Zeeuws Erfgoed maart 2016 - Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland

Download Report

Transcript Zeeuws Erfgoed maart 2016 - Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland

Zeeuws
Erfgoed
blad voor erfgoedliefhebbers
01 | jaargang 15, maart 2016
Inhoud
2 SCEZpresse
3 Wim Hofman
Ik werk als een strandjutter
7 Uitreiking Four Freedoms
Awards
9 50 jaar Zeelandbrug
12 De weervisserij in de
Oosterschelde
14 Rika Ghijsen, dialectwoordenboekenschrijfster
15 Het Jaar van het Boek
straks ook het Jaar van
de Streektaal?
16 Online project over
Eerste Wereldoorlog
18 ‘Internationaal’ scheepshout
uit middeleeuws Hulst
20 Stadhuismuseum Zierikzee
gaat verzelfstandigd verder
22 Zeeuwse restauratieleerling
tweede bij Skills Heroes
23 Archeologisch nieuws
24 Uit Zeeuwse bodem
27 ERFGOEDallerlei
31 - Colofon
- MOnuMENTaal
Bij de omslag
Schilderij door Wim Hofman, gebruikt als
omslag voor de herdruk van het boek Wim
(foto De Vier Gemeten).
SCEZpresse
Zeeuws erfgoed werkt op je gevoel. Ik merkte dat zelf weer eens tijdens de herdenking
van 50 jaar Zeelandbrug en tijdens een bezoek aan de tentoonstelling Van Bosch tot
Bruegel in Museum Boijmans Van Beuningen.
Tijdens de feestelijke herdenking van 50 jaar Zeelandbrug op 15 december was er veel
te zien en te horen. Afgaande op de verhalen die ik die dag hoorde is de Zeelandbrug
duidelijk meer dan een brug van voorgespannen beton op 52 overspanningen en
54 pijlers van in totaal 5.022 meter die twee voormalige eilanden met elkaar verbindt.
De brug is vanwege de bijzondere bouwtechniek aangewezen als rijksmonument.
Maar meer nog dan dat is de Zeelandbrug een gevoel. Gedeputeerde Harry van der
Maas en Susan Lammers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed maakten er
in hun toespraken tijdens het officiële herdenkingsprogramma op persoonlijke wijze
melding van. Eerder op de dag, tijdens de rondrit in een touringcar, hoorde ik er ook
bouwers en andere betrokkenen (Zeeuwen en niet-Zeeuwen) over. De Zeelandbrug
zien en eroverheen rijden wekt vertrouwde gevoelens op: herkenning en thuiskomen.
De Zeelandbrug, dat ís Zeeland.
De tentoonstelling in Boijmans Van Beuningen was van de categorie klein maar fijn. Het
was er op 15 januari erg druk, te druk eigenlijk. Rondleiders met groepen in hun kielzog
doorkruisten de tentoonstellingsruimte en posteerden zich ‘sans gêne’ voor de relatief
kleine kunstwerken. Individuele bezoekers verdrongen zich voor toppers als het
‘Hooiwagen-triptiek’ en de ‘Marskramer’. Zonder ellebogenwerk was het nauwelijks
mogelijk om iets van de fascinerende details op deze schilderijen te zien. Minder druk
was het voor de schilderijen van Marinus van Reymerswale. Hier was nog wel
gelegenheid om in betrekkelijke rust de vroege zestiende eeuw in te kijken en vervolgens
te bedenken: deze wat onbekende maar grootse schilder was een Zeeuw, werkzaam in
Reimerswaal. Je bekijkt zijn werk dan toch met andere ogen. Zeeuws erfgoed dacht ik.
Zoiets maakt mij blij.
Erfgoed is verrassend veelzijdig en altijd valt er weer wat nieuws te ontdekken. Als ik
naar mezelf kijk; ik ging er tot voor kort van uit dat weervisserij iets met het weer te
maken had. Nou, nee dus. Een weer is een soort haag met twee vleuken die samen een
V vormen en uitmonden in een weerkamer. Nieuwsgierig geworden? In deze uitgave van
Zeeuws Erfgoed leest u er meer over.
Wim Scholten, directeur
Volg de SCEZ op Twitter
@erfgoedzeeland
Er staan in april weer excursies
gepland naar #verdronken
#Tolsende en Nieuwlande. Hou
@zeeuwseankers in de gaten
@2016JaarvhBoek: ook #Zeeland
viert kracht van het boek
http://bit.ly/1mKclrF. In Zeeuws
#Erfgoed mrt #interview met
Zeeuws schrijver
#Zeelandbrug: op 15 december
1965 innovatief bouwwerk;
vanaf 15 december 2015
#rijksmonument
Achter mij, sluimerend in slik, ligt Reimerswaal. Ooit was het de derde stad van Zeeland,
een machtige handelsstad, gunstig gelegen aan het water. Het water zorgde ook voor
de ondergang. De Sint Felixvloed van 5 november 1530 kon het nog weerstaan, maar
met de latere watersnoden was er geen houden meer aan. In 1572 plunderden de Geuzen
de stad, twee jaar later werd de boel in brand gestoken en in de loop van de zeventiende
eeuw verlieten de laatste inwoners de stad. Reimerswaal en het omliggende land
verdronk. Het vijftiende-eeuwse kannetje in mijn hand is afkomstig van dat verdronken
land. Reimerswaal wordt binnenkort een archeologisch rijksmonument.
Zeeuws Erfgoed
2 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Ik werk als een strandjutter
2016 is uitgeroepen tot het Jaar van het Boek. Voor de redactie van Zeeuws Erfgoed een mooie
aanleiding om dit jaar vier schrijvers met een bijzondere band met Zeeland voor het voetlicht
te brengen. In dit eerste nummer van 2016 gaan we in gesprek met Wim Hofman, gevierd
jeugdboekenschrijver en beeldend kunstenaar in Vlissingen. Hij is net 75 jaar geworden.
We zitten in zijn woonkamer aan de Koudekerkseweg in
Vlissingen. Wim gooit nog een blok in de houtkachel.
Hij heeft zijn donkerblauwe kabeltrui aan. Winter,
Nederlandse winter, Zeeuwse winter. Met weinig of geen
sneeuw en vorst, wel veel regen en wind. Lekker grijs,
zegt hij in een onbewaakt ogenblik. Hij reist nogal eens.
Ja, ook naar de andere kant van de wereld, Australië.
Heeft hij het daar een paar weken te warm gehad, dan
geniet hij van de seizoenen in Zeeland. Ook van de winter
die nauwelijks naam mag hebben. De afwisseling, de
veelbelovende overgang naar weer een nieuw jaargetijde,
daar is hij heel blij mee.
Jaar van het boek
Het moet maar gebeuren. Natuurlijk vindt hij het leuk
dat er ruimhartig op zijn 75ste verjaardag wordt getoast.
Op 2 februari was het zover. Alles en iedereen om hem
heen doet zijn best om er een gedenkwaardig jaar van
te maken. Net als toen hij 50 jaar werd, net als toen hij 65
werd. Toen werden er exposities ingericht en verschenen
er boeken over hem. Nu is het niet anders. Er is net een
brievenboek gepresenteerd - Golfslag - met fragmenten uit
de correspondentie met dichter Ed Leeflang (1929-2008).
Er staan tentoonstellingen op stapel, en vrijwel zeker wordt
zijn Stoorworm later dit jaar op een gevel in de Vlissingse
binnenstad geschilderd.
Nu we ook nog eens in het Jaar van het Boek zijn beland,
is er een extra reden om bij Wim Hofman te gaan buurten.
Wim Hofman (foto Mechteld Jansen).
En hem naar zijn Zeeuwse inspiratie te vragen. Want dat
wordt duidelijk als je de vele boeken van en over Wim leest:
hij werd geboren in Oostkapelle - dat kwam door de oorlog -
groeide op in Vlissingen, scharrelde veel langs de kust en in
de verwoeste wijken, en ontwikkelde zo een taal in beeld en
geschrift die voor altijd nauw verbonden is met de stad die
de Schelde Noordzee ziet worden.
Wim Hofman
Oostkapelle, 2 februari 1941
Woont en werkt in Vlissingen
Is dichter, schrijver en beeldend kunstenaar
Publiceert wekelijks een geïllustreerde column in
de PZC
Won wimpels en griffels voor zijn jeugdboeken,
ontving in 1991 de Theo Thijssen-prijs voor zijn
gehele oeuvre, in 1998 de Woutertje Pieterse-prijs,
in 2002 de Zeeuwse Prijs voor Kunsten en
Wetenschappen, in 2013 de Max Velthuijs-prijs
Zeeuws Erfgoed
In september 2013 kreeg Wim in het Letterkundig Museum
in Den Haag de prestigieuze Max Velthuijs-prijs. Bij die
gelegenheid vertelde hij: “Ieder mens heeft wel van die
momenten die hem of haar haarfijn bijblijven. Wat er voor
mij uitsprong, als van groot belang, was het flesje
Oost-Indische inkt dat ik op mijn tiende verjaardag kreeg.
Een vierkant potje, en een tekenboek. (…) Ik ging ervoor
zitten. Het begon met een tekening van een boom,
het schip de Mecklenburg van de Maatschappij Zeeland,
twee vlinders, waar ik een prijs mee won: een jaarkalender
van de Dierenbescherming. Ja, zo begon het. Watervaste
zwarte inkt werd mijn trouwe metgezel en de inkt was
4
3 maart 2016 | 01
Wims ‘museum’ in de hal van zijn woning.
In het atelier van Wim (foto De Vier Gemeten).
een tovermiddel, ontelbare dingetjes kwamen uit het potje.
En, dat was het mooie van inkt: je kon er een eigen wereld
mee scheppen. Zwart als de oernacht was de inkt, maar je
kon er zelfs een zon mee tekenen. Ik ben de uitvinder van
de Oost-Indische inkt dan ook uiterst dankbaar.”
met al te veel plezier terugdenkt: “Het boek werd bij wijze
van spreken in twee dagen in elkaar gezet en de musea
stelden toen niks voor. Ik heb vervolgens een themadag
over de musea georganiseerd. Daar kwam onder andere
het voorstel aan bod om een provinciaal museumconsulent
aan te stellen. Ik was daar erg voor. Daarna kwam er wel
een beetje schot in de zaak. Er werd een Werkgroep
Industriële Archeologie opgericht. Wat ik ook wel mooi
vond: de paalhoofden werden gezien als cultuurhistorisch
erfgoed. En de Muraltmuurtjes, en de basaltblokken. Dat
was wel goed. Natuurlijk waren er wel ontwikkelingen waar
ik op tegen was. Zoals de vestiging van de Reptielenzoo in
Vlissingen. Dat had niets met erfgoed of kunst te maken.”
De illustraties, tekeningen en schilderijen van Wim zijn
herinneringen. Bijvoorbeeld: de vele illustraties met tafel
en stoelen verwijzen naar de oorlogsjaren, toen hij voor
geallieerde bombardementen onder tafel een veilig
heenkomen moest zoeken. In de monografie Wim zonder
titel zegt hij daarover: “Sinds die bombardementen is een
tafel natuurlijk belangrijk. Daar kun je onder schuilen.
Dat deden wij dus. Dat onthoud je heel goed, die tafel.
Mijn vader heeft een stuk van de poten afgezaagd. Ik durf
hem niet weg te gooien. Het is de tafel waaronder wij
hebben gezeten. Ik teken tafels waaronder je kunt schuilen.
Maar het zijn natuurlijk ook dieren, hè, met poten.”
Wim heeft hoe dan ook een link met Zeeuws erfgoed. Al
was het alleen al omdat hij namens de Stichting Zeeland
vanaf 1971 zo’n 25 jaar de portefeuille cultuurbehoud heeft
behartigd. In die hoedanigheid publiceerde hij in 1980 het
Museumboek voor Zeeland - een uitgave waaraan hij niet
Bezielen
Zeeuws erfgoed kan hem inspireren. “Maar”, zegt hij,
“het is niet zo dat ik voorwerpen of mensen naschilder. Ik
schilder uit mijn hoofd. Als ik een bos heb gezien, dan kan
ik hier thuis een bos schilderen dat er in het echt niet is.”
Wel is het zo dat elk gevonden voorwerp kan dienen om er
iets van te maken of om erop te schilderen. In Wim zonder
titel, het boek dat verscheen ter gelegenheid van zijn 65ste
verjaardag, zegt hij het zo: “Ik zal nooit eerst een stuk
linnen van vier bij vier gaan halen. Zo werkt het niet. Ik
krijg gewoon een idee en dan wil ik gaan schilderen. Dan
kijk ik wat ik heb liggen. Heb ik niets, dan scheur ik ergens
wat van af. Of ik werk op de achterkant van iets wat mislukt
is. Ik gebruik wat ik vind, als een strandjutter.”
Schrijftafel, acryl op karton, 2004 (foto De Vier Gemeten).
Zeeuws Erfgoed
Het Centrum Beeldende Kunst Zeeland (CBK) werkt aan
een expositie met door Wim verzamelde objecten, die hem
inspireerden. Dat belooft een kleurrijk geheel te worden.
Doosjes, steentjes, stukjes hout, schelpen, scherven,
4
4 maart 2016 | 01
Muraltmuur bij Wolphaartsdijkse Veer (foto Marinus van Dintel).
Zeeuws Erfgoed
5 maart 2016 | 01
oude pijpenkoppen. “Op het strand vind ik een baksteen.
Die is door de beweging van eb en vloed oneindig veel
keren over het zand heen en weer gerold. Daardoor heeft
hij een mooie, afgeronde vorm gekregen. Hij voelt ook
zacht aan. Ik zet hem vast in een houten kistje dat ik ook
heb gevonden. Twee oogjes en een neus, zo kun je een
voorwerp bezielen. Het gaat me bij dat soort dingen niet
om de vraag of ze iets over onze geschiedenis vertellen.
Ik vind ze interessant omdat ze zelf een geschiedenis
hebben. Ik ging vaak naar de schroothoop bij de
Binnenhaven. Daar zag je verroeste kettingen, kapotte
rubberen ringen, prachtig allemaal. Het zijn voorwerpen
die iets hebben meegemaakt. Die spreken me aan.”
Wim is eind vorig jaar op vakantie geweest in Portugal.
Daar kocht hij op een rommelmarkt een oud schrift met
een harde kaft. ‘Actas’, staat erop. “Ik was toen net Pessoa
aan het lezen, de beroemde Portugese dichter. Misschien
heeft hij wel een gedicht in dat schrift geschreven.
Dat soort bijgedachten heb ik dan meteen. Ik kan geen
Portugees. Maar kijk eens in het schrift. Ik denk dat het
van een schapenhandelaar is geweest. Met grafieken en
lijsten hield hij zijn aan- en verkopen bij. Ja, mooi is dat.”
Hoe laat je je inspireren door gevonden objecten? Gewoon,
door ze mee te nemen en te isoleren. Dat is in feite de
werkwijze van Wim Hofman. Een verwrongen, door roest
aangetaste paperclip. Op het strand loop je er - als je het
gebogen stukje ijzer al ziet - gedachteloos aan voorbij.
Zie je datzelfde paperclipje bij Wim thuis, bewaard in een
oude la, dan oogt het object opeens heel anders. Alsof
het betekenisloze opeens betekenis heeft gekregen.
Spulletjes
Wim: “Je kunt tegenwoordig steeds minder vinden op
het strand. Die grote containerschepen, daar valt heus
niks vanaf. Jazeker, er wordt nog wel vuilnis in het water
gegooid. Alleen doen ze dat nu veel verder op zee.
Het is de tijdgeest. Wat ik positief vind: de jeugd van
tegenwoordig wil weer vintage spulletjes kopen. Van
die rare jaren-vijftig-tafeltjes. Dat is volgens mij een goed
teken. De antiekhandel is dan wel ingestort, het gevoel
voor kwaliteit is grotendeels weg. Maar dat vintage weer
in is, dat is iets positiefs.”
Voor de expositie in het CBK heeft Wim een aantal
spulletjes klaarliggen. Een langwerpig stukje hout met
afgeronde hoeken en twee oogjes. Een rechthoekiger
stukje hout, waarop verweerde blauwe verf is te zien; er
lopen twee witte strepen doorheen. In de hal van zijn huis
staat een glazen kast vol met verzamelde voorwerpen.
“Dat is mijn museum”, zegt Wim. Plankjes vol Afrikaanse
beeldjes, schelpen, ringetjes, munten, keien. En familiefoto’s.
“Natuurlijk bepaalt de plek waar ik woon de kunst die ik
maak. Hier in Vlissingen is niet zo veel meer te vinden.
