient haar/zijn aanvraag in namens een consortium met
tenminste één private partner. Het onderzoek wordt uitgevoerd als een publiekprivate samenwerking (PPS), waarbij de private partner een deel van de NWOfinanciering moet matchen (alleen of samen met andere private partners).
Onder private partners worden die partijen verstaan die vallen onder de definitie in
paragraaf 5.2.1. 4
Mede-aanvrager(s) - optioneel
Een aanvraag mag maximaal drie mede-aanvragers hebben. Eventuele medeaanvragers zijn eveneens ervaren gepromoveerde onderzoekers met een vaste of
tijdelijke aanstelling bij bovengenoemde kennisinstellingen gedurende de looptijd
van het aanvraagproces en het project.
3
In verband met de internationale doelstellingen van het MVI-programma, kunnen binnen deze call tevens
senioronderzoekers van een internationaal centrum voor wetenschappelijke opleiding in Nederland als
aanvrager optreden. Het betreft hier uitsluitend de volgende centra: UNESCO-IHE in Delft (www.unescoihe.org en MSM (Maastricht School of Management). Aanvragen vanuit deze instellingen zullen worden
beoordeeld op hun relevantie voor Lage- en Middeninkomenslanden.
4
Consortia kunnen worden aangevuld met private partijen die geen matching leveren, maar die wel willen
bijdragen aan een project en willen profiteren van de gegenereerde kennis. Consortia kunnen eveneens
worden aangevuld met (semi)publieke partners die willen bijdragen aan een project en willen profiteren
van de gegenereerde kennis. Hun eventuele bijdragen in cash of in kind tellen onder voorwaarden mee
voor de in paragraaf 3.2 beschreven matchingsverplichting. Onder publieke- en semipublieke partners
worden die partijen verstaan die vallen onder de definitie in paragraaf 5.2.1.
4
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
Aanvragers kunnen in deze ronde maximaal één aanvraag indienen per
agendaonderdeel, ongeacht of zij als hoofd- of medeaanvrager optreden.
(Bijvoorbeeld: één aanvraag binnen Chemie en één aanvraag binnen de generieke
(topsectordoorsnijdende) agenda.)
3.2
Wat kan aangevraagd worden
Er kan voor twee typen onderzoeksprojecten financiering worden aangevraagd:
grote onderzoeksprojecten en kleine onderzoeksprojecten. Hiervoor kunnen
respectievelijk de volgende vaste bedragen worden aangevraagd 5:
─
Grote projecten: € 500.000,-, € 375.000,- of € 250.000,-
─
Kleine projecten: € 125.000,-
Verder geldt voor beide typen projecten dat er sprake moet zijn van een nauwe
samenwerking tussen alfa-, bèta- en gammaonderzoekers. Aanvragers dienen
hiermee rekening te houden bij de samenstelling van het onderzoeksteam en de
looptijden van de aanstellingen van de betrokken onderzoekers. Voor projecten
binnen het agendaonderdeel Bouwstenen van Leven gelden enkele aanvullende
voorwaarden, die onder een apart kopje zijn benoemd.
1. Grote projecten
Grote projecten richten zich op langere termijn onderzoeksvraagstukken, waarbij de
financiering van promotie- en/of postdoconderzoek de kern vormt. De volgende
voorwaarden zijn van toepassing:
−
De looptijd van het project bedraagt minimaal 3 en maximaal 4 jaar (met
een uitloop tot maximaal 5 jaar in geval van een aio met een
deeltijdaanstelling).
−
Er moeten ten minste twee door NWO te financieren onderzoekers worden
aangesteld, dat wil zeggen aio’s en/of postdocs (of een combinatie). 6
−
Tenminste één van de door NWO te financieren onderzoekers moet voor de
gehele looptijd van het project worden aangesteld.
−
Onderzoekers moeten voor minimaal 0,5 fte gedurende minimaal één jaar
aangesteld worden voor het project.
−
Richtlijn voor het te reserveren bedrag voor valorisatie: 10% van het totale
projectbudget.
2. Kleine projecten
Kleine projecten richten zich op onderzoeksvraagstukken waarbij een snel resultaat
gewenst is. Het betreft (beleids)ondersteunend onderzoek en analyse van actuele
onderwerpen, waarbij de financiering van postdoconderzoek de kern vormt. De
volgende voorwaarden zijn van toepassing:
−
De looptijd van het project bedraagt minimaal 1 jaar en maximaal 2 jaar.
−
Er moeten ten minste twee door NWO te financieren onderzoekers worden
−
Tenminste één van de door NWO te financieren onderzoekers moet voor de
aangesteld, dat wil zeggen postdocs.
gehele looptijd van het project worden aangesteld.
−
Onderzoekers moeten voor minimaal 0,5 fte gedurende minimaal één jaar
aangesteld worden voor het project.
−
Richtlijn voor het te reserveren bedrag voor valorisatie: 10% van het totale
projectbudget.
5
Voor Chemie, Creatieve Industrie en Water is het – gezien de omvang van het beschikbare budget van
deze agendaonderdelen – alleen mogelijk om een klein project van € 125k of een groot project van € 250k
aan te vragen.
6
Voor projecten met een omvang van € 250k ligt het voor de hand om twee postdocs aan te stellen.
5
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
Bouwstenen van Leven (BBoL)
Voor aanvragen binnen het agendaonderdeel BBoL geldt verder:
−
Een project loopt altijd parallel aan een gehonoreerd onderzoeksproject
−
Kleine projecten binnen het agendaonderdeel BBoL mogen zich eveneens
binnen BBoL. De beoogde startdatum van beide projecten is gelijk.
richten zich op langere termijn onderzoeksvraagstukken en een looptijd
hebben van maximaal 4 jaar.
−
Tenminste een van de aanvragers van het BBoL-voorstel treedt op als
aanvrager en (mede)projectleider van de MVI-aanvraag. De betreffende
persoon en is voor de hele looptijd van beide projecten betrokken en vraagt
een vervangingssubsidie aan ten behoeve van de projectleiding van het
MVI-project (zie hieronder)
Aan te vragen posten en voorwaarden
De personele kosten worden gefinancierd in overeenstemming met de meest
recente versie van het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek
(http://www.nwo.nl/salaristabellen). De volgende voorwaarden zijn van toepassing
op de aan te vragen kosten:
−
Voor aio’s (alleen mogelijk in grote projecten) geldt een maximale
financieringstermijn van 4 jaar op basis van 1,0 fte. De maximale uitloop in
geval van een aio met een deeltijdaanstelling bedraagt 5 jaar.
−
Voor postdocs geldt een maximale financieringstermijn van 3 jaar op basis
van 1,0 fte. De maximale aanstellingsduur bij een deeltijdaanstelling
bedraagt 4 jaar (alleen mogelijk in grote projecten).
−
Voor de hoofd- en medeaanvragers kan een vervangingssubsidie worden
aangevraagd. Hiervoor geldt een vast normbedrag bedoeld voor vrijstelling
van de aanvrager(s) voor onderwijs- en begeleidingstaken ten behoeve aan
deelname aan het MVI-onderzoek. Met de vervangingssubsidie kan de
werkgever de kosten dekken van de vervanger die het niet-onderzoeksdeel
van de taken van de betreffende onderzoeker(s) overneemt (zoals
onderwijstaken).
o
Het maximaal aan te vragen normbedrag is € 50.000 bij een
vrijstelling van 0,5 fte voor een periode van 24 maanden.
Vrijstellingen van een kleinere omvang worden naar rato verrekend.
Bijvoorbeeld. Voor een vrijstelling van 0,1 fte voor een periode van
48 maanden kan een maximaal bedrag van € 20.000 worden
aangevraagd. Voor een vrijstelling van 0,5 fte voor een periode van
12 maanden bedraagt € 25.000 het maximale normbedrag.
o
Voor de hoofdaanvrager mag de vervangingssubsidie worden
gebruikt ten behoeve van de projectleiding. Hiervoor geldt een
maximum van 0,1 fte voor de hele looptijd van het onderzoek.
o
Voor de (eventuele) mede-aanvrager(s) mag de
vervangingssubsidie uitsluitend worden ingezet voor deelname aan
het onderzoek en de in het kader daarvan te leveren output.
─
Voor tijdelijk niet-wetenschappelijk personeel (bijvoorbeeld een
student-assistent of programmeur ter ondersteuning van het project)
geldt een maximale bijdrage van € 10.000 per jaar voor 1,0 fte met
een maximum van € 30.000. Toekenning gedurende de gehele looptijd
van het project (zonder fte-specificatie) is ook mogelijk.
─
Voor onderzoekers uit Lage- en middeninkomenslanden (afgekort:
LMIC, van Low and Middle-Income Countries. Voor de definitie van
LMCI’s: zie paragraaf 5.2.1) kan een netto maandelijkse living
allowance worden aangevraagd, ingeval ze geen aanstelling krijgen aan
een Nederlandse universiteit. Deze living allowance dient alle
persoonlijke kosten te omvatten, inclusief huisvesting, medische
kosten, verzekeringen en reizen van en naar het werk. De regelingen
6
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
van het instituut van de hoofdaanvrager zijn bij het vaststellen van het
bedrag leidend.
─
Materiële kosten kunnen worden aangevraagd, mits deze direct aan het
onderzoek te relateren zijn. Dit kunnen – naast de verplichte kosten
voor kennisoverdracht en kennisbenutting – ook kosten betreffen voor
internationalisering en eventuele nieuwe investeringen die nodig zijn
voor het onderzoek.
─
Bij aanstellingen van minimaal 0,5 fte voor een periode van 1 jaar
(aio’s en postdocs) wordt een benchfee toegekend. U dient hiermee dus
rekening te houden bij het opstellen van uw projectbegroting. De
benchfee is bestemd voor de projectuitvoerder, maar wordt ter
beschikking gesteld aan de projectleider. De uitvoerder heeft er dus
recht op. De aanwending van de benchfee dient overlegd te worden
tussen projectleider en projectuitvoerder.
Uitgesloten kosten en overige voorwaarden
─
Kosten voor computers, reguliere software en andere kosten die
behoren bij de standaard faciliteiten van de universiteiten,
onderzoeksinstellingen of ateliers/labs zijn uitgesloten van subsidie.
─
Ook algemene kosten voor projectmanagement en coördinatie zijn
uitgesloten, evenals kosten voor woon-werkverkeer en posten in de
categorie “onvoorzien”. Deze kosten kunnen ook niet worden
opgevoerd als matching door de private partner(s).
─
(Eventuele) meerkosten bovenop de maximale NWO-financiering
dienen te worden gefinancierd door de kennisinstelling van de
hoofdaanvrager.
Embedded research
Bij beide typen onderzoeksprojecten is zogenaamd embedded research
mogelijk. Embedded research is bedoeld om de interactie en samenwerking
tussen wetenschap en bedrijfsleven te bevorderen en verder uit te bouwen.
Wetenschappers, kennisgebruikers en bedrijven kunnen zo bij elkaar komen om
samen onderzoek te doen of om producten of diensten voor de betreffende
topsector verder te ontwikkelen. Embedded research kan verschillende vormen
aannemen. Het kan gaan om een onderzoeker die tijdelijk gestationeerd is bij
een bedrijf en daar in samenspraak met het bedrijf onderzoek doet met een
vraaggestuurd karakter. Het kan ook gaan om iemand uit het bedrijfsleven zelf
die tijdelijk, of in deeltijd, werkzaam is in een onderzoeksomgeving onder
begeleiding van een senioronderzoeker. Een aanstelling als aio is daarbij
mogelijk.
Verplichte matching door private partners
De NWO-financiering bestaat uit een vast bedrag dat 80% van het totaal
vereiste projectbudget vorm. Als voorwaarde geldt dat de overige 20% via
cofinanciering moet worden ingebracht. 7 Van het vereiste cofinancieringsbedrag
wordt (minimaal) de helft in cash ingebracht door een private partner (spreiding
over meerdere private partners mag). De andere helft mag tevens afkomstig
zijn van een (semi)publieke bijdrage en mag in kind worden ingebracht. 8 De
7
Bij sommige van de deelnemende topsectoren is het mogelijk om een aanvraag te doen voor een
zogenaamde TKI-toeslag op het moment dat het onderzoek is gestart. Aanvragers van gehonoreerde
projecten zullen hierover op het moment van toekenning nader worden geïnformeerd.
8
Voor de tweede helft van de cofinanciering zijn tevens mengvormen privaat/(semi)publiek of
mengvormen cash/kind toegestaan.
7
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
onderstaande tabel geeft voor elk type project het vereiste
cofinancieringsbedrag.
NWO-financiering
80%
vast NWO-bedrag
Klein: € 125.000
Groot (optie 1): € 250.000,Groot (optie 2): € 375.000,Groot (optie 3): € 500.000,-
€
€
€
€
15.625
31.250
46.875
62.500
Cofinanciering
20%
privaat
privaat en/of (semi)publiek
50% - in cash
50% - in cash en/of in kind
in cash
€ 15.625 in cash en/of in kind
in cash
€ 31.250 in cash en/of in kind
in cash
€ 46.875 in cash en/of in kind
in cash
€ 62.500 in cash en/of in kind
Figuur 1: Overzicht van de hoogte van de cofinanciering per projecttype
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden
Aanvragen bestaan uit een vooraanmelding en een onderzoeksvoorstel dat hiervan
de uitwerking is.
De sluitingsdatum voor het indienen van vooraanmeldingen is:
14 juni 2016, 14.00 uur (CEST, Central European Summer Time)
De sluitingsdatum voor het indienen van uitgewerkte onderzoeksvoorstellen is:
8 september 2016, 14.00 uur (CEST, Central European Summer Time)
Het formulier voor de vooraanmelding kan worden gedownload via de website
www.nwo.nl/mvi. Het formulier voor uitgewerkte onderzoeksvoorstellen komt in de
maand mei 2016 beschikbaar.
Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie over de procedure.
3.4
Het opstellen van de aanvraag
Zowel voor vooraanmeldingen als uitgewerkte onderzoeksvoorstellen gaat u als
volgt te werk:
Vooraanmeldingen
1)
Download het aanvraagformulier voor het opstellen van een vooraanmelding
(Bijlage 6.2) vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website
van NWO-MVI (onderaan de webpagina van het dit financieringsinstrument:
www.nwo.nl/mvi).
- Vul het aanvraagformulier in.
- Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC.
Uitgewerkte aanvragen
2)
Download het aanvraagformulier voor het opstellen van een uitgewerkte
aanvraag (Bijlage 6.3) vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf
de website van NWO-MVI (onderaan de webpagina van het dit
financieringsinstrument: www.nwo.nl/mvi).
- Vul het aanvraagformulier in.
- Sla het formulier op als pdf en upload het in ISAAC.
3)
Begrotingsformat voor uitgewerkte voorstellen (Bijlage 6.4)
Download het format en vul het in. Sla het format op als pdf en upload het
in ISAAC.
8
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
4)
Verklaring van gemaakte afspraken met private partners (Bijlage 6.5)
De verklaring bestaat uit de volgende twee onderdelen:
a.
Brief van de hoofdaanvrager, getiteld “Verklaring gemaakte
afspraken met private partner(s)”
Hierin worden de afspraken met de partner(s) bevestigd.
b.
Matchingsverklaring, getiteld “Verklaring van de medefinanciering
van de private partner(s)”
Hierin zegt iedere partner afzonderlijk zijn bijdrage aan NWO toe.
