Sparky uit St. paul

Download Report

Transcript Sparky uit St. paul

e
s
s
a
y
Sparky uit
St. Paul
door John Updike
Ee n biografi e ov er Charl e s M. Schulz en z i j n ‘ Pea n u t s ’
(Copyright xxx)
Met ‘Schulz and Peanuts’ schreef David Michaelis de eerste grote biografie ooit over Charles M.
Schulz, wellicht de meest succesrijke striptekenaar
aller tijden. Met zijn ‘Peanuts’ veroverde hij letterlijk de hele wereld. In Argentinië, in Japan, in de
VS of in Roemenië, overal kent men Charlie Brown,
Snoopy, Lucy, Linus, Schroeder en Woodstock. In
zijn boek gaat Michaelis op zoek naar de man achter
de mythe, om te ontdekken dat ‘Peanuts’ meer dan
zomaar een beetje inspiratie putte uit Schulz’ eigen
leven. JOHN UPDIKE las het boek voor Stripgids.
‘S
chulz and Peanuts’, een
biografie van Charles M.
Schulz door David Michaelis,
bevat veel om van te genieten
en om te bewonderen. Het onderliggende
verhaal verwarmt het hart zoals de Amerikaanse traditie het wil: een niet opvallend
begaafde, maar wel heel vastberaden kapperszoon uit St. Paul, Minnesota, groeit uit
tot de rijkste striptekenaar aller tijden. David
Michaelis, wiens vorige biografie over de
illustrator N.C. Wyeth ging, die een hele dynastie opstartte, heeft Schulz nooit ontmoet.
Maar hij heeft wel bijna iedereen geïnterviewd die ooit in de buurt van de eenzame,
eenzelvige schepper van ‘Peanuts’ is geweest.
Hij heeft ook geput uit de massa interviews
die de striptekenaar aan journalisten heeft
gegeven, ook al hechtte hij veel belang aan
zijn privacy:
“Het engagement van Charles Schulz tegenover de
kranten was alleen ondergeschikt aan het tekenen zelf.
Hij beschouwde het als zijn plicht om een interview
toe te staan aan elke redacteur die een reporter naar
hem stuurde, ongeacht hoe groot of klein de krant
22
was of waar ze gevestigd was. Verspreid over vijf
decennia praatte hij via de pers over zijn leven en over
‘Peanuts’. Hij beantwoordde vaak dezelfde vragen,
week na week, jaar na jaar, maar daarmee bracht hij
zelf kleine en grote wijzigingen in zijn overtuigingen
en opvattingen in kaart. Intussen vormde zich een
reuzenschat aan commentaren over zijn persoonlijkheid en zijn karakter.”
Zijn karakter werd gevormd in Minnesota. Michaelis weet hoe een tijdperk uit
de Amerikaanse geschiedenis op te roepen,
zoals in het kerkelijk profiel van een stad in
de Midwest omstreeks het midden van de
twintigste eeuw:
“Veteranen die in eender welke stad in de Midlands
thuiskwamen, stelden vast dat de voornaamste
christelijke kerken duidelijk afgescheiden waren: de
episcopale parochiekerk riep de anglicaanse traditie
op in haar gulle vakwerk; de basiliek met koepel van
de katholieke kathedraal eiste haar plaats op in een
universele orde; het lutheranisme toonde zijn onverstoorbare aanwezigheid in stenen kerken waar niet
te opzichtige, maar nuttige berichten uithangen om
bingo- en bakfeesten aan te kondigen, terwijl de spitse
23
klokkentorens eindigden in lange gotische pieken; de
methodistische en presbyteriaanse kerken - de ene van
steen, de andere van hout – duwden elk een grote
witte toren met spits over tegenoverstaande hoeken van
een goed onderhouden hoofdstraat, die meestal Church
Street heette.”