Maar ik reis. Dus vind ik nog wel eens wat in Australië of
Portugal. Als ik elders zou wonen, zou ik andere kunst
maken. Dat spreekt voor zich. Voor mijn schrijven ligt dat
anders. Daarvoor put ik vaak uit mijn herinneringen. Dat zal
dus niet meer veranderen. Als ik fouten maak, dan ligt dat
aan mijn geheugen. Dat kan ik in elk geval altijd als een
goede verontschuldiging gebruiken.”
Jan van Damme, verslaggever van de PZC
Zeelandgeboekt
Wie in het Jaar van het Boek op de hoogte wil
blijven van nieuwe Zeeuwse boeken en verse
Zeeuwse tijdschriften kan terecht op het PZC-weblog
Zeelandgeboekt. Daar houdt PZC-verslaggever
Jan van Damme de vinger aan de pols van het
Zeeuwse literaire leven. Vrijwel dagelijks worden
er berichten over Zeeuwse schrijvers en hun werk
geplaatst. Geïnteresseerd in Zeeuwse uitgaven?
U kunt zich gratis abonneren op het weblog:
De krekel ZAZA, acryl op karton, PZC-column 2015 (foto De Vier Gemeten).
Zeeuws Erfgoed
www.pzc.nl/zeelandgeboekt
6 maart 2016 | 01
(foto Roosevelt Foundation)
Uitreiking Four Freedoms Awards
Op 21 april worden in Middelburg de Four Freedoms Awards uitgereikt. De Duitse bondskanselier
Angela Merkel ontvangt dan de International Four Freedoms Award. De overige Four Freedoms
Awards worden uitgereikt aan Mazen Darwish uit Syrië, aartsbisschop Dieudonné Nzapalainga,
imam Omar Kobine Layama en dominee Nicolas Guérékoyame-Gbangou uit de Centraal Afrikaanse
Republiek, Denis Mukwege uit Kongo en de organisatie Human Rights Watch.
De Four Freedoms Awards worden ieder jaar toegekend
aan personen en organisaties die met hun inzet en
prestaties een grote toewijding hebben laten zien aan de
Vier Vrijheden van president Franklin Delano Roosevelt. In
zijn historische Four Freedoms-speech tot het Amerikaanse
Congres in 1941 riep hij de Amerikanen op niet afzijdig te
blijven van de oorlog en verbond hij de democratie met de
Four Freedoms: de Vrijheid van Meningsuiting, de Vrijheid
van Godsdienst, de Vrijwaring van Gebrek en de Vrijwaring
van Vrees. Hij stelde dat het voor het voortbestaan van een
duurzame democratie noodzakelijk is dat iedereen, overal
in de wereld, recht heeft op deze vier fundamentele
mensenrechten. De rede zou uiteindelijk de basis vormen
voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
uit 1948.
Jaarlijkse prijs
Toen in 1982 de herdenking van 200 jaar betrekkingen
tussen de Verenigde Staten en Nederland samenviel met
het 100ste geboortejaar van Franklin Delano Roosevelt,
werd op initiatief van de Roosevelt Foundation in
Middelburg en het Franklin and Eleanor Roosevelt Institute
in New York een onderscheiding in het leven geroepen:
de Four Freedoms Awards. De jaarlijkse prijs bestaat uit
een award voor elk van de Vier Vrijheden en daarnaast
de International Four Freedoms Award (een algemene
vrijheidsprijs). De eerste ceremonie waarbij de Awards
werden uitgereikt, vond in 1982 plaats in de Nieuwe Kerk in
Middelburg. Sinds die tijd brachten de Awards om het jaar
vooraanstaande personen en mensenrechtenstrijders naar
Middelburg. In de even jaren worden de prijzen in
Middelburg uitgereikt, in de oneven jaren in de plaats
Hyde Park, New York. De Four Freedoms Awards werden
in het verleden uitgereikt aan enkele van de meest
vooraanstaande wereldburgers van onze tijd, zoals prinses
Juliana in 1982, Helmut Schmidt in 1988, de Dalai Lama in
Zeeuws Erfgoed
1994, Nelson Mandela in 2002, Kofi Annan in 2004 en
Malala Yousafzai in 2014.
Angela Merkel
De uitreiking van de Four Freedoms Awards zal dit jaar
in Middelburg plaatsvinden, op 21 april. De Duitse bondskanselier Angela Merkel krijgt dan in bijzijn van leden van
het Koninklijk Huis en nazaten van de Roosevelts de
internationale Four Freedoms Award overhandigd. De
organisatie, waaronder de Roosevelt Foundation in
Middelburg, roemt Merkel voor haar vele verdiensten de
afgelopen jaren. Ze krijgt de prijs onder meer voor haar rol
in de aanpak van de financiële crisis in Europa, haar inzet
voor een diplomatieke oplossing en de-escalatie van het
conflict in Oekraïne. Ook roemt het juryrapport haar morele
leiderschap als bondskanselier van alle Duitsers, tegen de
achtergrond van de opkomst van de anti-islambeweging Pegida. Daarnaast prijst de internationale
organisatie Merkel voor haar ‘toewijding aan de
humanitaire plicht van Europa om diegenen op te vangen
die op de vlucht zijn voor oorlog en conflict in het
Midden-Oosten, Afrika en Azië’ en voor de aanpak
van de oorzaken.
Overige laureaten
De prijs voor de Vrijheid van Meningsuiting gaat naar
de Syrische journalist Mazen Darwish, vanwege zijn inzet
voor de promotie van mensenrechten en de vrijheid van
meningsuiting in Syrië. De prijs voor de Vrijheid van
Godsdienst is toegekend aan de drie geestelijken
Dieudonné Nzapalainga, Omar Kobine Layama en Nicolas
Guérékoyame-Gbangou voor hun inzet voor vrede in hun
land, de Centraal Afrikaanse Republiek. De prijs voor de
Vrijwaring van Gebrek gaat naar Denis Mukwege voor zijn
niet-aflatende inzet voor de bescherming van overlevenden
van seksueel geweld in de Democratische Republiek
4
7 maart 2016 | 01
In 2014 reikte Paskal Jakobsen (rechts) van Bløf de award voor de Vrijwaring van Vrees uit aan Malala Yousafzai (foto Ton Stanowicki voor Provincie Zeeland).
Congo (DRC). En ten slotte gaat de prijs voor de Vrijwaring
van Vrees naar Human Rights Watch, vanwege de inzet
voor mensenrechten wereldwijd.
Roosevelt Four Freedoms Movement
Dat de vier vrijheden ook nu nog actueel zijn in Zeeland
blijkt uit het feit dat op 27 januari in Middelburg de
Roosevelt Four Freedoms Movement werd gepresenteerd.
De nieuwe beweging bestaat onder andere uit medewerkers
van bedrijven, leden van clubs en verenigingen, maar ook
particulieren die zich inzetten voor de vrijheden.
Voorbeelden hiervan zijn de mensen achter het jaarlijkse
Bevrijdingsfestival in Vlissingen en van het
Bevrijdingsmuseum in Nieuwdorp. Door bundeling van de
diverse activiteiten wordt het duidelijker hoe actueel de
rede van Roosevelt nog steeds is. Want ook in onze moderne maatschappij staan de vier vrijheden onder druk, zoals
alleen al de vluchtelingenproblematiek ons laat zien.
Kijk voor meer informatie over de Four Freedoms Awards
en de Roosevelt Four Freedoms Movement op
www.zeeuwseankers.nl en www.fourfreedoms.nl.
Nieuw informatiecentrum benadrukt hechte band
tussen Roosevelts en Oud-Vossemeer
Zeeland en vooral Oud-Vossemeer hebben een
hechte band met de Roosevelts. Beide voormalige
Amerikaanse presidenten met deze naam, zowel
Theodore Roosevelt (1901-1909) als Franklin Delano
Roosevelt (1933-1945), waren nazaten van Claes
Maartenszen van Rosenvelt. Deze verre voorvader
van de Roosevelts zette rond 1649 voet aan wal in
Nieuw-Amsterdam, het huidige New York City.
Aangenomen wordt dat Claes Maartenszen uit
Oud-Vossemeer afkomstig was.
Binnenkort wordt de band van de Roosevelts met
het Thoolse dorp ‘beleefbaar’ met de opening van
een permanent informatiecentrum over de familie en
het ontstaan van de Vier Vrijheden, die Franklin Delano
Roosevelt in 1941 formuleerde. Dit informatiecentrum
wordt gehuisvest in het monumentale Ambachtsherenhuis in de Raadhuisstraat. De officiële opening is
op woensdag 20 april. De exploitatie zal in handen zijn
van de onlangs opgerichte stichting Roosevelt
Oud-Vossemeer. Naast een bezoek aan het informatiecentrum kunnen geïnteresseerden ook een kijkje
nemen in en rond de Nederlands hervormde kerk
van het dorp: in de kerk komt de naam (Van) Rosevelt
voor op een door de familie geschonken doopvont en
kroonluchter, bij de kerk bevindt zich het Four
Freedoms Monument van beeldend kunstenaar
Nico van den Boezem.
Het Four Freedoms Monument bij de NH-kerk van Oud-Vossemeer.
Zeeuws Erfgoed
8 maart 2016 | 01
Luchtfoto van de Zeelandbrug, hét symbool van Zeeland (foto Photographics vooor DNA Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl).
50 jaar Zeelandbrug
Symbool van de provincie nu rijksmonument
Een monumentale brug in een land van overkanten, zo kan de Zeelandbrug wel genoemd worden.
Dit is zeker van toepassing sinds cultuurminister Jet Bussemaker de brug op 15 december 2015
officieel heeft aangewezen als rijksmonument. Een mooi verjaardagscadeau voor hét symbool
van Zeeland, dat tevens ooit de langste brug van Europa was.
De Zeelandbrug stond al enige tijd op een selectielijst
van 89 potentiële nieuwe rijksmonumenten: waardevolle
en kenmerkende bouwwerken en locaties uit de wederopbouwperiode 1959-1965 die op korte termijn voor een
rijksmonumentale status in aanmerking zouden komen.
Deze selectielijst werd op 18 maart 2013 openbaar, toen
minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap de lijst voor advies overhandigde aan de
Raad voor Cultuur. Na instemming van de Raad zette
de minister vervolgens de aanwijzingsprocedure in de
herfst van 2013 in gang. En op 15 december was het zover:
de jarige Zeelandbrug kreeg tijdens een feestelijke
bijeenkomst in de Nieuwe Kerk in Zierikzee de rijksmonumentale status officieel toebedeeld.
vorm van de overspanning en de bijzondere bouwtechniek:
52 zich herhalende gebogen brugelementen van elk 95
meter, rustend op pijlers die met behulp van drie holle
betonnen palen in de zeebodem zijn verankerd. Om de
doorgang van de scheepvaart niet te belemmeren, is
tevens een 40 meter lang beweegbaar gedeelte in de brug
opgenomen. De Zeelandbrug is volgens de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed een uitzonderlijk voorbeeld van
prefabricage, aangezien zowel de fundering, de pijlers als
het brugdek uit geprefabriceerde elementen bestaat.
Tevens is ze vanwege haar hoge ligging en getoogde
bouwvorm zichtbepalend op de Oosterschelde. Bij de
oplevering was de Zeelandbrug met 5.022 meter de
langste brug van Europa.
Bijzonder en zichtbepalend
De Zeelandbrug, die - zoals nogal eens wordt verondersteld
- geen deel uitmaakt van de Deltawerken, wordt vanuit de
overheid als bijzonder gekenmerkt vanwege de innovatieve
Provinciaal initiatief
Begin 1963 werd een begin gemaakt met de bouw van
de Zeelandbrug, die tot april 1967 Oosterscheldebrug zou
heten. Deze eerste verbinding over open zeewater moest 4
Zeeuws Erfgoed
9 maart 2016 | 01
Een oldtimer rijdt tijdens de feestelijkheden over de Zeelandbrug (foto Provincie Zeeland).
Zeeland beter ontsluiten naar de rest van Nederland. Want
hoewel de kort daarvoor aangelegde wegen over de deltadammen Zeeland open hadden gelegd voor het verkeer,
bleef de Oosterschelde een obstakel. Dit kwam vooral
doordat de bestaande veerverbinding tussen Zierikzee
op Schouwen-Duiveland en Kats op Noord-Beveland de
groeiende verkeersdruk niet aankon. Wachten op een
door de Rijksoverheid in 1978 te bouwen Oosterscheldedam
was voor de Provincie geen optie. Om zowel de handel als
het toerisme op korte termijn te bevorderen, besloot de
Provincie Zeeland om in eigen beheer een brug tussen
Zierikzee en Colijnsplaat te bouwen.
Tol
Voor de financiering van de bouw (77 miljoen gulden)
moest de Provincie Zeeland een lening afsluiten. Om deze
lening te kunnen afbetalen, besloot de Provincie om tolgeld
te innen voor motorvoertuigen. In eerste instantie was het
de bedoeling om de brug na twaalf jaar tolvrij te maken:
de beoogde (tolvrije) Oosterscheldedam zou dan immers
gereed zijn. De bouw van deze dam werd echter uitgesteld
en de de inkomsten uit de tol vielen veel lager uit dan
gedacht. De tolkaartjes werden duurder en de Provinciale
Zeeuwse Brug Maatschappij moest zelfs lenen bij de
Provincie. Ook toen de weg over de stormvloedkering in
1987 was geopend, handhaafde het provinciebestuur de tol
voor de Zeelandbrug om daarmee een onderhoudsfonds
te vullen. Ondertussen was het aantal auto’s dat per dag
de brug passeerde gedaald van 7.700 in 1970 tot onder
de 6.000 in 1987. Pas na de, door de gemeentebesturen
afgedwongen, afschaffing van de tol op 31 december 1992
nam het aantal passerende auto’s weer toe.
Koninklijke opening
In de middag van 15 december 1965 opende toenmalig
koningin Juliana de Zeelandbrug door het openstellen
van de verkeersbrug voor het wegverkeer. Ze deed dit door
in het brugwachtershuisje op enkele knoppen te drukken,
waarmee de basculebrug werd neergelaten en de slagbomen werden opgehaald. Kort voor deze openingshandeling vond er nog een pijnlijk incident plaats, waarbij
een van de genodigden een neerdalende slagboom op zijn
hoofd kreeg. Tot grote opluchting van de organisatie liep
het voorval met een sisser af. Na de opening liep koningin
Juliana onder luid gejuich en scheepshoorngetoeter over
de gesloten basculebrug naar de Schouwse kant, terwijl
de Koninklijke Harmonie ‘Kunst en Eer’ het Zeeuwse
volkslied de frisse, maar droge winterlucht inblies.
Bij veerhaven ‘de Val’ nam de koningin een defilé af van
de Zeeuwse vervoersverenigingen, waaraan 237 voertuigen
deelnamen. Vervolgens reisde ze door naar Zierikzee,
waar in restaurant Mondragon ter afsluiting van de
feestelijkheden enkele toespraken werden gehouden.
ANWB-wegenwachtstation
Voorafgaand aan de officiële openingshandeling had
koningin Juliana aan de Noord-Bevelandse kant van de
brug het nieuwe ANWB-wegenwachtstation geopend.
De medewerkers ervan zouden niet alleen het wegverkeer
op de zojuist geopende brug onder hun hoede nemen,
maar zouden tevens fungeren als hulpverleners voor het
traject Zierikzee-Grevelingendam. De nabijheid van het
Zeeuws Erfgoed
ANWB-wegenwachtstation was geen overbodige luxe,
aangezien op de Zeelandbrug geen vluchtstroken waren
aangebracht. Gestrande weggebruikers moesten daarom
met behulp van een van de achttien praatpalen, door hun
specifieke ronde vorm in de volksmond ‘kletskoeken’
genoemd, zo snel mogelijk contact opnemen met het
nabijgelegen wegenwachtstation, om verkeersopstoppingen
zoveel mogelijk te voorkomen. Overigens leidden niet
alleen pechgevallen tot files, ook pieken in het aantal
passages waren soms de oorzaak van (lange) wachttijden
bij de tolpoorten. Zo ook op in het eerste weekend na de
opening van de brug, toen - ondanks de hoge tolgelden van
5 gulden voor een retour - circa 6.500 auto’s de tolpoorten
passeerden.
Feestelijk programma
Precies 50 jaar na de opening van de Zeelandbrug
door toenmalig koning Juliana reed op 15 december 2015
opnieuw een feestelijke stoet vanuit Zierikzee over de
Zeelandbrug. Deze keer bestond de stoet uit een tiental
oldtimers en een touringcar met genodigden voor de
feestelijkheden, waaronder enkele brugbouwers van weleer.