Met de aan NWO gerichte matchingsverklaring committeert de
private partner zich aan de toegezegde bijdrage voor het project als
dit door NWO wordt gehonoreerd. De matchingsverklaring is
onvoorwaardelijk en bevat geen ontbindende voorwaarden.
Download het format van de verklaring (brief + matchingsverklaring) en stel
hem op. De verklaring dient, conform het format, op logopapier van de
betreffende organisatie te worden gesteld. U slaat de ondertekende
verklaring op als pdf-bestand en uploadt het in ISAAC (rubriek
Inbeddingsgarantie).
NB Het aanleveren van een digitale versie van de brief met handtekening
volstaat, mits opgesteld conform de voorwaarden uit het format. NWO
behoudt zich het recht voor om de originele verklaring op te vragen bij de
hoofdaanvrager.
Medio mei 2016 zal een voorbeelddocument van een consortium-agreement
op de website worden geplaatst. In het geval het onderzoek gehonoreerd
wordt, moet dit document voor de start van het onderzoek ondertekend
worden toegezonden, voorzien van de handtekeningen van alle betrokken
partijen. Het hoeft dus nog niet worden meegezonden met het indienen van
de uitgewerkte aanvraag.
5)
Akkoordverklaring instelling (Bijlage 6.6)
Download het format van de akkoordverklaring en stel hem op. De
akkoordverklaring dient, conform het format, op logopapier van de
kennisinstelling te worden gesteld. U slaat de ondertekende
akkoordverklaring opals pdf-bestand en uploadt het in ISAAC (rubriek
Overig). Met het insturen van de akkoordverklaring bevestigt de instelling
waar het project wordt uitgevoerd dat zij op de hoogte is gebracht van de
aanvraag en akkoord is met alle voorwaarden waaraan voor uitvoering van
het project moet worden voldaan.
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden
Voor deze call for proposals zijn de NWO Regeling Subsidies, versie 1 december
2015 (www.nwo.nl/subsidieregeling) en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk
onderzoek (www.nwo.nl/akkoordbekostiging) van toepassing. Verder moeten
aanvragen voldoen aan de eisen zoals beschreven in de volgende paragrafen.
3.5.1
Passendheid binnen MVI-agenda
Aanvragen dienen te passen binnen de MVI-onderzoeksagenda van de deelnemende
topsectoren, opgenomen in Bijlage 6.1. Aanvragers moeten in hun aanvraag
beargumenteren waarom het voorstel naar hun mening binnen de agenda past.
Voor topsectorspecifiek onderzoek betreft dit de passendheid binnen de gekozen
onderzoekslijn van de betreffende topsector (bijvoorbeeld C1: Transities naar
groene chemie, biorenewables, circular economy, en een bio-inspired energy
transition binnen de topsector Chemie). Voor generiek (topsectordoorsnijdend)
onderzoek geldt dat het gekozen agendaonderdeel moet worden uitgewerkt binnen
9
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
minimaal drie van de aan MVI deelnemende topsectoren. Aanvragers moeten in hun
aanvraag beargumenteren waarom het voorstel naar hun mening past binnen het
betreffende agendaonderdeel en de gekozen topsectoren (bijvoorbeeld: G5:
Maatschappelijk verantwoorde digitalisering toegepast op de topsectoren Energie,
HTSM en Logistiek).
3.5.2
Multidisciplinaire samenwerking
Gezien de ambitie van het programma NWO-MVI om een bijdrage te leveren aan
maatschappelijk verantwoorde innovatie is de samenwerking en uitwisseling van
onderzoeksresultaten tussen bèta/technisch-, alfa- en gammaonderzoek van
essentieel belang. De projecten zijn daarom altijd multidisciplinair. Dat wil zeggen,
bij het onderzoek moeten altijd zowel alfa- als gammaonderzoekers betrokken zijn.
Bovendien moet binnen de projecten de inbreng van bèta/technisch onderzoek
duidelijk zichtbaar zijn en aantoonbaar betrokken worden bij het alfa- en
gammaonderzoek, of daarin zijn geïntegreerd. Onder bèta-, alfa- en
gammaonderzoek wordt het volgende verstaan:
(i)
Alfa-onderzoekers (oftewel geesteswetenschappers). Het zal hier vooral
ethici en (praktisch, wetenschaps- en techniek)filosofen betreffen; ook
ethici die normatief ethische vragen inbrengen zijn welkom in het MVIprogramma. Ook bijdragen uit andere disciplines (bijvoorbeeld
(wetenschapsgeschiedenis) zijn denkbaar;
(ii)
Bèta- en technische wetenschappers (in de brede zin van het woord: incl.
technische/medische onderzoekers, ontwerpers, ingenieurs, informatici,
exacte wetenschappers);
(iii)
Gamma-onderzoekers (oftewel maatschappij- en gedragwetenschappers).
Enerzijds wordt gedacht aan onderzoekers uit meer traditionele disciplines
als sociologie, recht, economie, psychologie, anderzijds aan onderzoekers
uit de zogenaamde interdisciplines die bijdragen aan de reflectie op de
positie van wetenschap, technologie en technologische systemen in de
samenleving.
3.5.3
Anticipatie op innovatietrajecten
Gezien de gerichtheid van het programma NWO-MVI op de verbreding van
innovaties en onderzoek-, ontwikkel- en innovatietrajecten is het de bedoeling dat
het onderzoek niet alleen leidt tot een analyse van en inzicht in problemen. Het is
daarentegen cruciaal dat ethische en maatschappelijke aspecten van meet af aan
worden betrokken en geïncorporeerd in het ontwerp van innovaties en
innovatietrajecten en vervolgens resulteren in een concreet maak- of
ontwerpperspectief (dat naast het ontwerp van de innovatie ook betrekking heeft op
de hiervoor noodzakelijke institutionele arrangementen en/of ethische contexten).
Het gaat daarbij om de vraag wat gedaan moet worden om maatschappelijk
verantwoord te innoveren. Zowel de centrale positie van dit maak- of
ontwerpperspectief, alsook de expliciete aanduiding van de bijdrage die wordt
geleverd aan (het tot stand brengen van) innovatie(s) zijn onderdeel van de
beoordelingscriteria.
3.5.4
Valorisatie
Aanvragers moeten altijd een valorisatiepanel samenstellen en een valorisatieplan
uitwerken. Het valorisatiepanel bestaat – naast vertegenwoordigers van de
consortiumpartner(s) – uit alle overige (potentiële) gebruikers en/of
gebruikersgroepen. Hiertoe kunnen uitdrukkelijk ook relevante maatschappelijke
stakeholders behoren. Ook vertegenwoordigers van organisaties die bereid zijn om
10
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
de onderzoeksresultaten te verbreiden en te valoriseren onder de doelgroep die zij
vertegenwoordigen, kunnen in het valorisatiepanel worden opgenomen.
Het valorisatiepanel wordt samengesteld tijdens en betrokken bij het opstellen van
een uitgewerkte aanvraag, en blijft gedurende de hele looptijd bij het project
betrokken. Meer specifiek heeft het valorisatiepanel vooral als taak om zijn kennis
en kunde in te brengen en de onderzoekers te confronteren met de dagelijkse
gebruikerspraktijk, opdat zij deze in hun keuzes kunnen betrekken. Het gaat in elk
geval om een ondersteunende rol
•
bij het (verder) articuleren van de onderzoeksvraag;
•
bij het (verder) opstellen van een valorisatieplan;
•
bij het rapporteren over het onderzoek;
•
bij het dissemineren van en het communiceren over de onderzoeksresultaten.
Het valorisatieplan is gericht op het ter beschikking stellen van en het gebruik van
relevante onderzoeksresultaten door de topsectoren, maatschappelijke partners
en/of andere belanghebbenden van binnen en buiten de gevestigde
wetenschappelijke gemeenschap. Naast een overzicht van de met de valorisatie
samenhangende kosten wordt hierin de rol van het valorisatiepanel beschreven.
Om het valorisatieplan effectief te kunnen uitvoeren, zijn voldoende financiële
middelen nodig. Voor MVI-projecten geldt daarom dat hiervoor 10% van het totale
projectbudget gereserveerd moet worden.
3.5.5
Internationale oriëntatie
De MVI-benadering heeft nadrukkelijk een internationale oriëntatie, waarbij expliciet
aandacht uitgaat naar de mondiale context en aspecten. De vragen en problemen
die binnen het MVI-programma worden geadresseerd, zijn immers internationale.
Dit geldt ook voor de thema’s uit de MVI-agenda waarvoor in het kader van deze
call aanvragen kunnen worden ingediend. Daarom moet de internationale dimensie
expliciet in de aanvraag worden betrokken.
Voor aanvragen waarbij het onderzoek (deels) in Lage- en middeninkomenslanden
(LMIC: Low and Middle-Income Countries) plaatsvindt, geldt dat in het
onderzoeksteam tenminste één betrokkene van een partnerinstituut in het
betreffende LMIC-land is opgenomen en één postdoc uit een LMIC-land.
Verder geldt dat onderzoekers uit andere landen op kunnen treden als uitvoerder
van onderzoeksprojecten, op voorwaarde dat zij een aanstelling krijgen aan een
Nederlandse onderzoeksinstelling of (in geval van onderzoekers uit een LMIC-land)
een living allowance ontvangen van een Nederlandse instelling voor
wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.
Voor voorstellen waarbij het onderzoek een sterk internationale component heeft en
direct relevant is voor (maar niet wordt uitgevoerd in) LMIC-landen, is het
aanbevolen om partners uit de betreffende landen te betrekken en deze op te
nemen in een klankbordgroep.
3.5.6
Voorwaarden omtrent matching, consortia en IE-beleid
−
Het totale projectbudget bestaat voor 80% uit NWO-financiering (vast
bedrag) en voor de overige 20% uit cofinanciering. De helft van de vereiste
cofinanciering bestaat uit een private bijdrage en wordt in cash ingebracht.
De andere helft mag tevens uit een publieke bijdrage bestaan en mag
tevens in kind worden ingebracht. Zie voor de vereiste
cofinancieringsbedragen Afbeelding 1 in 3.2.
−
De in cash- en in kind-bijdragen die worden opgevoerd in de begroting van
het uitgewerkte onderzoeksvoorstel corresponderen met de
matchingsverklaringen waarin de bijdrage door de (private) partner(s)
wordt toegezegd aan NWO.
−
Indien de verplichte matching deels in kind wordt bijgedragen, dan gelden
de bepalingen die zijn opgegeven in paragraaf 5.2.2.
11
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
−
Begeleiding en consultancy kunnen geen deel uitmaken van de verplichte
matchingsbijdrage.
−
In 2014 hebben NWO en Technologiestichting STW een nieuw gezamenlijk
beleid voor Intellectueel Eigendom (IE) gepubliceerd conform de
zogenaamde Spelregels voor privaat-publieke samenwerking bij
programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek.
Het document NWO-beleid inzake intellectueel eigendom is opgenomen in
deze call als appendix bij Bijlage 6.5.
−
Een specifiek consortium, dat wil zeggen de combinatie hoofdaanvrager met
de meefinancierende (private) partner(s), kan hoogstens eenmaal indienen
per agendaonderdeel.
3.5.7. Specifieke subsidievoorwaarden
De aanvragen binnen NWO-MVI moeten verder aan de volgende voorwaarden
voldoen:
Open Access
Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van
toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het
moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn
verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een
uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.
Nagoya Protocol
Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een
eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van
genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor
hun onderzoek gebruik maken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen
zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (www.absfocalpoint.nl). NWO
gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol
nemen.
Ethische aspecten
Voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek is het belangrijk dat
onderzoeksaanvragen die ethische vragen kunnen oproepen, zorgvuldig worden
behandeld. Voor bepaalde onderzoeksprojecten is een goedkeurende verklaring van
een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) of een Dier
Experimenten Commissie (DEC) nodig. Daarnaast is voor bepaalde
onderzoeksaanvragen een vergunning nodig op grond van de Wet
Bevolkingsonderzoek (WBO). Meer informatie over de METC is beschikbaar bij de
Centrale Commissie Mensgebonden onderzoek (CCMO), bij de Nederlandse
Vereniging voor Dierexperimentencommissies is informatie over DEC te vinden en
bij o.a. de Gezondheidsraad is informatie over de WBO beschikbaar.
Bij een aanvrager berust de verantwoordelijkheid om na te gaan of zijn/haar
onderzoeksaanvraag ethische vragen op kan roepen en zo ja, dat deze een
goedkeurende verklaring verkrijgt van de juiste ethische commissie en/of een
vergunning op grond van de WBO, indien nodig. NWO onderschrijft de code
Openheid Dierproeven en de code Biosecurity. Een onderzoeksproject kan pas
starten als NWO (indien nodig) een kopie van de goedkeurende ethische verklaring
en/of vergunning WBO ontvangen heeft. Voor complexe vragen op het gebied van
ethische vraagstukken, behoudt NWO zich het recht voor een externe adviseur te
raadplegen. Indien NWO na overleg met de aanvrager van mening is dat een
ethische toets voor een aanvraag nodig is, is de aanvrager verplicht alsnog
maatregelen te nemen voor een toetsing door een ethische commissie. Bij het
uitblijven van een noodzakelijke goedkeurende verklaring van een ethische
commissie wordt de subsidie ingetrokken.
12
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Maatschappelijk verantwoord innoveren
3.6
Het indienen van een aanvraag
Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC,
zie www.isaac.nwo.nl. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in
behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via
zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen
ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te
maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de
hoofdaanvrager al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te
maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.
Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u online enkele aanvullende
gegevens in te voeren. Ruim hier voldoende tijd voor in.
Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC
helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.
13
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
4 Beoordelingsprocedure
4.1
Procedure
Voor alle bij het beoordelingsproces en/of de besluitneming betrokken personen is
de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing (www.nwo.nl/gedragscode).
Binnengekomen aanvragen worden door het MVI-bureau getoetst op
ontvankelijkheid conform de ontvankelijkheidscriteria uit paragraaf 4.3.1. Alle
ontvankelijke aanvragen doorlopen dezelfde beoordelingsprocedure. Ze worden in
samenhang beoordeeld door de beoordelingscommissie (Advisory Board) waarbij
kwaliteit leidend is. De vooraanmeldingen en uitgewerkte onderzoeksvoorstellen
zullen worden beoordeeld volgens de hieronder beschreven selectieprocedure en de
beoordelingscriteria uit paragraaf 4.3.2.
Vooraanmelding
De Advisory Board toetst of de vooraanmelding past binnen de doelstellingen van
NWO-MVI en binnen het gekozen onderdeel van de MVI-onderzoeksagenda.
Vooraanmeldingen die naar het oordeel van de Advisory Board niet passen mogen
niet worden uitgewerkt.
Uitgewerkte onderzoeksvoorstellen
De Advisory Board beoordeelt de ontvankelijke aanvragen op de hieronder
beschreven wijze. 9
Hoor en wederhoor
Alle aanvragen worden ter beoordeling aan ten minste twee onafhankelijke
(inter)nationale referenten voorgelegd (hoor-fase). 10 Aanvragers krijgen vervolgens
de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op de geanonimiseerde adviezen van de
referenten (wederhoor-fase). Onderzoekers krijgen vijf werkdagen voor het
opstellen van een reactie.