Tussen al deze kerkelijke praal, zegt Michaelis, “had de Church of God geen karakteriserende stijl of architecturale traditie. Ze
kondigde zichzelf nauwelijks aan.” Het was
deze kleurloze omzetting van het christendom, opgericht in 1881 in Indiana, waar de
jonge Schulz zich achter schaarde. Hij werd
er ordebewaarder en halftijds prediker. Het
liederlijke leven van de broederschap van
striptekenaars, vooral gesitueerd in New
York City, was niet aan hem besteed. Hij was
een antisociale niet-roker en geheelonthouder. Hij was nooit naar een kunstacademie
geweest. Hij had het vak geleerd als student
– en later leraar – bij Art Instruction, een
organisatie uit Minneapolis waar je per briefwisseling kon studeren…
‘Peanuts’ werd in 1950 gelanceerd in een
s
s
a
y
e
“
blijft Schulz een beetje kleurloos en onsympathiek, met een “koude, onvriendelijke
kant’’. Hij was een enig kind en Amerikaan
van de tweede generatie, zowel via zijn
Duitse vader als via zijn Noorse moeder. Hij
ondertekende zijn strips eenvoudigweg met
“Schulz” en erfde de werkethiek, de keurigheid en toegewijde beroepstrots van zijn
vader. “Maar toch”, zei hij, “beschouwde ik
mezelf altijd als een Noor, en geen Duitser”.
Maar de broers van zijn moeder, zware
drinkers met een gewelddadig temperament,
joegen hem schrik aan op zondagse familiebijeenkomsten. Terwijl Duitse immigranten
naar de steden trokken en culturele instituten
met zich meebrachten, zorgden de Noren
- volgens Sinclair Lewis uit Minnesota – voor
“niets nieuws”. Zij hielden zich vast aan hun
familieboerderijen en gingen als in een clan
gemengde huwelijken aan. Geen van beide
etnische groepen stimuleerde artistieke ambities of eender welke andere hogere aspiratie:
“Don’t get a big head” was een mantra uit
de noordelijke Midwest. De hummels met
een groot hoofd uit ‘Peanuts’ waren een
vorm van protest tegen die uitspraak. Het
was ook niet de gewoonte dat je je emoties
toonde. Michaelis stelt vast dat de mensen
elkaar niet veel aanraken op familiefoto’s of
in Schulz’ herinnering.
xxx
plomp, ruimtebesparend formaat en met
een enigmatische titel die de bazen van
het syndicaat hem hadden opgedrongen,
iets waar Schulz voor de rest van zijn leven
verontwaardigd over was. In datzelfde jaar
stelde Otto Soglow, voorzitter van het ledencomité, zijn veto tegen de nominatie van
Schulz voor de National Cartoonists Society.
De reden daarvoor was dat geen enkel lid zelfs niet degene die hem had genomineerd,
Mort Walker, bekend van ‘Beetle Bailey’
(in het Nederlands gepubliceerd als ‘Flippie Flink’
- nvdr) – Schulz ooit had ontmoet. In 1954
sloeg ‘Peanuts’ aan bij het grote publiek en
legde het de lat hoog qua minimalistische
subtiliteit en stille durf. Schulz reisde toen
naar het oosten, naar de prijsuitreiking van
de National Cartoonists Society, omdat er
werd gezegd dat de gegeerde Reuben, die
eerder naar Walker en Hank Ketcham met
zijn ‘Dennis The Menace’ was gegaan, voor
hem zou zijn. Maar sportcartoonist Willard
Mullin ging met de prijs lopen. Schulz ver-
trok zonder een woord tegen zijn tafelgenoten te zeggen. Toen hij terug thuis was in
Minneapolis, vertelde hij dat ze hem hadden
behandeld “als iemands arme familielid”.
Noren
Michaelis schetst met kennis van zaken de
magie van het tekenwerk voor syndicaten.
Hij doet dat niet alleen vanuit een historisch
perspectief, van ‘The Yellow Kid’ en ‘Happy
Hooligan’ over ‘Gasoline Alley’ en ‘Blondie’
tot ‘Joe Palooka’, ‘Li’l Abner’ en ‘Krazy Kat’
– de eerste strip die de intellectuelen bij hun
nekvel greep – hij vertelt het ook zoals de
ambitieuze jonge Schulz het heeft ervaren.