Het officiële gedeelte vond plaats in de Nieuwe Kerk in
Zierikzee, waar Susan Lammers als directeur Kennis en
Advies van de Rijksdienst het besluit tot aanwijzing als
rijksmonument overhandigde aan Zeeuws gedeputeerde
Harry van der Maas. Gedurende het feestelijke middagprogramma werd een infopunt van de gemeente
Schouwen-Duiveland bij parkeerterrein ‘de Val’ onthuld.
Janty Arends-Koevoets en burgemeester
Gerard Rabelink van de gemeente
Schouwen-Duiveland onthullen
een nieuw informatiepunt bij
parkeerterrein ‘de Val’.
Ook de tentoonstelling
VASTEiland in het Stadhuismuseum
in Zierikzee werd die dag geopend door
commissaris van de Koning Han Polman. Intussen
konden internetbezoekers persoonlijke herinneringen aan
de Zeelandbrug lezen, die zowel Zeeuwen als niet-Zeeuwen
na een oproep van de Provincie hadden toegezonden
(zie de website www.zeeland.nl/zeelandbrug).
11 maart 2016 | 01
De weervisserij in de Oosterschelde
Weer 3 op de Hooge Kraaijer (foto Don van Rooy).
Het oostelijk deel van de Oosterschelde is al eeuwenlang het terrein voor een bijzondere vorm
van visserij: de weervisserij. Daarbij zwemt de vis tussen een soort hagen (‘weren’) die in het
water zijn geplaatst een fuik binnen en kan zo worden gevangen. Op de plek waar door stormvloeden
in de zestiende eeuw hele dorpen en landerijen wegspoelden, bevinden zich nu de wateren waarin
met name ansjovis goed gedijt.
Deze wateren liggen op Zeeuws grondgebied. Ze werden
bevist door vissers uit Bergen op Zoom en lange tijd ook
door vissers uit Tholen. De afbakening van de visgronden
was in het verleden vaak een bron van hooglopende
conflicten.
Verdronken land als kraamkamer
Door de verwoestende stormvloeden in de zestiende
eeuw ontstonden in de Oosterschelde ondiepe plekken:
verdronken land en zandplaten. De temperatuur van
het water was op deze plaatsen hoger, waardoor ze een
geschikte paaiplaats en kraamkamer voor ansjovis
vormden. Dit kleine visje werd als een delicatesse
beschouwd en de ansjovis uit Bergen op Zoom was begin
negentiende eeuw wereldberoemd. Ansjovis werd in weren
gevangen, evenals makreel, geep, haring (een andere soort
dan de Noordzeeharing) en andere vissoorten die als
bijvangst (‘omvis’) werden beschouwd. Bliek (jonge haring)
en sprot werden tot voor enkele jaren geleden geleverd
aan een vismeelfabriekje in Tholen. Als enige vissoort werd
ansjovis niet meteen verkocht, maar door de vissers thuis
verwerkt. Ze werd schoongemaakt, in pekel ingelegd en
Zeeuws Erfgoed
soms pas een paar jaar later - als de smaak op z’n best
was - op de markt gebracht. Het ansjovisseizoen duurde
kort (mei-juni). Vanwege de seizoensgebondenheid, maar
ook vanwege de vaak geringe verdiensten, hoge kosten en
wisselende vangsten combineerden de weervissers hun
beroep vaak met andere vormen van visserij.
Vissen met een weer
Een weer bestaat uit twee vleuken (vleugels) die samen
een V vormen en uitmonden in een fuik (ook wel weerkamer genoemd). Een vleuk is een rij eiken-, beuken- of
berkenhouten staken over een lengte van zo’n 800 tot
1.000 meter. De vissers plaatsten de staken vroeger elk
jaar aan het begin van het seizoen. De fuik, waarin de
vleuken uitkomen, is afgezet met gaas of netten en het
fuikgat aan het eind wordt afgesloten met twee horren.
Ansjovis zoekt in het voorjaar het warme water in het
oostelijke deel van de Oosterschelde op om zich voort
te planten. Als het water opkomt, zwemt de vis daar
instinctief naar toe. Bij afgaand tij zoekt de vis dieper
water op en zwemt zo tussen de vleuken de weer binnen.
12 maart 2016 | 01
Hendricus Adrianus (Hendrik) Landa (1882-?) maakt een gat met een grondboor. Zijn zoon Marcelus (Celes) Landa (1915-?) draagt een bos hout
(foto uit 1926 door L.H. van der Aa; collectie Markiezenhof Historisch Centrum).
De staken staan door de stroming flink te trillen, hetgeen
de vis ervan weerhoudt om er tussendoor te zwemmen.
Als vervolgens het grootste deel van de zandplaat
droogvalt, wordt de vis gedwongen de fuik in te zwemmen.
De weervissers varen twee keer per etmaal uit. Drie uur
nadat het eb is geworden, varen ze naar de weer. Daar
wachten ze tot het water voldoende is gezakt, waarna
eerst de bovenste hor wordt verwijderd en vervolgens - als
er nog een meter water in de fuik staat - de onderste hor.
Meteen daarna plaatsen ze een zogeheten fuiknet in het
fuikgat. Twee mannen gaan in waadpakken de fuik in en
drijven de vis met een zegen (een net van ongeveer
25 meter lang en aan de onderkant verzwaard met drijvers)
naar het fuiknet. Daarop wordt het fuiknet gelicht, de hor
teruggeplaatst en de vis met een schepnet aan boord
gehaald. Dit wordt zo nodig herhaald, net zolang tot zich
in de fuik geen vis meer bevindt. Dan wordt de fuik
gesloten door de twee horren terug te plaatsen.
Van vader op zoon
Het vak van weervisser ging over van vader op zoon.
Er kwam veel bij kijken. Een visser moest onder meer
kennis hebben van stromingen, vissoorten, weersomstandigheden en het tij en hij moest over vaardigheden
beschikken om een goede weer te steken, zijn schip te
onderhouden en netten te boeten. Dat laatste werd ook
wel door vrouwen gedaan, die zich daarnaast bezighielden
met het verwerken van de ansjovis en het verkopen van
de andere vis.
Zeeuws Erfgoed
Visgronden en conflicten
De oudste vermelding van weervisserij in de Oosterschelde
dateert uit 1673. Met name vissers uit Tholen en Bergen
op Zoom hielden zich ermee bezig. Dat leidde bij tijd en
wijle tot stevige conflicten over wie op welke gronden
mocht vissen. Een overeenkomst uit 1781 loste dit op;
op een kaart van drie jaar later zijn de grenzen van de
verschillende gebieden ingetekend. Sinds 1825 worden
de visgronden aan de vissers verpacht, vanaf 1877 ook
die voor de ansjovisvisserij. De problemen waren toen
nog niet voorbij. Nadat in 1877 de verpachting bij opbod
was ingevoerd, stegen de pachtprijzen tot absurde hoogten.
Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd dit systeem
afgeschaft en werden de weren uitgegeven in een soort
erfpacht.
Ooit stonden er 25 tot 30 visweren in de kom van de
Oosterschelde. Op dit moment zijn dat er nog drie:
twee weren op de Speelmansplaten (gemeente Tholen)
en één op de Hooge Kraaijer of Tarweplaat (gemeente
Reimerswaal). In alle drie de gevallen vist daar
tegenwoordig de firma Van Dort uit Bergen op Zoom.
Dit artikel is gebaseerd op het eind vorig jaar verschenen boek van Johanna
Jacobs, Adriaan van Roode en Marc van der Steen (red.), De weervissers
van Bergen op Zoom. Over een eeuwenoude vangstmethode, mensen, vis
en smaak!, een uitgave van de Stichting Behoud Weervisserij.
13 maart 2016 | 01
Promovendus Rika Ghijsen met paranimfen Bea Immink (links) en (rechts) Lien de Josselin de Jong-Van den Hoek
(fotograaf onbekend; bron: ZB| Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland).
Rika Ghijsen,
dialectwoordenboekenschrijfster
Zeeland heeft een mooi Woordenboek der Zeeuwse dialecten, dat ondertussen vijftig jaar oud is. De
samensteller ervan was een vrouw: Hendrika Catharina Maria Ghijsen (22 november 1884 - 25 maart
1976). In die tijd was dat heel opmerkelijk. Ze was in het Nederlandse taalgebied de eerste vrouw die
een dialectwoordenboek schreef en na haar duurde het nog lang voor een andere vrouw zich hieraan
heeft gewaagd.
Als we alle dialectwoordenboeken van de laatste honderd
jaar bekijken, dan zien we pas heel recent vrouwen
opduiken. Ze vormen nog altijd een heel kleine minderheid.
Voor haar vele werk aan dat Woordenboek der Zeeuwse
dialecten kreeg Rika in 2015 een borstbeeld in Domburg.
Rika Ghijsen was de dochter van Matthieu Ghijsen. Hij
woonde na zijn overplaatsing naar Zeeland eerst in het
huis ‘Baron Chassé’ in de Gortstraat K 19 te Middelburg
(tegenwoordig Sociëteit de Vergenoeging). Rika groeide
op in een verdraagzaam en vooruitstrevend gezin.
Ze had twee broers. In 1900 kocht het gezin ‘De Lijsterhof’
aan de Weststraat 11 in Domburg, dat tot 1920 als
zomerresidentie dienstdeed. Daar zou ze de rest van
haar leven blijven wonen, na haar studies in Leiden.
Ze deed haar kandidaatsexamen in 1909 en koos daarna
voor een geschiedenisstudie. In 1913 deed zij haar doctoraal
in Nederlands en Geschiedenis. Op 8 juli 1919 promoveerde
zij cum laude op de dissertatie: Betje Wolff, jeugd en
huwelijksjaren. Tijdens de oorlogsjaren hielp ze mee in
vluchtelingencomités, vooral toen heel wat Belgen als
oorlogsvluchtelingen naar Zeeland kwamen.
Zeeuws Erfgoed
Rika was dus in eerste instantie historica en letterkundige.
Pas later kunnen we haar ook taalkundige noemen. Rond
1926 contacteerde Van Ginneken haar om een deel over
de Zeeuwse dialecten te schrijven voor zijn boek
De Nederlandsche dialecten in den loop der eeuwen.
Filologie - nu heet dat taalkunde - was niet haar echte vak,
maar toch ontdekte ze al snel een zwak element in het plan
van Van Ginneken, namelijk dat men zelf goed onderlegd
moest zijn in het spreken van het dialect. Dit plan ging
uiteindelijk niet door, maar enkele jongemannen besloten
rond die tijd - 1928/1929 - een Zeeuwsche Vereeniging voor
Dialectonderzoek op te richten. Zij benaderden Rika omdat
ze met het idee speelden een Zeeuws woordenboek te
maken. Rika Ghijsen werd al spoedig tot secretaresse van
de vereniging aangesteld. Met de hulp van allerlei contactpersonen in heel Zeeland (boeren, onderwijzers, dominees,
burgemeesters, echte dialectsprekers et cetera) werden
woordenlijsten ingevuld. Na de dood van haar moeder in
1935 zou Rika zich jarenlang op dialectonderzoek richten.
Het werk aan het prachtige Woordenboek der Zeeuwse
dialecten liep niet van een leien dakje. De lemma’s - een
14 maart 2016 | 01
en Aagje Deken. Ze had deze woorden ook op haar eigen
levensloop kunnen plakken. Ook zij is immers een dappere
vrouw geweest.
Het woordenboek werd tussen 1959 en 1964 in drie delen
gepubliceerd. Zoals nu ook vaak gebeurt met dialectwoordenboeken, was het vrijwel onmiddellijk uitverkocht.
23 november 1964 werd een grote dag voor haar: de dag
na haar 80ste verjaardag werd het derde en laatste deel
van het woordenboek uitgegeven. Dit werd op 22 november
2014 - 50 jaar later - herdacht in de Zeeuwse Bibliotheek
te Middelburg. Op die dag werd ook de digitale online versie
aan het publiek gepresenteerd. Op www.zeeuwsewoordenbank.nl kan het woordenboek aan de hand van zoekfuncties
gemakkelijk worden doorzocht.
Het borstbeeld van Rika in Domburg.
moeilijke naam voor een woordenboekartikel - werden op
steekkaarten geschreven. Toen het oorlog werd, werden de
kaartenbakken in de bomvrije kelders van de Middelburgse
bibliotheek geplaatst, maar door het bombardement in mei
1940 ging al het werk aan de eerste letters - de A tot de F
waren drukklaar - verloren. Rika moest het werk opnieuw
doen. Tussen 1943 en 1947 lag het werk aan het
woordenboek stil. Rika werd geëvacueerd naar Utrecht.
Daar ontmoette zij onder andere professor De Vooys die
haar overhaalde om ook weer haar letterkundig werk op
te nemen, wat ze ook deed. In 1954 publiceerde ze Dapper
vrouwenleven. Karakter en levensbeeld van Betje Wolff
Na haar overlijden verscheen de biografie Hendrika
Catharina Maria Ghijsen “Herinneringen”. M.P. de Bruin,
op dat ogenblik hoofd van het Zeeuws Documentatiecentrum, schreef in 1976 een in memoriam over haar in
Taal en tongval, het tijdschrift voor dialectologie, waarin
zij zelf diverse artikelen schreef gedurende haar leven.
Ghijsen ligt begraven op de begraafplaats van Domburg,
waar ze behalve het borstbeeld dat in het najaar van 2015
werd onthuld ook een straatnaam (de Doctor H.C.M.
Ghijsenstraat) heeft gekregen.
Hendrika Catharina Maria Ghijsen was een opmerkelijke en
hardwerkende vrouw, die voor de Zeeuwen een geweldige
schat heeft achtergelaten. We kunnen haar hier alleen
maar dankbaar voor zijn.
Het Jaar van het Boek straks ook het Jaar van de Streektaal?
Bijna drie jaar geleden opende het Museum Het Belfort in Sluis. Op de tweede verdieping krijgen
bezoekers de kans Johan Hendrik van Dale, de bekende woordenboekschrijver, te leren kennen.
Wie dus in het kader van 2016 Jaar van het Boek naar een museum wil, is hier aan het goede adres.
In Museum Het Belfort is dankzij de beroemde Sluizenaar
Johan Hendrik van Dale heel veel aandacht voor woordenboeken. En woordenboeken hebben met taal te maken.
Er is zodoende ook aandacht voor streektaal, zowel voor
dialectwoordenboeken als voor de taal zelf. Streektaal is
immers vooral spreektaal, maar mensen zijn al decennia
lang geïnteresseerd in hun eigen moederstaal en schrijven
er dan ook over. De combinatie van boeken en streektaal
is in dit museum aanwezig. Hier is ook de SCEZ-tentoonstelling De Zeeuwse Klapbank met audiofragmenten uit
heel Zeeland te beluisteren in een permanente installatie.
Het Belfort is blijkbaar niet het enige museum dat in
streektaal geïnteresseerd was en is. 2016 lijkt duidelijk
het jaar te worden waarin op diverse plaatsen aandacht is
voor de Zeeuwse streektaal. Het Warenhuis, Museum Land
van Axel wil in de loop van 2016 een kamer inrichten,
waarin aandacht wordt besteed aan de taal van ZeeuwsVlaanderen. Het project wordt in de loop van 2016
uitgewerkt.
Maar ook buiten Zeeuws-Vlaanderen komt er meer en meer
aandacht voor taal. Het VVV-Inspiratiepunt Domburg heeft
Zeeuws Erfgoed
de SCEZ gevraagd om te helpen met een kleine bijdrage
over de streektaal. Uit de verhalen van De Zeeuwse
Klapbank heeft het inspiratiepunt vier korte fragmenten
gekozen die daar te beluisteren zijn.
Een echte streektalententoonstelling komt er vanaf eind
maart in Goemanszorg in Dreischor. De wisseltentoonstelling van dit jaar toont de Nieuwe Cronyk van Zeeland
van Mattheus Smallegange - alweer een boek in het Jaar
van het Boek - en er is aandacht voor Zeeuwse streekdrachten en Zeeuwse streektaal, dit onder andere naar
aanleiding van de onlangs gevierde 50ste verjaardag van
het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. De Zeeuwse
Klapbank zal er met alle fragmenten te zien en te
beluisteren zijn, en ook de bioscoopstoelen met verhalen
uit de reizende tentoonstelling van toen krijgen er een
plaats.
