FollowTheMoney-e-boek - Centrum voor Budgetmonitoring en

Download Report

Transcript FollowTheMoney-e-boek - Centrum voor Budgetmonitoring en

right to
ge
challen
aan
bes
tede
n
buu
r
pro
duc
ab
m
m
gra
o
r
p
tbe
gro
tin
tbed
rijf
bew
one
rs
g
g
tin
o
r
eg
bu
urt
rec
hte
n
FOLLOW
THE MONEY
bu
dg
et
re
ch
t
Een zoektocht naar de potentie van
budgetmonitoring
Budgetmonitoring is een Braziliaanse
vinding. Maar wat kan het betekenen in de
Nederlandse context? Aan de hand van de
ervaringen in zes pilotgemeenten
Amersfoort (Kruiskamp), Amsterdam
(Indische buurt en Slotervaart), Den Haag
(Bezuidenhout), Emmen (Nieuw-Dordrecht
en Emmerhout), Hoogeveen (Wolfsbos en
Krakeel) en Utrecht Lunetten en Lombok)
geven we een antwoord op die vraag.
De pilots zijn begeleid door Firoez
Azarhoosh, Ruud Fiere, Martijn Kool,
Herbert Koobs en Pierre Mehlkopf, allen
verbonden aan het Centrum voor
Budgetmonitoring en Burgerparticipatie.
Op basis van de opgedane ervaringen en
de gesprekken daarover heeft Pierre
Mehlkopf deze brochure opgesteld om
kennis en ervaring te delen en handvaten
te bieden aan bewoners in andere
gemeenten die aan slag willen met nieuwe
vormen van participatie. Vooral past hier
een woord van dank aan de vele bewoners
en ambtenaren die actief zijn in de pilots
en aan het ministerie van BZK voor de
financiële ondersteuning.
Vooraf
5
7
1
a.
b.
8
10
c.
d.
e.
11
12
13
14
Het is een oplossing,
maar voor welk probleem?
2
Is een buurtbegroting realiseren moeilijk?
a.
b.
15
16
Van Brazilië naar Nederland
Van programmabegroting naar
buurtbegroting?
Het eigen gelijk
Taalverwarring
Het probleem past
Randvoorwaarden
Over ambities
18
3
De buurt organiseert het anders
21
4
Ervaringen in de pilots
a.
b.
c.
22
24
27
De start
De rol van gemeenten
Eerste opbrengsten
29
5
Het primaat van de raad
33
6
Meerdere wegen naar Rome. Het derde
boekje of de Amsterdamse APP
39
7
Follow the money
5
Vooraf
Opeens waren ze er. Nieuwe vormen zoals trust, zorgcoöperatie
en buurtonderneming werden onderwerp van gesprek en in de
praktijk beproefd. Daarmee werd de interesse gewekt in hoe de
lokale overheid met zijn geld omgaat. Wie een trust wil beginnen
heeft het direct over het vastgoedbeleid van de gemeente, de
zorgcoöperatie raakt aan WMO en een buurtonderneming heeft
naast bewoners ook de lokale overheid als klant of als opdrachtgever.
Iets vergelijkbaars gebeurde in de Indische buurt in Amsterdam.
Daar namen bewoners een groot buurthuis in gebruik en gaven
aan dat dit pas het begin was. Ze wilden meer voorzieningen in
eigen beheer nemen, maar ook zeggenschap over de besteding
van de buurtgelden. Kunnen die gelden niet beter worden besteed,
worden ze wel aan de goede dingen uitgegeven en waarom kunnen bewoners niet zelf een aandeel hebben in het realiseren van
het ‘product’. En daarmee werden drie vragen gemunt die vanaf
dat moment een rol gingen spelen in het gesprek met de lokale
overheid: kan dat niet beter, moet het niet anders, waarom doen
we dat niet zelf.
Voor bewoners die zeggenschap willen over buurtgelden is de
gemeentebegroting een doolhof. Je komt er van alles in tegen,
maar de naam van de eigen buurt lees je nooit. Het begrotingsboekwerk is dan ook niet geschreven om bewoners inzicht te
geven, maar moet de raad in staat stellen om uitgaven op hoofdlijnen te controleren. Hoeveel geld gemoeid is met het onderhoud van een park in de eigen buurt kun je er niet in terugvinden.
En dus moet je gaan graven in de gemeentelijke organisatie, bij
diensten en afdelingen in de hoop ambtenaren tegen te komen
die meehelpen. Want zonder goede gidsen is het onbegonnen
werk.
6
In Brazilië hebben ze vergelijkbare vragen gesteld. Daar was de
aanleiding echter een andere. Gemeenschapsgelden verdween
in particuliere zakken en ze ontwikkelden daar een methode om
het geld te volgen van het parlement tot aan (bijvoorbeeld) de
buurtschool. Budgetmonitoring noemen ze het. Vanuit de Indische buurt zijn we op bezoek gegaan en hebben ons laten inspireren. Wat we vooral leerden is dat het niet gemakkelijk is en dat
het tijd kost. Het vraagt om een andere cultuur, maar ook om
nieuwe methodes. Het ministerie van BZK besloot om een beperkt aantal gemeenten te faciliteren om met de methode van
budgetmonitoring aan de slag te gaan. Het centrum voor Budgetmonitoring en Burgerparticipatie heeft deze facilitering verzorgd. In deze publicatie de weerslag ervan. We beschrijven hier
ook onze eigen zoektocht naar wat bewoners aan budgetmonitoring kunnen hebben en hoe het in de Nederlandse praktijk het
best tot zijn recht kan komen. Een van de uitkomsten willen we
hier alvast onthullen. Zonder burgerparticipatie geen budgetmonitoring. Direct dan ook maar een advies. Dit boekje is niet meer
dan een tussenstand. De weg is nog lang en niet volledig verkend.
Durf verder te gaan.
7
1 Het is een oplossing,
maar voor welk
probleem?
a.
b.
c.
d.
e.
Van Brazilië naar Nederland
Van programmabegroting naar
buurtbegroting?
Het eigen gelijk
Taalverwarring
Het probleem past
8
a.
Van Brazilië naar Nederland
In de Braziliaanse context is budgetmonitoring een noodzakelijk
instrument. De manier waarop men het vorm heeft gegeven
dwingt respect af. Alle rijksuitgaven tot aan het salaris van elke
ambtenaar en de lunchdeclaraties van elke manager of politicus
is terug te vinden in openbare databestanden. Het was het antwoord
op de mateloze corruptie zoals deze onder de dictatuur (19641985) en de jaren daarna vorm had gekregen. Het initiatief om op
deze manier de besteding van budgetten te monitoren kwam van
burgers. Brazilië is een federale staat en nog niet alle staten en
gemeenten zijn aangesloten. En ondanks budgetmonitoring is
nog lang niet alle corruptie buitengesloten. Maar het instrument
heeft zijn waarde bewezen. Zo biedt het handvatten voor sociale
initiatieven op buurtniveau. Als bijvoorbeeld landelijk wordt
gezegd dat alle buurten recht hebben op een school en dat daar
budget voor is, dan kan dat op buurtniveau tot de reactie leiden:
we willen ook een school en waar blijft het geld. En als het geld
dan komt, kan in gesprek met buurtbewoners bekeken worden
of met hetzelfde geld niet meer gerealiseerd kan worden. Zo is
budgetmonitoring altijd verknoopt met burgerparticipatie.