De man werd geboren in 1922 en was in zijn
jeugdjaren verzot op de strippagina’s. Hij
kopieerde ‘Popeye’ en ‘Tim Tyler’s Luck’
op het hemdkarton van zijn vader. Tijdens
de Depressie verdiende hij negen dollar per
week als hulpje in een kruidenierswinkel. Die
centen stelden hem in staat om “te werken
met een Bristolbord, inkt van Higgins India
24
Moeder
en dubbeltint van Craftint”. Michaelis vertelt
hoe de geheimen van het striptekenaarsvak
zich op een indrukwekkende manier openbaarden op een tentoonstelling van strips
in de openbare bibliotheek van St. Paul in
1934:
“Hier hingen enkele honderden meters van tekenkarton, bestreken met dikke inkt die puurder zwart en
warmer levend was dan het afdrukproces toeliet…
Buiten de kaders waren cryptische instructies in de
marge getekend. Hemelsblauwe pijlen mikten op de
aandacht van de redacteur. Binnen de panelen waren
onverwachte sporen van inspanning te zien: toevallige
vlekken, lijmsporen en stukjes tape, papierstroken
die waren vastgekleefd om fouten in de belettering te
corrigeren, niet uitgewiste letters, registratietekens,
resten plakkaatverf, pentimenti die verschillende
soorten foutjes en valse starts ongedaan maakten. Een
ongeziene wereld van argumenteren en reviseren was
over het tekenbord gepasseerd vooraleer mechanische
reproductie de lijnen had herleid en verstrakt.”
De biograaf geeft een levendige beschrijving van de professionele en geografische
omgeving die Schulz heeft gevormd, en toch
Sparky – die naam droeg hij zijn hele
leven, genoemd naar het renpaard Spark
Plug in de strip ‘Barney Google’ – was
tijdens de Tweede Wereldoorlog getuige
van overzeese gevechten. Hij kwam van de
oorlog terug, stapte het kapsalon van zijn
vader binnen en de knipbeurt ging gewoon
door. “Niemand pakte me vast”, herinnerde
de jonge veteraan zich. “Er was geen feestje.
Gewoon, dat was het.” Schulz was op zijn
beurt heel gereserveerd tegenover zijn eigen
kinderen en moest niets hebben van fysieke
affectie. Zijn nicht Patty getuigt: “Hem een
s
a
y
Het liederlijke leven van de broederschap van striptekenaars, vooral gesitueerd in New York City, was niet
aan hem besteed. Schulz was nooit
naar een kunstacademie geweest. Hij
had het vak geleerd als student – en
later leraar – bij Art Instruction, een
organisatie uit Minneapolis waar je
per briefwisseling kon studeren…
knuffel geven was hetzelfde als een boom
knuffelen. Hij bewoog nooit.” In het begin
van zijn legerdienst, in 1943, kwam Schulz
op een dag naar huis om afscheid te nemen
van zijn moeder, die een pijnlijke strijd tegen
uitgezaaide baarmoederhalskanker aan het
leveren was. “Hij zei dat hij dacht dat het
tijd was om te vertrekken”, vertelt Michaelis.
“Zij keek hem zo goed mogelijk aan. ‘Well’,
zei ze, ‘goodbye, Sparky. We zullen elkaar
waarschijnlijk nooit meer zien.’” Een triestere zegening kan je je moeilijk voorstellen
aan een sterfbed.
Het ‘Peanuts’-imperium, zowel het
vroegere als het latere, omvatte gebonden
volumes van de strips. In sommige daarvan,
onder meer ‘Peanuts Jubilee’ (1975) op groot
formaat, voegde Schulz autobiografische
stukken toe aan de selecties van herdrukte
‘Peanuts’. Hij schreef die stukken in een
zuinige, pretentieloze stijl. Zijn eigen versie
van het afscheid van zijn moeder klinkt iets
zachter dan de versie hierboven: “Ja, ik denk
dat we toch afscheid zouden moeten nemen
omdat we elkaar waarschijnlijk nooit meer
(Copyright xxxj)
(Copyright)
s
25
“
e
zullen zien.” Op een andere plaats geeft hij
een glimp van de vreemde manier waarop
hij zijn eigen kinderjaren ziet:
“Toen ik klein was, dacht ik dat mijn gezicht zo
saai was, dat de mensen me niet zouden herkennen
als ze me zouden zien op een plaats waar ze me niet
zouden verwachten. Ik was echt verrast wanneer ik
toevallig eens met mijn moeder boodschappen ging
doen in het centrum van St. Paul, we kwamen een
leerling of een leerkracht van school tegen, en die mij
herkende! Ik dacht dat mijn gewone verschijning een
perfecte vermomming was. Deze gestoorde manier van
denken heeft geleid tot het ronde, gewone gezicht van
Charlie Brown.”
