Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit

Download Report

Transcript Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit

Handvatten wijzigingen Fraudewet en
Boetebesluit
Overgangsjaren 2015 en 2016
Maart 2016, versie 2
Geactualiseerd naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 11 januari 2016.
Colofon
Uitgave
VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving
www.fraudewet.nl
Projectleiding
Het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving trekt in dit traject samen op met Stimulansz.
Het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving voert daarbij de regie over het traject.
Auteurs
Jan de Brouwer i.s.m. Expertgroep ROAG Fraudewet
Inhoud
1.
Inleiding .......................................................................................................................................................... 1
2.
Uitvoeringsaspecten en Beleidsregels ............................................................................................................ 2
3.
Mate van verwijtbaarheid ................................................................................................................................ 3
3.1.
Opzet ..................................................................................................................................................... 3
3.2.
Grove schuld .......................................................................................................................................... 3
3.3.
Normale gemiddelde verwijtbaarheid ..................................................................................................... 3
3.4.
CRvB: Opzet en grove schuld ................................................................................................................ 4
3.5.
Stelplicht en bewijslast ........................................................................................................................... 5
4.
Minimumboete ................................................................................................................................................ 6
5.
Uitbreiding criteria verminderde verwijtbaarheid ............................................................................................. 7
6.
Heroverweging bestaande besluiten ............................................................................................................... 8
7.
Waarschuwing ................................................................................................................................................ 9
8.
Recidive na nulfraude ................................................................................................................................... 10
9.
Afronding boetebedrag op een veelvoud van € 10, - .................................................................................... 11
10.
Recidive .................................................................................................................................................... 12
11.
Bronnen .................................................................................................................................................... 13
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
1. Inleiding
Op 24 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep een uitspraak gedaan die de kern van de
Fraudewet raakt en grote gevolgen heeft voor de uitvoering. Op 23 juni 2015 heeft de CRvB uitspraken
gedaan specifiek over bijstandszaken in lijn met de uitspraak van 24 november 2014.
Die uitspraken zijn ook van invloed op onze producten die op onze website www.fraudewet.nl worden
aangeboden.
In de uitspraak van 11 januari 2016, ECLI: NL: CRvB: 2016: 8 t/m 13, geeft de Centrale Raad van Beroep
nadere invulling hoe om te gaan met de draagkracht van de overtreder. De Minister heeft geen aanleiding
gezien om het wetsvoorstel tot wijziging van de Fraudewet noch het ontwerpbesluit tot wijziging van het
1
Boetebesluit , hier op aan te passen. Het is primair aan Colleges om zelf richting te geven aan uitvoering.
Voor nadere informatie hierover verwijzen wij u graag naar de werkwijzer Draagkracht (versie 3) op onze
website.
Met deze geactualiseerde notitie willen we u handvatten aanreiken om - naar eigen inzicht - te kunnen
anticiperen op aanpassingen van de boetebepalingen in de materiewetten en het Boetebesluit waarvan de
beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2017 is.
Deze notitie is aanvullend op onze, meer uitgebreide, Handreiking “Aanscherping handhaving en
sanctiebeleid SZW-wetgeving”.
De in de notitie genoemde handvatten en aanpassingen “gelden” slechts voor de periode tot de ingangsdatum
van nieuwe wetgeving.
Al onze producten op de website www.fraudewet.nl zijn of worden waar nodig aangepast aan de huidige
situatie. Let u wel bij het raadplegen op het versienummer en de datum.
Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u die aan ons stellen via de rubriek “Stel uw vraag” op onze website.
1
Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Boetebesluit is op 16 februari 2016 door Minister Asscher van SZW ter informatie
toegezonden aan de Tweede Kamer. Het besluit hangt samen met het wetsvoorstel tot wijziging van de Fraudewet welke op
28 januari jl. is aangeboden aan de Tweede Kamer ter parlementaire behandeling. Het ontwerpbesluit voorziet onder meer
in een aanpassing van artikel 2 Boetebesluit. Het college moet de hoogte van de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst
van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid, waarbij zo nodig rekening moet worden gehouden met de
omstandigheden van het geval. Bij de afstemming van de boete zoekt de regering aansluiting bij de uitspraken van de
CRvB van 24 november 2014 en van 23 juni 2015 en wordt een gedifferentieerde benadering van de mate van
verwijtbaarheid voorgesteld. Bestaande jurisprudentie wordt hierdoor bij wet geregeld en vastgelegd.