De uitdaging ligt in het vertalen van de ervaringen in Brazilië naar
de Nederlandse praktijk. In Nederland staat niet de strijd tegen
corruptie centraal maar gaat het eerder om transparantie (wat
doet de overheid met ons geld) en de mogelijke vragen die daarna
komen:
> wordt het geld wel efficiënt besteed, kunnen we voor
dezelfde euro niet meer product krijgen?
> kunnen we hetzelfde doel niet op een andere manier
realiseren, denk maar aan de vele discussies over
curatie versus preventie?
> kan niet iemand anders dat ‘product’ realiseren,
oftewel wat kan de rol van buurtbewoners zijn?
9
Dit zijn mooie vragen die door iedereen gesteld kunnen worden.
Maar het is juist zaak dat deze vragen gesteld worden in een
specifieke context (de eigen buurt) en dat de lokale overheid de
bereidheid heeft om samen met bewoners op zoek te gaan naar
de antwoorden. In de Indische buurt waren bewoners bereid om
de vragen te stellen en troffen ze in de lokale overheid een partner die bereid was mee op zoek te gaan. Met ondersteuning van
BZK werden vijf andere gemeenten en daarbinnen in totaal 10
buurten bereid gevonden om mee te gaan op deze ontdekkingstocht. Zo zijn we uiteindelijk aan de slag gegaan in Emmen, Hoogeveen, Den Haag, Amersfoort, Utrecht en een tweede buurt binnen
Amsterdam. Telkens was daarbij de voorwaarde dat bewoners
hierbij actief participeerden. Vanuit landelijk perspectief werd
budgetmonitoring daarmee een van de vele instrumenten binnen
wat ook wel de doe-democratie wordt genoemd. De website van
het ministerie van BZK zegt daarover:
De politiek-maatschappelijke verhoudingen tussen de overheid,
de markt en de gemeenschap zijn ingrijpend aan het veranderen.
Dit heeft gevolgen voor het handelen van bestuurders en ambtenaren in het openbaar bestuur. Steeds vaker zijn burgers en sociale
ondernemers zelf actief in het publieke domein, bijvoorbeeld in de
rollen van co-bestuurder en co-producent van publieke waarde.
De overheid vindt dit een positieve ontwikkeling en wil het aansluitingsvermogen van overheden vergroten door initiatiefnemers
meer positie te geven. We noemen dit Doe-democratie.
Dit betekent meer zeggenschap, eigenaarschap en ruimte voor
initiatiefnemers en daarnaast een bestuur dat partner is, ruimte
geeft en de voorwaarden schept voor het initiatief.
Het is de vraag of budgetmonitoring hierin past. Budgetmonitoring
is immers niet meer dan een stuk gereedschap, dat pas zijn nut
bewijst als het in de juiste situatie wordt gebruikt. De ervaringen
in de pilots laten zien dat daarvoor als eerste de gemeentebegroting moet worden ontmanteld zodat de buurtbudgetten zichtbaar
10
worden. Onder verwijzing naar de website van BZK is de buurtbegroting een belangrijke voorwaarde die vervuld moet zijn zodat
er daadwerkelijk ruimte komt voor initiatief.
b.
Van programmabegroting naar
buurtbegroting?
De gemeentebegroting bestaat uit programma’s die deels een
weerspiegeling zijn van de politieke prioriteiten. Ondanks de vaak
honderden pagina’s die jaarlijks nodig zijn om de gemeentebegroting vast te leggen, geeft deze geen inzicht in wat er per buurt wordt
uitgegeven. De indeling is immers een andere. De programma’s
(thema’s zoals veiligheid, beheer, zorg enz) staan centraal en daarbij worden de te bereiken doelen/ambities genoemd en de totale
budgetten. Ook de productbegroting – een veelal intern document waar de jaarlijkse bestedingen zijn vastgelegd – geeft dat
inzicht niet. Als bewoners een initiatief willen nemen om bijvoorbeeld vastgoed in de eigen buurt te gaan beheren, zelf het groenonderhoud te gaan doen of een zorgcoöperatie op te richten dan
vereist dat als eerste dat binnen de gemeentebegroting ook de
begroting van de afzonderlijke buurt herkenbaar is. We zien het
terug in alle pilots. Overal wordt de vraag gesteld naar de budgetten per buurt. Maar hier zien we ook de verschillen per pilot.
De onderwerpen waar bewoners in geïnteresseerd zijn verschillen sterk. Waar de ene buurt duidelijk gaat voor alles wat met
beheer openbare ruimte te maken, heeft een andere buurt meer
interesse in de zorgbudgetten en een derde buurt wil eindelijk
duidelijk over hoe het zit met de exploitatie van een multifunctioneel centrum. Daarmee raken we aan een eerste voorwaarde
voor budgetmonitoring namelijk dat de gemeentebegroting –
op die onderdelen die bewoners van belang vinden – transparant
en inzichtelijk is. In enkele pilots hebben we dat ‘het derde boekje’
genoemd: naast de gemeentebegroting (voor de gemeenteraad)
en de productbegroting (voor wethouders en ambtelijke organisatie) de buurtbegroting voor bewoners.
11
c.
Het eigen gelijk
Budgetmonitoring wordt gezien als een van de loten aan de stam
van de doe-democratie. Een stam waaraan ook de burgerbegroting, G1000, wijkbudgetten, open data, en nog vele andere ontspringen. Het is nog maar de vraag of doe-democratie gezien kan
worden als de stam. In de kern is de stam immers gewoon onze
representatieve democratie. Die is echter wel toe aan een extra
onderhoudsbeurt. In tal van onderzoeken wordt aangegeven dat
mensen zich niet meer goed vertegenwoordigd voelen en dat ze
weinig begrip kunnen opbrengen voor de keuzes die door politici
worden gemaakt. Een rol speelt mogelijk ook dat gemeenten groter
worden, waardoor de afstand tot wijken en buurten toeneemt.