Een beetje verder in hetzelfde stuk schrijft
hij: “Charlie Brown moet degene zijn die
lijdt, want hij is een karikatuur van de gemiddelde mens. De meesten van ons hebben
meer ervaring met verliezen dan met winnen.” Die woorden komen van een man die
in 1975 vier miljoen dollar verdiende. In de
25 volgende jaren zou hij zelfs tot 62 miljoen
dollar per jaar binnenhalen. Dat geld kwam
van de publicatie van de meest verspreide
e
s
s
a
y
e
s
s
a
y
Tweede ‘Spy vs Spy Casebook’
gesyndiceerde strip ter wereld en slim verworven vergunningen voor merchandising
(kleding, boeken, speelgoed, wenskaarten),
reclame (camera’s, auto’s, gebak, levensverzekeringen), vertalingen (Arabisch, Baskisch,
Maleis, Tlingit, Welsh), televisiespecials en
de humoristische musical “You’re a Good
Man, Charlie Brown”. Deze laatste was
goed voor 40.000 opvoeringen met in totaal
240.000 verschillende artiesten op scène.
Achter het saaie gezicht school een enorm
competitieve geest. Toen Snoopy Charlie
Brown uitdaagde voor de sterrol in een strip,
Charlie Brown moet degene zijn die
lijdt, want hij is een karikatuur van de
gemiddelde mens. De meesten van ons
hebben meer ervaring met verliezen
dan met winnen.
pochte zijn schepper: “Hij is het meest herkende personage van de wereld, meer dan
Mickey Mouse”. Een gratuite kleinering van
Walt Disney, zijn machtigste voorganger in
de zelfuitbuiting van de multimedia.
Hoewel hij een kleine en tengere jongen was, was Schulz een gepassioneerde
atleet. Hij genoot van baseballwedstrijden
na schooltijd en van zijn tweede plaats in
het golfteam van de middelbare school.
Als volwassene had hij een lage handicap
(Michaelis is niet echt vertrouwd met de
terminologie, want hij noemt Schulz “een
tegenvallende golfspeler met een handicap van vijf ”) en hij speelde in de Crosby
Invitational totdat agorafobie er voor zorgde
dat hij op middelbare leeftijd amper nog kon
reizen. In een poging om de geneugten van
Kuis en verlegen
“Zij is iets en ik ben niets”, zegt Charlie
Brown over degene naar wie zijn hopeloos
romantisch verlangen ging: het Kleine
Roodharige Meisje. De jonge Schulz was
onwrikbaar kuis en verlegen. In 1941 werkte
hij als 19-jarige vele uren ‘s nachts in een
alkoof op de zolder van zijn ouders aan
ruwe versies van grappen die Collier’s en de
Saturday Evening Post trouw weigerden. Zijn
moeder - de materialistische, levendige Dena
- suggereerde dat zijn grappen misschien
niet “vettig” genoeg waren. Hij bekende
later: “Ik zou geen vettige cartoon hebben
kunnen tekenen”. Hij kon niet “verdorie” of
“verdomme” zeggen zoals zijn keurige vader
dat wel eens deed. “Misschien is er sprake
van een soort systeemfout”, speculeerde hij.
Toen een roodharig meisje hem in 1950 tot
een huwelijksaanzoek kon bewegen, trouwde
ze met een maagd. Joyce was zelf al eens
getrouwd geweest, op 19-jarige leeftijd.
Haar eerste bruidegom was een cowboy uit
New Mexico die haar zwanger maakte en
haar vervolgens in de steek liet. Haar kind,
een meisje, werd geboren in Minneapolis.
Michaelis schrijft: “Toen Sparky haar op
een feestje ontmoette, was Joyce 22 jaar,
een gescheiden vrouw met een baby en een
avondklok.” De twee vrouwen van Schulz
- Joyce en Jean - zijn nog altijd in leven.