De gewijzigde Fraudewet en Boetebesluit treden in werking op een bij koninklijk besluit nader te bepalen tijdstip.
-1-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
2. Uitvoeringsaspecten en Beleidsregels
Beleidskader
Op 16 december 2014 heeft de minister een brief aan de Tweede Kamer gezonden, waarin hij aankondigt de
Participatiewet en het Boetebesluit Sociale Zekerheidswetten aan te passen aan de nieuwe juridische realiteit
die is ontstaan door de uitspraak van de CRvB op 24 november 2014.
De minister heeft gemeenten opgedragen om vanaf 24 november 2014 de Fraudewet uit te voeren in lijn met
die uitspraak. Dit betekent dat gemeenten, totdat wijzigingen in wet- en regelgeving hebben plaatsgevonden,
zelf een kader moeten bepalen voor de uitvoering.
Kaders voor de uitvoering door gemeenten zijn: uitspraken van de CRvB van 24 november 2014, 25 juni 2015
en 11 januari 2016, de Kamerbrief van 16 december 2014 en de Verzamelbrief 2014-3 van 19 december
2014. Dat geldt evenzeer voor het wetsvoorstel tot wijziging van de Fraudewet en het ontwerpbesluit tot
wijziging van het Boetebesluit. Hierbij dient u als gemeente rekening te houden met het feit dat er nog
aanpassingen van wet- en regelgeving kunnen worden doorgevoerd.
Overgangsperiode
Wanneer met ingang van 1 januari 2017 de strafmaat van de boete voor overtreding van de inlichtingenplicht
lichter wordt, betekent dit dat er voor betrokkene een gunstiger sanctieregime in werking treedt.
Op alle vóór 1 januari 2017 genomen boetebeslissingen, die op of na 1 januari 2017 in bezwaar of in (hoger)
beroep door de rechter worden getoetst, zal het meest gunstige sanctieregime worden toegepast. Wij
adviseren u, bij het nadenken en vormgeven van een aangepast boeteregime, hiermee alvast rekening te
houden.
Beleidsregels
Er zijn gemeenten die voor hun uitvoering beleidsregels vaststellen of bestaande beleidsregels wijzigen. Deze
beleidsregels worden gepubliceerd waardoor belanghebbenden bekend (kunnen) zijn met de keuzen die door
de gemeente zijn gemaakt.
Andere gemeenten kiezen voor een interne uitvoeringsnotitie. Deze uitvoeringsnotitie wordt niet gepubliceerd.
Immers de kaders voor de uitvoering zijn de al gepubliceerde documenten. Dit geeft flexibiliteit om de
uitvoering aan te passen als de praktijk daartoe aanleiding geeft.
Wat u als gemeente ook kiest, de volgende onderwerpen spelen een belangrijke rol bij het uitvoering geven
aan bovengenoemde opdracht:
1.
Opzet en grove schuld
2.
Minimumboete
3.
Uitbreiding verminderde verwijtbaarheid
4.
Heroverweging bestaande besluiten
5.
Waarschuwing
6.
Afronden van boetebedrag
7.
Recidive
Hoewel deze onderwerpen zijn afgestemd met het ministerie van SZW, verschijnt deze publicatie onder eigen
verantwoordelijkheid van de Expertgroep ROAG Fraudewet.
-2-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
3. Mate van verwijtbaarheid
De Centrale Raad van Beroep stelt vier categorieën ‘Mate van verwijtbaarheid’ vast:
1.
Opzet,
2.
Grove schuld,
3.
Normale gemiddelde verwijtbaarheid
4.
Verminderde verwijtbaarheid.
3.1. Opzet
Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk wordt
nagekomen. Het kan zijn dat iemand werkelijk tot doel had om de inlichtingenplicht te overtreden. Bijvoorbeeld
het bewust verzwijgen van informatie om er geldelijk gewin aan over te houden.