Wie dus iets over streektaal in Zeeland wil horen, kan in
2016 zowel in Sluis, Domburg, Dreischor en later ook nog
in Axel terecht. Dat ons Zeeuwse immaterieel cultureel
erfgoed op deze manier in de kijker wordt geplaatst,
kan de SCEZ alleen maar toejuichen.
15 maart 2016 | 01
Online project over Eerste Wereldoorlog
Honderd jaar na de ‘Groote Oorlog’ wordt op landelijk en internationaal niveau de Eerste Wereldoorlog
herdacht. Het was een oorlog op het Europese continent, waarbij alle grootmachten betrokken waren.
Ook Zeeland kreeg ermee te maken. Wie meer wil weten over de gevolgen van deze oorlog voor
Zeeland en haar inwoners, kan terecht op de website www.zeeuwseankers.nl. In de vorm van een
nieuw onderwijsproject worden daar de belangrijkste Zeeuwse thema’s ontsloten.
Een van de Prezi-presentaties.
Reconstructie van de ‘doodendraad’ in het Nederlands Openluchtmuseum.
Het project ‘Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ is
in eerste instantie ontwikkeld voor het onderwijs.
De grote hoeveelheid aan bronnen en doorverwijzingen
maakt het project echter ook aantrekkelijk voor andere
geïnteresseerden in WO I. De provincie Zeeland grensde
vier jaar lang aan deze grenzeloze oorlog; een oorlog
die niet aan haar voorbijging. Er vielen slachtoffers in
Zeeuws-Vlaanderen door de aanleg van de elektrische
‘doodendraad’ en in Sluis, Cadzand, Goes en Zierikzee
door vergissingsbombardementen. En toen België als
‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen opeiste,
werden anti-annexatiecommités opgericht.
Het opvlammend nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen
beïnvloedde de internationale onderhandelingen sterk.
draad’, smokkel en spionage, vliegtuigen, bommen en
zeemijnen, op rantsoen en anti-annexatie. Thema’s als
vluchtelingen en ‘doodendraad’ haken direct aan bij de
actualiteit. Aan het begin van de oorlog kwam een stroom
van naar schatting een miljoen Belgische vluchtelingen
naar Nederland, dat toen 6 miljoen inwoners had.
De bronnen geven aan hoe destijds de opvang van
vluchtelingen geregeld werd. Het opwerpen van muren
rondom landen of steden om mensen buiten te sluiten,
zoals ook tijdens WO I werd gedaan door het aanleggen
van de elektrische ‘doodendraad’, is afgelopen jaar in een
televisiereeks door de VARA uitgezonden. In de lesideeën
van dit project worden bij deze thema’s opdrachten
voorgesteld om ‘toen’ en ‘nu’ te verbinden.
In de provincie zijn nog veel sporen van de oorlog te
vinden: in het landschap, in de steden en ook in musea
en archieven. De gemeentearchieven van Goes en
Schouwen-Duiveland en het Zeeuws Archief hebben via
de digitale weg, of door middel van tentoonstellingen,
veel bronnen over de oorlog laten zien. De Provinciale
Zeeuwse Courant heeft een blog gemaakt met informatie
over Belgische vluchtelingen en hun toevluchtsoorden in
Zeeland. Er zijn video’s en documentaires gemaakt,
bijvoorbeeld door Rieks Soepenberg over de ‘doodendraad’.
Prezi-presentaties
Om het project in de klas in te leiden, is voor ieder thema
een Prezi-presentatie* gemaakt. Op een aantrekkelijke
manier worden de kijkers via de presentatie door de
bronnen heen geloodst. Onderwerpen die op heel
Zeeland van toepassing zijn worden getoond op de kaart
van Zeeland. Via een tijdlijn wordt duidelijk wat wanneer
gebeurde tijdens de oorlog.
Ontwikkeling educatieproject
De Eerste Wereldoorlog wordt ook in Zeeland van 2014 tot
en met 2018 herdacht met allerlei activiteiten en projecten.
Om alle losse activiteiten te verbinden, is het educatieve
project ‘Zeeland tijdens de Eerste Wereldoorlog’ ontwikkeld.
Vanuit de verhaallijn zijn zeven deelthema’s gekozen:
algemene inleiding en mobilisatie, vluchtelingen, ‘dooden-
Zeeuws Erfgoed
Zeeuwse Ankers
Het educatieve project ‘Zeeland tijdens de Eerste
Wereldoorlog’ is geplaatst op het digitale platform
www.zeeuwseankers.nl. Via de startpagina kan er
doorgeklikt worden naar de zeven deelthema’s.
* Een Prezi-presentatie is een digitale presentatiemanier, waardoor het
onderwerp door de leerkrachten op een aansprekende manier ingeleid
kan worden.
16 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Kaart van Zeeland met vluchtelingenstromen uit België (bron: gemeentearchief Tholen).
Bij ieder deelthema hoort een pdf met lesideeën en een
docentenhandleiding met achtergrondinformatie. Zowel
op de internetpagina’s als in de pdf’s met lesideeën is
een schat aan bronnenmateriaal te vinden: foto’s, krantenartikelen, video’s, liedteksten. De bronnen kunnen, op een
enkele uitzondering na, voor alle lesniveaus worden
ingezet. De lesideeën bij de bronnen zijn op drie niveaus
gemaakt: de groepen 7 en 8 van de basisschool,
de onderbouw en de bovenbouw van het voortgezet
onderwijs. De geschiedenismethodes bieden dit
onderwerp ook voor die niveaus aan.
Informatie over fysieke sporen van de Eerste Wereldoorlog
zijn opgenomen in de bijlage van de docentenhandleiding.
De Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW)
biedt voor het onderwijs diverse gastlessen aan.
De gastlessen kunnen in overleg met de docent en
op onderwerp worden aangevraagd.
Uittesten lesmateriaal
Het project is bekeken en beoordeeld door een aantal
docenten. Aanbevelingen van deze docenten zijn verwerkt
in het project. Er is enthousiast gereageerd over het
Zeeuws Erfgoed
gebruik van de website en de gemakkelijke ontsluiting
van zoveel bronnen. De docenten hebben aangegeven
het project ook zeker in te gaan zetten zodra WO I in de
geschiedenislessen aan de orde komt.
Samenwerking
Het project is door de SCEZ en projectbureau Villakulla uit
Aardenburg ontwikkeld en gefinancierd door de Provincie
Zeeland. Er is hierbij samengewerkt met het Zeeuws
Archief, de gemeente-archieven van Goes, Kapelle,
Schouwen-Duiveland, Sluis, Tholen en Vlissingen, de ZB|
Planbureau en Bibliotheek van Zeeland en de Heemkundige
Kring West-Zeeuws-Vlaanderen. Ook is gebruik gemaakt
van de expertise van de Stichting De Oorlog Was Overal en
van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog.
Omroep Zeeland maakt dit jaar een achtdelige televisieserie rond Zeeland en WO I. De uitzendingen staan vanaf
10 mei wekelijks op dinsdag geprogrammeerd, vanaf 17.20
uur. Na uitzending in mei en juni worden de filmpjes
toegevoegd aan het digitale educatieproject en zijn dan
te bekijken via zeeuwseankers.nl.
17 maart 2016 | 01
Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland
‘Internationaal’ scheepshout
uit middeleeuws Hulst
In 2011 zijn bij het project Hulst-Nieuwe Bierkaai in kades en beschoeiingen van de laatmiddeleeuwse
haven waardevolle scheepsdelen aangetroffen: de eerste substantiële en goed onderzochte Zeeuwse
vondst van deze categorie. De vondsten wijzen op handelsconnecties van laatmiddeleeuws Hulst met
steden in het Oostzeegebied.
Gangplanken van een deel van de achtersteven van de ‘Hulst 2’. Op de voorgrond zijn de stevenlassen, de schuine verbindingen met de steven, goed zichtbaar.
Het opgraven en bestuderen van de laatmiddeleeuwse
scheepsresten was de grootste investering in actueel
onderzoek vanuit de Provinciale Onderzoeksagenda
Archeologie Zeeland (POAZ). Bij gebrek aan (financiële)
middelen van de gemeente Hulst (opdrachtgever) en
Arcadis (hoofdaannemer archeologie) konden de vondsten
helaas niet de juiste scheepsarcheologische aandacht
krijgen. Uiteindelijk is in opdracht en op kosten van
de Provincie Zeeland dat onderzoek wel uitgevoerd.
Onderzoek en uitwerking door de auteurs zijn afgerond
met veel inzet van de SCEZ, medewerking van de
Rijksuniversiteit Groningen en vele vrijwilligers.
Zeeuws Erfgoed
Beschoeiingen
De hergebruikte resten van ontmantelde schepen zijn
aangetroffen op twee plaatsen in het (zuid)oostelijk deel
van de havenkom, aan de zijde van de Bierkaaistraat. Op
de meest zuidelijke locatie waren samenhangende en losse
delen van een of meer schepen verwerkt in een houten
beschoeiing over een lengte van tien meter en een hoogte
van twee meter. Daarnaast en daarachter bevond zich nog
een beschoeiing met hergebruikt ander hout, van onder
andere een houten bank. Even ten noorden daarvan bevond
zich een samenhangend bakboorddeel van een schip,
waarvan de stevens waren afgezaagd en gekapt als een
grondkering onder een bakstenen kademuur.
Het gaat om delen van vier verschillende schepen.
Van drie vaartuigen zijn meerdere samenhangende delen
18 maart 2016 | 01
Gangplank GA van de ‘Hulst 3’. De klinkplaatjes zijn zichtbaar op de bovenrand van de binnenzijde van de plank (links); de ronde spijkerkoppen op de bovenrand
aan de buitenzijde (rechts). Breeuwsel is met arcering aangeduid (tekening Y. van Popta/L.C.J. Goldschmitz-Wielinga).
bewaard gebleven. De resten bestaan vrijwel uitsluitend uit
planken van de scheepshuid. Door het ontbreken van
andere kenmerkende onderdelen blijven de scheepstypen
onbekend. Het belang van de onderzoeksresultaten ligt
vooral in de dateringen en de herkomst van de schepen
en de daarmee samenhangende informatie over Hulst als
middeleeuwse havenstad.
Dateringen
In de zuidelijke beschoeiing waren resten van drie
verschillende scheepsconstructies verwerkt. Ze stammen
allemaal uit de eerste helft van de dertiende eeuw; de
schepen hebben ook in deze periode in Zeeland gevaren.
Van het schip ‘Hulst 2’ is het meeste scheepshout
afkomstig: meer dan 38 huidplanken waaronder planken
van bij de achtersteven. Uit het dendrochronologische
onderzoek (van jaarringen in het hout) blijkt dat dit schip
het oudste is. Het meeste scheepshout ervan is gekapt
rond 1223. Van de ‘Hulst 1’ zijn vijf plankdelen en een
spantfragment gevonden. Het hout voor dit schip is gekapt
rond 1229. Een enkele plank, waarvan geen exacte datering
is, vertegenwoordigt de ‘Hulst 4’. Het overige scheepsdeel,
‘Hulst 3’ uit de noordelijke beschoeiing, is een bakboordfragment van de scheepsromp. Dit is bijna een eeuw
jonger: het hout is gekapt tussen 1302 en 1315.
Herkomst van de schepen
Het dendrochronologische onderzoek en onderzoek van de
gebruikte breeuwsels (om naden te dichten) wierp ook licht
op de plaatsen waar de schepen vermoedelijk gebouwd zijn.
‘Hulst 1’ komt vermoedelijk uit het Rijn-Maasgebied, maar
het mosbreeuwsel is afkomstig uit Noordoost-Denemarken.
‘Hulst 2’ heeft een duidelijke link met de Oostzeehavenstad
Lübeck en is gebreeuwd met schapen- of eerder geitenhaar,
een Scandinavisch kenmerk. Het hout en het mosbreeuwsel
van de ‘Hulst 3’ wijzen op een Poolse herkomst,
vermoedelijk de omgeving van de havenstad Gdansk.
De kenmerken van de ‘Hulst 4’ zijn dubbel geslagen
spijkers, mosbreeuwsel en een behandeling van het hout
met harpuis (een mengsel van hars, lijnolie en vet of
zwavel). Deze wijzen op een West-Europese herkomst.
‘Hulst 2’ heeft als enig schip duidelijke sporen van
reparaties, waarvan één nog is uitgevoerd tijdens de bouw
van het schip en de overige waarschijnlijk op een of meer
andere plaatsen in Zuid-Scandinavië.
Zeeuws Erfgoed
Aandacht voor Zeeuwse scheepsresten
De huidige onderzoeksresultaten bevestigen het in
2011 uitgebrachte deskundig advies dat ‘de resten
uniek zijn voor maritieme infrastructuur, bijna van
nationaal belang en uiteraard daarvan voor de
provincie Zeeland van eminente waarde’. De inzet
vanuit de POAZ voor dit onderzoek leverde een
belangrijke bijdrage aan de maritieme geschiedenis
van de stad Hulst en van Zeeland. Scheepsvondsten
zijn in Zeeuwse plaatsen met een haven of maritieme
geschiedenis geen incidenteel geval. Men moet ervan
uitgaan dat dergelijke scheepsvondsten niet alleen bij
onderzoek van havengebieden, maar ook van
nederzettingen kunnen voorkomen. Ze verdienen
onze voortgezette aandacht!
Contacten met de Oostzee
Tot aan de vondsten in Hulst beperkten goed gedocumenteerde en gedateerde laatmiddeleeuwse (1050-1500)
scheepsresten zich tot enkele ijzeren klinknagels uit een
boerennederzetting bij Serooskerke. Het belang van de nu
onderzochte scheepsvondsten is dan ook groot. Er zijn
voor de eerste keer duidelijke aanwijzingen voor handelsconnecties van laatmiddeleeuws Hulst met steden in het
Oostzeegebied (Gdansk, Lübeck). De laatmiddeleeuwse
handel vanuit Hulst was voornamelijk gericht op Frankrijk
(wijn) en Engeland (wol). Gegevens voor maritieme handelscontacten met het Oostzeegebied waren tot nog toe
onbekend. Restanten van schepen met Scandinavische
scheepsbouwkenmerken zijn in Nederland wél bekend.
Ze dateren voornamelijk uit de vroege middeleeuwen,
al zijn er ook enkele uit latere perioden. De jongste
daarvan (circa 1470-1650) komt uit een oude Scheldearm
ten noorden van Antwerpen, ook in de regio rond Hulst.
Robert van Dierendonck en Jeroen Vermeersch
Literatuur
J. Vermeersch & R.M. van Dierendonck (in druk [2016]):
De laatmiddeleeuwse scheepsresten van Hulst-Nieuwe Bierkaai (Bierkaaistraat).
In: S. Depuydt (red.), 2016: Nieuwe Bierkaai (deelgebieden 2 en 3)
(Bierkaaistraat, Dubbele Poort, Vismarkt, Overdamstraat) te Hulst,
gemeente Hulst. Archeologische Begeleiding, protocol Opgraven, Zaamslag
(Artefact! Rapport 228).
19 maart 2016 | 01
Stadhuismuseum Zierikzee
gaat verzelfstandigd verder
Het Stadhuismuseum Zierikzee is per 1 januari 2016 verzelfstandigd. Het gemeentemuseum van
Schouwen-Duiveland maakt niet langer onderdeel uit van de gemeente, maar zet als stichting de
exploitatie zelfstandig voort. De collectie en het gebouw blijven wel eigendom van de gemeente.
De museummedewerkers hebben een arbeidscontract bij de Stichting Stadhuismuseum Zierikzee.
zich te nemen. Peter de Regt, Kees van Tilburg en Albert
Scheffers werkten eerst een keuzedocument uit voor de
gemeenteraad. Op basis van de keuze van de raad werd
een bedrijfsplan voor het zelfstandig maken van het
Stadhuismuseum Zierikzee opgesteld. Dit bedrijfsplan
geldt voor de termijn 2016-2019 en werd op 25 juni 2015
goedgekeurd.
De voorbereidingen voor de verzelfstandiging konden
toen pas echt beginnen. Alle lopende contracten van het
museum werden tegen het licht gehouden en waar nodig
beëindigd of tegen gunstigere voorwaarden afgesloten.
Enkele contracten worden ‘uitgezeten’ en te zijner tijd
tegen gunstigere voorwaarden opnieuw afgesloten.
Het Stadhuismuseum dankt haar naam aan het gebouw waarin het is
gehuisvest, namelijk het voormalige stadhuis van Zierikzee, een
monumentaal pand van ruim 450 jaar oud.