Daarom hangt er een mist van discretie
over hen in het boek. Schulz scheidde van
Joyce in 1973. Ze waren 22 jaar getrouwd
en hadden samen vier kinderen. Van begin
tot eind werd zij door vrienden omschreven
als “de dynamo van het duo”: brutaal terwijl
hij spichtig was, avontuurlijk terwijl hij liever
thuis bleef. Ze kreeg hem - tegen zijn natuur
in – weg uit St. Paul. Eerst tijdelijk naar
Colorado Springs, en dan definitief naar
Californië. Dat was een goede zaak, want
hij moest dan zijn jeugd opnieuw verbeelden in plaats van gewoon te herleven. (De
uitleg van Joyce waarom ze na amper negen
“
“
Minnesota in Noord-Californië te herscheppen, bouwde Schulz samen met zijn eerste
vrouw, de ondernemende Joyce Halverson,
een schaatsbaan, de Redwood Empire Ice
Arena. Schulz speelde daar in een hockeyteam een wedstrijd tegen de ploeg van zijn
zoon Monte. De vader maakte daarbij zo’n
snede aan de achterkant van de benen van
de zoon, dat Monte moeite had om naar
de kleedkamer te stappen.” Monte had
jaren later nog altijd pijn. Hij vertelde aan
Michaelis: “Hij heeft mijn been echt wel
verwond – een ongelooflijke jaap.” Hij kon
zich herinneren “dat zijn vader pas twee
dagen later zijn verontschuldigingen had
aangeboden”. Volgens Michaelis toonde
Sparky ook geen berouw of sympathie toen
Joyce in 1970 ontdekte – met een telefoonrekening als klikspaan – dat hij een affaire
had met Tracey Claudius, een 25-jarige
werkneemster van de Fairchild Semiconductor Corporation die Schulz achternaliep na
een van zijn ontelbare interviews. Toen ze
jaren later zelf geïnterviewd werd, beschreef
ze haar vroegere minnaar met attente en
lovende woorden: “Hij kon zichzelf niet
vergeten. Ik denk dat hij voor niemand het
centrum van de wereld was, dus werd hij het
centrum van zijn eigen wereld.” Zijn eigen
woorden klonken zo: “Ik had veel tijd nodig
om een mens te worden.”
26
maanden van Colorado terugkeerden, was
dat “Sparky het niet aankon om verwijderd
te zijn van zijn pa.”)
Volgens Michaelis komt Joyce in de
tekeningen tot leven als Lucy Van Pelt,
de meedogenloze plaaggeest van Charlie
Brown. “Sparky en Joyce waren een grappig
koppel”, zegt een collega van Schulz aan het
Art Instruction College, “maar zij kon ook
heel venijnig tegen hem zijn.” We moeten
eerlijk zijn: zijn passieve houding en zijn
drukke bezigheden met zijn strip kunnen
best ergerlijk geweest zijn. Sparky en Joyce
wilden allebei meer dan ze konden krijgen.
Tijdens hun huwelijk was hij een knappe
man geworden: slank, fit en zilverharig. Hij
was ook een nationale bekendheid geworden
en vrouwen begonnen signalen op te pikken.
Jean Clyde, zestien jaar jonger dan Schulz,
nam haar dochter drie keer per week mee
naar de arena en schreed door de koffieshop
die Warm Puppy werd genoemd (“Happiness is a warm puppy” (Geluk is een warme
puppy), een bekende quote uit ‘Peanuts’),
want daar zat Schulz, die op dat moment
onofficieel gescheiden was van Joyce, elke
dag voor zijn ontbijt. Jean was “intelligent en
een van de beter opgevoede vrouwen in het
leven van Schulz”. Ze had Engelse ouders en
werd door haar moeder naar een avocadoranch in Zuid-Californië gebracht. Ze was
op dat moment getrouwd met een gitaarspelende journalist die zich op de handel in
vastgoed had gestort. Hoewel ze allebei nog
met iemand anders gehuwd waren, waren
Schulz en Jean binnen het jaar verloofd en
getrouwd. Ze verhuisden naar wat vroeger
een bisschoppelijke residentie was geweest,
inclusief een grot om te bidden.