Ontwerp Boetebesluit:
In artikel 2a van het Boetebesluit wordt lid 4 toegevoegd die luidt:
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, kunnen de
volgende criteria leiden tot opzet:
a. Betrokkene heeft al dan niet in het kader van een handhavingsonderzoek, zelf aangegeven en toegegeven
dat hij de inlichtingenverplichting niet is nagekomen om te voorkomen dat hij een lagere uitkering zou
ontvangen of de uitkering zou verliezen;
b. Het verzwijgen van werkzaamheden of uitbreiding van de werkzaamheden en daarmee gemoeide
inkomsten door hiervan geen melding te doen, of door een melding te stellen terwijl geen melding is
ontvangen of dat is gebleken dat een melding is vervalst, of
c. Het verzwijgen van de gezinssamenstelling, de inkomsten van de gezinsleden of het bezit van vermogen of
goederen van waarde.
3.2. Grove schuld
Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove
onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.
Ontwerp Boetebesluit:
In artikel 2a van het Boetebesluit wordt lid 3 toegevoegd luidende:
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, kunnen de
volgende criteria leiden tot grove schuld:
a. De betrokkene heeft bij herhaling geen of onjuiste informatie verstrekt, terwijl ten aanzien van deze
overtredingen tenminste sprake is geweest van een normale verwijtbaarheid, of
b. Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren,
maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot grove schuld
De gemeente zal moeten bewijzen of sprake is van opzet dan wel grove schuld.
3.3. Normale gemiddelde verwijtbaarheid
Als geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid, dan is sprake van normale
gemiddelde verwijtbaarheid. Daarbij hoort een boete van maximaal 50% van het benadelingsbedrag. Hier valt
ook de ‘kennelijke vergissing’ onder.
Een voorbeeld zien we in ECLI: NL: CRVB:2014:4214 van 11 december 2014. Daar had aanvrager de vraag
of zij inkomsten of uitkering ontving met ‘nee’ ingevuld, terwijl men een nabestaandenpensioen ontving. De
Centrale Raad van Beroep stelt dat zij weliswaar misschien geen oogmerk had om fraude te plegen, maar dat
het enkele feit dat zij een duidelijk geformuleerde vraag foutief heeft beantwoord voldoende is om normale
gemiddelde verwijtbaarheid aan te nemen. Het was aan haar om bij twijfel navraag te doen over de bedoeling
van de vraag.
-3-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
Overzicht van mate van verwijtbaarheid en maximale boetes.
Mate van
verwijtbaarheid
Kenmerken
Maximale % van het
benadelingsbedrag
Maximale boete
Opzet
Willens en wetens
100%
€ 82.000, -
Grove schuld
Grove
onachtzaamheid
75%
€ 8.200, -
Normale gemiddelde
verwijtbaarheid
Geen opzet, wel
verwijtbaar. Kennelijke
vergissing
50%
€ 8.200, -
Verminderde
verwijtbaarheid
Zie werkwijzer
verminderde
verwijtbaarheid
25%
€ 8.200, -
3.4. CRvB: Opzet en grove schuld
De Centrale Raad van Beroep heeft in een viertal zaken op 23 juni 2015 voor het eerst beslist over de
gevolgen van de Fraudewet in bijstandszaken. Uit deze uitspraken blijkt dat een boete moet worden
afgestemd op de individuele situatie van de bijstandsgerechtigde.
Vier uitspraken die over opzet gaan.
Voorbeelden opzet aangetoond:
ECLI:NL:CRVB:2015:1807
In deze zaak oordeelt de Raad dat opzet is aangetoond, omdat betrokkene de werkzaamheden (c.q. handel in
drugs) willens en wetens niet heeft gemeld om te voorkomen dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor zijn
uitkering of zou kunnen leiden tot strafvervolging.