Voorgeschiedenis
Het Stadhuismuseum Zierikzee heeft een geschiedenis
die teruggaat tot 1911. In dat jaar werd een begin gemaakt
met de inrichting van de museale opstelling op de zolder
van het toenmalige stadhuis.
In 2007 werd besloten om het oude stadhuis van Zierikzee
geheel te renoveren en op termijn in te richten als
Stadhuismuseum. De collectie van het Maritiem Museum
Zierikzee, in die tijd gevestigd in het eveneens in Zierikzee
gelegen Gravensteen, werd samengevoegd met die van het
Stadhuismuseum. Beide collecties werden in april 2012
weer openbaar en voor publiek toegankelijk gemaakt.
Gekozen werd voor een sfeervolle permanente opstelling
van een aantal topstukken uit de collecties in het
Zierikzeese Stadhuismuseum. De gevangeniscellen van het
Gravensteen zijn tegenwoordig alleen onder begeleiding
van een gids van het Stadhuismuseum te bezichtigen.
Voorbereidingen
De gemeente Schouwen-Duiveland bracht eind 2013 een
rapport uit over een onderzoek naar de randvoorwaarden
voor verzelfstandiging van (de exploitatie van) het
Stadhuismuseum. De gemeenteraad reageerde op dit
onderzoek onder meer met de eis dat de verzelfstandiging
niet vanuit de gemeente zelf zou moeten worden geregeld,
maar dat hiervoor een externe deskundige moest worden
aangetrokken. Twynstra Gudde Interim Management uit
Amersfoort kreeg de opdracht om per direct de directie
en het kwartiermakerschap van de verzelfstandiging op
Zeeuws Erfgoed
In het Gravensteen uit 1524 bevindt zich de oudste
gevangenis van Zeeland, waarvan de sporen nog
duidelijk zichtbaar zijn.
20 maart 2016 | 01
Rijdende trein
Ondertussen moest het Stadhuismuseum Zierikzee als
organisatie gewoon doorgaan. De trein moest blijven rijden
en wel zo succesvol mogelijk binnen het door de gemeente
beschikbaar gestelde budget. Er werd afscheid genomen
van waardevol personeel: conservator Peter Priester
vertrok uit eigen beweging naar Het Markiezenhof in
Bergen op Zoom, secretaresse Pia Krijger en museummedewerkers Cobie Stouten en Lydia Mol gingen met
(vervroegd) pensioen. Algemeen museummedewerker
Bianca van ’t Slot greep de kans aan om zich te ontwikkelen
tot coördinator vrijwilligers en eventmanager. Medewerker
Eric Bontekoe heeft nu een taakomschrijving waarin zijn
functie als medewerker beveiliging en techniek tot
uitdrukking komt. Minke van Meerten zet haar functie als
beheerder van de collectie van de gemeente SchouwenDuiveland voort. Carlijn Coumans (presentatie en educatie),
Karin Straver (office manager), Laura van Zeijl (PR en
communicatie / secretariaat) en Veronica Frenks
(conservator) zijn als nieuwe medewerkers van buiten
de gemeenteorganisatie aangetrokken. Samen met het
actieve team van vrijwilligers hebben zij 2015 tot een
succesjaar gemaakt met op 30 december de feestelijke
verwelkoming van de 20.000ste bezoeker van het jaar.
Een absoluut hoogterecord voor het Stadhuismuseum
Zierikzee sinds de opening op woensdag 4 april 2012!
en kreeg vervolgens de twee bekers in bruikleen. De bekers
zijn de komende drie jaar te bezichtigen. De drie museale
kerntaken onderzoek, publicatie en presentatie komen zo
fraai bij elkaar.
Andere mooie voorbeelden van samenwerken zijn: het
vooruitgeschoven kassapunt van het Stadhuismuseum in
de Dikke Toren, het verwerven van vitrines die flexibel
ingezet kunnen worden bij de acht musea binnen de
eigen gemeente en de tentoonstelling VASTEiland.
Deze tentoonstelling gaat over de ontsluiting van
Schouwen-Duiveland door het gereedkomen van de
Grevelingendam en de Zeelandbrug in 1965 en is tot eind
januari 2016 te zien geweest op de zolderverdieping van
het Stadhuismuseum. De kosten voor de expositie zijn
volledig gedragen door het Stadhuismuseum. Dat moet
in de toekomst vanzelfsprekend anders.
Huis de Haene dateert uit de eerste helft van de veertiende eeuw en heeft
daarmee de oudste gevel van Schouwen-Duiveland (foto’s Stadhuismuseum).
Twee zilveren Avondmaalsbekers van de kerk van het verdronken dorp
Bommenede zijn de komende drie jaar in het Stadhuismuseum te
bezichtigen.
Samenwerking
De gemeente Schouwen-Duiveland is er veel aan gelegen
om de samenwerking tussen de musea binnen de gemeente
Schouwen-Duiveland te versterken. Uit de plannen voor
verzelfstandiging van het Stadhuismuseum Zierikzee is te
concluderen dat samenwerking op twee niveaus mogelijk
is: binnen Zierikzee en op het gehele eiland. Het Stadhuismuseum kan en wil in eerste instantie de ‘motor’ zijn van
Museaal en Monumentaal Zierikzee.
Een mooi voorbeeld van spontane samenwerking tussen
het Stadhuismuseum en andere organisaties betreft de
Avondmaalsbekers van Bommenede. Een particulier
onderzoeker meldde zich bij het Stadhuismuseum met
een prachtig verhaal over twee zilveren bekers die hebben
toebehoord aan de kerk van het verdronken dorp
Bommenede op Schouwen-Duiveland. Het verhaal werd
gepubliceerd in het orgaan van de lokale historische
vereniging ‘Stad en Lande’. Het Stadhuismuseum verzocht
Zeeuws Erfgoed
Ambities
Het Stadhuismuseum Zierikzee wil de komende jaren de
Zierikzeese monumenten het Gravensteen (Mol 6) en
Huis de Haene (Meelstraat 1 / Poststraat 4) verder helpen
ontwikkelen in hun museale functie. Het Gravensteen biedt
daartoe de meeste mogelijkheden. Het gebouw diende
voorheen als bestuurlijk en financieel centrum en was de
strafgevangenis van het graafschap Holland en Zeeland
en het gewest Zeeland. Dat is goed uit te beelden in
presentaties. Berekend is dat het Gravensteen de stad
Zierikzee en daarmee de gemeente Schouwen-Duiveland
op jaarbasis 20.000-25.000 extra museumbezoekers kan
opleveren. Huis de Haene, het pand met de oudste gevel
van Schouwen-Duiveland, biedt het Stadhuismuseum
Zierikzee vooral de ruimte die het nu mist. Deze locatie
biedt perspectief op: een goede vergaderfaciliteit, een
ruimte voor erfgoededucatie voor leerlingen en meerdere
ruimten om medewerkers van buiten het Stadhuismuseum
een goede werkplek te bieden.
Albert A.J. Scheffers,
directeur a.i. Stadhuismuseum Zierikzee
21 maart 2016 | 01
Bart van Harn uit Kattendijke werkt in volle concentratie aan het kerkraamkozijn waarmee hij tweede zou worden (foto Stichting RIBO).
Zeeuwse restauratieleerling
tweede bij Skills Heroes
Restauratietimmerleerling Bart van Harn uit Kattendijke mag zich een van de drie beste jonge
restauratietimmerlieden noemen. Hij eindigde eind december op de tweede plaats tijdens de
vakwedstrijd restauratietimmeren van Skills Heroes in Hengelo. De ROP-coördinator van
Zeeland sprak met hem over zijn passie voor oude gebouwen en over het wedstrijdverloop.
De landelijke Skills Heroes zijn bedoeld voor mbo’ers.
Studenten uit tientallen vakrichtingen, niveaus en leerjaren
krijgen de kans om hun talenten te laten zien aan de hand
van door Skills Netherlands ontwikkelde opdrachten.
De wedstrijd voor de restauratiebranche op 15 en 16
december 2015 in Hengelo vond plaats bij Stichting RIBO,
het ROP-Oost. Restauratietimmerman Bart van Harn,
leerling bij Bouwmensen Zuid-West in Goes, vertelt erover.
“Ik ben pas later aan de opleiding timmeren begonnen.
Ik heb eerst een administratieve opleiding gevolgd. Doordat
ik wel eens wat klusjes deed voor vrienden en familie kwam
ik tot de ontdekking dat ik timmeren veel leuker vond dan
administratief werk. Ik ben daarom een opleiding gaan
volgen bij Bouwmensen Zuid-West. De eerste anderhalf
jaar van het mbo 2 (leren en werken) heb ik in de
nieuwbouw gewerkt bij Bouwgroep Peters. Later kon ik
aan de slag op een restauratiebouwplaats van het ROP.
Het werk vond ik daar vanaf het begin af aan heel leuk en
boeiend. Het is bijna nooit hetzelfde en je mag vaak zelf
een oplossing bedenken hoe je iets gaat herstellen. Na
mijn slagen voor het mbo 2 ben ik met de vervolgopleiding
mbo 3 met uitstroom richting restauratie gestart. Nu werk
ik bijna het hele jaar door aan historische gebouwen zoals
kerken, herenhuizen en landgoederen.”
De kwaliteit van Barts werk was ook ROP-coördinator John
Akkermans niet onopgemerkt gebleven en hij droeg Bart
voor de vakwedstrijd in Hengelo voor. Daar gaan de beste
Zeeuws Erfgoed
restauratieleerlingen vanuit heel Nederland de strijd
aan om kampioen te worden. Er namen in totaal zeven
restauratietalenten aan de landelijke restauratiewedstrijd
deel.
Bart wist hier de tweede plaats te bemachtigen. “Bij
aanvang van deze tweedaagse wedstrijd wordt er eerst
geloot om de werkstukken. De opdrachten waren zeer
uiteenlopend, bijvoorbeeld het namaken van een kozijn
met schuifraam, het vervangen van een stijl, dorpels en
roedes van een authentieke deur, het opknappen van een
lambrisering bestaande uit paneelwerk of het vervangen
van een dorpel en een ronde stijl van een kerkraamkozijn.
Juist waar de meeste deelnemers voor terugdeinzen, lootte
ik het kerkraamkozijn. Ik liet me hierdoor echter niet van
de wijs brengen en begon, na de uitleg, vol goede moed
aan mijn opdracht. Pas aan het einde van de eerste
inspannende dag hadden wij onderling oog voor elkaars
werkstukken. Dat gaf mij het vertrouwen dat ik nodig had
om de tweede wedstrijddag met gezonde competitie in te
gaan. Na veel passen en meten zette ik aan het einde van
de dag het werkstuk in elkaar en viel alles op zijn plaats.”
De voorzitter van de MBO Raad, Jan van Zijl, maakte
de eerste drie namen bekend. Met een zeer klein puntenverschil werd Bart tweede op winnaar René Sol uit
Westzaan. Stan Veldkamp uit Lichtenvoorde mocht de
derde beker in ontvangst nemen. Ook in 2016 zal er weer
een restauratiewedstrijd in Hengelo plaatsvinden.
22 maart 2016 | 01
Archeologisch nieuws
Robert van Dierendonck wijst met een prikstok naar details van funderingsresten.
Excursie Zeeuwse Ankers Tolsende
Verdronken dorpen spreken tot de verbeelding. Op 18
november 2015 organiseerde de SCEZ vanuit Zeeuwse
Ankers (www.zeeuwseankers.nl) een excursie naar
Tolsende, ter herinnering aan de stormvloed Sint-Felix
Quade Saterdach op 5 november 1530. Tolsende was
een van de zwaar getroffen dorpen bij deze stormvloed.
Het dorp lag ten noordoosten van Yerseke in het huidige
Verdronken Land van Zuid-Beveland, dat na volgende
stormvloeden in 1532 en 1552 volledig aan de zee is
prijsgegeven. Het is een beschermd natuurgebied, dat
niet zomaar mag worden betreden. De Provincie Zeeland
verleende speciaal voor deze excursie een vergunning.
Het evenement werd medegeorganiseerd door het
OosterscheldeMuseum in Yerseke.
vermoedelijk de kerktoren werden bekeken onder leiding
van SCEZ-archeoloog Robert van Dierendonck en amateurarcheoloog Christ van Terheijden.
Een groep van meer dan tachtig belangstellenden, van
jong tot oud, trok in een colonne auto’s vanuit Yerseke naar
de dijk achter de locatie van Tolsende. Gelukkig bleek de
invloed van getij en wind mee te vallen en konden enkele
uren in het slik worden doorgebracht. De nog zichtbare
fundamentresten van grote en kleine huizen en
Aan de deelnemers werd verzocht een bijdrage te leveren
aan het onderzoek van dit nog vrij onbekende dorp.
Dit gebeurde door het uitvoeren van een veldkartering,
waarbij alle zichtbare losse archeologische vondsten zijn
verzameld. Zo kan een globale indruk worden verkregen
van de datering van de archeologische resten in het dorp.
De vondsten werden na afloop overgedragen aan de SCEZ
voor onderzoek en opname in het Zeeuws Archeologisch
Depot. Ook is een duidelijk zichtbare huisrest met een
dubbele bakstenen vloer ingemeten.
Na afloop werden de deelnemers gastvrij ontvangen in
het OosterscheldeMuseum, waar men zich ook kon laven
aan meer informatie over de verdronken stad Reimerswaal
en het verdronken land. Vanwege de grote belangstelling
moesten nogal wat mensen op een wachtlijst worden
geplaatst. Nieuwe excursies in samenwerking met het
OosterscheldeMuseum staan gepland voor 12 en 13 april.
Kijk voor meer informatie op www.zeeuwseankers.nl.
Inventarisatie vondsten Ramsburg
Hilde van Heul (student University College Roosevelt in
Middelburg) werkte in het najaar van 2015 een tweetal
maanden aan inventarisatie van de vondsten van Hof
Ramsburg (Middelburg) volgens het Deventer-systeem.
Zij deed dit in het Zeeuws Archeologisch Depot van de
SCEZ, in samenwerking met archeoloog Bernard Meijlink
van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD).
Het stageproject van Hilde resulteerde in de gezamenlijke
UCR/WAD-catalogus Archaeological Finds from Hof
Ramsburg: Seventeenth- and Eighteenth-Century Rural
Zeeland. Ook van vondsten van kasteel Zandenburg (Veere)
verscheen op basis van werk in het Zeeuws Archeologisch
Depot een UCR-catalogus (door Merlijn Veltman en
H. Hochscheid): Status in Zeeland: The castle of
Sandenburg. Beide zijn te raadplegen in de mediatheek
van de SCEZ.
Hilde van Heul (UCR) en Bernard Meijlink (WAD) aan het werk in het Zeeuws
Archeologisch Depot.
Zeeuws Erfgoed
23 maart 2016 | 01
zeeuwse
ankers
Archeologie als passie
voor iedereen
Nieuwe vrijwilligers gezocht
Zonder geschiedenis geen toekomst. Het is dus zaak
om goed om te gaan met het nationale archeologische
erfgoed. Met 24 regionale afdelingen zijn de leden van
de AWN de ambassadeurs en belangenbehartigers van
de Nederlandse archeologie. De vrijwilligers van de
vereniging zetten zich in om maatschappelijk draagvlak
voor archeologie te creëren. Dit doen zij bijvoorbeeld
door mee te werken aan archeologisch veldonderzoek
en educatieve projecten op scholen, te assisteren in een
archeologisch depot of door het organiseren van
excursies, workshops, lezingen en tentoonstellingen.
De AWN-leden dragen op hun eigen manier bij aan
kennisvermeerdering en begrip bij inwoners en
betrokkenen. Ze ontvangen elke twee maanden het
archeologisch tijdschrift Westerheem. Het blad staat
uitvoerig stil bij resultaten van recent archeologisch
onderzoek, interessante publicaties en nieuwtjes.
De afdeling Zeeland geeft daarnaast het eigen
informatiebulletin Zuidwesterheem uit, met
archeologisch nieuws uit Zeeland en informatie over
lezingen, excursies en eigen veldactiviteiten. Ook is er
een eigen website (www.awnzeeland.nl) met informatie
over activiteiten, verslagen van projecten en meer.
Mede door toedoen van de afdeling Zeeland zijn de
verdronken dorpen op de archeologische kaart van
Zeeuwse AWN’ers werken aan een uitgegraven bruggenhoofd in Hulst (2011).
Zeeland gezet. De vrijwilligers van de afdeling Zeeland
hebben in de afgelopen twintig jaar uitgebreid
archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de verdronken
dorpen Oud-Valkenisse en Oud-Rilland in de slikken van
de Westerschelde. De onderzoeksresultaten van beide
projecten zijn in publieksvriendelijke monografieën
samengevat, die in boekvorm zijn uitgegeven
(Valkenisse in samenwerking met de SCEZ).