Beoordeling en prioritering
De Advisory Board beoordeelt en prioriteert de aanvragen aan de hand van de
beoordelingscriteria uit paragraaf 4.3.2, te weten: I Algemene wetenschappelijke
kwaliteit, II. Wetenschappelijke kwaliteit binnen de MVI-kaders en III
Maatschappelijke relevantie en kennisbenutting. Op basis van de aanvraag, de
referentenrapporten, het weerwoord en (optioneel) een interview geeft de Advisory
Board een oordeel over de kwaliteit en relevantie van de aanvragen.
De wetenschappelijke leden geven een oordeel over de wetenschappelijke kwaliteit
van de aanvragen (Criterium I en II). De maatschappelijke leden beoordelen de
maatschappelijke relevantie (Criterium III). Conform deze systematiek stelt de
Advisory Board een prioritering op, waarbij de honorering afhankelijk is van het
beschikbare budget per agendaonderdeel (zie paragraaf 1.2) en de spreiding
daarbinnen. Het advies van de Advisory Board wordt vervolgens voor besluitvorming
voorgelegd aan het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen (penvoerder).
9
Indien het aantal binnengekomen aanvragen minimaal vier keer hoger is dan het aantal aanvragen dat
gehonoreerd kan worden, kan het besluitvormende orgaan (Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen)
besluiten om voor het betreffende agendaonderdeel een voorselectie toe te passen.
10
Bij grote projecten van € 500k worden minimaal drie referenten aangeschreven.
14
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
Besluitvorming
Het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen toetst de beoordelingsprocedure
marginaal en neemt vervolgens – op basis van de voordracht van de Advisory Board
– het definitieve besluit over de te honoreren aanvragen. Aanvragen binnen het
agendaonderdeel BBoL kunnen alleen NWO-financiering ontvangen indienen de
parallelle aanvraag binnen het BBoL-programma eveneens gehonoreerd is.
NWO voorziet alle aanvragen die de hele beoordelingsprocedure hebben doorlopen
van een kwalificatie (zie ook paragraaf 4.3.3, Weging criteria). Deze kwalificatie
wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen
van financiering. Voor meer informatie over de kwalificaties zie:
www.nwo.nl/kwalificaties.
Globaal tijdpad
14 juni 2016, 14.00 uur
Deadline indienen vooraanmelding
Eind juni 2016
Toetst op passendheid vooraanmeldingen
door de Advisory Board
Eind juni 2016
Aanvragers van passende voorstellen
worden uitgenodigd om deze uit te
werken
8 september 2016, 14.00 uur
Deadline indienen uitgewerkte
onderzoeksvoorstellen
September – oktober 2016
Raadplegen referenten
Begin november 2016
Aanvragers ontvangen de
referentenrapporten met verzoek om
wederhoor
Medio november 2016
Beoordeling uitgewerkte
onderzoeksvoorstellen door de Advisory
Board
Eind november 2016 (optioneel)
Advisory Board neemt interviews af
Medio december 2016
Besluit penvoerend gebiedsbestuur op
basis advies Advisory Board. Aanvragers
ontvangen bericht over uitslag
4.2
Samenstelling commissies
De Advisory Board wordt gevormd door experts (wetenschappelijke leden) op de
voor MVI relevante wetenschappelijke disciplines met een brede expertise op
het terrein van de deelnemende topsectoren. Daarnaast bevat zij
vertegenwoordigers van relevante maatschappelijke partijen (maatschappelijke
leden). De samenstelling van de Advisory Board wordt na afloop van de
beoordelingsprocedure op de website van het MVI-programma
(www.nwo.nl/mvi) gepubliceerd..
15
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
4.3
Criteria
4.3.1
Criteria ontvankelijkheid
NWO neemt geen aanvragen in behandeling waarbij zich één of meer van de
volgende situaties voordoen:
1.
De aanvraag is niet ingediend via ISAAC.
2.
De aanvraag is ingediend na de deadline.
3.
De aanvraag is niet opgesteld conform de gestelde formats.
4.
De aanvraag is niet volgens de in deze call beschreven voorwaarden ingevuld,
of niet correct of volledig, en de aanvrager heeft niet of niet op tijd voldaan aan
het verzoek een gecorrigeerde aanvraag in te dienen. 11
5.
De aanvraag is niet ingediend door een hoogleraar, een universitair
hoofddocent (UHD) of universitair docent (UD) aangesteld aan een instelling
zoals vermeld in paragraaf 3.1. Dit geldt zowel voor hoofd- als
medeaanvragers.
6.
De aanvraag is niet ingediend namens een consortium bestaande uit een
hoofdaanvrager, minimaal twee door NWO aan te stellen onderzoekers en
minimaal één private partij en/of met de gevraagde matching zoals beschreven
in paragraaf 3.2. In geval van een aanvraag binnen het agendaonderdeel
Bouwstenen van Leven (BBoL): er is geen parallelle aanvraag binnen het NWOprogramma BBoL ingediend en/of de MVI-aanvraag is niet ingediend door een
onderzoeker die optreedt als aanvrager van de parallelle BBoL-aanvraag.
7.
Meerdere identieke of zeer gelijkende voorstellen worden gelijktijdig ingediend.
8.
Een onderzoeker is bij meer dan één aanvraag hoofd- of medeaanvrager
9.
Het project kan niet binnen zes maanden na toekenning van de financiering
binnen hetzelfde agendaonderdeel.
starten.
Bij uitgewerkte onderzoeksvoorstellen geldt tevens dat deze niet in behandeling
worden genomen wanneer zich één of meer van de volgende situaties voordoen:
10.
Er is geen vooraanmelding ingediend of het onderzoeksvoorstel is geen
11.
De vereiste bijlagen van de private partner(s) ontbreken en/of zijn niet als
uitwerking van de vooraanmelding.
afzonderlijke documenten in pdf-formaat bij de aanvraag gevoegd:
a.
de door de aanvrager ondertekende verklaring met het overzicht van
de betrokken partner(s) – zie paragraaf 6.5 van deze call.
b.
de door elke individuele partner ondertekende matchingsverklaring –
zie paragraaf 6.5 van deze call.
c.
een ondertekende verklaring van de aanvrager en van een
tekenbevoegde/bestuurlijk-verantwoordelijke van de instelling dat het
project, na honorering van de aanvraag, aan de desbetreffende
universiteit zal worden uitgevoerd – zie paragraaf 6.6 van deze call.
12.
De hoogte en specificatie van personeelskosten zich niet richt naar de normen
die hiervoor zijn vastgelegd in het Akkoord bekostiging wetenschappelijk
onderzoek 2008 van NWO en VSNU (www.nwo.nl/akkoordbekostiging).
13.
De maximale financieringstermijn voor kleine projecten en grote projecten
wordt overschreden.
14.
11
Er geen duidelijke inhoudelijke inbreng van de aanvrager(s).
Wanneer correctie van de aanvraag of het alsnog aanleveren van vereiste bijlagen mogelijk is, wordt de
aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn/haar aanvraag binnen 48 uur aan te passen en/of de vereiste
bijlagen aan te leveren. Als de aanvraag binnen de gestelde tijd niet is gecorrigeerd en ingediend, zal de
aanvraag niet in behandeling worden genomen. Is de aanvraag tijdig gecorrigeerd, dan zal deze na
goedkeuring alsnog in behandeling worden genomen.
16
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
15.
De hoofd- en medeaanvrager(s) tevens uitvoerder zijn van een van de
deelprojecten.
16.
Een valorisatieplan en een valorisatiepanel geen onderdeel van de aanvraag
uitmaken. Het is aan de Advisory Board om te bezien of de aanvraag in
voldoende mate voldoet aan de hiervoor geldende voorwaarden, incl. het voor
de uitvoering van het valorisatieplan gereserveerde budget.
17.
De promotor(s) van (eventuele) aio’s niet in de aanvraag gespecifieerd is.
Tenslotte geldt dat:
18.
Alle in de aanvraag genoemde (beoogde) uitvoerders, samenwerkingspartners,
adviseurs, etc. er door de aanvrager(s) van op de hoogte zijn gesteld dat zij in
het voorstel zijn opgenomen. Dit geldt zowel voor vooraanmeldingen als
uitgewerkte aanvragen.
4.3.2
Criteria kwaliteit en relevantie
Inhoudelijke ontvankelijkheid
De Advisory Board stelt vast of de vooraanmeldingen en uitgewerkte
onderzoeksvoorstellen passen binnen de het gekozen onderdeel van de
onderzoeksagenda (zie Bijlage 6.1).
Voor de beoordeling door de referenten en de Advisory Board gelden de volgende
beoordelingscriteria, die op een aantal deelaspecten worden geoperationaliseerd.
Voor de vooraanmeldingen geldt dat de Advisory Board op basis van deze criteria
beoordeelt of deze (voldoende) potentie hebben op kwaliteit.
I Algemene wetenschappelijke kwaliteit
─
Originaliteit en/of innovativiteit van de vraagstelling en/of methode.
─
Wetenschappelijk belang van het voorgestelde onderzoek.
Het project is vernieuwend en levert nieuwe inzichten op.
Het project levert antwoorden op / oplossingen voor wetenschappelijke
vraagstukken.
─
Helderheid van de probleemstelling.
De doelstelling is helder en concreet. Deze dient tevens te resulteren in een
concrete en toetsbare vraagstelling.
─
Plan van aanpak en geschiktheid van de benadering/methodologie.
Het plan van aanpak is helder en adequaat voor de betreffende vraag- of
taakstelling. Het beschrijft de gekozen technieken, methoden en analyses,
inclusief de theoretische en/of empirische onderbouwing. Het plan van aanpak
beschrijft ook in hoeverre samengewerkt wordt met de intermediaire en/of
uiteindelijke doelgroep(en).
─
Haalbaarheid van het onderzoeksvoorstel en het werkplan.
Het project maakt aannemelijk dat de beoogde vraag- of taakstelling met de
beschikbare expertise, menskracht en faciliteiten in de geplande tijd beantwoord
of gerealiseerd wordt. In de projectbeschrijving is aandacht voor bevorderende
en belemmerende factoren. Er moet – indien van toepassing – worden gezorgd
voor concrete betrokkenheid van partijen, doelgroepen en intermediaire
doelgroepen.
─
De omvang van de aangevraagde personele middelen in relatie tot de
beoogde onderzoeksresultaten.
Er is een afgewogen balans tussen inspanning, input, inzet van middelen en
(verwachte) uitkomsten en opbrengst.
─
Kwaliteit van de onderzoeksgroep en track-record van de onderzoekers.
De onderzoeksgroep is aantoonbaar ervaren op terreinen die relevant zijn voor
het voorstel en de impact van de producten. Haar productiviteit van de
17
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
afgelopen jaren blijkt bijvoorbeeld uit relevante publicaties / rapporten /
richtlijnen en/of kan worden afgemeten aan het aantal en de aard van
verworven subsidies en (inter)nationale contacten met vakgenoten en
doelgroepen. De kwaliteit van de onderzoeksgroep wordt ook afgemeten aan de
aanwezigheid van veelbelovend nieuw talent. Bij de private partners zal gekeken
worden naar trackrecord op het gebied van product- en dienstinnovatie. Bij
startende of relatief nieuwe bedrijven zal de potentie hierop worden beoordeeld.
─
Organisatie en inbedding van het onderzoek.
De instelling(en) waar het onderzoek wordt uitgevoerd is kwalitatief hoogstaand
(beschikt over veel expertise) in relatie tot de gekozen thematiek.
II. Wetenschappelijke kwaliteit binnen de MVI-kaders
─
Multidisciplinaire en interdisciplinaire wetenschappelijke
samenwerking.
Alfa-, bèta/technische- en gammaonderzoekers werken intensief samen, waarbij
de samenwerking leidt tot een aantoonbare meerwaarde. De wijze waarop de
samenwerking is vorm gegeven wordt nader uitgewerkt in de
projectbeschrijving.
─
Proactief karakter van het onderzoek en de centrale positie van een
maakperspectief of ontwerpperspectief.
De ethische en maatschappelijke aspecten worden van meet of aan
geïncorporeerd in het ontwerpproces van de innovaties / innovatietrajecten. De
wijze waarop dit gebeurt wordt beargumenteerd in het projectvoorstel. Het
bieden van inzicht in en een analyse van ethische en maatschappelijke
problemen volstaat hierbij niet.
─
Internationale oriëntatie en/of internationale samenwerking, met
inbegrip van oriëntatie op mondiale sociale vraagstukken in Lage- en
middeninkomenslanden (LMIC’s).
Het onderzoek heeft een internationale oriëntatie en/of is relevant voor LMIC’s
(Low and Middle-Income Countries). De aanvraag beschrijft op welke wijze de
internationale oriëntatie en/of samenwerking van het project wordt
vormgegeven.
III Maatschappelijke relevantie en kennisbenutting
─
De wijze waarop in het voorgestelde onderzoek het maatschappelijk
belang en de relevantie voor de gekozen topsector is aangeduid.
Er is sprake van een duidelijke en concrete bijdrage aan de uitwerking van de
voor de gekozen topsector of (in geval van topsectordoorsnijdend onderzoek)
topsectoren geldende MVI-onderzoeksthema´s. Het project komt tegemoet aan
maatschappelijke behoeften die voortkomen uit de MVI-onderzoeksagenda.
─
De mate waarin relevante kennisgebruikers (valorisatiepanel) bij de
uitwerking van het voorgestelde onderzoeksvoorstel en gedurende de
uitvoering van het onderzoek zijn betrokken, ter bewaking van
het utilisatieperspectief.
Alle relevante betrokken stakeholders (inclusief de private partners) zijn
opgenomen in het valorisatiepanel. De samenwerking met het panel is helder en
concreet vormgegeven evenals de wijze waarop de inbreng van het panel
betrokken wordt in het onderzoek.
─
De mate waarin relevante kennisgebruikers (valorisatiepanel) bij de
disseminatie van en communicatie over de onderzoeksresultaten in de
beoogde gebruikersgroep(en) zijn betrokken (inbreng in opstellen en
uitvoering van valorisatieplan).
Er is sprake van een helder en effectief plan ten aanzien van de verspreiding en
de implementatie van projectresultaten. Het plan beschrijft in elk geval:
18
Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Maatschappelijk verantwoord innoveren
-
waarom de opgenomen gebruikers- en doelgroepen de juiste zijn voor
het halen van de gestelde doelen;
-
op welke wijze deze groepen bij het project worden betrokken;
-
op welke wijze de verspreidings- en implementatieactiviteiten concreet
plaatsvinden.
─
De termijn waarop de mogelijke kennisbenutting te verwachten is en
verankerd kan worden binnen de betreffende topsector (en eventueel
daarbuiten).
Het onderzoek draagt bij aan oplossingen voor de vraagstukken uit de MVIagenda van de deelnemende topsectoren. Het project beschrijft welke resultaten
er op welke termijn zijn te verwachten.
─
Expliciete aanduiding van de bijdrage die wordt geleverd aan (het tot
stand brengen van) innovatie(s).
In de projectbeschrijving is aandacht voor wat het project concreet oplevert
voor lopende of toekomstige innovatietrajecten. Het project biedt concrete
(kennis)handvatten voor potentiële kennisgebruikers en beschrijft welke dit zijn.
4.3.3
Weging criteria
De beoordelingscriteria ad I en II tellen even zwaar. Op basis van deze criteria
beoordeelt en prioriteert de Advisory Board de aanvragen. Hierbij kent zij één van
de vier NWO-breed geldende eindkwalificaties toe: excellent, zeer goed, goed,
ontoereikend. Aanvragen die het eindoordeel ontoereikend toegekend krijgen komen
niet in aanmerking voor financiering, ongeacht hun maatschappelijke relevantie.