ECLI:NL:CRVB:2015:2391
De CRvB stelt vast dat belanghebbende door het College op de hoogte is gesteld van de op haar rustende
inlichtingenverplichting, maar dat zij desondanks bewust niet gemeld dat zij werkzaamheden in een
schoonheidssalon verrichte. De CRvB oordeelt dat het College heeft aangetoond dat hier sprake is van
willens en wetens schenden van de inlichtingenverplichting en daarmee sprake van opzet. Er is niet gebleken
van verminderde verwijtbaarheid, zodat geen aanleiding bestaat om naar beneden af te wijken van dit
percentage.
Voorbeelden opzet niet aangetoond:
ECLI:NL:CRVB:2015:1880
Met de enkele onderbouwing dat het niet doorgeven van het juiste woonadres wordt aangemerkt als
uitkeringsfraude en belanghebbende op de hoogte van de inlichtingenverplichting was, maakt niet dat
daarmee het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht is aangetoond.
ECLI:NL:CRVB:2015:1879
Als het gaat om een relatief kleine hennepkwekerij, belanghebbende niet strafrechtelijk is vervolgd voor het
telen van hennep en dat van meet af aan door belanghebbende is gesteld dat de hennepplanten uitsluitend
bestemd waren voor eigen gebruik en nog geen hennep was geoogst dan ligt het in de rede dat geen sprake
is van opzet bij het niet naleven van de inlichtingenplicht.
-4-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
Drie uitspraken die over grove schuld gaan.
Voorbeelden waarin de CRvB grove schuld aannemelijk acht:
ECLI:NL:CRVB:2016:12
Gelet op de omstandigheid dat uit de verzwegen bankafschriften is gebleken dat in de periode 27december
2012 tot en met 2 januari 2013 van die bankrekening een bedrag van € 22000, - contant is opgenomen, en in
aanmerking genomen dat appellanten zich op 27 december 2012 hebben gemeld voor bijstand en de
aanvraag op 4 januari 2013 hebben ondertekend en ingediend, is er sprake geweest van een dermate grote,
aan opzet grenzende, mate van nalatigheid in het niet-melden van die feiten, dat hen grove schuld kan
worden verweten.
ECLI:NL:CRVB:2016:8
In aanmerking genomen dat appalant op het aanvraagformulier heeft aangekruist dat hij alleenwonend is,
terwijl dat niet zo was, tijdens het intakegesprek geen opgave heeft gedaan van inwoning van zijn kinderen en
pas veel later volledige openheid van zaken heeft gegeven is er sprake geweest van grove schuld.
Voorbeeld waarin de CRvB geen grove schuld aannemelijk acht:
ECLI:NL:CRVB:2016:10
De door het College aangevoerde omstandigheden onderscheiden zich niet in doorslaggevende mate van de
onder rechtsoverweging 6.5 beschreven situatie van "normale" verwijtbaarheid.
3.5. Stelplicht en bewijslast
De aanwezigheid van opzet of grove schuld dient te worden gesteld en bewezen door de boeteoplegger. Voor
het bewijs van opzet of grove schuld kan de boeteoplegger zich baseren op door hem gestelde en door
betrokkene niet of niet voldoende ontzenuwde vermoedens die gebaseerd zijn op feiten.
Daarbij geldt:
a.
b.
c.
Als het College het voornemen heeft om een boete op te leggen dan wordt de betrokkene in de
gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven;
Daar waar het College vragen gaat stellen vanuit het oogpunt van boeteoplegging, dient ex. artikel 5:10a
Awb de cautie te worden toegepast;
Het College hoeft slechts onderzoek te doen naar opzet en grove schuld als daar aanwijzingen voor zijn.
Ad a. Zienswijze.
Niet reageren (ic. geen bereidheid om zienswijze kenbaar te maken) werkt in voordeel van de klant. Vooral als
"intentie klant" niet uit het dossier opgemaakt kan worden. Er zijn gemeenten die voorheen standaard 100%
boete oplegden als klant niet reageerde. Vanaf 24 november 2014 is maximaal 50% in deze een passend
uitgangspunt. Moet de vrijblijvendheid om zienswijze NIET kenbaar te maken nog langer gehandhaafd blijven
nu de verschillen erg groot worden door niet mee te werken?