Daarnaast heeft de afdeling in de afgelopen jaren onder
andere bij vele onderzoeken en opgravingen geassisteerd
en bijdragen geleverd aan de vondstverwerking.
Archeologie is voor iedereen, dat is de doelstelling van
de AWN. Aan de slag in het veld, of in de werkruimte van
de AWN in het Zeeuws Archeologisch Depot bij de SCEZ
in Middelburg. Of, als je minder actief bent, gewoon met
je neus in de boeken. Bij de AWN kan het allemaal!
Aanmelden kan via de website www.awn-archeologie.nl,
per e-mail bij [email protected] of
door een kaartje te sturen naar Secretariaat AWN,
Postbus 714, 3170 AA Poortugaal.
Uit Zeeuwse bodem
Walcheren
Oude funderingen Serooskerke
Op 21 december 2015 verrichtte de SCEZ een archeologische waarneming in de voortuin van Noordweg 58
in Serooskerke, na een vondstmelding door de bewoner,
de heer J. Zachariasse. Hij had in een door hem gegraven
rioleringssleuf enkele baksteenconcentraties waargenomen
op een diepte van 45 centimeter onder het maaiveld.
Waarschijnlijk betreft het funderingsresten, want op één
plaats waren enkele stenen nog in verband te zien.
Zuid- en Noord-Beveland
Onderzoek Berg van Troje
In opdracht van de gemeente Borsele verrichtte de SCEZ
in oktober en november 2015 archeologische boringen en
sonderingen met een prikstok op een perceel grasland met
bomen langs de Monsterweg in Borssele. In het perceel
Zeeuws Erfgoed
In de concentraties waren zowel rode als gele bakstenen
aanwezig.
Eén baksteenfragment had de afmetingen ? x 12 x 6
centimeter (lengte x breedte x diepte), wat op een datering
in de zestiende eeuw wijst. Het kan dus gaan om de
restanten van een woning uit het begin van de nieuwe tijd
(na 1500), maar het baksteenmateriaal kan ook later zijn
hergebruikt. Op één plaats was nog een kleine muurrest
van gele ijsselstenen aanwezig; dit zal een restant zijn
geweest van een regenbak uit de zeventiende of
achttiende eeuw.
verrijst de bekende middeleeuwse kasteelberg of motte
‘Berg van Troje’. Direct ten westen hiervan is nog een
verhoogd deel in het weiland zichtbaar, dat de voorburcht
bij de berg (hoofdburcht) zal zijn geweest. Doel van de
boringen was het vaststellen van de breedte van de gracht
tussen voor- en hoofdburcht. De sonderingen dienden
ter opsporing van eventuele funderingen in het terrein.
24 maart 2016 | 01
De Berg van Troje in Borssele.
De resultaten van beide onderzoeken worden door Buro
Ruimte & Groen uit Borssele gebruikt voor de herinrichting
van het terrein.
Uit een proefsleuf die door archeoloog W.C. Braat in 1946 is
gegraven, was gebleken dat de gracht 16 meter breed was,
maar dat strookte niet met de resultaten van weerstandsmetingen door archeologisch adviesbureau RAAP uit
Weesp in 2015. Tussen de voor- en hoofdburcht bevond zich
namelijk een zone met een vrij hoge weerstand, wat niet te
verwachten valt op de plek van een gracht. De resultaten
van de boringen lieten zien dat op de overgang van de
motte naar de voorburcht een dik pakket puin aanwezig is
- waarschijnlijk zijn dat de resten van een bruggenhoofd en dat er inderdaad een vrij brede gracht lag tussen
voor- en hoofdburcht. De exacte breedte ervan kon met
de boringen niet worden bepaald; een voorzichtige
schatting van de minimale breedte ter hoogte van het
vermeende bruggenhoofd komt uit op 4 tot 6 meter.
De huidige voet van de berg was niet de oorspronkelijke.
Dat bleek uit de ligging van een ondersteunende bakstenen
ringmuur rond de berg, die zich nu in het westelijke talud
bevindt. Restanten van de ringmuur zijn door Braat in het
Overstromingssporen in Goes
De SCEZ deed op 25 november 2015 archeologische
waarnemingen op de Grote Markt in Goes, bij het graven
van een rechthoekige put voor een grote kerstboom. De
put werd in opdracht van de gemeente Goes gegraven tot
een diepte van 2,25 meter beneden maaiveld. Dit was een
uitgelezen mogelijkheid om de bodemopbouw in het Goese
centrum te bestuderen.
De bovenste 0,70 meter van het profiel bestond direct
onder het straatniveau uit recent ophogings- en verhardingsmateriaal, met eronder een verrommelde laag met
baksteenfragmenten. Daaronder bevonden zich achtereenvolgens een homogene klei- en een zandlaag, die op een
overstromingsfase wijzen. Of deze lagen in verband kunnen
worden gebracht met de beruchte vloeden van 1530 en
1532 is niet bekend. C. Dekker vermeldt in Een schamele
landstede (2006), zijn boek over de geschiedenis van Goes
tot 1577, weliswaar inundaties door genoemde vloeden,
maar hij gaat ervan uit dat ze de stad ongemoeid hebben
gelaten. De onderste meter in de put bestond uit een dik,
homogeen en donker ophogingspakket uit de late
Zeeuws Erfgoed
zuidwestelijke kwadrant van de berg aangetroffen.
Uit de sonderingen met de prikstok bleek dat ook in het
noordwestelijke kwadrant van de berg deze muur aanwezig
is. Voor het oostelijke deel van de berg kan dit niet meer
worden aangetoond, omdat de Duitsers daar in de Tweede
Wereldoorlog twee bunkers hebben aangelegd.
Met de prikstok is in het noordwestelijke deel van het
weiland een west-oost georiënteerde funderingsrest
waargenomen met een lengte van ongeveer 18 meter.
Niet duidelijk was of de fundering over die lengte geheel
doorliep. Mogelijk zijn er een of meer onderbrekingen,
zoals ook door Braat is waargenomen in een proefsleuf.
De muur maakt aan het westelijke uiteinde waarschijnlijk
nog een hoek in zuidelijke richting. Ook aan de zuid- en
oostzijde van het voorburchtterrein zijn funderingsresten
aangetoond.
In de boorprofielen was verder te zien dat na de middeleeuwse bewoningsfasen natuurlijke zandige kleilagen zijn
afgezet. Deze hebben misschien te maken met de stormvloeden van 1530 en 1532, toen het gebied van het huidige
Borssele overstroomde.
middeleeuwen en misschien nog deels uit de nieuwe tijd
(na 1500). Er bevond zich - afgezien van twee fragmenten
roodbakkend aardewerk uit de late middeleeuwen - vrijwel
geen vondstmateriaal in deze laag.
De put voor de kerstboom op de Grote Markt, Goes.
25 maart 2016 | 01
Vondstmeldingen Tolsende en Nieuwlande
De excursie naar Tolsende in november 2015 (zie bij
‘Archeologisch nieuws’ hierboven) leverde goede contacten
op met mensen die de locatie vroeger al
bezochten. Een afspraak met oudamateur-archeoloog Norbert van
den Berg uit Lewedorp leverde
interessante nieuwe gegevens op.
Hij vertelde dat al in 1967 of 1968
een groep uit België, volgens hun
zeggen van de Universiteit Gent,
zowel in Tolsende als in Nieuwlande
heeft opgegraven. Daarbij gebruikten
ze toen al metaaldetectoren.
Ook zou in die periode een groep
studenten van de Universiteit
Leiden in hetzelfde gebied drie
weken onderzoek hebben uitgevoerd. Beide gegevens moeten
worden geverifieerd, omdat
hiervan in de archeologische
archieven van Zeeland geen melding
is terug te vinden.
Beeldje van Christus als redder van de wereld, met in de linkerhand
de rijksappel met kruis. Datering vijftiende eeuw.
Van Tolsende heeft Van den Berg ook de locatie van de
voormalige molen gemeld, die hem weer door een ander
was aangeduid. Zelf was Van den Berg, alleen of in AWNverband, vooral actief in Nieuwlande. De vondsten van
die activiteiten heeft hij allemaal bewaard en zullen door
de medewerkers van de SCEZ op korte termijn geïnventariseerd en beschreven worden. Daaronder bevinden
zich aardewerkfragmenten en complete vormen, leren
schoenzolen, bronzen kandelaarfragmenten en een profaan
loodtinnen insigne van een zwaan op een tekstbanderol.
Heel bijzonder is het bovendeel van een vijftiende-eeuws
heiligenbeeldje van roodbakkend aardewerk, voorstellende
Christus als Salvator Mundi, dat vermoedelijk oorspronkelijk
van een witte sliblaag was voorzien. Van sommige vondsten
kan nog de vindplaats bepaald worden. De collectie zal op
termijn aan het Zeeuws Archeologisch Depot worden
overgedragen. Dit is een waardevolle schenking, want het
depot beschikt maar over weinig vondsten uit Nieuwlande,
en geen waarvan de juiste vindplaats bekend is. Wij hopen
dat vele zoekers in het Verdronken Land van Zuid-Beveland
dit voorbeeld willen volgen. De SCEZ is van plan het
archeologisch onderzoek naar Tolsende, onder andere
met de hulp van Van den Berg, de komende jaren te
intensiveren.
Zeeuws-Vlaanderen
Raadselachtige kist in Saeftinghe
Op 2 november 2015 deed de SCEZ een archeologische
waarneming op de slikken in het Verdronken Land van
Saeftinghe. De heer M. Zwartelé had de vondst gemeld
van een raadselachtige houten kist.
Volgens mededeling van de gidsen van stichting Het
Zeeuwse Landschap vindt ter plekke een sterke erosie
plaats; men verwachtte dat de archeologische resten
spoedig zouden wegspoelen. De kist is daarom direct
opgegraven. Hij bleek ingegraven in de klei, en was
langwerpig en iets trapeziumvormig. De lengte bedroeg
1,75 meter; de grootste breedte 0,34 meter en de kleinste
0,24 meter. De planken waren 1,5 à 2 centimeter dik en
verkeerden in slechte staat. Langs een van de lange
wanden bevond zich een strook met stukken verkoold hout.
Nieuwe steentijdvondsten uit Koewacht
Leden van de Werkgroep Archeologie Hulst (WAH) en de
AWN | Vereniging van vrijwilligers in de archeologie voerden met medewerking van de SCEZ op 26 november 2015
een archeologische veldkartering uit op een akker langs
de Emmabaan in Koewacht. In de periode 2010-2013 was
dat al vier keer eerder gebeurd. De veldkarteringen waren
het gevolg van eerder uitgevoerd regulier archeologisch
onderzoek, waarbij vuurstenen voorwerpen uit vooral de
middensteentijd (8000-4000 voor Christus) waren
aangetroffen. Het veldwerk, dat met medewerking van
de gemeente Terneuzen is uitgevoerd, was bedoeld om
informatie te verzamelen over de datering van de
voorwerpen en over de begrenzing van de zones van
de activiteiten. Er was na de eerdere archeologische
onderzoeken en veldkarteringen al een beeld ontstaan,
Zeeuws Erfgoed
Resten van de ‘raadselachtige’ kist in het Verdronken Land van Saeftinghe.
De kist had geen bodem meer; de maximale diepte was
18 centimeter. Er zijn geen archeologische resten, zoals
botmateriaal of aardewerk, in de kist aangetroffen. Naar
de functie en de datering blijft het dus gissen.
dat in het zuidoostelijke gedeelte van het terrein
de grootste concentratie van vuurstenen
voorwerpen aanwezig was. De resultaten van 2015
bevestigen dat beeld. Er werden 35 door de prehistorische
mens vervaardigde stuks vuursteen gevonden, waarvan de
meeste fragmenten uit het zuidoostelijke deel van de akker
komen. Onder het vondstmateriaal bevonden zich veel
resten van de vuursteenbewerking uit de middensteentijd,
maar er waren ook enkele stukken bij uit de nieuwe
steentijd (4000-2000 voor Christus), waaronder een
fraaie geretoucheerde pijlpunt, die aan de basis
overigens was gebroken.
Pijlpunt uit Koewacht.
Nieuwe steentijd; 4000-2000
voor Christus,
lengte 3,9 centimeter.
26 maart 2016 | 01
ERFGOEDallerlei
De SCEZ kan geen aanvullende
informatie verstrekken over de verkoop
van verschenen publicaties.
• Boeken
en eenmalige uitgaven
Kees de Baar, De Zeeuwse brievenposterij. Postvoorzieningen voor de
koopman (Arnhem: Nederlandse
Vereniging van Poststukken- en
Poststempelverzamelaars, 2015) 360 pag.;
ill., foto’s, grav., tab., krt., tek.; ISBN 97890-71650-39-0. Dit boek is in vijf delen
(en dertien hoofdstukken opgesplitst): Het
Zeeuwse handelsgewest; Handel, handelsvoorzieningen en handelscorrespondentie;
Stedelijke postvoorzieningen; de
Middelburgse postroutes; Een gewestelijke
postorganisatie. De auteur gaat onder
meer in op kooplieden, beurtveren en schippers, bodeschappen en postkantoren,
de diverse poststromen zoals die van de
VOC, WIC en MCC en die naar Afrika en
Noord- en Zuid-Amerika en de postroutes
binnen de Republiek. Bevat eindnoten per
hoofdstuk, een verklarende woordenlijst,
literatuur- en bronnenlijst en bijlagen.
Cees van den Bovenkamp, Uitgebeeld
verleden van Kamperland (Waarde:
C. van den Bovenkamp, 2015) 144 pag.;
foto’s, ISBN 978-90-70697-45-7. Uitgave
in de reeks ‘Uitgebeeld verleden’.
In dit dubbeldikke boek circa 250 foto’s
en beschrijvingen van onder meer de
ontsluiting van Noord-Beveland middels
de Veerse Gatdam in aanwezigheid van
koningin Juliana, oorlogsslachtoffers, de
landbouw, het plaatselijke middenstandsleven, grote gezinnen en het verenigingsleven. Het hele dorpsleven van de laatste
75 jaar passeert de revue. Vrijwel iedereen
die in dat tijdperk in Kamperland heeft
gewoond, kan zichzelf of eigen familieleden in het fotoboek aantreffen.
Johanna Jacobs, Adriaan van Roode,
Marc van der Steen (red.), De weervissers van Bergen op Zoom. Over een
eeuwenoude vangstmethode, mensen, vis
en smaak! (Stichting Behoud Weervisserij,
2014) 288 pag., ill., foto’s, dvd; ISBN 97890-9029415-5. Al eeuwenlang wordt
vanuit Bergen op Zoom en Tholen in de
Oosterschelde de weervisserij bedreven.
Dit boek gaat over de ontstaansgeschiedenis van het visgebied en de
vangstmethode. Veel aandacht is er ook
voor familieverhalen van Bergse weervissers. Het boek bevat bovendien
recepten voor gerechten met ansjovis
en andere vissoorten en sluit af met een
greep uit het werk van door de weervisserij geïnspireerde bezoekers, historici
en kunstenaars. Met dvd, lijst met noten,
literatuurlijst, register op persoonsnamen
en bedrijfsnamen, register op plaatsnamen en plaatsaanduidingen en
dankbetuigingen.
Johan Francke en Perry Moree,
Zee(uw)post. Gekaapte Zeeuwse brieven
uit de tijd van de Republiek. Speciale
uitgave voor de vrienden van de Zeeuwse
Bibliotheek (Middelburg: Zeeuwse
Bibliotheek, 2015) 24 pag; ill., foto’s.
Uitgave voor de Vrienden van de ZB over
het project Zee(uw)post waarin gekaapte
brieven uit de zeventiende en achttiende
eeuw centraal staan. In dit boekje worden
vier brieven getranscribeerd en van
historische context voorzien: een brief
uit Berbice uit 1780 bestemd voor C. Maale
aan de Kousteensedijk in Middelburg,
twee brieven bestemd voor de Turfkaai in
Middelburg uit 1781 en een gedicht voor
een bruiloft getiteld ‘de klacht van een
getrouwd man.’