Beoordelingscriterium ad III is een randvoorwaarde voor financiering. Hierbij worden
de categorieën hoog, midden en laag onderscheiden. Aanvragen die de categorie
laag krijgen toegekend komen niet in aanmerking voor financiering, ongeacht hun
wetenschappelijke kwaliteit.
Binnen de toegekende kwalificatiegroepen voor wetenschappelijke kwaliteit
(excellent, zeer goed, goed) worden aanvragen met een oordeel hoog voor
maatschappelijk relevantie geprioriteerd boven aanvragen met een oordeel midden.
19
Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Maatschappelijk verantwoord innoveren
5 Contact en overige informatie
5.1
Contact
5.1.1
Inhoudelijke vragen
Voor inhoudelijke vragen over Maatschappelijk verantwoord innoveren en deze call
for proposals neemt u contact op met:
Dr. Jasper Roodenburg (secretaris MVI-programma)
NWO Geesteswetenschappen (penvoerend gebied)
T: +31 (0)70 3494556
E: [email protected]
5.1.2
Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC
Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC
helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De
ISAAC helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op
telefoonnummer 0900-696 47 47. Helaas ondersteunen niet alle buitenlandse providers
het bellen naar 0900-nummers. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via
[email protected]. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.
5.2
Overige informatie
5.2.1
Definities/toelichting op enkele van de gebruikte termen
Definities
1. Private partijen
NWO beschouwt een partij als privaat als deze niet rechtstreeks of zijdelings met
staatsmiddelen is bekostigd, overeenkomstig het EU-staatssteunkader.
Internationale private partijen kunnen eveneens een bijdrage leveren. Alle
bijdragen (cash of kind) zijn in euro’s, dan wel in euro’s gekapitaliseerd.
Daarnaast mogen waterschappen en drinkwaterbedrijven (topsector Water) en
collectebusfondsen (topsector LSH) deelnemen onder de voorwaarden die gelden
voor private partijen.
2. Publieke- en semipublieke partijen
Als publieke en semipublieke partijen worden aangemerkt instellingen die niet tot de
door NWO erkende kennisinstellingen behoren en niet tot de categorie van private
partijen behoren.
3. Lage- en middeninkomenslanden (LMCI)
Onder Lage- en middeninkomenslanden (LMIC van Low and Middle-Income
Countries) wordt verstaan: de lage en middeninkomenslanden die recht hebben op
20
Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Maatschappelijk verantwoord innoveren
officiële ontwikkelingshulp (Official Development Assistance, afgekort ODA), zoals
die door de OECD gedefinieerd is (zie www.oecd.org/dac/stats/daclist).
5.2.2
Bepalingen in-kind bijdragen door private partijen
1.
Mogelijkheid tot deelname door private partijen met in kind-bijdragen
Private partijen participeren doorgaans in NWO onderzoeksprogramma’s door middel
van een financiële contributie aan het programma- dan wel projectbudget.
In de MVI-projecten kunnen private partijen participeren met een gedeeltelijke in
kind-bijdrage onder de volgende voorwaarden:
−
De totale private bijdrage aan een project moet tenminste 10% van het
totale project bedragen en wordt in cash ingebracht. Van het totale
projectbudget is 80% afkomstig van NWO (vast bedrag: zie paragraaf 3.2).
De eventueel in kind in te brengen bijdrage kan allen betrekking hebben op
de resterende 10% van het totale projectbudget.
−
In kind-bijdragen/inspanningen moeten essentieel zijn voor het project en
opgenomen zijn in de door NWO goedgekeurde begroting van de
onderzoekskosten van de projectaanvraag waarin de private partij
participeert (zie voor in te brengen in kind-bijdragen bepaling 3) en vallen
binnen één van de onder 3 vermelde kostencategorieën.
2.
Committering
Indien een externe partner zal participeren in het onderzoeksproject met een
gedeeltelijke in kind-bijdrage zoals hierboven omschreven, zal de private partij zich
voor de betreffende in kind-bijdrage plus de financiële (cash-)bijdrage aan het NWOproject committeren. Indien de private partij die zich met een in kind-bijdrage aan
een onderzoeksproject heeft gecommitteerd maar (een deel van) deze in kindbijdrage uiteindelijk niet inbrengt dan wel niet kan verantwoorden, zal NWO deze
partij factureren voor (dit deel van) de in kind-bijdrage zodat de totaal toegezegde
bijdrage gestand wordt gedaan.
3.
In te brengen in kind-bijdragen
In een onderzoeksproject mogen door private partijen als in kind-bijdragen worden
ingebracht de volgende rechtstreeks aan het onderzoeksproject toe te rekenen en
door de private partij gemaakte kosten (zie ook bepaling 1):
−
Loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon,
berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking
volgens de kolom loon voor de loonbelasting van de loonstaat, verhoogd
met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve
arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, en van
1650 productieve uren per jaar. Hierover mag een opslag worden opgevoerd
voor overige algemene kosten, groot ten hoogste 50% van de hierboven
bedoelde loonkosten. Het hieruit volgende aan het project toe te schrijven
uurtarief, inclusief de genoemde 50% opslag voor algemene kosten, is
gemaximeerd op € 100. Inbreng van kosten voor begeleiding of voor
projectmanagement is alleen mogelijk bij actieve deelname van de beoogde
begeleider of projectmanager aan het onderzoeksproject.
−
Het is mogelijk dat een gedeelte van het onderzoek wordt uitgevoerd door
derden. Bij personele inzet is voorwaarde dat de geleverde expertise in de
vorm van mensuren niet reeds beschikbaar is op de
onderzoeksinstelling(en) en dus specifiek voor het project wordt ingezet.
Voor het kapitaliseren van personele inzet door derden worden door NWO
vaste tarieven gehanteerd voor een senior of junior onderzoeker. (zie
www.nwo.nl/subsidiewijzer, rubriek subsidieregeling).
21
Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Maatschappelijk verantwoord innoveren
−
Kosten van te verbruiken materialen, hulpmiddelen en software(licenties)
die direct verband houden met project, gebaseerd op de oorspronkelijke
aanschafprijzen. Bij materiele bijdragen in de vorm van levering van
diensten is voorwaarde dat deze als nieuwe inspanning kan worden
geïdentificeerd. De dienst is niet reeds beschikbaar op de
onderzoeksinstelling(en) die het onderzoek uitvoer(t)en. Het kan voorkomen
dat men reeds geleverde diensten (bijvoorbeeld een database of software)
als in natura cofinanciering wil opvoeren. Acceptatie is in dit geval niet
vanzelfsprekend. Hierover wordt vooraf contact opgenomen met NWO. In
dat geval bepaalt NWO of voor deze levering een concrete waarde is vast te
stellen.
3.1 Niet toelaatbaar als cofinanciering:
−
Kortingen op commerciële tarieven, o.a. op materialen, apparaten en
diensten.
−
Kosten m.b.t. overhead, begeleiding, consultancy en/of deelname aan de
gebruikerscommissie).
−
Kosten voor diensten die voorwaardelijk zijn. Er worden geen voorwaarden
gesteld aan de levering van de cofinanciering. De levering van de
cofinanciering is niet afhankelijk van het al dan niet bereiken van een
bepaald stadium in het onderzoeksplan (bijv. go/no-go moment).
−
Kosten die volgens de call for proposals niet worden vergoed.
−
Kosten van apparatuur indien een van de (hoofd)doelen van de
onderzoeksaanvraag is verbetering/meerwaarde te creëren van deze
apparatuur.
4.
Verantwoording van in kind-bijdragen
Wanneer de cofinanciering niet via de NWO-begroting loopt wordt de financiële
bijdrage door NWO gezien als een in natura bijdrage en ook zo geregistreerd. Private
en publieke partijen dienen hun bijdrage (in geld en/of in natura) aan NWO te
verantwoorden door een opgave van ingebrachte kosten te verstrekken aan NWO,
binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject waaraan de bijdrage is
geleverd.
De aanvraag tot vaststelling van de in geld- en/of in natura-bijdrage dient
tegelijkertijd met de aanvraag tot subsidievaststelling door de projectleider te
worden ingediend, vergezeld van een gezamenlijke eindrapportage. Indien de te
verantwoorden in natura en/of financiële bijdrage (voor zover die niet via de NWObegroting loopt) hoger is dan k€125, dient een accountantsverklaring te worden
aangeleverd; in andere gevallen volstaat een schriftelijke verklaring van de
projectleider waarin vastgelegd is dat de ingebrachte gelden (voor zover die niet via
de NWO-begroting lopen) dan wel in natura inspanningen daadwerkelijk aan het
project zijn toegeschreven.
Indien de private of publieke partij die zich met een in natura-bijdrage aan een
onderzoeksproject heeft gecommitteerd (een deel van) deze „in natura‟ bijdrage
uiteindelijk niet inbrengt dan wel niet kan verantwoorden, zal NWO deze partij
factureren voor (dit deel van) de in-natura bijdrage zodat de totaal toegezegde
bijdrage gestand wordt gedaan.
Bij in gebreke blijven van verantwoording achteraf heeft NWO het recht de gehele
subsidie in te trekken (Awb art. 4;48)
6 Bijlagen
6.1
Onderzoeksagenda NWO-MVI
6.2
Aanvraagformulier vooraanmelding
6.3
Aanvraagformulier uitgewerkte aanvraag
Dit document is vanaf medio mei 2016 te downloaden van de MVI-subsidiepagina
6.4
Begrotingsformat voor uitgewerkte aanvraag
Dit document is vanaf medio mei 2016 te downloaden van de MVI-subsidiepagina.
6.5
Verklaring van gemaakte afspraken met private partners
Dit document is vanaf medio mei 2016 te downloaden van de MVI-subsidiepagina, samen
met het document NWO-beleid inzake intellectueel eigendom en een voorbeeld
‘Consortiumovereenkomst'.
6.6
Akkoordverklaring instelling waar het project wordt uitgevoerd
Dit document is vanaf medio mei 2016 te downloaden van de MVI-subsidiepagina
6.1 Onderzoeksagenda NWO-MVI
NWO-MVI: Maatschappelijk verantwoord innoveren
Het succes van innovaties hangt in toenemende mate af van de maatschappelijke inbedding ervan.
Vraagstukken op het gebied van voedsel, zorg en gezondheid, veiligheid, energie- en
grondstoffengebruik vragen om integrale en innovatieve oplossingen. Veelbelovende innovaties
kunnen echter falen als niet tijdig rekening wordt gehouden met ethische en maatschappelijke
aspecten. Denk aan de discussies rondom het winnen van schaliegas of de opslag van CO2, het
elektronisch patiëntendossier en de ‘slimme energiemeter’.
In het NWO-programma Maatschappelijk verantwoord innoveren (NWO-MVI) worden mogelijke
ethische en maatschappelijke kwesties al in een vroeg stadium van een (technologische) innovatie in
kaart gebracht, zodat hiermee in het innovatieproces rekening kan worden gehouden. Dit vergroot
het draagvlak onder de stakeholders. MVI-onderzoek gaat over de normatieve vraag of innovaties
maatschappelijk en ethisch aanvaardbaar zijn. Innovaties en innovatieprocessen worden kritisch
bekeken op de mate waarin zij belangrijke waarden zoals vertrouwen, rechtvaardigheid, privacy,
autonomie, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, duurzaamheid, veiligheid etc. bevorderen.
Om dit te realiseren kent het onderzoek binnen het MVI-programma een aantal speerpunten (figuur
1).
o
Proactief maak- of ontwerpperspectief: MVI-onderzoek leidt niet alleen tot een analyse van en
inzicht in problemen, maar vervolgens ook tot een concreet ‘maak- of ontwerpperspectief’
waarbij ethische en maatschappelijke waarden van meet af aan worden betrokken en
geïncorporeerd bij innovaties en innovatietrajecten;
o
Interdisciplinariteit: bèta-, alfa- en gammaonderzoekers werken samen. Zo bevragen de alfaen gammaonderzoekers (bijvoorbeeld filosofisch/ethische, historische, sociologische,
economische en juridische onderzoekers) de bèta (technische/medische onderzoekers,
ontwerpers en ingenieurs) onderzoekers op hun vooronderstellingen bij de betreffende
innovaties en innovatieprocessen. De samenwerking met bètaonderzoekers bij het onderzoek
naar de generieke vraagstukken (zie hieronder, ad Onderzoeksagenda) heeft betrekking op
de concrete toespitsing van het onderzoek op de topsectoren;
Maatschappelijke relevantie en valorisatie: alle aanvragen worden getoetst op
maatschappelijke relevantie en toepasbaarheid van de resultaten. Elk project heeft een
valorisatiepanel waardoor stakeholders nauw betrokken zijn bij het onderzoek en directe
implementatie van de resultaten mogelijk is.
o
Figuur 1: Speerpunten MVI-programma
Bij de (technologische) innovaties die binnen het NWO-MVI programma worden onderzocht, gaat het
zowel om producten als om diensten (institutionele ontwerpen voor bijvoorbeeld een organisatie of
infrastructuur). Deze innovaties beogen bij te dragen aan de oplossing van een maatschappelijk
vraagstuk - bijv een beter toezichtsysteem, beter vervoer, energiezuinigheid, meer veiligheid. Het
onderzoek is internationaal georiënteerd, met aandacht voor de mondiale context.
De MVI-aanpak biedt veel kansen voor de topsectoren en het bedrijfsleven. Bij veel partijen,
inclusief bèta/technische wetenschappers en (industriële) partners, bestaat het misverstand dat
nadenken over maatschappelijke en ethische aspecten van nieuwe technologieën bijna automatisch
leidt tot het stopzetten van veelbelovend innovatief onderzoek en het laten passeren van business
opportunities. In het NWO-MVI programma komt nadrukkelijk een andere visie naar voren.
Innovaties die maatschappelijk verantwoord zijn aangepakt, belemmeren de groei en kansen in de
markt niet, maar kunnen die juist bespoedigen. Omdat al in het ontwerpproces rekening gehouden
kan worden met ethische en maatschappelijke aspecten, worden mislukkingen en dure
aanpassingen achteraf voorkomen. Zo ontstaan bovendien kansen voor betere producten en
diensten door sociaal geïnspireerde innovaties.
Voor bedrijven houdt een beter begrijpen van maatschappelijke en ethische vraagstukken onder
meer in:
o
het vergroten van de license-to-operate;
o
het beter laten aansluiten van innovaties op consument en sociale omgeving alsook het
opdoen van ideeën voor (onverwachte) innovaties;
o
het ontvangen van bruikbare constructieve feedback van excellente onderzoekers;
o
het vinden van aansluiting bij de Europese Societal Challenges, waarin Responsible Research
& Innovation leidend is voor het Europese programma Horizon2020.
Figuur 2: Voordelen NWO-MVI voor bedrijven
Onderzoeksagenda 2016-2017
De onderzoeksagenda 2016-2017 van het NWO-MVI programma bevat twee onderdelen, te weten
1) een agenda met ‘generieke’ vragen en 2) agenda’s per topsector met topsectorspecifieke vragen.
De eerste categorie betreft ethische en maatschappelijke vraagstukken die relevant zijn voor
(vrijwel) alle topsectoren en waarvan te verwachten is dat die de komende jaren cruciaal worden om
innovaties te doen slagen.
Onderzoeksvoorstellen kunnen worden ingediend op de thema’s zoals geformuleerd in de NWO-MVI
onderzoeksagenda. Onderzoek naar deze thema’s vindt plaats vanuit de MVI-benadering, die
bestaat uit de hierboven beschreven speerpunten. Deze agenda bevat enkele voorbeelden van MVIprojecten. Dit als toelichting op de MVI-aanpak en ter inspiratie.