Ad c. Inspanningsverplichting College.
Als er uit dossier geen feitelijke omstandigheden blijken waardoor opzet/grove schuld wordt vermoed, zal de
uitvoering 50% als maximale hoogte van de boete als uitgangspunt moeten nemen. Het is dus niet zo dat de
uitvoering voor alle overtredingen actief zal moeten onderzoeken of er opzet of grove schuld aan de orde is.
Daar moet vanuit dossier/situatie wel aanleiding toe zijn om dat nader te onderzoeken.
-5-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
4. Minimumboete
De minimumboete is vervallen.
Wet en regelgeving
In artikel 2 lid 1 van het Boetebesluit wordt uitdrukkelijk bepaald dat de boete eerst wordt vastgesteld op het
benadelingsbedrag, doch op tenminste € 150, -. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de boete verlaagd.
In verband met de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014 wordt in artikel 2 van het ontwerpbesluit tot
wijziging van het Boetebesluit geen minimumboete meer voorgeschreven.
Rechtspraak
De minimale boete is als gevolg van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep dd. 24 november 2014
en 23 juni 2015 komen te vervallen. Bij een individuele evenredigheidstoetsing past geen minimale boete.
Beleid
Dat betekent dat voor de hoogte van de boete altijd wordt aangesloten op het benadelingsbedrag. Daarvoor
geldt hetzelfde als voor alle andere boetes. Is sprake van opzet, dan is de boete maximaal 100% van het
benadelingsbedrag, bij grove schuld maximaal 75%. Is er sprake van opzet noch grove schuld, dan is de
boete maximaal 50% van het benadelingsbedrag. Bij verminderde verwijtbaarheid is het maximaal 25% van
het benadelingsbedrag.
Toelichting:


Omdat de uitspraak zegt dat in alle gevallen een individuele toets moet plaatsvinden en er van een
gefixeerd boetesysteem geen sprake is, kan niet automatisch een minimum standaardboete worden
opgelegd. Bovendien werd een minimumboete opgelegd voor overtredingen met een
benadelingsbedrag onder de € 150, -. Als dan een minimumboete wordt opgelegd, is dat altijd meer
dan 100% van benadelingsbedrag en dat kan dus niet langer. De minimumboete komt dus niet meer
terug.
De waarschuwing kon voorheen alleen worden opgelegd in situaties waarin geen benadelingsbedrag
bestond.
-6-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
5. Uitbreiding criteria verminderde verwijtbaarheid
In artikel 2a, lid 2 van het huidige Boetebesluit zijn drie criteria opgenomen die in ieder geval leiden tot
verminderde verwijtbaarheid. Deze criteria zijn niet limitatief en kunnen ex. artikel 18a, lid 7, onder a van de
Participatiewet, worden aangevuld door het College. Zie voor meer informatie de Handreiking Fraudewet,
maart 2015.
Om de uitvoering te ondersteunen en uniformiteit in de uitvoering te bevorderen, kondigde de minister in zijn
Kamerbrief van 16 december 2014 het voornemen aan om een tweetal veel gebruikte categorieën aan het
gewijzigde Boetebesluit toe te voegen.
Ontwerp Boetebesluit:
In artikel 2a, lid 2 worden de volgende criteria "verminderde verwijtbaarheid" toegevoegd:
d. De overtreding van de inlichtingenverplichting of de hoogte van het benadelingsbedrag is mede te wijten
aan het bestuursorgaan dat bevoegd is de bestuurlijke boete op te leggen, of
e. Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge
samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid. Naar verwachting zullen deze twee
categorieën, die door een deel van de uitvoering al worden gehanteerd, leiden tot een meer gewogen oordeel
over de verwijtbaarheid van cliënten.
Wanneer sprake is van verminderde verwijtbaarheid ex. artikel 2a, lid 2 Boetebesluit dan wel anderszins,
wordt ingevolge de uitspraak van de CRvB maximaal 25% van het benadelingsbedrag, maar met een
maximum van € 8.200 van de derde categorie van het wetboek van Strafrecht, als een passend uitgangspunt
gezien.