Ada van Benthem Jutting, Mies. Een uit
de hand gelopen reportage. Over het
(on)gewone leven van een Middelburgse
boekverkoopster (1876-1928), een vrouw
die klaarstond voor de vluchtelingen in
de Eerste Wereldoorlog (A.G. van Ree-van
Benthem Jutting, 2015) 205 pag.; ill.,
foto’s; ISBN 978-90-824776-0-3. Mies was
de tante van de schrijfster en een fervent
brievenschrijfster. Haar brieven vormen
samen met krantenartikelen de ruggengraat van dit boek. Mies was zeer actief
in de hulpverlening aan de Belgische
vluchtelingen in 1914 en daarna en bouwde de bekende boekwinkel Van Benthem &
Jutting in de stad uit. Na een inleiding en
een verantwoording volgen vier delen
waarbij voorgeschiedenis, oorlog en ook
naoorlogse jaren van Mies aan bod komen.
Met dankwoord, stamboom en voetnoten.
Phons Bakx, Stichting Antropodium,
(opmaak en tekst) Jan Haak, heugenissen
aan een watergeest: volksmythische
personificatie van de verdrinkingsdood in
de Lage Landen en elders (Middelburg:
Stichting Antropodium/Maskertheatergroep Pandæmonium, 2015) 32 pag.; ill.,
foto’s, krt. Overzicht en herinneringen
aan de mythologische figuur Jan Haak, die
zich in (binnen)wateren in Zeeland ophield
en kinderen met zijn haak de diepte in zou
trekken. Het personage werd voor het
eerst door de maskertheatergroep ingezet
tijdens de ‘N8 van de N8’ in Middelburg in
2015, ter gelegenheid waarvan dit boekje
verscheen.
Wim Phaff, Mensen kijken. Korte verhalen,
gedichten en aforismen met als thema
‘Mensen kijken’ (Middelburg: de Drvkkery
| Schrijverspodium, 2015) 200 pag.; foto’s;
ISBN 978-94-92170-09-5. Korte verhalen,
gedichten en uitspraken, afwisselend in
het Nederlands en het Engels, van
Middelburger Wim Phaff. Phaff is een
observator van menselijke gewoonten,
ook die van hemzelf. Elke ochtend is hij
te vinden in de plaatselijke koffie- en theeschenkerij, waar hij met zijn maten koffie
drinkt en mensen observeert. Het plezier
dat hij hieruit haalt, heeft hij in Mensen
kijken omgezet in taal.
Ad Courtin e.a., Van buitenplaats tot
Heilige Blasiuskerk in Heinkenszand. 200
jaar R.K. Parochie (1815-2015) & 150 jaar
Parochiekerk (1865-2015) (Utrecht:
Digitalis, 2015) 128 pag.; ill., krt., tek.,
foto’s; ISBN 978-94-6228706-8.
Voorwoord door H. Buijssen. Bevat tien
hoofdstukken over onder meer de
geschiedenis van Heinkenszand zelf,
de katholieken van het dorp, de pastors,
gebouwen, kerkhof en omliggende tuin,
missionarissen uit de parochie, kerkschatten, kerkfinanciering, armbestuur en
caritas, kerkelijke gebruiken, zuilgebonden
verenigingen en de vele vrijwilligersgroepen. Met gebruikte bronnen,
calendarium, lijst van pastors en colofon.
Eric de Roo, De Gouden Poorte. Kroniek
van een Middelburgse patriciërswoning
(Middelburg: de Drvkkery |Schrijverspodium, 2015) 2016 pag.; ill., foto’s, tek.;
ISBN 978-94-92170-08-8. De auteur is
zelf bewoner van het statige
monumentenpand dat hij beschrijft.
Hij verdiepte zich in de geschiedenis en
maakte een kroniek over de eigenaars en
bewoners van het pand die teruggaat tot
het laatste kwart van de zestiende eeuw.
Het boek telt dertien hoofdstukken over
onder meer de Wagenaarstraat, huizen
met de naam ‘De Gouden Poorte’, de bouw
en verbouw van de woning, negentiendeen twintigste-eeuwse gebruikers, van
woonhuis tot volksgebouw, de brand van
Zeeuws Erfgoed
27 maart 2016 | 01
1989 en een nieuw begin. Voorzien van
een bijlage met eigenaren, inleiding, lijst
van geraadpleegde literatuur en
illustratiebronvermelding.
Rob Ruggenberg, Haaieneiland
(Amsterdam: Querido, 2015) 271 pag.; ill.,
krt.; ISBN 978-90-451-1875-8. Historisch
jeugdboek. Samen met zijn oudere broer
Pieter monstert de Walcherse Roemer in
1722 aan op een van de schepen die koers
zetten naar het vermeende Zuidland in de
Stille Oceaan. Scheurbuik zorgt voor veel
dodelijke slachtoffers, waaronder Pieter
die sterft na stranding op een koraaleiland. In het besef dat hun overlevingskansen klein zijn, besluit een vijftal
schepelingen te deserteren en achter te
blijven. Een van hen is Roemer. Het eiland
Takapoto lijkt louter paradijselijk te zijn,
maar al snel worden de mannen
geconfronteerd met de duistere kanten
ervan. Dit boek is inmiddels de zesde,
deels op feiten gebaseerde, historische
avonturenroman van deze voormalige
journalist, die zich opnieuw nauwkeurig
gedocumenteerd heeft.
• Tijdschriften
Archief. Mededelingen van het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (2014) 125 pag.; ill., krt., tek.,
grav.; ISSN 0166-594X. Naast de jaarverslagen staan er in dit jaarboek twee
artikelen. De eerste is van P.A. Henderikx
over ‘De graven en grafmonumenten van
graaf/rooms-koning Willem II en Floris
de Voogd in het koor van de Abdijkerk
te Middelburg’. Willem II zou in 1282 in de
Middelburgse abdij zijn bijgezet. Om wiens
graf het eigenlijk gaat, is nog steeds
onduidelijk, al lijkt het sinds de laatste
onderzoeken toch om Willems broer Floris
de Voogd te gaan. Het tweede artikel is
van de hand van L. van Driel, ‘De waarde
van het verleden, over Adriaan Kluit, een
geleerde rector van de Middelburgse
Illustre Schole’. Kluit schreef en vertaalde
poëzie, deed filologisch werk, legde
woordenlijsten aan en zette zich in voor
standaardtaal. Kluit hield zich bezig met
wetenschappelijk onderzoek en werd na
de Latijnse school hoogleraar aan de
Universiteit van Leiden.
Paul J. van Sluijs, Gedwongen vriendschap (Amsterdam, 2015) 432 pag.; ill.,
foto’s, krt.; ISBN 978-90-824255-0-5.
In dit boek beschrijft de auteur het verblijf
van zijn vader Ad van Sluijs en diens
lotgenoten in Leipzig in de periode maart
1943 tot mei 1945. Zij werden gedwongen
voor de Arbeitseinsatz te werken bij
Rudolf Sack, een fabrikant van landbouwwerktuigen, waar in de oorlog ook oorlogsmaterieel werd vervaardigd. Bij terugkeer konden de tewerkgestelden niet op
begrip rekenen. Van Sluijs beschrijft in
twintig hoofdstukken de tewerkstelling
van vertrek tot terugkeer waarbij
werkomstandigheden, werktijden, loon,
onderkomen, bombardementen, voeding,
ziekte, post en bevrijding aan bod komen.
Bevat veel fotomateriaal van zowel toen
als heden. Met literatuurverantwoording
en afbeeldingen.
Huib Uil, De scholen syn planthoven van
de gemeente. Het onderwijs in Zeeland en
Staats-Vlaanderen, 1578-1801
(Bergschenhoek: Marberg Media, 2015)
860 pag.; ill., foto’s, krt., tek; ISBN 978-90820494-7-3. Handelsuitgave van een op
3 december 2015 aan de VU verdedigd
proefschrift. Vuistdikke pil die het
onderwijs in Zeeland voor de Franse tijd
bespreekt. Na een inleiding wordt in zes
hoofdstukken ingegaan op het onderwijs
en de reformatie, de overheid en de kerk
(en daarmee alle gezindten binnen het
onderwijs), lesgevers, het onderwijs,
de leerlingen en de resultaten van het
onderwijs, en een conclusie.
Met samenvatting en Engelstalige
summary, lijst van gebruikte afkortingen,
literatuuropgave, index op persoons- en
geografische namen en bijlagen met
schoolregels, lesgevers en tarieven.
Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 34/2
(2015) 77-95 behandelt in ‘Vissen onder
Oostenrijkse vlag. Middelharnis tijdens de
Vierde Engelse Oorlog (1780-1784)’ van
Marlies Jongejan hoe de omvangrijke
visserijsector van Middelharnis (GoereeOverflakkee) wist te ontsnappen aan de
omstandigheden die deze broodwinning
teniet dreigden te doen. Middelharnis had
een belangrijke visveiling. Ook was er een
belangrijke tarbothandel op Engeland,
waarmee alle handel nu verboden was.
In 1782 verkochten de eigenaars uit
Middelharnis hun dertig vissersschepen
aan onderdanen van de Oostenrijkse
(Zuidelijke) Nederlanden; de vissers zelf
werden geregistreerd als burgers van
Gent. De schepen bleven gewoon in
Middelharnis gestationeerd. Niet alleen
de visserij, ook de tarbothandel op Londen
werd hervat. Na de totstandkoming van de
wapenstilstand kochten de oorspronkelijke
eigenaars onmiddellijk hun schepen terug.
Zeeuws Erfgoed
28 maart 2016 | 01
Zeeland. Tijdschrift van het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 24/4 (2015) 129-174, bevat één
lang en een drie kortere artikelen.
Lo van Driel schrijft over de jonge
Reimond Kimpe als letterkundige in Lier.
Hij zou tijdens de Eerste Wereldoorlog
naar Middelburg vluchten (zie ook De
Wete 2016/1). Gerard Heerebout duikt een
oude sententie op uit Middelburg waarbij
een stier vanwege de aanval op zijn bazin
(die daarbij dodelijk getroffen werd) tot
de doodstraf werd veroordeeld. In de
verzamelingen van het Genootschap stoft
Ronald Rijkse twee zeldzame kapitaalvoorletterboeken, schrijfboeken voor het
onderwijs, af. Conservator Paul Aarssen
schrijft over de psalmen in vertaling van
Marnix van Sint Aldegonde. Verder zijn er
onder de titel ‘Stop ik dit uur in de zak
van mijn jas’ nog enkele gedichten van de
hand van Karel Leeftink, foto’s van Johan
Geerse en vormgegeven door Ramon de
Nennie.
Zeeuws Tijdschrift 65 7 (2015) 1-62. Deze
editie van het Zeeuws Tijdschrift werd
geschreven door kunstcriticus Frits de
Coninck en is de catalogus bij de
tentoonstelling Van Zeeuwse bodem die
bij het CBK in Zeeland te zien was tot
13 januari 2016. Deze expo bevat werk van
tien jaar Zeeuwse Lichting: werk van jonge
aan kunstacademies afgestudeerde
Zeeuwen. Aan bod komen onder meer
Maarten Korstanje (beeldende kunst),
Johan Nieuwenhuize (fotografie),
Rens de Waal (mode), Christian van der
Kooy (fotografie/beeldende kunst),
Pepijn Bakker (architectuur), Dennis Wisse
(fotografie), Martijn de Wilde (grafische
vormgeving), Charlotte Apers (illustratie
en animatiefilm), Sjoerd Vroonland
(productdesign) en Gino Anthonisse
(mode).
Wij van Zeeland, van de Nederlandse
genealogische Vereniging afdeling
Zeeland (2015, 4), begint met de
beschrijving van de nagelaten boedel van
de notaris van Nieuwerkerk in het eerste
kwart van de achttiende eeuw, Hendrik
Smith. Daarna wordt verteld over de
huizen van de familie Vader in
Wissenkerke in de negentiende eeuw en
hun bewoners (auteurs P.C. Voorst Vader
en A.M. Kramer). In de rubriek
‘Voorouders komen tot leven’ gaat het
over de afstamming van Pieter Janse
Finson, die door een gelukkig toeval kon
worden ontrafeld. In een volgend artikel
komen de bewoners van de hofstede
Botjeszee bij Veere voor het voetlicht.
Schouen-Duiveland
Het eerste artikel in de Kroniek 2015 van
het Land van de Zeemeermin van de
Vereniging Stad en Lande van SchouwenDuiveland is van H. Uil: ‘de roeckelooste
van ’t gansche eylant’ en handelt over de
predikant Willem Teellinck, in zijn eerste
gemeente Haamstede en Burgh, 1606-1613.
Teellinck maakte zich sterk voor het
handhaven van de zondagsrust en
veroordeelde volksspelen als het trekken
van koppen van ganzen, het lopen met
zotskappen en de toneelspelen van de
rederijkerskamers. Hij wenste een
algemeen verbod op toneelspelen,
loterijen en dobbelen. De laatste jaren
van het kartelschip Vrouwe Geertruida zijn
gereconstrueerd door H. Landheer. De
laatste reis begon 9 december 1796 en
eindigde april 1797 op een zandbank voor
de Zeeuwse kust. Het schip werd naar
Hellevoetsluis versleept, waarna in 1802
het spoor doodliep. O.W. Hoogerhuis
vertelt over de diensttijd van een militair
te velde tijdens de Eerste Wereldoorlog en
In Stad en Lande van dezelfde vereniging
(oktober 2015) maar liefst twee verhalen
uit Nieuwerkerk: A. Flikweert schrijft
‘Het Kolenfonds te Nieuwerkerk - een
bijzondere uitwerking van de coöperatieve
gedachte’ en W. Kesteloo vraagt zich af
of Nieuwerkerk ooit een echt kasteeltje
heeft gehad. Ondanks veel gegevens en
vondsten is het pleit nog niet beslist.
R. van Langeraad KAzn haalt
herinneringen op aan het Zierikzees
Lyceum uit de jaren vijftig van de vorige
eeuw en B. Blikman vertelt over de
menslievende bedrijven van
Jan van Meerendonk, die zelf wel erg
te spreken was over zijn eigen daden.
J. Padmos transcribeerde een brief uit
1785 van Jacobus de Fouw, die veel nieuws
uit Haamstede bevat en dus een mooie
bron is voor degenen met belangstelling
voor het dorp. Van M. Verweij een nieuw
stuk over de studenten uit SchouwenDuiveland die in Leuven gingen studeren.
Tholen
Nehalennia, Archeologie, cultuurhistorie,
streektaal en volkscultuur van Zeeland en
Goeree-Overflakkee (winter 2015) opent
met een stuk over de parlevinkers die
hun brood verdienden op het Kanaal door
Zuid-Beveland, dat in 2016 150 jaar
bestaat. De geschiedenis van die
parlevinkers wordt door een lokaal project
in kaart gebracht en is te volgen op
www.parlevinkers.info. K. Beaart beschrijft
leven en werk van Johannes Goedaert
(1617-1668), de ontdekker van de
metamorfose. Hij was de grondlegger van
de entomologie en legde zijn onderzoeken
vast in de driedelige serie Metamorphosis
Naturalis, waarvan het eerste deel in 1660
verscheen. In een artikel van J. Simons
staat het buitenverblijf het Huys ten
Duyne centraal, rond 1650 door de broers
Jacob en Johan Resen gebouwd. Het huis
was in de loop van de tijd in handen van
verschillende families, tot het vanaf 1849
in verval begon te raken. In 1916 kwam er
definitief een einde aan de status van
buitenplaats en bleef alleen het
bijbehorende boerenbedrijf gehandhaafd,
onder leiding van de familie Maljaars.
Verder is het tijdschrift gevuld met de
gebruikelijke rubrieken.
Het jaarboek 2015 van de Heemkundekring Stad en Lande van Tholen heeft
als titel Droogleggers en Rederijkers.
P. Lindhoud beschrijft leven en werk van
de in Sint Maartensdijk geboren waterbouwkundige Cornelius Vermuyden
(1590-1677). Vermuyden kreeg zijn
eerste opdrachten in Engeland van koning
Jacobus I: het bedijken en ontwateren van
de koninklijke tuinen bij Windsor Castle,
het droogleggen van veengebieden bij
de rivier de Nen en als grotere uitdaging
de drooglegging van Hatfield Chase.
Vooral die laatste opdracht was een
zwaar karwei. Het werk duurde lang door
technische fouten en financiële moeilijkheden. De meningen over Vermuyden
zijn nogal tegengesteld; men vond hem
een groot waterbouwkundige maar een
slechte ondernemer. Namen van
instellingen in Engeland herinneren nog
aan hem, in Tholen is weinig dat nog aan
de naam Vermuyden herinnert.
K. de Koning duikt in de geschiedenis
van de rederijkerskamers op het eiland.