Voorgestelde projecten zijn complementair aan, of bouwen voort op resultaten uit eerder onderzoek
binnen NWO-MVI 12 of aanpalend (internationaal) onderzoek daarbuiten.
Randvoorwaarde aan voorstellen op het terrein van de generiek vragen is dat het voorgestelde
onderzoek een concrete toespitsing heeft op de topsectoren, waaruit het belang van onderzoek voor
de topsectoren blijkt.
Door de agenda heen zijn in gekleurde kaders enkele voorbeelden opgenomen van afgeronde en
lopende onderzoeksprojecten binnen NWO-MVI.
Nationale Wetenschapsagenda als inspiratiebron voor de generieke vragen
De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is de inspiratiebron geweest voor de generieke vragen.
De NWA is tot stand gekomen via een participatief proces met burgers, maatschappelijke
organisaties, bedrijven en onderzoekers. Door deze agenda als inspiratiebron te gebruiken wordt
voortgebouwd op het draagvlak dat met de NWA is gecreëerd. Daarnaast biedt de aansluiting bij de
NWA mogelijkheden om nieuwe samenwerkingsverbanden te stimuleren. In het bijzonder biedt het
een uitgelezen kans om verbindingen te leggen tussen topsectoronderzoek en grote
maatschappelijke uitdagingen op nationaal en internationaal niveau. Dat sluit goed aan bij het NWOMVI programma dat ook gericht is op het leggen van nieuwe verbindingen van spelers binnen en
buiten het wetenschapsbestel. Zo adresseert het programma ethische en maatschappelijke
vraagstukken die van belang zijn voor alle topsectoren en verbindt vanuit deze invalshoek de
topsectoren met elkaar. Hiervoor werken niet alleen bèta-, alfa- en gammaonderzoekers samen, ook
worden samenwerkingsverbanden aangegaan met vertegenwoordigers uit de private en publieke
sector.
De NWA kent veel vragen over de ethische en maatschappelijke aspecten van innovaties. Een deel
van die vragen heeft betrekking op specifieke topsectoren, een ander deel is relevant voor (vrijwel)
alle topsectoren. De laatste categorie vormt de aanleiding voor de keuze van de generieke vragen
van de NWO-MVI onderzoeksagenda. Aan het eind van dit hoofdstuk zijn verwijzingen opgenomen
naar de NWA-vragen die bij het opstellen van deze generieke agenda als uitgangspunt zijn gebruikt.
12
Zie de MVI-website voor een overzicht van de MVI-projecten (rubriek ‘Onderzoeksprojecten’).
Onderdeel 1: Generieke vragen
Het onderdeel generieke vragen van de MVI-onderzoeksagenda 2016-2017 kent zes onderwerpen.
Twee van deze onderwerpen (1.a,1.b) betreffen generieke technologieën die voor alle topsectoren
relevant zijn; twee onderwerpen (1.c-1f) betreffen generieke thema’s, waarvoor eveneens geldt dat
deze voor alle topsectoren relevant zijn. 13
Een voorbeeld van een generieke, voor alle topsectoren relevante technologie, zijn artificial agents.
Artificial agents, zoals zelfrijdende auto's en medische expertsystemen, nemen zelfstandig
beslissingen. In een crisissituatie moeten auto's bepalen op welke manier ze een potentieel ongeluk
benaderen, en medische expertsystemen geven advies dat invloed zal hebben op de behandeling
van patiënten. Hoe kunnen maatschappelijke en ethische waarden worden betrokken in het ontwerp
van zulke systemen, zodat hun beslissingen ook verantwoord zijn? En hoe kunnen praktijken,
bijvoorbeeld in de zorg, zodanig ingericht worden dat er verantwoord omgegaan wordt met de
invloed van artificial agents?
Een voorbeeld van een generieke, voor alle topsectoren relevant thema, zijn toezichtmodellen.
Burgers ontplooien steeds meer initiatieven om zelf zorg te verlenen of energie op te wekken,
bijvoorbeeld door de oprichting van coöperaties. Ook komt in andere sectoren veel zelfregulering
voor. Moeten deze burger- of private initiatieven voldoende aan dezelfde vormen van toezicht als
bestaande, meer traditionele vormen van dienstverlening of kunnen lichtere regimes gelden? Met
welke vorm van regulering en toezicht kan worden gegarandeerd dat bijvoorbeeld coöperaties ook
het recht van burgers op een betaalbare, duurzame en leveringszekere zorg of energievoorziening
garanderen?
Voorbeeld van een afgerond MVI-onderzoeksproject
Neuro-ethica dr. Nicole Vincent onderzoekt of het een goed idee is om medicijnen of
technologieën te gebruiken om je werk beter te doen, en zo ja, onder welke
voorwaarden. Vragen die in dit voorstel onder meer aan de orde zijn: hebben
beroepsbeoefenaars onder bepaalde omstandigheden de plicht om zichzelf te
verbeteren, en zo ja, wanneer en waarom? Wat als ze dit weigeren? Wie is
verantwoordelijk als het misgaat? Verdienen degenen die zichzelf verbeterd hebben
lof voor hun prestaties, of spelen ze gewoon vals? Kunnen we meer
verantwoordelijkheid op hun schouders laden omdat ze nu eenmaal meer aankunnen
dan gewone mensen? Haar onderzoeksgroep zit om de tafel met beleidsmakers en
vertegenwoordigers van beroepsverenigingen van piloten, artsen en militairen. Op
grond van ons onderzoek willen de onderzoekers juridische hervormingen voorstellen.
Zij bieden ook een service aan om de beroepscodes door te nemen en aanbevelingen
te doen om ze gereed te maken voor de komst van cognitieve
verbeteringstechnologieën. Omdat er nog veel taboes rusten op dit onderwerp,
hebben de onderzoekers ook tot doel om een opener publiek debat te stimuleren. Dit
om de juiste balans te vinden tussen de beloften van deze technologie aan de ene
kant – die de moeite waard zijn om serieus te nemen – en de legitieme zorgen aan de
andere kant, over maatschappelijke gevolgen die we als samenleving misschien niet
willen.
Voor meer informatie over dit project zie http://www.nwo.nl/onderzoek-enresultaten/cases/doping-op-het-werk-de-nieuwe-norm.html.
G1: Maatschappelijk verantwoorde digitalisering
Vragen op het terrein van de steeds verdergaande digitalisering en de consequenties daarvan voor
mens en maatschappij hebben een hoge mate van urgentie en spelen op het terrein van alle
topsectoren. Nieuwe digitale technologieën bieden op vrijwel alle terreinen tal van maatschappelijke
en economische kansen. Denk aan de opsporing van criminaliteit door big data, het bevorderen van
13
Elk agendaonderdeel wordt voorafgegaan door een code (bijv. G1: Maatschappelijk verantwoorde
digitalisering). De code van het gekozen agendaonderdeel komt terug in het aanvraagformulier; daarin
moeten tevens de topsectoren vermeld worden waarop de aanvraag betrekking heeft.
duurzaamheid door energiemeters, de toegang tot medische informatie etc., etc. Er zijn echter ook
tal van dilemma’s waarvoor een oplossing gevonden moet worden om de technologieën zo verder te
ontwikkelen dat de nieuwe mogelijkheden het vertrouwen van de gebruiker hebben. Het
beschermen van privacy is hierbij van groot belang. Het gaat daarbij onder meer om toegang,
beheer en eigendom van data; de vraag wie verantwoordelijkheid draagt en wie aansprakelijk is;
het voorkomen van misbruik van data, informed consent en de vraag wat persoonsgegevens zijn,
het recht om vergeten te worden versus het recht op openbaarheid van data. Een ander belangrijk
punt is cybersecurity. Ons digitale leven is kwetsbaar, het is bijvoorbeeld gemakkelijk te besmetten
met kwaadaardige software. De maatschappelijke kosten om mens en maatschappij te beschermen
tegen cybersecurity zijn hoog, en bovendien niet afdoende. Innovaties zijn nodig om de digitale
infrastructuur veiliger en transparanter te maken. Hoe kunnen deze innovaties zo worden ontworpen
dat zij de ethische en maatschappelijke waarden van de gebruikers waarborgen, aantrekkelijk zijn
en niet op weerstand stuiten vanwege privacy- en security-overwegingen?
Nog andere vraagstukken: Hoe kunnen in de technologie om in 3D te printen waarden als onder
meer privacy en veiligheid zo geborgd worden dat er geen ethische en maatschappelijke bezwaren
zijn die belemmeren dat deze techniek ingezet kan worden? Eelke waarden zijn in het geding
wanneer
digitale technieken worden ingezet bij maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld bij ‘Big data for
Humanities’, waarbij data ingezet worden om enerzijds migranten te faciliteren en anderzijds data te
verzamelen - bijvoorbeeld in de vorm van een het verstrekken van fair phones met specifieke apps
aan migranten - met het oog op onder meer decision support? En welke gevolgen heeft
traceerbaarheid van materialen tav de privacy van eindgebruiker of patiënt?
G2: Artificial agents die rekening houden met menselijke waarden
Technologische systemen worden steeds autonomer en gaan zich in toenemende mate als
zelfstandige actor gedragen, als een artificial agent. Ze nemen beslissingen en handelen. Denk aan
zorgrobots, systemen die zelfstandig financiële beslissingen nemen, of zelfrijdende auto’s. Of aan
Smart Industry, waar sprake is van een toenemende robotisering en robots taken van mensen
overnemen of juist met mensen samenwerken omdat zij elkaar goed aanvullen. Daardoor wijzigt de
kwaliteit van het werk, de aard van arbeids- en productieprocessen en de aard van mens-systeem
interactie. Artificial agents zullen in de toekomst in alle domeinen een rol gaan spelen. De vraag is
hoe deze ontwikkeling op een verantwoorde manier kan plaatsvinden. Daarvoor is nodig dat
rekening wordt gehouden met de menselijke context waarin deze artificial agents zullen gaan
opereren en met de waarden die daarvoor kenmerkend zijn. Dat is bijvoorbeeld in een zorgcontext
anders dan in een financiële context. In het eerste geval spelen er waarden als patiëntveiligheid,
menselijke waardigheid en respect, in het tweede geval financiële stabiliteit, integriteit en
risicobeheersing. Een belangrijke vraag is hoe de menselijke controle over deze systemen op een
verantwoorde manier vorm kan krijgen. En in het verlengde daarvan: Waar berust in geval van
fouten de aansprakelijkheid? Wie is verantwoordelijk als bijvoorbeeld een zelfrijdende auto een
verkeerde beslissing neemt? De algemene MVI-vraag is hoe artificial agents zo ontworpen kunnen
worden dat zij vanuit ethisch en maatschappelijk perspectief optimaal kunnen functioneren.
G3: Op de toekomst gerichte toezichtmodellen
Bij alle topsectoren spelen vragen naar veranderingen in regelgeving, beleid, mogelijkheden en
verwachtingen omtrent toezichtmodellen een belangrijke rol. Deregulering en zelfregulering maken
een opmars, in plaats van externe regulering. Andere vormen van toezicht zoals
certificeringssystemen etc., kunnen mogelijk beter toegesneden zijn op de toekomst.
Deze wijzigingen in toezicht hebben potentieel grote gevolgen voor toekomstige innovaties en
moeten op hun ethische en maatschappelijk aspecten onderzocht worden. Welke impact hebben
toezichtmodellen op maatschappelijk verantwoord innoveren? Aan welke eisen dient toezicht of
governance te voldoen vanuit MVI-perspectief, en hoe kunnen die eisen worden vertaald in nieuwe
toezichtmodellen? Welke waarden garanderen een legitiem of goed toezicht en hoe kunnen deze
vorm krijgen in een tijd waarin markten snel veranderen en er veel technologische ontwikkelingen
zijn? Hoe kunnen toezichtmodellen conflicterende waarden verenigen, bijvoorbeeld door zowel meer
veiligheid als meer vrijheid te genereren? Hoe kunnen burgers/afnemers op een adequate wijze
betrokken worden in nieuwe vormen van toezicht of governance? Deze vraagstukken raken aan
waarden als verantwoordelijkheid, transparantie, autonomie, veiligheid en specifieke waarden die
per topsector verschillend kunnen zijn.
G4: Inspirerend MVI-ondernemerschap
MVI-ondernemerschap kan gekenschetst worden als ondernemerschap dat niet alleen vanuit een
winstoogmerk werkt, maar haar vertrekpunt neemt in ethische en maatschappelijke waarden en van
daaruit met innovaties een bijdrage wil leveren aan de oplossing van maatschappelijke
vraagstukken. Omdat deze innovaties nieuwe producten en diensten genereren, zijn zij van groot
belang voor het innovatiepotentieel van de (Nederlandse) samenleving. De contouren en het belang
van het MVI-ondernemerschap in het kader van private, academische en publieke ondernemers en
hun samenwerkingsverbanden dienen daartoe verder onderzocht te worden. Voor welke specifieke
vragen staat MVI-ondernemerschap bijvoorbeeld? Wat onderscheidt MVI-ondernemerschap en de
innovaties en innovatieprocessen die daarin centraal staan van ander ondernemerschap? Welke
drijfveren hebben MVI-ondernemers, welke barrières ondervinden zij en hoe kunnen (lokale,
regionale, nationale en internationale) overheden deze ondernemers het beste ondersteunen? Wat
zijn best en worst practices voor samenwerking van private, academische en publieke ondernemers?
Welke zijn de financiële randvoorwaarden? Welke rol spelen de (sociaal)psychologische
eigenschappen van MVI ondernemers?
Voorbeeld van een MVI-onderzoeksproject in uitvoering
Prof. Cees van Beers laat zien hoe Nederlandse bedrijven door samenwerking met
lokale ondernemers in Afrika zogenoemde frugal innovaties – eenvoudige versies van
bestaande producten – winstgevend kunnen ontwikkelen. Vanwege de
prijsgevoeligheid van de grote aantallen consumenten in lage inkomensgroepen kan
de omzet alleen toenemen door herontwerp van producten en diensten, waarbij lokale
(ethische en maatschappelijke) waarden expliciet in het ontwerp en de productie
worden meegenomen. Via bestudering van een aantal concrete casussen van private
partners uit de water- en de gezondheidssector, zal een nieuw model worden
ontwikkeld waarin ethische en maatschappelijke waarden van ontwerp tot productie
worden meegenomen in het ontwerp en engineeringproces en waarin tevens nieuwe
business-modellen zijn geïntegreerd. De verwachte resultaten ondersteunen zowel
Nederlandse bedrijven als lokale Afrikaanse ondernemers en zullen nieuwe inzichten
verschaffen die belangrijk zijn bij het heruitvinden van innovaties in Nederland, zoals
de (drink)watervoorziening.
Voor meer informatie over dit project zie http://www.nwo.nl/onderzoek-enresultaten/programmas/maatschappelijk+verantwoord+innoveren/onderzoeksproject
en.
G5: Een goede balans tussen vrijheid en (individuele en collectieve) verantwoordelijkheid
Vragen over vrijheid en verantwoordelijkheid raken aan de kern van ons begrip van de mens. De
urgentie van deze vragen is toegenomen als gevolg van belangrijke maatschappelijke problemen als
klimaatverandering, stijgende gezondheidszorgkosten en de groeiende kloof tussen arm en rijk. In
hoeverre dragen individuen, organisaties en de overheid verantwoordelijkheid om iets aan deze
collectieve problemen te doen? Wat betekent deze verantwoordelijkheid voor de vrijheid van het
individu of van de private onderneming?