Opvatting Expertgroep:
De kwaliteit van de uitvoering van de wet speelt hier ook een rol. Denk aan de snelheid waarmee signalen
worden opgepakt, de voorlichting aan burgers en de mate waarin drempels voor burgers worden opgeworpen
om zaken te melden. Ook de interne communicatie, bijvoorbeeld tussen werkcoach en de klantmanager
inkomen, kan hier een rol spelen. In de praktijk blijkt dat miscommunicatie tussen de uitkeringsgerechtigde en
de klantmanager vaak een grondslag vormt om de boete te matigen.
-7-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
6. Heroverweging bestaande besluiten
Hebben de uitspraken van 11 januari 2016 van de CRVB gevolgen voor al eerder opgelegde boetes?
Wet- en regelgeving
In de uitspraak ECLI:NL:CRVB:2016:420 stelt de CRvB (net als de rechtbank) dat de gedragslijn van het UWV
om gehoor te geven aan het verzoek van de minister om niet terug te komen op onherroepelijke
Boetebesluiten die niet in overeenstemming zijn met de uitspraak van 24 november 2014
(ECLI:NL:CRVB:2014:3754), niet in strijd is met enig rechtsbeginsel of enige verdragsbepaling.
Opvatting ministerie SZW
Uitspraken van de CRvB van 11 januari 2016 betreffen een nadere invulling van wat al zo was. Er is geen
nieuw juridisch feit. Herziening van al opgelegde boetes waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, is
dan ook niet aan de orde. Gemeenten zijn natuurlijk vrij om de op te leggen boetes waar nog rechtsmiddelen
tegen open staan, opnieuw te bezien in het licht van de uitspraak. Er komt geen ministeriële Aanwijzing.
-8-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
7. Waarschuwing
In de Kamerbrief van 16 december 2014 kondigde minister Asscher al aan om de
waarschuwingsmogelijkheden uit te breiden. Dat krijgt nu zijn beslag in het wetsvoorstel Fraudewet.
Wetsvoorstel Fraudewet:
Ingevolge artikel 18a, lid 4 van het wetsvoorstel Fraudewet krijgt het College meer mogelijkheden om een
waarschuwing te geven in plaats van een bestuurlijke boete. Deze verruiming wordt nader uitgewerkt in het
Ontwerp Boetebesluit, artikel 2a.a.
Ontwerp Boetebesluit:
Gering benadelingsbedrag of het ontbreken van een benadelingsbedrag:
Als sprake is van het ontbreken of van een gering benadelingsbedrag (maximaal €150,-) kan het College een
waarschuwing geven (mits er de laatste twee jaren geen waarschuwing is gegeven).
Zelfmelders:
Van een "zelfmelding" is sprake in de situatie waarin betrokkene onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft
verstrekt of te laat heeft verstrekt, maar wel zelf - binnen een redelijke termijn die niet langer is dan zestig
dagen - wijzigingen in de omstandigheden meldt en waarbij het bestuursorgaan de overtreding nog niet heeft
vastgesteld. Een zelfmelding kan ook aanleiding geven tot een boete. Maar op grond van artikel 2a, tweede
lid, onderdeel c van het Boetebesluit leidt deze omstandigheid tot verminderde verwijtbaarheid. Het College
heeft daarin keuzevrijheid (mits er de laatste twee jaren geen waarschuwing is gegeven).
-9-
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
8. Recidive na nulfraude
Ontwerp Boetebesluit staat hierover in artikel 2, lid 11:
Indien een overtreding van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag en niet volstaan
wordt met het geven van een schriftelijke waarschuwing, wordt als uitgangspunt een bestuurlijke boete van
€150, - vastgesteld tenzij een afwijkend bedrag noodzakelijk is voor de vaststelling van een evenredige boete.
Veel gemeenten hanteren op basis hiervan het volgende uitgangspunt: € 150, - (opzet), € 112,50 (grove
schuld), € 75, - (normale verwijtbaarheid) en € 37,50 bij(verminderde verwijtbaarheid). Dit afwijkende bedrag
kan zowel lager als hoger zijn dan het standaardbedrag en is mede afhankelijk van de mate van
verwijtbaarheid en de overige omstandigheden van het geval.