De meeste kamers ontstonden in de
zestiende eeuw, de leden luisterden
Zeeuws Erfgoed
29 maart 2016 | 01
belangrijke evenementen op en spuiden
hun kritiek op religieuze en politieke
zaken. Een late rederijkerskamer heet
De Eendracht, is in 1870 in Oud-Vossemeer
opgericht en bestaat nog steeds, nu als
toneelvereniging. Als laatste in dit jaarboek een artikel van K. Fase over het
‘vergeten’ bombardement op Rotterdam
op 31 maart 1943. Fase kreeg zijn
gegevens van Wim Overbeeke uit
Sint-Annaland, die als kind dit bombardement meemaakte.
Walcheren
A. Flikweert bespreekt de vertegenwoordigers van Schouwen-Duiveland in
de Staten van Zeeland in de afgelopen
twee eeuwen. Er zijn ook artikelen over
de ‘Insulaire Hypotheekbank, 1905-1943’
(J.G. Steenhof de Jong) en over de
‘avondmaalsbekers van Bommenee’
(J.P. Verseput). A.H. Stolk en H. Uil
schrijven ‘215 jaar vrijmetselarij in
Zierikzee’. De vrijmetselaarsloge
‘De Ster in ’t Oosten’ is een van de oudste
verenigingen van Schouwen-Duiveland.
Vrijmetselaars streven naar een broederschap der mensen; hen wordt geleerd
zichzelf symbolisch te zien als een ruwe
steen die moet worden bewerkt om
ingepast te worden bij de bouw van de
zinnebeeldige tempel der mensheid.
Veel gezindten vonden de weg naar loge
De Ster in ’t Oosten: humanisten,
aanhangers van verschillende godsdiensten, hoog- en minder hoogopgeleiden.
• Heem- en
oudheidkundige bladen
In De Wete (2015, 4) laat J. Zwemer zien
dat de gezondheid in Vrouwenpolder in
het tweede kwart van de negentiende
eeuw niet veel afweek van die in de
andere delen van het land. De effecten
van de aardappelcrisis - die een niet
onbelangrijke rol speelden wat betreft
onze gezondheid - komen in
Vrouwenpolder overeen met die in de rest
van het land. Uit zijn onderzoek blijkt dat
de gezondheid van mensen in de regio’s
die minder marktgericht produceerden
minder achteruitging dan die van
gebieden die zich op de markt
oriënteerden. H. Barentsen vertelt hoe
de ambachtsheer Bartholomeüs
Andrieszoon van Biggekerke, die in 1421
als burgemeester van Middelburg bekend
was, in 1433 aan zijn eind kwam.
A. de Klerk laat aan de hand van een
gedetailleerde hoogtekaart van Walcheren
zien hoe hoog en laag zich verhielden op
het eiland en hoe de Walcherse boeren
de landbouwkundige mogelijkheden en
beperkingen zoveel mogelijk benutten.
Door de herverkaveling en sinds 1982
een ruilverkaveling zijn veel vroegere
hoogteverschillen vervaagd. J. Simons
laat de sporen zien van het Nederlandse
koloniale verleden op Sri Lanka en
F. Rutgers van der Loeff-Mielziner
probeert de Westkappelaars te
doorgronden.
De Wete (2016, 1) heeft een uitgebreid
artikel van J. Braat over de Winterhulp in
de Tweede Wereldoorlog. De Stichting
Winterhulp Nederland is in 1940 in het
leven geroepen door dr. Seyss-Inquart
en was bedoeld om in bezet Nederland
behoeftige burgers ondersteuning te
verlenen. De Zeeuwse bevolking had goed
door dat het een verkapte Duitse instelling
was en reageerde dan ook lauw. Een
Vlissings spelletje uit de jaren vijftig was
‘blikken stempelen’. K. de Jonge legt uit
hoe het in zijn werk ging. Door een brief
van de Vlaamse schilder Reimond Kimpe
(1885-1970) weten we dat er tussen de
muur van de Penninghoeksingel en de
Noordstraat een prachtige grote tuin lag.
L. van Driel doet onderzoek en brengt
verslag uit over zijn bevindingen.
A.J. Puijpe schrijft het verhaal van Jan
Abke, dichter van de Veerse rederijkerskamer en uitbater van de Campveerse
Toren. Tot slot gaat J. Simons vertellen
over het Surinaamse dorp Domburg,
waarvan de naam voor het eerst
verscheen in 1719 op een kaart van Jacob
Hengevelt. We lezen over de opeenvolgende eigenaren van de Domburgse
plantage en over het feit dat Desi
Bouterse in dit Domburg geboren werd.
In het Polderhuisblad, Wasschappels
Magazine (oktober 2015) veel nieuwtjes
over de activiteiten in het Polderhuis,
waarvan er steeds meer komen.
Westkapelle is onstuitbaar! A. Provoost
doet verslag over de vuurtoren en hoe die,
mede door de vele vrijwilligers, een grote
trekpleister wordt voor toeristen.
J. Kaland geeft informatie over een
bijzondere inwoner van Westkapelle,
Stefanus Gabriëlse, een wat vreemde
flierefluiter die ook nog de
communistische krant De Waarheid leest.
Zeeuws-Vlaanderen
P. Feij verzorgt het eerste artikel in
Arneklanken, het bulletin van de
Historische Vereniging Arnemuiden
(2015, 4), over Johan Hendrik Schorer,
burgemeester van Arnemuiden van 18251831. Schorer hield in 1813-1814 een dagboek bij, toen hij als Garde d’Honneur in
het Franse leger diende. Het burgemeesterswerk werd vooral verzet door de
secretaris van Arnemuiden, C.D. Baars.
We lezen over het tegengaan van bedelarij
en andere misdrijven, rampen en ziekten
in de stad en hoe daarmee omgegaan
werd. L. Schouls vertelt wat een bodebus
is en waarom de Arnemuidse busse een
bijzondere bus was, een van de weinige
gemeentelijke objecten die nog echt
gebruikt wordt, al is het alleen bij
feestelijke gebeurtenissen. J. Adriaanse
behandelt Arnemuiden in de jaren 1567 tot
en met 1570: de toestand in Arnemuiden
bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog,
de achteruitgang van de Arnemuidse
handel, de penibele geldmiddelen, de
aanslag op kasteel Zeeburg en
Arnemuiden, en de verhouding tussen
Middelburg en Arnemuiden.
J. Lindenbergh-Beunk schrijft nostalgisch
over de winters van vroeger en P. Baaijens
over de moed die Cornelis Boone toonde
tijdens het bombardement op Middelburg
in 1940. R. Rijkse richt zijn aandacht op
Abraham van Overbeke, een Arnemuidse
schrijfmeester uit de zeventiende eeuw.
Hij is vrij onbekend gebleven maar heeft
wel een prachtig schrijfboek nagelaten.
Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging
Vrienden van het muZEEum en het
Gemeentearchief Vlissingen (2016,1),
brengt een lang artikel van J. Francke:
‘Pechelingue(s) of de slechte naam van
Vlissingers buiten de grenzen’. In vroeger
tijden boezemden de Vlissingers de
maritieme naties om ons heen zoveel
angst in, dat het woord Vlissinger - in
het Spaans en Portugees Pechelingue en
Pichillinge - synoniem werd voor piraat.
Hoe dit alles ontstaan en verlopen is
wordt uit de doeken gedaan aan de hand
van bestaande literatuur en onderzoek
door Francke. J. Simons vertelt het
verhaal van toparchitect Adriaen
Dortsman (1635-1682), afkomstig uit
Vlissingen, maar veel bekender geworden
buiten de stad, vooral in Amsterdam.
Behalve over leven en werk van deze
architect horen we dat een oud straatje
in Vlissingen, vroeger vermeld als
Dortsmanslop, later veranderd in
Dortsmansstraat, niet naar de architect
genoemd kan zijn, omdat het al in 1604
bestond. Hoe de zaak in elkaar zit, wordt
de lezer in dit stuk duidelijk gemaakt.
R. van Maanen schrijft over het belang van
ingenieur Jacob Janszen (1851-1918) voor
de Kon. Mij. De Schelde. Janszen is weinig
bekend, hoewel hij 43 jaar leiding gaf aan
de scheepsbouw en verantwoordelijk was
voor elk schip dat de scheepshelling
verliet. In het ‘muZEEumnieuws’ wordt de
bijzondere tentoonstelling besproken die
tot en met 24 april 2016 is te zien over
werken van vader en zoon Schütz.
In het jaarboek Kroniek 2015 van de
Stichting Heemkundige Kring Sas van
Gent geeft J. van Hecke een overzicht
van alle bijnamen die bekend zijn uit Sas
van Gent, en dat zijn er veel. Hij deed dit
met toestemming van de auteurs van het
boek Het Dikke Bijnamen Boek ZeeuwsVlaanderen (F. Deij en J. Naughton).
Ook van Van Hecke is het artikel ‘De
geschiedenis van het katholiek begraven
in Sas van Gent’. In de oude suikerloodsen
aan de rand van Sas van Gent is in 2015
een prachtig industrieel museum geopend,
mogelijk gemaakt door de inzet van veel
vrijwilligers. Het bedrijfsleven draagt
financieel bij aan het museum, stelt
collectiestukken beschikbaar en zet
medewerkers in. Het bezoekersaantal
Zeeuws Erfgoed
30 maart 2016 | 01
overtreft nu al de verwachtingen. Diederic
van Assenede, de auteur van het bekende
liefdesverhaal Floris ende Blancefloer was
een bekende figuur in de streek van de
Vier Ambachten. D. de Smet geeft
bijzonderheden over de schrijver,
de geschiedenis en de inhoud van het
verhaal aan de hand van een nieuw
Davidsfondsboek, geschreven door
professor Jozef Janssens. Ook in het
jaarboek 2015 verhalen over de
De Oostdam, de weg tussen Sas van Gent
en Westdorpe, over twijfel tussen God en
Prins Carnaval en nieuws over de bunkers
in de Kleine Sint-Albertdijk. Kunstenaar
Frans Kegels vertelt zelf over zijn leven en
werk. Een historisch overzicht van de
jaren 1919 tot 1929 uit het jubileumboek
uitgegeven ter gelegenheid van het 10jarig bestaan van de R.K. Coöperatieve
Verbruikersvereniging ‘De Volharding’,
geschreven door M.C. Geerts, is
overgenomen in de Kroniek 2015.
In het Bulletin van de Oudheidkundige
Kring ‘De Vier Ambachten’ (2015, 3) een
artikel van R.J.H. Lensen: ‘Van kerkgezang
en het gebroken brood naar vogelgezang
en gebakken brood’. Een veelbelovende
titel voor de behandeling van de bouwhistorie van het voormalige kerkgebouw
der afgescheidenen. De historische
gegevens komen aan bod, de kapconstructie, de preekstoel en de rest van
het interieur, de aanbouw en aanwijzingen
voor herbestemming en gebruik.
G. Sponselee beschrijft ‘Die drie parochië
in Hulsterambacht, te wetene Hontenesse,
Hossenesse ende Heijnsdijck’. Tot slot doet
W. Verschraegen verslag over de herdenking 100 jaar ‘doodendraad’ in Koewacht.
Meldpunt voor Bodemvondsten
Stel, u doet een archeologische vondst
in uw tuin, op het strand, in een
bouwput of op een aardappelveld.
De Monumentenwet schrijft voor dat
u dit moet melden.
In Zeeland doet u dat bij de SCEZ.
De SCEZ registreert uw ontdekking en
slaat de informatie op in het Zeeuws
Archeologisch Archief. De vondst blijft
uw eigendom, tenzij u deze wilt
afstaan. Meer informatie op:
www.scez.nl/vondstmelden
Colofon
Zeeuws Erfgoed
jaargang 15 nr. 1 • maart 2016
Zeeuws Erfgoed - blad voor erfgoedliefhebbers is
een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
en verschijnt vier keer per jaar. Dit blad informeert
over het materieel en immaterieel erfgoed in Zeeland.
De activiteiten van de SCEZ worden mede mogelijk
gemaakt door de Provincie Zeeland.
Redactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel,
Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit
Eindredactie Saskia Buitenkamp, Marinus van Dintel,
Jan Kuipers en Veronique De Tier
Foto’s SCEZ, tenzij anders vermeld
Auteursrecht
Het auteursrecht van Zeeuws Erfgoed (gehele uitgave)
berust bij de SCEZ; van externe bijdragen bij de auteurs.
Gehele of gedeeltelijke overname of publicatie van artikelen
is uitsluitend toegestaan met bronvermelding na
toestemming van de SCEZ en de rechthebbende(n).
De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om
voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te
nemen met de rechthebbende(n). Mochten personen of
instanties als rechthebbende(n) alsnog niet benaderd zijn,
dan kunnen zij hiervoor contact opnemen met de redactie.
De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden
gesteld voor door derden aangeleverd beeldmateriaal
waarop auteursrecht berust.
De SCEZ staat voor behoud en beleving van erfgoed
in een veranderende samenleving. Samen met de vele
andere erfgoedorganisaties in Zeeland houden wij
het erfgoed levend en in beweging.
Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland
Postbus 49 4330 AA Middelburg
Bezoekadres Het Schuitvlot, Looierssingel 2
T +31 (0)118-670870 | E [email protected]
Twitter SCEZ @erfgoedzeeland | www.scez.nl
Contact redactie en administratie
Reacties en adreswijzigingen bij voorkeur digitaal
via [email protected] of via postbus 49,
4330 AA Middelburg o.v.v. Zeeuws Erfgoed.
Opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg
Druk Meulenberg, Middelburg
Aan dit nummer droegen bij
John Akkermans, Jan van Damme, Jeanine Dekker,
Robert van Dierendonck, Marinus van Dintel,
Johan Francke, Henk Hendrikse, Hans Jongepier,
Jan Kuipers, Josien Pootjes, Albert Scheffers,
Wim Scholten, Veronique De Tier, Truus Trimpe
Burger-Mekking, Jeroen Vermeersch en Janneke de Wit
ISSN 2352-4766
Losse verkoopprijs € 4,50 (alleen aan balie SCEZ)
Donateurs van de SCEZ ondersteunen het erfgoed in
Zeeland. Dat kan al voor 14 euro per jaar.
Meer weten? Kijk op www.scez.nl/donateur
MOnuMENTaal
Nationale Museumweek 16-24 april 2016
Ons echte /goud\ Dichterbij dan je denkt!
In april staan de Nederlandse musea een hele week lang
in de schijnwerpers tijdens de Nationale Museumweek.
Ze tonen hun (gouden) pronkstukken en hun nieuwe
aanwinsten en willen zo veel mogelijk mensen laten
kennismaken met hun prachtige museumcollecties.
In Zeeland concentreren de activiteiten zich in het
weekend van 16 en 17 april. Op de website www.zeeuwseankers.nl zijn de Zeeuwse activiteiten te raadplegen.
Elk museum, elke collectie toont ons een deel van een
geweldige rijkdom, ons echte goud! Een enorm cultureel
kapitaal, dat van ons allemaal is. Een voorbeeld van een
indrukwekkend gouden pronkstuk is het vergulde beeld
van Karel V in Historisch Museum De Bevelanden in Goes.
In veel overheidsgebouwen is tegenwoordig een portret
van koning Willem-Alexander te vinden. Hoewel dit niet
verplicht is, stelt men prijs op zijn beeltenis als symbool
van goed bestuur. Ook het met bladgoud vergulde
beeldje van Karel V was zo’n symbool. Het werd rond
1550 gemaakt en stond boven de ingang van het stadhuis
van Goes: “Boven de deur van het stadthuis staet het
Zeeuws Erfgoed
Restaurator Arnold Truyen van SRAL (Stichting Restauratie Atelier Limburg)
restaureerde in 2007 het beeld voor het project Zeeuws Behout van de
Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse Musea.
beelt van keizer Karel voerende den rijksappel of
werelt-kloot en het zwaert.”
Bij een renovatie in 1771 werd het verwijderd. Inmiddels
zijn rijksappel en zwaard verdwenen en is een deel van
het beeld beschadigd. Omdat bij de restauratie in 2007
niet voldoende duidelijk is geworden hoe het - in het
verleden - afgebroken handje oorspronkelijk aan de
romp vastzat, is besloten de ‘aanheling’ alleen middels
een verbindingspen tot stand te brengen.
Het beeld met een afmeting van 59 x 26,5 x 18
centimeter is te bezichtigen in het Historisch Museum
De Bevelanden in Goes (expositieruimte Stad Goes).
Meer over het beeld op zeeuwseankers.nl.
31 maart 2016 | 01
MOnuMENTaal
(foto Historisch Museum De Bevelanden)