Gemeenten worden meer en meer uitvoerder van landelijk beleid
ondanks dat er tegelijkertijd grote sommen geld van de rijksbegroting worden overgeheveld naar gemeentelijk niveau. In
gesprekken met andere gemeenten en met lokale initiatieven
merken we de verwarring die ontstaat. Vrij algemeen is de idee
dat de lokale democratie versterking behoeft, maar hoe dat precies moet gebeuren is nog onvoldoende helder. Overal wordt iets
geprobeerd en iedereen lijkt overtuigd van het eigen gelijk. Een
bekend soefi-verhaal uit de 12de eeuw vertelt daarover.
‘
Voorbij Ghor was een stad, wiens inwoners allemaal blind waren.
Op een dag kwam er een koning met zijn hofhouding en zijn leger
naar deze stad en zette daar zijn kamp op. Deze koning bezat een
olifant, die hij gebruikte om ontzag af te dwingen bij de mensen.
De mensen stonden te popelen om de olifant te zien en sommige
blinden renden vooruit om te ontdekken wat het was. En omdat ze
geen idee hadden wat de vorm of het uiterlijk van de olifant was,
verzamelden ze informatie door een gedeelte ervan te betasten.
Ieder van hen dacht dat hij iets begrepen had, omdat hij een
gedeelte op de tast onderzocht had.
‘Toen ze met het nieuws terugkwamen bij hun stadgenoten,
12
werden ze onmiddellijk omgeven door mensen, die nauwelijks
konden wachten om van hen – die het zelf verkeerd begrepen
hadden – te horen wat ze dachten dat de waarheid was.
Ze stelden vragen over de vorm en het uiterlijk van de olifant en ze
luisterden naar wat hen daarover werd verteld. De man die het oor
had aangeraakt werd gevraagd om de aard van de olifant te
beschrijven en hij zei: “Het is een groot, ruw ding, zo groot als een
tapijt.” Degene die de slurf had aangeraakt zei: “Ik weet wat het is.
Het is een rechte en holle pijp, vreselijk en vernietigend.” Degene die
een poot had onderzocht zei: “Het is krachtig en stevig, zoals een
pilaar.”
Ieder van hen had op de tast een gedeelte van het lichaam van
de olifant onderzocht. Maar geen van hen had daardoor een juist
beeld van het gehele lichaam gekregen. In plaats daarvan vormden
ze allemaal hun eigen beeld van het geheel.
’
d.
Taalverwarring
De taal van de politiek en de gemeente is de taal van het beleid.
Bewoners spreken de taal van de uitvoering. Waar integraal beleid
een wens is van het beleid, is het een noodzaak in de uitvoering.
Bewoners praten niet in termen van programma’s, processen en
stippen op de horizon maar in termen van kansen en problemen.
Tijdens een van de bijeenkomsten hebben bewoners hun prioriteit als volgt gedefinieerd:
“
wij willen graag preventief bijdragen aan opvang van kwetsbare groepen in de wijk en met name van mensen met een indicatie
in een sociale huurwoning worden geplaatst of die onder begeleiding wonen. We denken hiermee een bijdrage te leveren aan het
verbeteren van de sociale veiligheid.
”
13
Vervolgens is gezocht naar de budgetten die te relateren zijn aan
dit type opvang in de wijk. Dat blijkt zeer moeilijk te zijn omdat
deze voorzieningen onderdeel zijn van meerdere programma’s
zoals Werk en Inkomen, Maatschappelijke Opvang, Wonen, Zorg
en Welzijn maar ook van diverse meldingsloketten en meerdere
financiers. Dan blijkt het ook haast onmogelijk te zijn om een
ambtenaar te vinden die het totale overzicht heeft, als dat al lukt
dan heeft deze weer geen zicht op de budgetten per buurt.
e.
Het probleem past
Meer zeggenschap, eigenaarschap en ruimte voor initiatief
nemers is dus alleen mogelijk als ook de relevante budgetten
inzichtelijk zijn. Een overheid die denkt dat ze kan loslaten en
overdragen en de daardoor vrijvallende budgetten in eigen zak
kan steken, rekent zich ten onrechte rijk. Willen bewonersinitiatieven, buurtondernemingen of zorgcoöperaties bestaansrecht
houden dan moeten ze over een solide exploitatie kunnen
beschikken en daar horen ook de vrijvallende budgetten bij. De
winst voor de overheid zit hem niet zozeer in de besparing als wel
in het gegeven dat de uitvoering anders kan worden georganiseerd waardoor er tegen dezelfde kosten een gevarieerder product wordt geleverd, een product dat ook gedragen wordt door
de bewoners.
Budgetmonitoring is een instrument dat helpt om de goede
vragen te stellen bij de huidige manier waarop de overheid zelf,
of via subsidiering en opdrachtverlening door derden, diensten
organiseert voor bewoners. Als we die vragen niet incidenteel
stellen, maar structureel dan vraagt dat een hogere mate van
transparantie van de bestedingen en keuzes van de lokale overheid. Die transparantie kan worden bereikt door de introductie
van ‘het derde boekje’ , een helder overzicht van de beschikbare
middelen en te bereiken doelen op de schaal van de buurt.
14
2 Is een buurtbegroting
realiseren moeilijk?
a.
b.
Randvoorwaarden
Over ambities
15
a.
Randvoorwaarden
Hoe moeilijk is het eigenlijk om een buurtbegroting te maken?
Het meest simpele antwoord is dat het allemaal best mee valt.
Maar het moeten wel de juiste voorwaarden aanwezig zijn. De
eerste en belangrijkste voorwaarde is dat er lokale initiatiefnemers moeten zijn die er mee aan de slag willen gaan, die de
potentiele meerwaarde ervan in zien en die in staat zijn om
anderen in hun omgeving hiervan te overtuigen. Een tweede,
misschien wel net zo belangrijke voorwaarde is dat de gemeente
wil meewerken en dan gaat het niet alleen over de politiek maar
vooral om een aantal ambtenaren van de afdeling financiën of
inhoudsambtenaren met goede contacten met deze afdeling.
Want veel van het werk moet in eerste aanzet door hen worden
verricht. Daarmee is ook de derde voorwaarde in beeld gebracht.
Het maken van een buurtbegroting is monnikenwerk, het vraagt
veel inzet van de ambtenaren en geduld van de initiatiefnemers.
Het is voor ons reden geweest om in de verschillende pilots niet
in te zetten op het realiseren van een volledige buurtbegroting,
maar om dat thema voor thema geleidelijk aan in beeld te brengen. En daarmee zijn we weer terug bij de eerste voorwaarde.
Want de keuzes van de thema’s hangt nauw samen met de ambities van de initiatiefnemers. Wat willen ze ermee bereiken, welke
thema’s vinden ze echt van belang en kunnen ze anderen, zowel
bewoners als ambtenaren/politiek, van de potentiele meerwaarde
hiervan overtuigen. Dit boekje wil daarbij een hulpmiddel zijn.