Great Pumpkin
Schulz’ religiositeit leek stilletjes te zijn verbleekt onder de Californische zon, ondanks
het feit dat hij een strippagina bleef maken
voor het tijdschrift van de Church of God en
hij voor een tijdje in de zondagsschool van
de methodisten in Sebastopol lesgaf. In zijn
vele kranteninterviews merk je een geleidelijke terugtrekking: “Ik ben geen orthodoxe
gelovige en ik word dat almaar minder”. Robert Short, de auteur van het bijzonder succesvolle ‘The Gospel According to Peanuts’
(1964), gaf toe dat “Sparky kon klinken als
de conservatieven, maar… er was altijd een
heel humanistisch liberaal element onder de
oppervlakte.” In de strips van Schulz neigen
de ‘Great Pumpkin’-episodes naar travestie,
en zelfs blasfemie. In zijn eigen leven legde
hij zich bedeesd neer bij het gebrek aan
interesse van zijn kinderen voor de zondags-
‘Peanuts’ in alle maten en gewichten
H
et grootste deel van de (Engelstalige) ‘Peanuts’-bundelingen die tijdens het
leven van Charles M. Schulz verschenen, is nog steeds leverbaar. Maar voor
de echte fan is er sinds een paar jaar iets veel beters op de markt. Uitgeverij Fantagraphics Books brengt op dit moment ‘The Complete Peanuts’ uit, waarin
telkens per twee jaar alle in die periode verschenen krantenstroken en zondagse pagina’s worden verzameld. Een voorbeeldige uitgave, prachtig vormgegeven door de
Canadese stripmaker Seth, waarvan elk half jaar een nieuw deel verschijnt. Een achttal
delen is al verschenen, met telkens een voorwoord van een bewonderaar van Schulz,
van zangeres Diana Krall tot tekenfilmmaker Bill Melendez. Verplichte kost!
Voor wie zich tot het Nederlands beperkt, is de keuze kleiner. Met een beetje geluk
vind je hier en daar nog wel een oude Bruna-pocket met ‘Peanuts’-gags. Die worden
evenwel al een tijdje niet meer herdrukt. De uitgeverijen Atlas en Oog & Blik startten
in 2006 wel met een reeks van tien pockets met daarin het beste uit een halve eeuw
‘Peanuts’. Het eerste deel verscheen in het najaar van 2006, deel twee en drie zijn al
lang aangekondigd, maar waren bij het ter perse gaan van dit nummer nog steeds
niet verschenen. Wait and see. De selectie was uitmuntend, al zijn de gags wel vrij
klein afgedrukt. (TH)
27
e
Jean maakte van Schulz een tennisspeler
in plaats van een golfer. Terwijl Joyce haar
resterende energie in bouwplannen stak (ze
trouwde met hun aannemer een dag na de
“
s
a
y
zijn pen een beetje beverig. Later kreeg hij
ook nog darmkanker, wat hem begin 2000,
op 77-jarige leeftijd, uiteindelijk fataal werd.
Zijn overlijdensbericht verscheen in de zondagskranten op dezelfde dag als zijn laatste
strip. “Op het moment dat hij als cartoonist
stopte, hield hij ook op te bestaan”, schrijft
Michaelis. Gedurende bijna vijftig jaar had
hij de strip alleen gemaakt: de ideeën, de belettering en elk teken op het Bristolbord wa-
‘Peanuts’ was een unieke creatie, een
komische strip met een tragische basis
uitspraak van de scheiding), zat Jean vaak
met haar moeder in het vliegtuig en reisde
met de twee kinderen die ze van meneer
Clyde had, de wereld rond. Ze hielp haar
nieuwe, oudere echtgenoot door een vierdubbele hartbypass in 1981. Die operatie
maakte de precieze, onstuimige lijnen van
ren van hem. Zelfs de maten van Beethoven,
die mechanisch lijken en achter Schroeder
aan zijn speelgoedpiano verschijnen, zijn
met de hand gemaakt door de cartoonist. “Ik
werk helemaal alleen”, zei hij met nadruk.
Amy herinnerde zich: “Waren wij alles voor
hem? Nee. Zijn strip was alles voor hem.”
28
e
Michaelis kreeg toestemming om 240
beelden van de 17.897 ‘Peanuts’-strips af
te drukken om aan te tonen hoe nauw zij
vaak met het leven van Schulz samenliepen.
De onzekerheid van Charlie Brown, zijn
verlangens, zijn baseballwedstrijden en zijn
vader - een kapper - gaan allemaal terug
naar St. Paul. Snoopy is gebaseerd op een
abnormaal slimme hond, met de naam
Spiky, uit de jeugdjaren van Schulz. Toen
Dena op sterven lag, zei ze dat als ze ooit
een andere hond zouden hebben, ze die de
naam Snoopy zou geven. Snupi is trouwens
Noors voor ‘lief woordje’. Het fantaseren dat
hij in het Franse Vreemdelingenlegioen zat
en een succesvolle piloot tijdens de Eerste
Wereldoorlog was, was gebaseerd op films
uit de jaren dertig die Schulz als jongen tot
zich had genomen in het Park Theatre in
St. Paul. Zijn relatie met Tracey Claudius
liet ook duidelijke sporen in zijn strip na.
