Verhalen van gezinsverzorgers

Download Report

Transcript Verhalen van gezinsverzorgers

VERHALEN VAN GEZINSVERZORGSTERS Op onze oproep ‘ ‘Verhalen van gezinsverzorgsters gezocht’ kwamen tientallen reacties. Sommige inzenders schreven vele kantjes vol, en sloten zelfs kopieën van diploma’s, leerboekjes, internaatsliederen, krantenknipsels bij. Dat bijgevoegde materiaal kunnen we hier niet allemaal weergeven, we beperken ons tot de tekst. Al te lange brieven hebben we als redactie bovendien wat ingekort, en inhoudelijk hebben we al te herkenbare (of pijnlijke) situaties uit de tekst gehaald – met het oog op de privacy van de gezinnen waarover het gaat. Schrijven over gezinsverzorging, hoe doe je dat? De gezinsverzorging is wel een van de meest veelzijdige beroepen. Elke dag is anders. Van alles komt er op je af. Dan ben je huishoudelijke hulp, dan ‘moeder’, soms kraamverpleegster, pedagoge, gesprekspartner, om maar enige facetten te noemen. Eigenlijk moet je overal alle dingen een verstandig woord kunnen zeggen. In blijdschap en verdriet. Liefde en begrip zijn twee eigenschappen die niet gemist kunnen worden. Zo was het tenminste toen ik er werkte. Hoe ben ik gezinsverzorgster geworden? Verscheidene jaren ben ik kantoorbediende geweest. Hier vond ik geen levensvervulling. Het was in de periode 1958-1962. Naar aanleiding van een artikel in een weekblad leek de gezinsverzorging mij wel wat. Na sollicitatie werd ik aangenomen bij de Gereformeerde stichting in Schiedam. Voorwaarde was dat ik de opleiding zou doen. Die duurde zes maanden in een internaat en was intensief. Van alle markten thuis! Theologie, politiek, opvoedkunde, huishoudelijke vakken en klusjes (zelfs voor het repareren van een stekker en voor plakken moet je een aantekening halen). Na het behalen van het getuigschrift in het groene uniform de praktijk in. Het waren lange dagen van 8-18 uur en ’s zaterdags tot 13.00 uur. Het werk was veelzijdig. Dan was je ‘moeder’, dan was je begeleidster van de vrouw des huizes; zelfs heb ik moeten helpen bij een bevalling. En dat in alle lagen van de bevolking. Zowel bij het gezin van een bankdirecteur als bij een volksvrouw. Het had allemaal zijn bekoring, maar er moest wel eens een knop omgezet worden. Liefde en begrip was echt noodzakelijk. Het liefst was ik in grote gezinnen. Leuk zoals de kinderen met elkaar omgingen. Natuurlijk was niet alles altijd “koek en ei”, maar toch: uiteindelijk waren ze solidair. De opvoeding was soms een moeilijk punt. De opvoeding van de ouders moest je accepteren. Als je het er niet mee eens was, probeerde je het bespreekbaar te maken. Twee gevallen zijn mij altijd bijgebleven. Een gezinnetje van twee verstandelijk niet sterke mensen, die werden begeleid door ouders en maatschappelijk werkster. Zij was in verwachting, maar dat ging niet naar wens. De dokter had gezegd dat zij de volgende dag naar het ziekenhuis moest. De hele dag had zij zich goed gehouden. Maar toen haar man thuiskwam, ging het niet meer. Toen de manier waarop hij haar op zijn knieën voor het bed op kinderlijke wijze lag te troosten: Ik vergeet het nooit meer! Dit was pure liefde. Dan het geval van die dodelijk zieke dame. Ze wilde zo graag troost vinden in de Bijbel, maar kon dat niet meer. Als verzorgster gooi je dan toch je werk neer en lees je troostredenen uit het Boek der Boeken.

Dit is ook het werk van een gezinsverzorgster. Ik heb haar tot de laatste dag mogen bijstaan en ook de begrafenis vanuit huis verzorgd. G. van Engelen-van Dijk, Hulshorst In 1949 ben ik begonnen als de eerste gediplomeerde gezinsverzorgster in Wapenveld. De opleiding had ik gevolgd in Eindhoven, ver van huis, bij de Nederlands Hervormde opleiding voor Gezinsverzorging. De gezinsverzorging in ons dorp ging toen uit van de verschillende kerken in Wapenveld. Zo kort na de oorlog was het een heel andere tijd. Je kwam vaak in grote gezinnen waar moeder ziek was. Soms was er armoede en het was niet overal even schoon. Ik heb wel meegemaakt dat ik op zaterdagmorgen tien kinderen achter elkaar moest wassen in de teil. Allemaal in hetzelfde water, alleen deed ik er zo nu en dan een scheut heet water bij. Je moest je aanpassen aan de omstandigheden van het gezin waarin je werkte. Hadden ze geen stofzuiger, dan was het veel dweilen en kleedjes kloppen. Maar ook klompen schuren en stro halen voor in de bedstee. Van alles heb ik gedaan. Het was vaak hard werken en het lukte me niet altijd om aan het eind van de middag op tijd klaar te zijn. Dan ging ik gewoon wat langer door. Ook nam ik wel eens verstelgoed van een gezin mee naar huis. Dan was ik ’s avonds thuis nog aan het sokken stoppen. Waar ik ’s avonds ook wel eens mee thuis kwam waren vlooien en luizen. Ja, je kwam overal. Mijn huisgenoten waren daar natuurlijk niet zo blij mee. Vijf jaar lang heb ik gewerkt in de gezinszorg. Toen we trouwden ben ik gestopt, dat was toen gebruikelijk. Ik heb het werk altijd met veel liefde en plezier gedaan, hoewel het soms heel zwaar was. Maar als je jong bent kun je veel aan. Nu ben ik 88 en mag ik iedere morgen dankbaar opstaan. Als ik nog jong zou zijn, zou ik zó weer gezinsverzorgster willen worden! Harmpje van Loo-Steenbergen, Wapenveld Ik was 22 jaar toen ik in opleiding ging in Dordrecht, dat duurde een half jaar. Als het goed ging kreeg je dan een getuigschrift en moest je nog een jaar in de praktijk werken in de gezinnen. Daarna kreeg je je diploma. We kregen les in geestelijke vorming, beroepsvorming, staatsburgerlijke vorming, algemeen vormend onderwijs, huishoudelijke vorming en kinder- en ziekenverzorging. Na dat half jaar in het internaat ging je in de praktijk werken. Ik heb altijd in Middelharnis, Sommelsdijk en Nieuwe-Tonge gewerkt. We werkten van ’s morgens 8 uur tot ’s avonds 6 uur en op zaterdag van 8 tot 1 uur. Dan waren op vrijdag als je wegging de kinderen in bad geweest en zaterdag om 1 uur was het eten voor zondags klaar. We verdienden 80 gulden per maand en na het halen van ons diploma 150 gulden per maand.