Hierin worden de ervaringen uit de eerste pilots beschreven en
wordt uitgewerkt wat het belang kan zijn van een buurtbegroting
als faciliteit voor actieve bewonerskaders, maar evenzo voor een
gemeente die op basis van gelijke informatie het open gesprek
wil aangaan met bewoners. Voor meer informatie of voor hulp en
ondersteuning bij het ontwikkelen van een buurtbegroting kan je
altijd contact opnemen met het Centrum voor Budgetmonitoring
en Burgerparticipatie.
16
b.
Over ambities
Zonder duidelijk doel voor ogen wordt het werken aan een buurtbegroting een oeverloze exercitie. Alles kan immers altijd nog verder en nog meer verfijnd worden uitgezocht en beschreven, tot
aan de prijs van de afzonderlijke stoeptegel, het grasveldje of een
uurtje maatschappelijk werk aan toe. Het is zaak om bij elke vraag
naar meer en duidelijke financiële gegevens het doel voor ogen
te houden. En dus moet je vanaf de start heel helder en open zijn
over de ambities.
Wantrouwen is niet genoeg
Met de realisatie van een buurtbegroting wordt transparanter wat
de lokale overheid doet met haar middelen ten behoeve van de
buurt. Enkel het willen bereiken van meer transparantie is niet
genoeg om de hoge inzet die het opstellen van een buurtbegroting
vraagt van bewoners en ambtenaren te rechtvaardigen. Als het
alleen om transparantie gaat, dan kan het ook makkelijk begrepen worden als een teken van wantrouwen. Met de buurtbegroting achterhaal je nooit ‘de zonnebril van Wouter Bos’, daar zijn
andere instrumenten geschikter voor.
De buurt als uitvoerder
Een buurtbegroting is uiterst behulpzaam als de buurt een aantal
taken die nu nog bij de overheid of bij instellingen en bedrijven
liggen zelf wil gaan uitvoeren. Dat wordt extra belangrijk als dat
niet gebeurt op vrijwillige en niet-verplichtende wijze, maar als
het wordt vormgegeven als een buurtbedrijf of daarmee vergelijkbaar. Als het idee bestaat om een of meerdere taken over te
nemen dan is dat een heel mooi richtpunt voor het opstellen van
de buurtbegroting. Begin dan met die taken die de buurt – of
buurtbedrijven – zelf wil gaan doen. Dan kan variëren van het
overnemen van taken bij groenbeheer tot het uitvoeren van
delen van de maatschappelijke zorg en alles wat er verder nog
bedacht kan worden.
17
Participatie versterken
Bewonersparticipatie gaat heel veel over het ‘wat’ en soms ook
over het ‘hoe’ maar slechts zelden over de vraag wat het kost. Met
de introductie van de buurtbegroting wordt het gesprek over wat
bewoners willen, minder vrijblijvend. Aan elke wens is immers
ook direct een budget te verbinden. Maar belangrijker nog is dat
er ook direct zicht is op de kosten van het lopende beleid en uitvoering. En daarmee kan ook het gesprek gestart worden over de
wenselijkheid en effectiviteit hiervan. Kan de aandacht (en de
middelen) niet beter besteed worden aan andere zaken? Kan de
rendement van de ingezette middelen niet verhoogd worden
door de uitvoering beter af te stemmen op wat de buurt specifiek
maakt? Door participatie te verbinden met de buurtbegroting
krijgt deze participatie meer diepgang, en worden mogelijk
andere en meer bewoners aangesproken.
Dit zijn slechts voorbeelden van mogelijke ambities. In elke buurt
is het aan de initiatiefnemers om eigen ambities te formuleren.
Ambities houden je scherp en bij de les.
18
3 De buurt organiseert
het anders
19
De gemeente organiseert diensten en producten vanuit de eigen
schaalgrootte. Soms wordt zelfs die nog te klein gevonden en wordt
gekozen voor regionale samenwerking. De klassieke gedachte
daarachter is dat een hogere schaal automatisch leidt tot een efficiency- of inkoopvoordeel en dus tot lagere prijzen. Per product
wordt de beste specialist gezocht. Een tweede gedachte die meespeelt is dat het aantal leveranciers beperkt moet zijn. Dat maakt
het gesprek en de aansturing makkelijker.
De economische werkelijkheid van de buurt is echter een geheel
andere. Als je diensten gaat organiseren op het schaalniveau van
de buurt dan is specialisatie opeens een nadeel. Dan is het handig
als degene die het bermgroen bijhoudt ook meteen iets doet aan
het zwerfvuil en kleine herstelacties kan doen in de openbare
ruimte. Vergelijkbaar kan het handig zijn als het maatschappelijk
vastgoed (scholen, buurthuizen, verenigingsgebouwen, welzijnen gezondheidszorg) op de schaal van de buurt zijn beheer en
onderhoud gaat organiseren. Maar het kan verder gaan.
Ga eens voor de eigen buurt na hoeveel instellingen, organisaties
en initiatieven bezig zijn met wat we kunnen vatten onder een term
als verbetering van het pedagogisch klimaat in de buurt. Iedereen
doet het op eigen wijze en legt stedelijk verantwoording af. Wat
zou de opbrengst zijn als het op de schaal van de buurt en in onderlinge samenwerking wordt georganiseerd en als de resultaten
verantwoord worden naar de buurt? Wat daar aan voorafgaat is
dat iedereen in de buurt weet moet hebben van wat er allemaal
gebeurt (daarvoor is in de Indische buurt een buurtbalie ontwikkeld. Zie daarvoor www.indischebuurtbalie.nl) en wat het allemaal kost (de buurtbegroting kan helpen om dat zichtbaar te
maken).
De keuze om voorzieningen op buurtniveau vorm te geven heeft
nog meer potentie. Zo maakt deze het makkelijker om de verbinding
te leggen met de inzet van bewoners waardoor voorzieningen
20
meer en meer als ‘eigen’ worden gezien. Maar mogelijk kan ook
een stap verder gezet worden en wordt op de schaal van de eigen
buurt een buurtbedrijf gevormd, dat deels kan bestaan uit professionals en deels uit bewoners in een rol als vrijwilliger of om
er werkervaring op te doen, als stageplaats of gewoon om iets bij
te verdienen naast de uitkering.
21
4 Ervaringen in de pilots
a.
b.
c.
De start
De rol van gemeenten
Eerste opbrengsten
Op het moment waarop we dit schrijven zijn een
aantal pilots nog volop in beweging. Verwacht dus
geen afgeronde verhalen, maar er valt wel al het
een en ander te melden.
22
a.