Snoopy die ijverig zit te tikken op het dak
van zijn hondenhok, is een parodie op de
opgewonden liefdesbrieven die Schulz zelf
schreef. In een van die brieven schreef hij
“
school. Zijn dochter Amy, die uiteindelijk
een mormoon werd, maakte haar beklag:
“Toen we nog klein waren, las hij ons nooit
voor (uit de Bijbel) en hij nam ons nooit mee
naar de kerk. Hij deelde dat niet met ons.”
s
aan Tracey: “Donkere haren en een perfecte
neus. Zachte handen die soms koel zijn en
soms warm.” Snoopy ligt te dromen op het
dak van zijn huisje en denkt: “Ze had de
allerzachtste poten… Zucht.” Het moment
waarop Joyce de geheime telefoontjes van
Schulz ontdekte, dook ook op bij Snoopy, net
zoals zijn dagvaarding voor de echtscheidingsprocedure die zij had opgestart. Michaelis wijst erop dat Snoopy een volwassene
is. Hij heeft niet alleen een seksleven – op
de boerderij Daisy Hill Puppy Farm – maar
heeft ook de bezittingen van een volwassene,
waaronder een biljarttafel, een stereo-installatie en een Van Gogh die op een of andere
manier in zijn hondenhuisje zijn gepropt.
De Snoopy-afleveringen geven de psychedelische jaren zestig weer en zijn relatief vrij
van de achterklap en onbeantwoorde liefde
die je jammer genoeg vaak tegenkomt in de
kinderpopulatie van de strip. Snoopy krijgt
een verzameling sjofele familieleden die zijn
gebaseerd op de mannelijke Halversons. Er
zijn ook intervallen in de woestijn (ze doen
denken aan de surreële leefomgeving van
s
s
a
y
‘Krazy Kat’) die teruggaan op de korte, mislukte poging van de familie om zich tussen
1929 en 1931 te vestigen in Needles, in de
Mojave-regio in Californië.
Woodstock
‘Peanuts’ was natuurlijk meer dan autobiografische plagerijen. Dat kan de lezer ook
met een gerust hart vaststellen als hij door
het overdadige ‘Peanuts Jubilee’ bladert of
door zijn minder gulle, ietwat wanordelijke opvolger van 25 jaar later, ‘Peanuts: A
Golden Celebration’. De elegante zuinigheid
van de tekening en de wilde inventiviteit van
picturale vondsten zoals de torenhoge berg
van de pitcher en het onmogelijke perspectief van het hondenhok van Snoopy houden
de repetitiviteit, babbelerigheid en melancholie van de strip een paar vrolijke centimeters van de grond en vermijden dat het
geëxalteerd wordt. Door de introductie in
1970 van Woodstock, de kleine gele vogel die
de vriend van Snoopy is, verschafte Schulz
zichzelf toegang tot een compleet nieuw
gebied van tederheid. Er kroop eindelijk
29
een vorm van ouderschap in de strip, waar
menselijke ouders onzichtbaar zijn. En toch
was het uiteindelijk de pijnlijke persoonlijke
onderstroom – de bevroren herinnering van
de onverzettelijke existentiële angst van een
‘loser’ in de lagere school, een kind dat alleen is achter zijn onherkenbaar saaie gezicht
– die ‘Peanuts’ uniek maakte en miljoenen
trouwe fans aantrok. Onder hen toekomstige
voorgangers als de kunstenaars Chip Kidd
en Chris Ware en de schrijvers Jonathan
Lethem en Jonathan Franzen. Schulz zei zelf
dat de meesten van ons beter vertrouwd zijn
met verliezen dan met winnen. ‘Peanuts’ was
een unieke creatie, een komische strip met
een tragische basis.
‘Schulz and Peanuts’ van David Michaelis verscheen
bij Harper Collins, en kost in Europa ca. € 35.
Afgedrukt met toestemming. Copyright John
Updike. Deze tekst verscheen eerder in The New
Yorker. Alle rechten voorbehouden.Vertaling: Yves
Peeters. Met dank aan Chris Boudewijns.