MVI-onderzoek naar dit thema richt zich op vragen als: Wat is de verantwoordelijkheid van
individuen, organisaties/bedrijven en de overheid voor het tot stand brengen van innovaties die
bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken? Hoe is deze verantwoordelijkheid
verdeeld tussen individuen, organisaties en overheid? Hoe kan een goede balans ontstaan tussen
zelfredzaamheid en collectieve zorg voor elkaar (inclusief de zorg voor toekomstige generaties)? Wie
draagt de verantwoordelijkheid dat innovaties ethische en maatschappelijke waarden borgen? Zijn
bedrijven bijvoorbeeld verantwoordelijk dat privacy-kwesties mbt tot hun ICT innovaties goed
geregeld zijn, of heeft de overheid de verantwoordelijkheid om daar regelingen voor te treffen?
Er bestaat ook een spanning tussen individuele vrijheid en collectieve verantwoordelijkheid. Dit
roept vragen op over gedragsbeïnvloeding (nudging). Hoe kan op een verantwoorde manier een
omgeving worden gecreëerd waarin mensen verleid worden om hun verantwoordelijkheid te nemen
en met hun gedrag bij te dragen aan de oplossing van bijvoorbeeld het klimaatprobleem? En hoe
kunnen mensen of groepen van mensen verantwoord beïnvloed worden in hun levensstijl en
daardoor bijdragen aan de beheersing van de kosten in de gezondheidszorg?
G6: Betere methoden om innovaties te verbinden met ethische en maatschappelijke
waarden
Er zijn verschillende methoden om vooruit te kijken naar de maatschappelijke impact van innovaties
en innovatieprocessen. Een voorbeeld daarvan zijn scenarioanalyses. Deze hebben echter
tekortkomingen waardoor zij mogelijk geen goede blik geven op de ethische en maatschappelijke
aspecten en de onderliggende waarden. Een belangrijke vraag is daarom hoe we beter kunnen
anticiperen op de ethische en maatschappelijke impact van innovaties in het innovatieproces en de
potentiële negatieve impact zo klein mogelijk kunnen maken.
MVI-onderzoek op dit terrein leidt tot i) een diagnose van de tekorten van de gangbare methoden
van het analyseren van de ethische en maatschappelijke aspecten van innovaties en
innovatieprocessen en de waarden die hierbij een rol spelen en ii) het aanreiken van betere
methoden. En vervolgens (iii) tot het beantwoorden van de vraag hoe innovaties zo tot stand
kunnen komen dat deze zo goed mogelijk aansluiten bij maatschappelijke en ethische waarden.
Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat waarden in de tijd kunnen veranderen en voor een deel – stakeholderafhankelijk zijn. Dit thema kan worden onderzocht aan de hand van
innovaties op tal van terreinen binnen de topsectoren.
Bronvermelding
De generieke agenda van NWO-MVI heeft de volgende vragen uit de Nationale Wetenschapsagenda
als uitgangspunt genomen. De gemarkeerde vragen zijn aanklikbaar en verwijzen door naar de
digitale NWA.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
NWA-vragen
038: Wat is een goede balans tussen vrijheid en (individuele en collectieve) verantwoordelijkheid?
051: Smart industry ̶ Hoe maken we onze fabrieken slimmer?
057: Kunnen we een balans vinden tussen informatievrijheid en privacy?
107: Hoe kunnen we beter anticiperen op de invloed van nieuwe technologie op de mens en
maatschappij, en de invloed van bestaande technologie beter begrijpen en beoordelen?
112: Big data: kunnen we grote datasets en het verzamelen daarvan benutten voor het realiseren
van waarden, het genereren van inzichten en het verkrijgen van antwoorden?
Onderdeel 2: Topsectorspecifieke vragen
De topsectorspecifieke vragen zijn tot stand gekomen in samenspraak met de in NWO-MVI
deelnemende topsectoren. De volgende topsectorspecifieke onderdelen zijn in alfabetische volgorde
opgenomen in deze agenda 14:
•
•
•
•
•
•
Onderzoeksagenda
Onderzoeksagenda
Onderzoeksagenda
Onderzoeksagenda
Onderzoeksagenda
Onderzoeksagenda
MVI
MVI
MVI
MVI
MVI
MVI
– Bouwstenen van Leven (BBoL)
– Chemie
– Creatieve Industrie
– Energie (incl. onderzoeksagenda MVI – TKI Gas)
– Logistiek
- Water
Voor meer informatie over de topspectoren waarnaar in de agenda’s verwezen wordt, zie
http://topsectoren.nl/. Voor de topsectoren met een apart agendaonderdeel, zie ook:
•
•
•
•
•
•
Chemie: http://topsectorchemie.nl
Creatieve Industrie (ClickNL): http://www.clicknl.nl
Energie: http://topsectorenergie.nl
TKI Gas: http://www.tki-gas.nl
Logistiek (TKI Dinalog): http://www.dinalog.nl
Water: http://www.topsectorwater.nl
14
Elk agendaonderdeel wordt voorafgegaan door een code (bijv. W3: Watergebruik en –management). De
code van het gekozen agendaonderdeel komt terug in het aanvraagformulier.
Onderzoeksagenda MVI – Bouwstenen van Leven (BBoL)
Introductie
Binnen het agendaonderdeel Bouwstenen van Leven (BBoL) kunnen aanvragers van een voorstel
binnen het NWO-programma BBoL een parallel NWO-MVI-voorstel indienen. Dit stelt BBoLaanvragers in staat om – samen met alfa- en gammaonderzoekers – vroegtijdig onderzoek te doen
naar samenhangende ethische en maatschappelijke vraagstukken.
BBoL: Parallelle aanvragen aan BBoL-onderzoek op onderwerpen uit het BBoL-manifest
Een MVI-aanvraag loopt altijd parallel aan een aanvraag binnen BBoL, en kan alleen financiering
ontvangen indien het BBoL-project teven wordt gehonoreerd. Uitgangspunt voor de thematiek van
aanvraag is het manifest van het BBoL-programma, te vinden (als bijlage in de call) op de BBoLfinancieringspagina. Het manifest kent twee interdisciplinaire uitdagingen, te weten (1) Begrip van
cellulaire processen en identiteit van molecuul tot organisme en (2) Engineering van moleculen en
cellen. BBoL-aanvragen zijn altijd binnen tenminste twee van de deelnemende topsectoren
uitgewerkt, te weten Life Sciences & Health, Agri & Food, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Chemie
en HTSM.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
De nieuwe technologie voor genoom modificatie (CRISPR-CAS) kan het DNA van planten, dieren en mensen
gewijzigd worden. Van oorsprong betreft het een bacterieel afweersysteem tegen virusinfecties, dat
na modificatie geschikt is gemaakt om ook niet bacteriële genomen op relatief eenvoudige wijze te
modificeren.
Met behulp van een zogenaamde guide RNA is bijna iedere DNA sequentie in de cel specifiek te veranderen.
Het met het guide RNA geassocieerde CAS9 eiwit zorgt ter plekke voor een knip reactie en
veroorzaakt daarbij een breuk in het DNA molecuul. Deze breuk wordt vervolgens hersteld door
speciale eiwitten die van nature in de cel voorkomen. Dit herstel proces is niet altijd foutloos,
waardoor mutaties kunnen ontstaan. Het herstel proces wordt verder gestimuleerd als tegelijkertijd
ook herstel of donor DNA wordt aangeboden. Dit donor DNA kan van nieuwe gewenste functies
voorzien worden. Het resultaat van het hele proces is een gemodificeerd genoom waar met grote
precisie een nieuwe gewenste eigenschap (in DNA code geprogrammeerd) is geïntroduceerd. De
technologie verspreidt zich momenteel razendsnel door de wetenschappelijke wereld en blijkt zeer
breed toepasbaar, van micro organismen tot planten, dieren en mensen. In combinatie met de
mogelijkheid van grootschalige DNA synthese, genoom (DNA) sequentie analyse en interpretatie
dmv bioinformatica ontstaat zo de mogelijkheid om genomen te “lezen, te schrijven en te editen”.
De snelle ontwikkeling van de technologie gaat gepaard met vele octrooiaanvragen, nieuwe
innovatie mogelijkheden en bedrijvigheid in verschillende sectoren. Er is behoefte aan onderzoek
naar vragen: Wat zijn de grenzen van individuele reproductieve vrijheid bij toekomstige genetische
modificatie technieken? Hoe kan in de ontwikkeling en toepassing van dergelijke technieken de
verantwoordelijkheid naar toekomstige generaties meegenomen worden?
Het programma NWO-MVI voorziet in de mogelijk tot het doen van onderzoek naar maatschappelijk
verantwoorde toepassing van deze nieuwe technologie, die letterlijk direct raakt aan de “building
blocks of Life”. Hoe zouden we optimaal gebruik kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden van
deze technologie, zonder het maatschappelijk draagvlak te verliezen? Welke toepassingen en
risico’s vinden wij acceptabel? Welke instrumenten voor beleid, toetsing, risico beheersing en
toezicht zijn hiervoor noodzakelijk?
Onderzoeksagenda MVI – Chemie
C1: Transities naar groene chemie, biorenewables, circular economy, en een bio-inspired
energy transition (incl. de food vs. fuel-discussie bij bio-energie en groene chemicaliën
In de transitie naar een duurzamere chemische industrie, en de daarmee samenhangende groene
innovaties, zoals bio-geïnspireerde energieopslag in chemische bindingen en energiedragers
(brandstoffen), spelen veel mogelijke vraagstukken op het vlak van maatschappelijk verantwoord
innoveren. Zo kunnen zich conflicten van waarden (met name efficiëntie, duurzaamheid, gelijkheid,
veiligheid) voordoen en spelen andere vraagstukken omtrent ethische en maatschappelijke
verantwoordelijkheden. Anderzijds bieden deze transities vanwege de grote veranderingen op het
terrein van mogelijkheden op het terrein van bio- en informatietechnologie, en de grote
vraagstukken waarvoor men op deze terreinen als samenleving staat, significante kansen teneinde
op een maatschappelijk verantwoorde wijze te innoveren.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe men de overgang naar een duurzame chemie met zo min mogelijk verontreiniging aan de bron niet
alleen zo efficiënt mogelijk maakt, maar daarbij tegelijk ook de belangen van zo min mogelijk huidige
stakeholders op het spel zet,
innovaties, en de maatschappelijke en ethische vraagstukken daaromtrent, die beogen tegelijk te voorzien in
zowel de groeiende behoefte aan bio-energie als in blijvende toegang tot betaalbaar voedsel (in de
Westerse landen maar ook in ontwikkelingslanden),
waarom bepaalde waarden en normen ten grondslag liggen aan de verschillende assessment-modellen, zoals
Life-Cycle Assessments, die in de transitie naar een duurzamere chemie worden gehanteerd (zoals
omtrent de discount rates),
hoe men de centrale waarden die spelen bij innovaties in de chemische industrie kan afwegen en mogelijke
spanningen ertussen kan benaderen, en
op welke wijze men er voor kan zorgen dat de transitie naar een groene chemie ten goede komt aan zoveel
mogelijk partijen, in het Westen maar ook in ontwikkelingslanden.
Het is in binnen dit onderdeel mogelijk om een crossover met de topsector Energie als casus te kiezen, zoals
bio-geïnspireerde energieopslag in chemische bindingen en energiedragers (brandstoffen).
C2: Security en safety-vraagstukken bij innovaties in de chemische industrie
Veiligheids- en beveiligingsvraagstukken zijn van groot belang voor de in transitie zijnde chemische
industrie. Voor de gehele chemische sector geldt dat daarin veiligheid cruciaal is voor de ‘license to
operate’. Zonder waarborging van safety en security kan de sector niet functioneren, en het vormt
een integraal onderdeel van calculaties omtrent bedrijfsvoering en de vormgeving van (reguleringen
van) de sector. Vanwege de transitie die gaande is en de veranderende omstandigheden (open
innovation en chemische industrie in economieën in transitie bijvoorbeeld), komen er verschillende
vragen op omtrent maatschappelijk verantwoord innoveren. Hoe bepaal je wie verantwoordelijk is
voor de safety en security van een bepaald, nieuw aspect van bedrijf, markt, of economie, als
daarvoor nog geen precedent bestaat? Daarnaast worden in de afweging van safety en security bij
innovaties modellen gebruikt die de verschillende aspecten ervan een bepaalde waardering geven.
Verschillende verwachte security en safety aspecten worden op hun waarde geschat, en vervolgens
wordt bepaald of de innovatie (vanuit een bepaald perspectief) wenselijk is. Bij die waardering
spelen verschillende, soms conflicterende waarden (efficiëntie, duurzaamheid, gelijkheid en
veiligheid) een rol.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe zorg je ervoor dat je zowel een ‘lean’ innovatieproces mogelijk maakt en tegelijk de safety en security
evenzeer of meer garandeert dan in traditionele processen?
hoe kan men safety en security afwegen in het geval van conflicten tussen deze twee grootheden bij een
bepaalde innovatie?
hoe kan men safety en security aan de ene kant afwegen ten opzichte van efficiëntie of duurzaamheid aan de
andere kant?
waar ligt de locus van verantwoordelijkheid bij innovaties door gevestigde chemische bedrijven in
economieën in transitie?
wat zijn de waarden die ten grondslag liggen aan waarderingsmodellen binnen het safety en security
vraagstuk, bijv. zoals in de maatschappelijke-kosten-baten-analyse, en wat is hun impact op innovatie
en omgeving?
de culturele tendensen die ten grondslag liggen aan de acceptatie van risico’s van nieuwe business
opportunities, en
de toelaatbaarheid van verschillende innovatieve vormen van certificering in een veranderende context etc.
C3: Institutionele arrangementen, marktmodellen en andere coördinatievormen in de
transitie naar een duurzame chemische industrie (systeem- en marktperspectief)
Technologische innovaties in de transitie naar een duurzamere chemische industrie vergen grote
veranderingen op het gebied van het gehele socio-technische systeem waarbinnen de chemie staat.
De chemie is onderdeel van het sociale systeem, en omgekeerd wordt het sociale systeem deels
gevormd door de chemie. Met de transitie naar een duurzamere chemische industrie wijzigen ook de
institutionele arrangementen, markt- en andere coördinatievormen die (delen van) de chemische
sector bepalen. Deze transitie leidt tot vragen op het vlak van maatschappelijk verantwoord
innoveren. Nu innovatie bijvoorbeeld steeds meer vanuit kleinere, kennisintensieve bedrijven komt,
moeten regels en richtlijnen opnieuw georganiseerd worden. Daarnaast zorgt het fenomeen van
open innovatie er bijvoorbeeld voor dat nieuwe institutionele en marktmodellen mogelijk worden.