De start
De start van de pilots was heerlijk verschillend per locatie. Maar
het heeft ook alles met de tijdsfactor te maken. De twee eerste
pilots die van start gingen waren Hoogeveen en Emmen. Hier was
in de aanloop duidelijk gecommuniceerd dat het om een training
ging en dat het om een tiental bijeenkomsten zou gaan met een
maandelijkse frequentie. In Emmen is door de gemeente gekozen
voor één buurt (Nieuw-Dordrecht) maar is dat vrij snel uitgebreid
naar een tweede buurt (Emmerhout). In Hoogeveen is vanaf de
start gekozen voor een tweetal buurten (Krakeel en Wolfsbos).
Hoewel het klinkt alsof het de gemeenten waren die hier het
initiatief namen is dat allerminst het geval. Het initiatief kwam
vanuit de buurt(en) waarbij de gemeenten snel hebben besloten
om dit te ondersteunen. In Den Haag (Bezuidenhout) is het wel
de gemeente (het stadsdeel Haagse Hout) geweest die als eerste
de keuze gemaakt heeft voor een buurt maar dat kon ook omdat
men gemakkelijk de verbinding kon maken naar actieve bewoners. In Amsterdam Nieuw-west is het vergelijkbaar gegaan. Ook
hier kwam het initiatief van het stadsdeel. Deze pilot is echter
vroegtijdig afgebroken. Men slaagde er daar niet in om een voldoende stevige en enthousiaste groep bewoners er bij te halen.
De bewoners die zich gemeld hadden voor de training bleken
niet in staat te zijn om de verbinding te leggen met actieve
bewonersgroepen in de wijk Slotervaart. Amersfoort is weer een
heel ander verhaal. Daar lag een voorgeschiedenis van de G1000
stedelijk en op buurtniveau en de buurt Kruiskamp had in dat
kader al een aantal prioriteiten aangegeven. Maar deze prioriteiten
- zoals bijvoorbeeld een betere relatie met het veiligheidsteam –
hadden geen financiële aspecten waardoor het niet mogelijk
bleek om budgetmonitoring te linken aan deze prioriteiten.
Besloten is om deze pilot voortijdig te beëindigen.
In Bezuidenhout en de Indische buurt (Amsterdam) is de werving
van deelnemers bij actieve bewoners zelf gelegd en dat heeft in
23
beide sites tot stevige groepen geleid. In Utrecht is een andere
weg bewandeld. In beide buurten (Lunetten en Lombok) is gekozen voor het doen van een open oproep, zijn flyers verspreid
en aankondigingen opgehangen. Op de twee startbijeenkomsten
waren telkens rond de zestig personen. Utrecht is om nog een
reden bijzonder. Zij zijn geen onderdeel van de officlele pilots van
BZK, vanzelfsprekend nemen we de ervaringen hier opgedaan
wel mee in deze rapportage.
24
b.
De rol van de gemeenten
In alle pilots is de deelname van de gemeente cruciaal. Het zijn
immers de ambtenaren die in reactie op een vraag naar budget
op een bepaald onderwerp aan de slag moeten. En dat is niet altijd makkelijk. De op het eerste oog simpele vraag naar hoeveel
geld de gemeente nu jaarlijks in onze wijk steekt, blijkt slechts
met grote inspanning te beantwoorden. Ambtenaren moeten om
het antwoord te achterhalen, het gesprek aangaan met andere
afdelingen en diensten en dan komt al snel de vraag om de hoek:
‘waarom willen ze dat weten’. En dan is het nodig dat het antwoord
overtuigend en enthousiasmerend is. Het is al eerder gezegd, de
afstand tussen de gemeentebegroting en de buurtbegroting is
groot. Het is een andere manier van denken en organiseren en
staat daarmee haaks op wat norm is binnen de gemeente.
Het weinig transparante karakter van de gemeentebegroting is
ook raadsleden een doorn in het oog. Zo is in Den haag een motie
ingediend en aangenomen (RIS 278365) waarin onder meer staat
Overwegende dat:
> naast de gemeenteraad alle burgers recht hebben
op inzicht in de gemeentebegroting;
> veel burgers expertise hebben die het gemeentebeleid ten goede kan komen;
> veel burgers graag meedenken over het beter
inzetten van de middelen van de gemeente;
> middels een digitale doorklikbare begroting voor
burgers het inzicht in begrotingen en jaarrekeningen
vergroot kan worden;
> een digitale doorklikbare begroting meer details
25
kan bevatten die voor bepaalde groepen burgers
van belang zijn maar voor anderen niet relevant zijn.
Verzoekt het college
> bij het onderzoek naar de burgerbegroting mee te
nemen op welke gebieden, op welke wijze en met
welke budgetten experimenten kunnen worden
gedaan waarbij burgers (delen van) de begroting
beïnvloeden;
> bij het onderzoek te betrekken welke burgers
invloed uitoefenen, hoe die burgers representatief
zijn voor een grotere groep en hoe zij het algemeen
belang meewegen;
> bij het onderzoek een overzicht toe te voegen van
voorbeelden uit andere steden in binnen- en
buitenland waar burgers zeggenschap hebben over
(delen van) de begroting;
> te onderzoeken op welke wijze de gegevens waarop
begrotingen en jaarrekeningen zijn gebaseerd in
ruwe vorm digitaal openbaar en doorklikbaar zijn te
maken;
> te streven naar een steeds meer toegankelijke
digitale interface voor begrotingen en jaarrekeningen,
zodat steeds meer burgers in staat zijn die delen van
de begroting die zij interessant vinden te doorgronden.
Waar in de gemeente Den Haag de raadsmotie gezien kan worden
als de start van het traject burgerbegroting is het in de gemeente
Emmen eerder te omschrijven als resultaat. In de kadernota 2016
staat het volgende
26
Naast deze experimenten is in 2014 ook gestart met het project
“Burgerbegroting” in het dorp Nieuw-Dordrecht en de wijk
Emmerhout. In dit project maken we samen met inwoners voor
diverse gemeentelijke budgetten zichtbaar welk deel daarvan
wordt besteed in hun dorp of wijk. Dit met als doel om na het
verkrijgen van het inzicht over te gaan tot de volgende stappen.
Dit kan dan gaan van het geven van meer zeggenschap over
besteding van budgetten tot het daadwerkelijk overdragen van
budgetten. Deze volgende stappen zijn maatwerk. De bedoeling is
om dit de komende tijd verder uit te werken en te verdiepen.
Daarbij is het ook vereist om beter inzichtelijk te hebben wat de
consequenties en randvoorwaarden zijn (bv. hoe het zit met verantwoordelijkheden, bevoegdheden, regelgeving, verantwoording,
continuïteit etc.). Van belang in dit kader is ook om de samenhang
te zien met: de evaluatie van de experimenten, de ontwikkeling van
Emmen Revisited en het gebiedsgericht werken.