- 10 -
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
9. Afronding boetebedrag op een veelvoud van € 10, Met het nieuwe regime wordt een boete afgestemd op ernst van de overtreding (= benadelingsbedrag), mate
van verwijtbaarheid (25%, 50%, 75% of 100% van benadelingsbedrag) en omstandigheden (o.a. door klant
aan te dragen). Hieruit komt een boete die afgetopt kan worden door maximumboetes (€ 8.200 of € 82.000)
zoals in strafrecht opgelegd kan worden. Deze boete wordt tot slot afgerond op € 10, - naar boven ex. artikel
2, lid 2 van het huidige Boetebesluit.
Opvatting Expertgroep:
Het Boetebesluit en de Participatiewet zijn op dit punt tegenstrijdig. Gemeenten gaan hiermee heel
verschillend mee om. De Expertgroep stelt dat de wet boven het besluit gaat. De wet stelt dat de boete wordt
vastgesteld op maximaal de hoogte van het benadelingsbedrag. Zou je dit op € 10, - afronden, dan overtreedt
je daarmee deze bepaling uit de wet. Wordt een boete opgelegd van 100% van het benadelingsbedrag (er is
sprake van opzet) dan kan de boete niet afgerond worden naar boven. Het benadelingsbedrag wordt dan als
boetebedrag gehanteerd.
Gaat het om een boete van maximaal 75%, 50% of 25% van het benadelingsbedrag, dan kan de boete wel
naar boven worden afgerond op een veelvoud van € 10, -. Daarmee wordt – behoudens een enkele
uitzondering bij een heel laag benadelingsbedrag – namelijk het benadelingsbedrag niet overschreden. In die
gevallen kan dit wel worden toegepast. Is de boete hoger dan de aftoppingsgrens (€ 8.200, - of € 82.000, -)
dan speelt de afronding geen rol, omdat het maximale bedrag al een veelvoud van € 10, - is. Eerste keer zou
dan waarschuwing aan de orde kunnen zijn. Tweede keer verminderde verwijtbaarheidsboete van max. 25%.
Let op: In het ontwerp Boetebesluit komt het huidige artikel 2, lid 2 te vervallen. Voornoemd probleem is dan
hiermee ook niet langer aan de orde.
- 11 -
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
10. Recidive
In de uitspraak van 24 november 2014 heeft de CRvB geen oordeel gegeven over de toepassing bij
recidivegedrag.
Wetsvoorstel Fraudewet:
Ingevolge artikel 18a, lid 5, Participatiewet wordt bij recidive nog steeds uitgegaan van 150% van het
benadelingsbedrag. Deze 150% van het benadelingsbedrag is het uitgangspunt bij de evenredigheidstoets
volgens artikel 5:46 Awb. De recidive-boete moet echter worden getoetst aan de strafmaat uit het strafrecht.
In het geval er geen sprake is van opzet geldt ook bij recidive dat de maximale boete niet hoger kan zijn dan
de strafmaat voor de 3e categorie, nl. € 8.200, -.
De praktijk kan dan zijn dat de boete die bij recidive wordt opgelegd, niet hoger is dan in een vergelijkbare
situatie voor een ‘eerste’ gedraging.
- 12 -
Handvatten wijzigingen Fraudewet en Boetebesluit overgangsjaren 2015 en 2016
11. Bronnen

ECLI:NL:CRVB:2014:3754, 24 november 2014, 14-1949 WW.

ECLI:NL:CRVB:2014:4214, 11 december 2014, 14-3106 TW.

ECLI:NL:CRVB:2015: 1880/1879/1807/1801, WWB

ECLI:CRVB:2016: 8 t/m 13, WWB

http://www.wetrecht.nl/de-grens-tussen-opzet-en-schuld.

Brief Tweede Kamer 16 december 2014; 9 februari 2015 en SZW Verzamelbrief 2014-3

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Boetebesluit, 16 februari 2016

Wetsvoorstel tot wijziging van de Fraudewet, 28 januari 2016
- 13 -