Achter de veranderingen die op dit terrein doorgevoerd worden steken verschillende waarden
(bijvoorbeeld die van efficiëntie, duurzaamheid, gelijkheid en veiligheid). In nieuwe
coördinatiestructuren kunnen die waarden met elkaar conflicteren, maar de transitie maakt ook juist
nieuwe vormen van coördinatie mogelijk. Al deze aspecten dienen zo goed mogelijk op elkaar
afgestemd te zijn, teneinde perverse prikkels te voorkomen. De verschillende delen van de
wetgeving, in Nederland en in Europa, die de chemische industrie raken, dient op elkaar
toegesneden te zijn. Ook aan onderliggende mechanismen, zoals de vermarkting van positieve
(gebruik van zonne-energie) en negatieve (CO2-uitstoot) praktijken, liggen bepaalde waarden ten
grondslag die op korte of langere termijn van grote invloed kunnen zijn op de uitkomst van
innovaties en op de waarden van een maatschappij.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe kunnen overheidssubsidies met het doel een bepaald gebruik te stimuleren zo worden vormgegeven dat
ze dat doel, ook met het ook op andere bestaande subsidies en mechanismen, bereiken, en niet het
tegenovergestelde effect hebben?
welke invloed hebben financiële prikkels op onze (ethische en maatschappelijke) bereidheid mee te werken
aan de transitie naar een duurzamere chemische industrie, en hoe geven we die prikkels zo vorm dat ze
op deze transitie een optimaal effect hebben?
hoe voorkomen we niet alleen dat beprijzing van praktijken, zoals CO2-uitstoot, leidt tot het buitensluiten
van zwakkere partijen die daarmee nog zwakker komen te staan, maar ook dat de transitie onnodig
langzaam verloopt omdat stakeholders geen enkele financiële prikkels ervaren?
wat is de waarde van stabiliteit in overheidsbeleid en haar effect op chemische innovatie? Moet er in deze
een groter of kleiner ethisch appèl op overheid gedaan worden?
onderzoek naar wat good governance in dit verband inhoudt, onderzoek naar wie voor welke risicoaspecten
van innovaties verantwoordelijkheid draagt nu overheidstoezicht minder intensief wordt,
onderzoek naar lokale toepasbaarheid van ‘best practices’ van in het buitenland bestaande ethische en
maatschappelijke normen bij chemische innovaties etc., en
juridische, economische en financiële incentives die samenwerking op veiligheidsgebied bevorderen.
C4: Bedrijfs- en organisatiemodellen in de transitie naar een duurzame chemische
industrie (bedrijven en organisatie-perspectief)
Technologische innovaties in de transitie naar een duurzamere chemische industrie vergen grote
veranderingen in hoe bedrijven en organisaties hun organisatie inrichten. Zo vinden binnen de
chemische industrie innovaties steeds meer plaats in kleinere, kennisintensieve bedrijfjes, door open
innovatie, of op basis van andere vormen van samenwerking. Vanwege onder andere structurele
mechanismen binnen de chemische industrie zijn grote bedrijven en organisaties niet zelden
bevoordeeld ten opzichte van kleine. Voor innovaties in de chemische industrie zijn kleinere,
kennisintensieve bedrijfjes echter steeds belangrijker. Dit brengt eigen vraagstukken met zich mee
ten aanzien van maatschappelijk verantwoord innoveren, bijvoorbeeld hoe deze innovaties de
transitie kunnen bevorderen en tegelijk op een maatschappelijk verantwoorde wijze kunnen
geschieden.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
de impact die technologische innovaties in de chemische sector en begeleidende veranderingen in
institutionele en marktmodellen en andere coördinatievormen hebben op de leveringszekerheid of
betaalbaarheid van energie voor burgers (in Nederland maar ook elders in Europa en in
ontwikkelingslanden),
de verschillende stakeholders, in Nederland, Europa, en daarbuiten. Welke waarden spelen er mee bij vragen
omtrent verdere de- of zelfregulering, stimulering van duurzame energie, bevordering van acceptatie
etc.? Hoe wegen we vragen naar nieuwe regulering af, en op welke basis? Er is behoefte aan normatieve
modellen die deze afwegingen helpen maken,
normatieve modellen omtrent de verhoudingen van grote en kleinere bedrijven binnen de chemische
industrie, onderzoek naar de rol van IP en de effecten ervan op wie innovaties in de chemie ten goede
komen, onderzoek naar waarden en normen die achter nieuwe certificeringen liggen en het effect ervan
op open innovatie en kleine bedrijven etc.
Onderzoeksagenda MVI – Creatieve Industrie
Binnen de onderzoeksagenda MVI-Creatieve Industrie is het thema waarop aanvragen ingediend
kunnen worden ‘Verantwoord ontwerpen van smart wearables‘. In Manifesto
(http://iotmanifesto.org/) zijn de uitgangspunten voor goed design opgenomen. De sector wil zich
richten op het versterken van goed design door de kennislagen onder de uitgangspunten te
versterken. Bijgaande vragen moeten in de context daarvan geïnterpreteerd worden.
CI: Smart wearables
Digitale devices waarmee wij interacteren met de wereld om ons heen gaan steeds meer van aparte
apparaten (laptop, tablet, smartphone) naar apparaten die we op (en zelfs in) het lichaam dragen.
Eerst nog via pols en bril, maar ook steeds meer zal kleding ‘verbonden’ worden en zowel sensor als
actor kunnen zijn en informatie kunnen verzamelen en doorgeven. Hierdoor ontstaat een ‘second
skin media’ die een nieuwe sensitiviteit biedt voor en van de omgeving. Het is onderdeel van de
grotere beweging naar een internet of things waar objecten, apparaten en sensoren verbonden zijn
en onderling doorlopend data uitwisselen over ons, over onze omgeving, over wat we doen, wat we
voelen, wat we zouden kunnen of moeten weten, wat we kunnen of zouden moeten doen. De
inzichten vanuit het ontwerpen voor gedrag (behaviour design) zijn belangrijke inspirators voor het
ontwerpen en maken van relevante ervaringen. Het ontwerpen voor regelgedreven algoritmes speelt
een rol om lerende systemen te maken. Daarbij spelen ook materiaalaspecten een rol: sensoren,
stoffen, actoren, energie/accu, verbindingen.
De toepassingen zijn legio: personal fitness, mensen met visuele beperkingen de omgeving te laten
ervaren en nieuwe mogelijkheden tot interactie te geven met de omgeving, meer bewustzijn creëren
van de omgeving voor iedereen (denk aan luchtvervuiling), het monitoren van onveilige omgevingen
in de stad of het ervaren van nieuwe lagen in en over de omgeving waar men zich bevindt. Al die
sensoren, actoren en netwerken zijn ontworpen om data onderling uit te wisselen en ons in
specifieke functionaliteiten te ondersteunen. Maar deze kansen en mogelijkheden hebben ook een
keerzijde. Een voorbeeld daarvan is dat diezelfde data door anderen of door andere systemen voor
heel andere doeleinden benut kunnen worden. Of dat de smart technologie gebruikt wordt om
keuzen van dragers te manipuleren. Kan iedereen er gelijkelijke toegang toe hebben? Hoe kan in het
ontwerp van smart wearables rekening gehouden worden met de ethische en maatschappelijke
aspecten die bij dit thema spelen: Hoe kunnen smart wearables verantwoord worden ontworpen?
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
Belangrijke vragen bij dit thema hebben te maken met een verantwoord omgaan met data: Hoe kunnen we
wearables ontwerpen die verantwoord omgaan met data? Deelvragen hierbij zijn:
Hoe kan worden gewaarborgd dat data die verzameld wordt voor een specifiek doel mbt wearables ook alleen
voor dat doel wordt gebruikt?
Aan welke voorwaarden moet een verantwoord gebruik van de verzamelde data voldoen?
Hoe kan de anonimiteit van data gegarandeerd worden? Zijn er andere versleutelingsmechanismes mogelijk
die betere garanties voor anonimiteit bieden? En in het verlengde hiervan: hoe kan in het ontwerp
rekening gehouden worden met de wens om ‘onzichtbaar’ te zijn voor de data-wereld? Of nog
verdergaand: hoe kan slimme draagbare technologie worden ingezet om degenen die ons in de
gaten houden, in de gaten te houden (sous surveillance)?
Aan welke voorwaarden moet de vertaling van intermenselijke relaties naar digitale interacties voldoen?
Welke apps kunnen we maken die wel de gewenste effecten hebben (bijv. sociale contacten), maar
waarvan geen misbruik gemaakt kan worden?
Voorbeelden van andere vragen zijn:
Hoe is de relatie van een ‘zesde zintuig’ in kleding tot de verhouding van het individu tot zichzelf? Wat
betekent dit zesde zintuig voor haar/zijn autonomie en gevoel van eigenwaarde?
Zijn de methodieken die gebruikt worden om het gedrag van mensen tov wearables te beïnvloeden
aanvaardbaar, en zo ja, onder welke voorwaarden (nudging)?
Welke ethische en maatschappelijke waarden spelen een rol bij haptische interacties en hoe kunnen deze een
plaats krijgen in het ontwerp van deze interacties?
Een zelfde vraag kan gesteld worden bij stoffen die zich aanpassen aan het profiel en het gedrag van de
drager. Denk bijv. aan stoffen die reageren op profielen van gezondheid.
Onderzoeksagenda MVI – Energie
E1: Waarderingsmodellen in de transitie naar een duurzamere energievoorziening
In de discussie over en in het vaststellen van de wenselijkheid van innovaties binnen de transitie
naar een duurzamere energievoorziening worden waarderingsmodellen gebruikt, waarin bepaalde
waarden als uitgangspunt worden genomen. Daarmee werpt deze transitie vragen op het vlak van
maatschappelijk verantwoord innoveren op. Welke waarderingsmodellen zijn er en wat zijn de
uitgangspunten? Welke waardering moet gegeven worden aan waarden die op korte termijn en
waarden die op langere termijn behaald worden (welke discount rates gelden en waarom)?
Verschillende verwachte uitkomsten van innovaties worden op hun waarde geschat, en vervolgens
wordt bepaald of de innovatie (vanuit een bepaald perspectief) wenselijk is. Bij die waardering
spelen verschillende, soms conflicterende waarden (veiligheid etc.) een rol. Het onderzoek limiteert
bij de waarderingsmodellen niet vooraf reeds de grondslag voor de waardering, want inhoud en
weging van de waardering hangen af van de innovatie en de ethische en maatschappelijke
omgeving.
Vragen die spelen zijn bijvoorbeeld: Hoe kan men het maatschappelijke en ethische belang afwegen
ten opzichte van waarden die in geld uit te drukken zijn? Opwekking van windenergie op zee wordt
bijvoorbeeld vaak als te duur gekwalificeerd, maar of dit het geval is, hangt af van hoe men de
‘winst’ waardeert die men op toekomstig maatschappelijk en ethisch vlak kan halen. Hoe moet men
huidige en toekomstige maatschappelijke waarden van nieuwe systemen en technologieën is het
wenselijk die in financiële waarderen? Is het bijv wenselijk die in financiële waarden te vertalen?
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
de waarden die ten grondslag liggen aan waarderingsmodellen, bijvoorbeeld zoals in de maatschappelijkekosten-baten-analyse, en hun impact op innovatie en omgeving,
verschil in uitkomsten van onderzoek naar de wenselijkheid van innovaties indien gemeten volgens
verschillende waarderingsmodellen,
de vaak impliciete veronderstelling dat de (financiële en maatschappelijke) baten dienen op te wegen tegen
de kosten, waarbij de ethische baten of kosten soms buiten ogenschouw blijven,
de verhouding van verschillende berekeningswaarden (financiële, ethische, maatschappelijke etc.) tot
bestaande en nog in te zetten innovatieprocessen, of
mogelijkheden en wenselijkheid om tijdens innovatieprocessen de waarderingsmodellen aan te passen.
Het is in binnen dit onderdeel mogelijk om een crossover met de topsector Chemie als casus te kiezen.
E2: Institutionele arrangementen, energiemarktmodellen en andere coördinatievormen in
de transitie naar duurzame energievoorziening (systeem- en marktperspectief)
Technologische innovaties in de transitie naar een duurzamere energievoorziening vergen grote
veranderingen op het gebied van institutionele, markt- en andere coördinatievormen. Deze transitie
leidt tot vragen op het vlak van maatschappelijk verantwoord innoveren. Nu mensen bijvoorbeeld
hun eigen energie kunnen opwekken, moet hun afgifte aan het netwerk goed georganiseerd worden,
maar wie is daarvoor verantwoordelijk? Welke betekenis hebben veranderde energiemarktmodellen
voor diegenen, met name in economieën in transitie, die off-the-grid leven? Daarnaast zorgen deze
innovaties in de energievoorziening ervoor dat nieuwe institutionele en marktmodellen mogelijk
worden, bijvoorbeeld omtrent de voorwaarden die verbonden zijn aan toegang tot het netwerk.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
de impact die technologische innovaties in de energiesector en begeleidende veranderingen in institutionele
en marktmodellen en andere coördinatievormen hebben op de leveringszekerheid of betaalbaarheid van
energie voor burgers (in Nederland maar ook elders in Europa en in ontwikkelingslanden),
wie zijn de verschillende stakeholders, in Nederland, Europa, en daarbuiten? Veranderen hun rollen en
verantwoordelijkheden?
welke waarden spelen er mee bij vragen omtrent verdere deregulering, zelfregulering, of herregulering, de
stimulering van duurzame energie en de bevordering van acceptatie van innovaties etc.?
hoe wegen we vragen naar nieuwe regulering af, en op welke basis? Is er behoefte aan normatieve modellen
die deze afwegingen helpen maken en hoe zien die eruit?
Het is in binnen dit onderdeel mogelijk om een crossover met de topsector Chemie als casus te kiezen.
E2–Gas: Institutionele arrangementen, energiemarktmodellen en andere
coördinatievormen in de transitie naar duurzame energievoorziening (systeem- en
marktperspectief) t.b.v. de gassector
Technologische innovaties in de transitie naar een duurzamere energievoorziening vergen grote
veranderingen op het gebied van institutionele, markt- en andere coördinatievormen. Deze
transitie leidt tot vragen op het vlak van maatschappelijk verantwoord innoveren. Nu mensen
bijvoorbeeld hun eigen energie kunnen opwekken, moet hun afgifte aan het netwerk goed
georganiseerd worden, maar wie is daarvoor verantwoordelijk? Welke betekenis hebben
veranderde energiemarktmodellen voor diegenen, met name in economieën in transitie, die offthe-grid leven? Daarnaast zorgen deze innovaties in de energievoorziening ervoor dat nieuwe
institutionele en marktmodellen mogelijk worden, bijvoorbeeld omtrent de voorwaarden die
verbonden zijn aan toegang tot het netwerk.
In de transitie naar een duurzamere energievoorziening, heeft ook de gassector te maken met
grote veranderingen. Zij ziet zich steeds vaker geconfronteerd met maatschappelijke
vraagstukken. Deze openbaren zich op verschillende niveaus in de maatschappij. Niet alleen is
er steeds vaker sprake van lokale weerstand bij omwonenden, maar ook verschillende
overheidslagen gaan steeds vaker openlijke confrontaties aan over gasproductie. Als gevolg van
maatschappelijke zorgen, gebrek aan draagvlak en institutionele beperkingen komen projecten
lastig of zelfs niet van de grond. Dit betreft zowel gas als fossiele brandstof (aardbevingen door
gaswinning, schaliegas, afhankelijkheid van Russisch gas), als potentieel duurzame
gasoplossingen zoals biogasprojecten.
Binnen het energieveld staat de gassector niet alleen. Ook bij andere (lokale)
energievoorzieningen spelen vergelijkbare kwesties een rol, zoals bijvoorbeeld bij wind op land
en op zee, biomassaprojecten, infrastructuurprojecten, de introductie van slimme meters, en
zelfs zonneweides. Eerder en lopend onderzoek binnen NWO-MVI laat zien dat de energiesector
gebaat is bij een vroegtijdige analyse van de waarden die voor alle betrokkenen in het geding is.