De voorbeelden uit Den Haag en Emmen laten zien dat budgetmonitoring niet beperkt blijft tot een ‘speeltje’ van een enkele
buurt en een enthousiaste medewerker van de afdeling financiën.
In de aanloopfase is dat voldoende, maar als de systematiek voldoende is uitgewerkt en de financiële aspecten helder worden
dat botst het in potentie met wat wethouders en vooral gemeenteraad tot hun domein rekenen. Zij gaan over de vraag waar het
geld naar toe gaan en welke doelstellingen daaraan verbonden
zijn. Als budgetmonitoring uitmondt in een buurtbegroting zal
dat ook leiden tot ambities van de buurt om te gaan schuiven
met geld en doelstellingen en dan ligt er mogelijk een botsing
tussen buurt en raad in het verschiet. Als het ideeëngoed dat verbonden is met de doe-democratie echter breder gedragen wordt
kan die botsing het begin zijn van iets moois.
27
c.
Eerste opbrengsten
Op drie locaties zijn nu opbrengsten zichtbaar. Zo is in Emmen
voor twee wijken de buurtbegroting op een groot aantal thema’s
uitgewerkt. Met de gehanteerde systematiek is het ook mogelijk
om de stap te zetten naar alle buurten en dorpen binnen de
gemeente. Voor het dorp Nieuw Dordrecht is de buurtbegroting
een informatiebron die ze kunnen gebruiken om hun ambitie om
een buurtonderneming op te richten vorm te geven. De wijk
Emmerhout is vooral geïnteresseerd in de zorgbudgetten van de
buurt. Dat biedt hun een basis voor het gesprek met de uitvoerende instellingen over de geleverde kwaliteit, maar vooral ook
over de wijze waarop men de budgetten inzet. De buurtbegroting biedt daarmee een basis om vraagtekens te plaatsen bij de
manier waarop het werk wordt uitgevoerd en georganiseerd.
Ook in Hoogeveen is voor twee buurten op een aantal thema’s
een aanzet voor een buurtbegroting uitgewerkt. Maar hier wordt
niet ingezet op een verdere uitwerking. Hoogeveen heeft gekozen
voor een pragmatische oplossing. Als een buurt iets wil dan wordt
het gesprek gestart. Zo is in Hollandscheveld een deel van het
WMO-budget overgedragen aan de buurt. In de twee buurten
die meegedaan hebben in de pilot (Krakeel en Wolfsbos) zijn de
buurtbudgetten verkend op de thema’s die bewoners van belang
vinden. Maar daar was onder de deelnemende bewoners niet de
ambitie om een stap verder te gaan. Het inzicht in de buurtbudgetten dat gedurende de bijeenkomsten ontstond was echter wel
verhelderend, zo was hun conclusie. Ze geven er op een eigen
manier vervolg aan door hun ervaringen en de mogelijkheden
om per onderwerp zicht te krijgen op de gemeentelijke budgetten
nu door te gaan geven aan andere bewoners. Dit pragmatisme
wordt mogelijk ook ingegeven door de schaal van Hoogeveen.
Tien dorpen en een aantal wijken die samen 55.000 inwoners
hebben maakt een buurtbegroting misschien wel vooral tot een
bureaucratische constructie en minder tot een praktisch hulpmiddel.
28
Heel anders gaat het in de Indische buurt in Amsterdam. In deze
buurt wordt nu al voor het derde jaar door een aantal bewoners
en in nauwe samenwerking met het stadsdeel gestoeid met
de idee van budgetmonitoring. Waar het in het eerste jaar nog
heel sterk ging over de begroting van het stadsdeel en of er wel
geleverd werd wat ze beloofden in hun programmabegroting,
verschoof in het tweede jaar de aandacht al naar thema’s vanuit
de wijk. In het derde jaar is dat meer gestructureerd opgepakt en is
vanuit de wijk een buurtagenda opgesteld. Daarin zijn tien punten
opgenomen die vanuit het perspectief van bewoners van belang
zijn. Echter ook het stadsdeel wil een eigen wijkjaarplan opstellen
en nu worden deze teksten samengevoegd. De volgende stap is
dan dat er per programmapunt kleine projectteams worden
samengesteld bestaande uit bewoners, ambtenaren en waar
nodig ook instellingen en dat deze volledig inzicht krijgen in de
budgetten die zowel regulier als incidenteel beschikbaar zijn zowel
vanuit het stadsdeel als stedelijk.
De andere pilots zijn nu nog niet zover dat hier al iets geschreven
kan worden over de richting die ze inslaan en de mogelijke
opbrengsten. Als we terugkijken naar de opbrengsten uit de pilots
die hiervoor kort zijn genoemd, dan valt op dat ze allen direct in
relatie staan met de raad. Want of het nu structureel wordt opgepakt (Emmen), op basis van de vraag vanuit de buurten (Hoogeveen) of onderdeel is van een buurtagenda (Indische buurt), altijd
gaat op termijn de vraag spelen hoe de handelingsruimte van de
buurt zich verhoudt tot de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. Reden om daar in de volgende paragraaf kort bij stil te
staan.
29
5 Het primaat van
de raad
30
In veel gesprekken met ambtenaren en raadsleden over de potentie
van budgetmonitoring wordt gewezen op de rol van de gemeenteraad. Als het over geld gaat heeft deze immers het budgetrecht.
Soms leidt dat tot mooie gesprekken over de relatie tussen de
representatieve democratie en de benodigde handelingsruimte
van actieve bewoners in hun buurt. Soms ook gewoon tot de constatering ‘onze raad gaat daar nooit mee akkoord’. De voorzichtige
opstelling van de gemeenteraad wordt misschien wel het meest
duidelijk als we kijken naar de tekst uit de voorjaarsnota van de
gemeente Emmen. Daar wordt enerzijds ja gezegd en wordt de
optie opengehouden dat het kan gaan over het geven van meer
zeggenschap over besteding van budgetten tot het daadwerkelijk overdragen ervan. Maar tegelijkertijd wordt ook een voorbehoud gemaakt. “ Daarbij is het ook vereist om beter inzichtelijk te
hebben wat de consequenties en randvoorwaarden zijn (bv. hoe
het zit met verantwoordelijkheden, bevoegdheden, regelgeving,
verantwoording, continuïteit etc.” Hier komen heel duidelijk de
klassieke voorbehouden om de hoek die bijna als regel worden
geuit als het gaat om bewonersinitiatieven:
>
>
>
>
>
is het initiatief wel representatief voor de wijk
heeft het voldoende draagvlak
zijn er garanties voor continuïteit
wie draait ervoor op als het mis gaat
ligt er een goed plan, is dat voldoende
doorgerekend
> wie verdient er aan (….)
En dit zijn alleen nog maar de vragen die aan het initiatief gesteld
worden, een vergelijkbare set aan vragen stelt de gemeente ook
aan zichzelf:
> is er een financieel voordeel.