Op deze manier kan rekening worden gehouden in het institutionele en maatschappelijke
ontwerp (incl. de processen eromheen, bijvoorbeeld op het gebied van vergunningenbeleid en
wet- en regelgeving).
Binnen de gassector is behoefte aan een gerichte verdiepings- en concretiseringsslag die zowel
leidt tot nieuwe kennis en inzichten als tot praktische handvatten voor gas gerelateerde
thema’s. Hierbij is het van belang dat – naast het voortbouwen op resultaten uit eerder
onderzoek binnen NWO-MVI of aanpalend (internationaal) onderzoek daarbuiten – tevens
rekenschap gegeven wordt van beschikbare kennis over maatschappelijk draagvlak in relatie tot
energie in het algemeen en gas in het bijzonder.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe kan de gassector – als onderdeel van het bredere energieveld – vormgeven aan gemitigeerde slimme
oplossingen in de transitie naar duurzame energievoorziening die de komende decennia praktijk zal zijn?
In welke opzichten verschilt de gassector hierin van andere sectoren binnen het energieveld en welke
specifieke kansen en risico’s brengt dit met zich mee?
welke institutionele en maatschappelijke arrangementen zijn noodzakelijk om implementatiekeuzes te maken
voor decentrale gasopwekking, zoals vergisting, de opslag van vloeibaar aardgas (LNG) en de productie
van waterstofgas?
wie zijn de verschillende stakeholders in de gassector, in Nederland, Europa, en daarbuiten? Veranderen hun
rollen en verantwoordelijkheden?
E3: Business en organisatiemodellen in de transitie naar duurzame energievoorziening
(bedrijfs- en organisatieperspectief)
Technologische innovaties in de transitie naar een duurzamere energievoorziening vergen grote
veranderingen op het gebied van business en organisatiemodellen. Dat geldt bijvoorbeeld vanwege
de grotere autonome energieproductie en veranderende behoefte aan levering en netwerk van
consumenten. Daarnaast zorgen deze innovaties in de energievoorziening ervoor dat nieuwe
business en organisatiemodellen mogelijk worden. Vanwege de veranderingen in
productiemogelijkheden worden ook nieuwe organisatievormen mogelijk. Beide bewegingen roepen
vragen op op het vlak van maatschappelijk verantwoord innoveren.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
de impact die technologische innovaties en begeleidende veranderingen in business modellen hebben op de
verschillende stakeholders, inclusief de private sector zelf,
welke waarden er meespelen bij transities naar nieuwe business en organisatiemodellen, en hoe deze kunnen
worden afgewogen tegen andere interne en externe waarden,
de afweging van korte en lange termijn vraagstukken zoals financiën en toegang verlenen tot energie,
de rol die burgers, burgerinitiatieven, bedrijven en brancheorganisaties hebben bij het stimuleren van de
verduurzaming van de energievoorziening, in Nederland en de rest van Europa, en in
ontwikkelingslanden, of
hoe normatieve modellen kunnen worden ontwikkeld die afwegingen omtrent bedrijfs- en organisatievoering
binnen de energietransitie helpen maken en helpen rechtvaardigen,
de invloed van de integratie van verschillende energiesystemen (warmte, gas, opslag, elektriciteit) en de
invloed op businessmodellen en institutionele modellen.
Het is in binnen dit onderdeel mogelijk om een crossover met de topsector Chemie als casus te kiezen.
Voorbeeld van een afgerond MVI-onderzoeksproject
Een team onder leiding van prof. Rolf Künneke met economische, sociologische,
natuurkundige en filosofische expertise heeft samen met praktijkmensen de waarden
en waardenconflicten rond windenergie geanalyseerd. Doel was om de nieuwe
industrie op het terrein van windparken robuust op te zetten, op een manier die aan
zo veel mogelijk waarden recht doet, zelfs als die waarden op het eerste gezicht
tegenstrijdig lijken. Dat kan zowel in het technologische ontwerp van de windparken
zelf als in het institutionele ontwerp van de processen eromheen, bijvoorbeeld op het
gebied van vergunningenbeleid en wet- en regelgeving. Het team heeft niet alleen
gekeken naar wat nu geaccepteerd wordt, maar ook naar wat op de lange termijn
acceptabel is. Acceptabel voor de samenleving als geheel, voor de markt én voor
specifieke belangengroepen. Zonder consistente visie op het samenspel in die
driehoek, gaat het beleid op lange termijn niet werken.
Voor meer informatie over dit project zie http://www.nwo.nl/onderzoek-enresultaten/cases/waardenbewust-ontwerpen-op-de-noordzee.html.
Onderzoeksagenda MVI – Logistiek
Topsector Logistiek heeft 6 roadmaps gedefinieerd waarin de kennis- en innovatievragen voor de
komende jaren zijn vastgelegd: Smart ICT, Synchromodaliteit, Trade Compliance en Border
Management, Cross Chain Control Centers, Service Logistiek, en Supply Chain Finance. Voor een
toelichting zie http://topsectoren.nl/documenten/logistiek/Kernpunten-KIA-Logistiek-20162019_2015-10-05_243.pdf. Voorstellen voor MVI-onderzoek op het terrein van topsector Logistiek
hebben betrekking op (een van) deze roadmaps. Voorbeelden van mogelijke onderwerpen voor MVIonderzoek volgen hieronder.
L1: Governance modellen
Hoe kunnen innovatieve business- en organisatiemodellen ontwikkeld worden die duurzaamheid,
veiligheid en een maatschappelijk verantwoorde omgang met innovaties (integriteitsvraagstukken /
bedrijfsethiek, waaronder ook vragen mbt gelijkheid en rechtvaardigheid op de werkvloer)
bevorderen? Vragen die hierbij spelen zijn bijvoorbeeld: Welke ethische en maatschappelijke
overwegingen spelen een rol bij organisatorische innovatie, en hoe deze kunnen worden afgewogen
tegen overwegingen als bijvoorbeeld efficiëntie en economische aspecten? Welke methodes en
strategieën kunnen bedrijven gebruiken? Welke verwachtingen hebben de stakeholders? Hoe kan
een goede samenwerking tussen de verschillende spelers binnen de sector bevorderd worden?
L2: Duurzaamheid
De transitie naar duurzaamheid biedt enerzijds significante kansen om op een maatschappelijk
verantwoorde wijze te innoveren (bijv. de ontwikkeling van geavanceerde planningssystemen). Er
kunnen zich echter ook conflicten voordoen tussen waarden – bijvoorbeeld tussen efficiëntie,
duurzaamheid, zorg voor veiligheid. Hoe hiermee om te gaan?
L3: Veiligheid en verkeer
Het gaat hierbij om het i) berekenen van veiligheid - waarbij naast veiligheid ook andere ethische en
maatschappelijke overwegingen worden betrokken, ii) ontwerpen van innovaties die de veiligheid
van voertuigen bevorderen, en iii) inzetten van persuasieve technologieën die bestuurders moeten
aanzetten om ook inderdaad gebruik te maken van innovaties die de veiligheid bevorderen.
L4: Kosten baten analyses
Bij de beoordeling van diensten en projecten wordt vaak een kosten-baten analyse gemaakt. In de
KBA’s worden echter niet alle relevante ethische en maatschappelijke overwegingen betrokken. Zo
gaat een KBA bijvoorbeeld voorbij aan rechtvaardigheidsoverwegingen. Vraag is hoe een KBA kan
worden ontworpen die ook de ethische en maatschappelijk overwegingen in de analyses betrekt, en
tegelijkertijd optimaal bruikbaar is?
Voorbeelden van nog andere mogelijke onderzoeksonderwerpen:
de ethische en maatschappelijke aspecten rondom uitwisseling en gebruik van data / ICT (onder meer
privacyoverwegingen, veiligheid -van informatie bij dataplatformen-, verdienmodellen), autonome
voertuigen (denk aan overwegingen van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid), het
verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen: elektrisch rijden en rijden op
waterstof en biodiesel (veiligheid en betrouwbaarheid) etc.
Onderzoeksagenda MVI – Water
W1: Maritieme technologie (offshore)
Wereldwijd staat Nederland bekend om zijn zeer sterke en zeer complete maritieme cluster, met zijn
toonaangevende maritieme industrie, vloot van zeeschepen, offshore dienstverlening en ervaring
met complexe maritieme systemen. Op het terrein van de maritieme technologie vinden innovaties
plaats op terreinen als diepzeemijnbouw, winnen op zee, offshore windparken, winning van
schaliegas, transport en exploitatie in het poolgebied. Innovaties in dit bereik kunnen leiden tot
vragen op het vlak van maatschappelijk verantwoord innoveren, bijvoorbeeld omtrent
onderwatergeluid, bescherming van kustbevolking, kwetsbare diersoorten en (natuur)gebieden,
systemische benaderingen van zeebouw- en winning, impact op het klimaat etc.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe niet alleen offshore energieproductiesystemen en verbouw van gewassen gecreëerd kunnen worden
maar tegelijk ook veiligere of anderszins verbeterde vaarwegen en visserijgebieden,
hoe eventuele exploitatie van het poolgebied hand in hand kan gaan met verbeterde omstandigheden voor
kustbevolking, kwetsbare diersoorten, en natuurgebieden,
locus van verantwoordelijkheid bij operaties als winning van olie, gas en duurzame energie in internationale
wateren, of met name in de poolgebieden,
of het mogelijk is een weloverwogen beslissing te nemen olie en gas te winnen op de bodem van de zee, met
name in zeer risicovolle gebieden als het poolgebied, en welke criteria in een dergelijke afweging
meegenomen zouden moeten worden (welke discount rates, welke risico-afwegingen etc.).
W2: Waterbouw, -veiligheid, havens (onshore)
Nederland heeft niet alleen geleerd te leven met water, maar weet het water bovendien in te zetten
bij wonen, werk en vervoer. De deltawerken, de grootste havencapaciteit van de wereld, en nog
veel meer waterwerken geven ons een internationale reputatie. Vanwege veranderingen in het
klimaat blijft bescherming tegen zee en rivieren prioriteit. Nieuwe projecten worden gerealiseerd
waarin men ecodynamisch met de ruimte om wil gaan. Daarnaast vindt de wereldwijde
verstedelijking vaak in deltagebieden plaats. Binnen het terrein van de deltatechnologie spelen
daarmee zaken als zeewaartse kustverdediging, beïnvloeden getijdewerking, herstel van estuaria,
hoogwaterbescherming. In dit bereik kunnen innovaties leiden tot vragen op het vlak van
maatschappelijk verantwoord innoveren.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
hoe men niet alleen schepen betere toegang tot havens kan bieden maar tegelijk ook kan voorzien in de
behoeften en belangen van mens, dier en milieu in het havengebied en achterland (bijv. op het gebied
van zoutindringing),
hoe de rivier ruimte kan worden geboden en tegelijk kan worden voorzien in het plaatsen en onderhouden
van waterwerken in de rivier (Vervangingsopgave Natte Kunstwerken),
locus van verantwoordelijkheid omtrent overstromingsrisico’s en urban planning havensteden en
stadshavens, milieucompensatie,
ICT- en andere innovaties in het waterbereik die gericht zijn op samenbrengen van verschillende partners
teneinde watervraagstukken inclusiever te benaderen (zoals Digitale Delta),
safety en security-vraagstukken bij climate change adaptation, uitdiepen vaarwegen, zeewaartse defensie,
deltawerken, ruimte voor de rivieren,
afwegingen over milieucompensatie, compensatie bij het geven van ruimte aan de rivier etc., en welke
criteria in een dergelijke afweging meegenomen zouden moeten worden (welke discount rates, welke
risico-afwegingen, aantasting van delta’s door menselijke activiteiten etc.).
W3: Watergebruik en –management
Water is van levensbelang. Nederland loopt voorop in kennis en innovaties teneinde drink-, afval- en
andere waterbehoeften op het hoogste niveau en algemeen beschikbaar te houden. Binnen het
bereik van watergebruik en –management spelen maatschappelijke vraagstukken als
waterschaarste en droogtes, verdeling van de watervoorraden, gebruik van drinkwater, effecten van
afvalwater en waswater, watervervuiling. Hierbij spelen technologieën die gericht zijn op desalinatie,
waterzuivering, transport, mapping en monitoring van gebruik, bescherming van de huidige
drinkwaterwinning uit grondwater en in de toekomst, zilte landbouw in ontpolderde gebieden etc.
Innovaties in dit bereik kunnen leiden tot vragen op het vlak van maatschappelijk verantwoord
innoveren. Belangrijke verbanden bestaan tussen deze thematiek en die van ICT, landbouw, energie
en chemie.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen op MVI-terrein zijn:
hoe kan men processen inzetten waardoor niet alleen de primaire productie maar tegelijk ook de overige
gebruiksfuncties bediend worden, en hoe zorgt men dat een dergelijk proces ethisch en maatschappelijk
verantwoord verloopt?
hoe men op een systemische wijze vorm kan geven aan de vele aspecten van leven in een delta (inclusief in
ontwikkelende economieën), zoals behoefte aan drink-, afval-, koelwater, en landbouw- en
energiebehoeften,
hoe zorgt men er tegelijk voor dat drinkwater betaalbaar en beschikbaar is en blijft?
ethische en maatschappelijke vraagstukken omtrent waterzuiveringstechnologie in niet-Westerse landen, met
name in verhouding tot de behoefte aan drink- en industriewater, en water voor veeteelt-, landbouw-,
en energiedoeleinden, en
problematieken en mogelijkheden omtrent decentralisering van waterbehandeling.
W4: Institutionele arrangementen en andere coördinatievormen, en bedrijfs-, governance
en organisatiemodellen in watervraagstukken
Technologische innovaties in de watersector vergen grote veranderingen op het gebied van het
gehele socio-technische systeem waarbinnen watervraagstukken staan. Water is onderdeel van het
sociale systeem, en omgekeerd moet het sociale systeem zich tenminste ten dele vormen naar het
water. Met de transities die binnen de watersector plaatsvinden wijzigen ook de institutionele
arrangementen, markt- en andere coördinatievormen die (delen van) de sector bepalen. Het
fenomeen van open innovatie zorgt er bijvoorbeeld voor dat nieuwe institutionele en marktmodellen
mogelijk worden. Achter de veranderingen die op dit terrein doorgevoerd worden steken
verschillende waarden (bijvoorbeeld die van efficiëntie, duurzaamheid, gelijkheid en veiligheid). Dit
vergt onderzoek naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van innovaties op dit terrein. In
nieuwe coördinatiestructuren kunnen die waarden bijvoorbeeld met elkaar conflicteren, maar de
transitie maakt ook juist nieuwe vormen van coördinatie mogelijk.
Voorbeelden van mogelijke onderzoeksonderwerpen:
Hoe stemmen we reguleringsvraagstukken zo goed mogelijk op elkaar, teneinde perverse prikkels te
voorkomen?
De verschillende delen van de wetgeving, in Nederland, Europa, en daarbuiten die de watersector raken, en
de onderliggende mechanismen, zoals de vermarkting van waterzekerheid, incentives-structuren, beleid,
(zelf)regulering, beheer, water diplomacy, watermanagement/-beleid (regulering, beleid, implementatie,
governance, beheer, water diplomacy), en vraagstukken binnen arctisch en antarctisch gebied, op het
gebied van verwoestijning, sanitatie etc
Uitgave:
Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek
Bezoekadres:
Laan van Nieuw Oost-Indië 300
2593 CE Den Haag
april 2016