> mag er ambtelijk beslist worden, moet de wethouder
dat doen of is het aan de raad.
31
> past het binnen de programmabegroting, sluit het
aan bij het staande beleid
> hoe gaan we het vormgeven? Is het een opdracht,
een subsidie of moet er aanbesteed worden.
> blijft de gemeente verantwoordelijk.
> en als andere buurten er ook om vragen, wat doen
we dan?
En zo kan een moeizaam gesprek ontstaan. Vooral ook omdat er
sprake is van een groot verschil in schaal. Aan de ene kant is er de
logica van de buurt die een bepaalde taak zelf wil gaan uitvoeren
en de daarvoor bestemde middelen nu in eigen beheer wil nemen
of die van mening is dat eenzelfde resultaat beter op een andere
manier kan worden bereikt; aan de andere kant is er de logica van
de gemeenteraad en deze moet instemmen met het afstaan van
haar verantwoordelijkheid, moet een budget weggeven, zonder
traditionele controle en ziet in de ergste nachtmerrie de buurt
om autonomie vragen. En dan maar hopen dat het bij die ene
buurt blijft….
Het structureel introduceren van een buurtbegroting is iets van
een heel andere orde. Dan hebben we het over ‘een derde boekje’.
Naast de programmabegroting (voor de raad) en de productbegroting (voor college en ambtelijke organisatie) geeft de buurtbegroting inzicht in welke budgetten per buurt beschikbaar zijn
en wat daarmee bereikt moet worden. Het is juist die informatie die
de deur opent naar een andere manier van organiseren, denkend
en handelend vanuit de buurt en waar mogelijk door inschakeling van de mensen uit de buurt. Het probleem is dan ook niet
het maken van een zo’n derde boekje (hoewel dat wel arbeidsintensief is) maar veel meer dat zo’n boekje direct de vraag oproept met welke verwachtingen bewoners het gaan gebruiken.
Het betekent dat er dan ook ruimte moet zijn voor maatschappelijk initiatief, dat budgetten die nog op basis van meerjarige
32
aanbestedingen of op basis van subsidie stedelijk worden toegekend vrijgemaakt moeten kunnen worden als de buurt daar
reden toe ziet. De deur naar right to challenge moet wijd worden
opengezet en niet alleen op terreinen die behoren tot de WMO
maar ook waar het gaat om bijvoorbeeld beheer van vastgoed of
onderhoud van de groene ruimte. Hoe dat gaat uitpakken is op
voorhand niet te overzien. Juist dat verklaart mogelijk voor een
deel de terughoudendheid van gemeentebesturen.
33
6 Meerdere wegen naar
Rome
34
In de paragrafen hiervoor lijkt het soms alsof de begrippen budgetmonitoring en buurtbegroting onderling inwisselbaar zijn. Toch
is dat niet zo. De twee voorbeelden die we hierna beschrijven
maken dat duidelijk. Het eerste voorbeeld komt uit de gemeente
Emmen, het tweede uit Amsterdam. In Emmen wordt gekozen
voor een buurtbegroting, dus voor het ‘derde boekje’. Bij het opstellen van de buurtbegroting is er sprake van twee vertrekpunten.
Het eerste vertrekpunt wordt gevormd door het gemeentelijk
niveau en is vastgelegd in programma- en productbegroting. Het
tweede vertrekpunt wordt gevormd door de wensen zoals die
vanuit de buurt worden geformuleerd. In schema:
35
GEMEENTE
Bepaal het onderwerp
Wat zegt de programmabegroting. Welke doelen zijn
gesteld
Wat zegt de productbegroting.
Eisen aan de uitvoering, eisen
aan de kwaliteit, kostprijs
Welke inkoopvariant is
gehanteerd:
Eigen beheer
Aanbesteding
Subsidie
Bewonersdeelname
SROI, anders
Welke derden financieren mee
Welke derden hebben belang
hierbij
Bepaal het budget en
beargumenteer de toewijzing
naar buurtniveau
Welk budget is er mee gemoeid?
Mogelijkheden voor:
Hoe is de huidige participatie
van bewoners geregeld?
• besparing
• verhoging kwaliteit
• zelfbeheer
• anders?
Wat is het belang van de buurt
bij aanpassing?
Welke gaat goed, wat gaat
minder. Waarom wil de buurt dit
Bepaal het onderwerp
DE BUURT
36
Hoewel het hier om twee verschillende vertrekpunten gaat, is het
zaak dat er gezamenlijk wordt opgetrokken. Zowel voor gemeente
als voor de buurt begint het traject met het bepalen van het
onderwerp. Daar doet zich ook al heel direct een eerste spanningspunt voor. Groenbeheer is vanuit de gemeente gezien een onderwerp dat los staat van sportvelden; voor de buurt is groenbeheer
niet alleen bermgroen en parken, maar ook de sportvelden, de
tuinen van bewoners enz.
Voor de gemeente kan dat betekenen dat het opeens gaat over
budgetten die vallen onder meer dan één programma. De volgende stap gaat over de kwaliteitseisen die beide partijen stellen.
Zijn die gelijk of verschillen die sterk? En als ze sterk verschillen is
er dan ruimte om met die verschillen om te gaan. Het gesprek
daarover kan meerdere uitkomsten hebben. Lopend van meer
begrip voor elkaar, tot nieuwe afspraken over participatie en tot
ideeën over hoe met een andere werkwijze of een nieuwe uitvoerder een beter resultaat kan worden geboekt. De bundeling
van deze exercities leidt uiteindelijk tot een overzicht van budgetten per buurt: de buurtbegroting.
Amsterdam heeft in het begin ook op deze route gezeten, maar
is daar geleidelijk aan van afgeweken en een andere weg ingeslagen. Dat heeft misschien ook wel iets te maken met de complexiteit van de stad, die naast een centrale gemeente ook nog –
onlangs sterk afgeslankte – stadsdelen kent. Maar misschien nog
wel meer met de idee dat in deze stad een aantal taken zich niet
lenen voor zelfbeheer of buurtbedrijf. De andere weg die Amsterdam
is ingeslagen is dat ze op een aantal thema’s die door de buurt en
de gemeente kunnen worden aangegeven de budgetten zichtbaar maken inclusief de beleidsambities en de bij de uitvoering
betrokken partijen. Het aantal thema’s kan groot zijn en wordt
bepaald door de vraag vanuit bewoners en gemeenten. Om die
informatie direct toegankelijk te maken voor iedereen die het
wil weten wordt nu gewerkt aan een applicatie die openbaar
37
toegankelijk moet zijn. Op dit moment is deze echter nog ‘onder
constructie’. Om toch een idee te geven een eerste beschrijving.
Op een kaart van de stad zijn een groot aantal punten gemarkeerd. Als zo’n punt wordt geactiveerd verschijnt de inhoudelijke
en financiële informatie. De punten zijn een weergave van de
thema’s die door bewoners en gemeente zijn genoemd. Zo hebben bewoners van de Indische buurt in hun buurtagenda aangegeven dat ze de volgende thema’s graag financieel uitgewerkt
willen zien:
> het Flevopark, zowel wat betreft onderhoud als alle
voorzieningen die daarbinnen te vinden zijn;
> de zorgkosten van de kwadranten Ambonplein en
Sumatraplantsoen;
> alle budgetten die worden ingezet op het thema
pedagogisch klimaat, of duidelijker alle geld dat
wordt ingezet voor kinderen en jongeren tussen
0 en 18 jaar en welke organisaties daar structureel
middelen voor hebben;
> alle budgetten die worden ingezet ter versterking
en ondersteuning van bewonersinitiatieven binnen
de wijk binnen de wijk en welke organisaties daar
structureel middelen voor hebben.
38
Voorbeeld: Meevaart,
jaarlijks € 318.000,-
hoeveel geld gaat er om in de zorg
Hoe ziet de totale
parkbegroting uit
De informatie die hier beschikbaar gesteld wordt gaat verder dan
wat in begroting en jaarrekeningen aan informatie voorhanden
is. De ambitie is om per thema zowel beleids- als uitvoeringsinformatie beschikbaar te stellen en daarmee een basis te leggen
waardoor actieve participatie in al zijn facetten mogelijk wordt.
39
7 Follow
the money
40
De twee voorbeelden uit de vorige paragraaf zijn een uitwerking
van budgetmonitoring. Waar in de Emmense variant de richting
van een buurtbegroting wordt ingeslagen, kiest Amsterdam voor
het beschikbaar stellen van beleids- en uitvoeringsinformatie op
thema’s die vanuit politiek en bewoners relevant zijn. In beide
gemeenten wordt onderkend dat het voor een actieve participatie
van bewoners nodig is, dat de gemeente meer financiële informatie moet geven en dat die informatie op voorhand beschikbaar
moet zijn. Want het telkens van acquit verzamelen van alle relevante financiële informatie op een bepaald onderwerp vraagt te
veel tijd en werkt daarmee demotiverend. Niet voor niets wordt
financiële informatie veelal buiten participatietrajecten gehouden.
Gelukkig dient er zich ook een onverwachte medestander aan.
Meer en meer gaan gemeenten over naar vormen van gebiedsgericht werken en komen er bijvoorbeeld in het sociale domein
diverse wijkteams. Die ontwikkeling zou het makkelijker moeten
maken om binnen de begroting informatie op wijkniveau te kunnen vinden. Zo wordt binnen de gemeente Den Haag gewerkt
aan een programma ‘wijken’, waarin deze budgetten in ieder
geval deels zichtbaar worden. Amsterdam en in mindere mate
Rotterdam kenden vanuit het verleden al stadsdeelbudgetten en
dat biedt mogelijkheden om daarop aan te sluiten bij de zoektocht naar de omvang en samenstelling van de gebiedsgerichte
budgetten.
Budgetmonitoring is te beschouwen als een noodzakelijke faciliteit.
De inzet bij budgetmonitoring is om zo veel als nodig financiële
informatie op voorhand beschikbaar te hebben. De manier waarop dat gebeurt kan verschillen: structureel in de vorm van een
buurtbegroting als ‘derde boekje’ of meer gericht op actualiteit
zoals bijvoorbeeld in Amsterdam. Het rendement van budgetmonitoring moet blijken uit het gebruik. Als afsluiting beschrijven
we kort enkele mogelijkheden:
41
> Bij inspraak en participatietrajecten niet alleen
praten over de inhoud, maar ook over wat het kost
en hoe de realisatie wordt georganiseerd.
Het gesprek wordt daardoor verbreed en biedt
bewoners meer mogelijkheden om hun ervaring en
deskundigheid in te brengen. Dan is er ook sprake
is van meer gelijkwaardigheid tussen ambtenaren/
politiek en bewoners. Beiden beschikken dan
immers over dezelfde informatie.
> Als de budgetten bekend zijn van specifieke voorzieningen biedt het de mogelijkheid aan bewoners
om hun eigen ‘buurtrekenkamer’ te starten als er
onrust is over een bepaalde voorziening of vraagtekens bij de kwaliteit daar aanleiding toe geven.
> In de WMO is sprake van een right to challenge.
Maar dat vereist wel dat de budgetten, de kwaliteitseisen en de productie-eisen openbaar zijn en op
buurtniveau bekend. Als een buurt zelf delen van
het zorgaanbod wil verzorgen, kunnen ze heel
gemakkelijk de benodigde financiële informatie
vinden.
> Diensten organiseren op buurtniveau gaat anders
dan op stedelijk niveau. Stedelijk kun je specialiseren
en heb je massa. In de buurt moet het integraal en
kleinschalig. Dat vraagt in een andere manier van
werken niet alleen van de buurt, maar ook van de
overheid. Gebiedsgericht werken betekent dat de
schotten tussen de programma’s weg moeten en dat
het gesprek met de buurt gestart kan worden over
anders organiseren. Er is geen enkele reden waarom
right to challenge beperkt moet blijven tot de WMO.
Het moet betrekking hebben op alle voorzieningen
die voor de buurt relevant zijn.
42
> Als de budgetten per buurt bekend zijn kunnen
mensen die een buurtbedrijf willen beginnen veel
gemakkelijker hun bedrijfsplan opstellen. Denk
bijvoorbeeld aan bewoners die ongebruikt
(maatschappelijk) vastgoed in beheer willen nemen.
Nu is de buurt nog teveel de klant en te weinig de
producent. De omslag dat de buurt het zelf doet
noemen ze in Indische buurt buurtbesteden. Dat
gaat nog een stap verder dan de right to challenge.
Als de buurt het zelf kan, dan gaat de buurt gewoon
voor.
Los van deze mogelijkheden maakt budgetmonitoring het
makkelijker voor de lokale overheid om zich over het gevoerde
beleid en de gerealiseerde uitvoering te verantwoorden naar
bewoners. Nu blijft dat nog teveel beperkt tot ‘trust me’. Wantrouwen wordt dan gevoed en dat leidt tot de vraag naar ‘show me’
en ‘proof me’. Budgetmonitoring zet direct de stap naar een vitale
doe-democratie die zich kenmerkt door burgers en overheid die
gezamenlijk de publieke zaak en publieke waarden vormgeven.
Colofon
Tekst: Pierre Mehlkopf
Vormgeving: BeeldTaal
Druk: Drukkerij Grafia
in opdracht van: Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie
www.budgetmonitoring.nl