De gezinnen waren heel verschillend, dan een groot gezin, dan een klein gezin. Het was de bedoeling dat je 6 weken in een gezin werkte, maar dat liep wel eens uit, vooral als de moeder ernstig ziek was of overspannen was, en niet thuis. Het werk was wel zwaar, maar ik deed het graag. Er was geen moeder die werkte. In die tijd was iedere moeder in haar gezin. Ik hoop dat ik een indruk gegeven heb hoe het in die tijd was. Ik ben nu 83 jaar, dus een hele tijd is dit allemaal geleden. Een foto waar ik in de gezinnen bezig was heb ik niet. in die tijd werden er niet zoveel foto’s gemaakt. Ik stuur een foto op waar ik met collega’s op een receptie was. D. Grinwis-Koert, Ouddorp Ik ben als 17-jarige als gezinshulp begonnen. Dat was in 1959 in de Alblasserwaard. Het waren de 3 gemeenten Langerak, Nieuwpoort en Groot-Ammers. In 1960 ben ik in Dordrecht voor gezinsverzorgster gaan leren. Je moest in dat jaar 18 worden. We woonden in een groot herenhuis en de opleiding duurde een half jaar. Ik wilde altijd al gezinsverzorgster worden. Als ik nu moest kiezen en het bestond nog, werd ik het weer. Je was zo nodig en begon gewoon aan wat er op je weg kwam. Voor mijn gevoel zijn de kinderen nu niet anders. Ze moeten nu ook aandacht en liefde krijgen. Ook al leven we in een heel andere tijd. Zelf hebben we 9 kleinkinderen in de leeftijd van 22 tot 5 jaar. Maar er is tegenwoordig veel meer stress omdat de moeders geen tijd meer krijgen om ziek te zijn, want waar is de hulp die er vroeger wel was. Eens was ik in een gezin met 9 kinderen, de 10 e was geboren, de kraamverzorgster was weg en moeder was nog niet happy, dus kwam ik. de was ging naar de wasserij, maar al die luiers elke dag, goede raad was duur, een ovaal teiltje bracht uitkomst. Daar kookte ik de luierwa in op het gasstel en schoon was de was. Je moest wel eens improviseren. Maar daar leer je van. Bij een ander gezin. Moeder lag boven ziek op bed en wij aten warm tussen de middag, maar ja ik moest bijbellezen dus ging ik in de gang zitten, alle deuren open en wat harder lezen en iedereen kon het horen. Ik ben niet gewend om ergens op te reageren maar dit sprak me zo aan, dus vandaar. Ik heb dit ruim 5 jaar gedaan tot onze eerste dochter is geboren. Els Aanen, Brandwijk Ja, hoe kom je op het idee om gezinshulp of gezinsverzorgster te worden. Het was in het jaar 1961 1962 dat mijn ouders beslisten dat dat wel een goede baan voor mij was. Bij de stichting Leerdam en omstreken werd ik aangenomen. Eind december kwam een maatschappelijk werkster een briefje brengen met het adres erop, en de eerste werkdag in het nieuwe jaar kon ik daarheen. Geen voorlichting of hulp. Je zag wel wat je tegenkwam, en wat er van je werd verwacht.

De werktijden waren van ’s morgens 8 uur tot ’s avonds 6 uur. Zaterdag tot 1 uur. Dat is een half jaar zo geweest. Vanaf toen moesten de vaders het doen, op zaterdag. Meestal was je in een gezin tot moeder het zelf weer kon. Anders werd er na 6 weken geruild. Heel soms ook als het met het gezin niet klikte. Er was toen ook veel verscheidenheid in gezinnen. Groot-klein. Netjes-rommelig. Financiële zorgen. Soms was het wel eens zwaar. Het gebeurde wel eens dat stop- en verstelwerk mee naar huis gingen en moeder de helpende hand bood. Maar ’t was een goede leerschool. Later ben ik naar Den Haag gegaan om het diploma te halen voor gezinsverzorgster. Dat duurde een half jaar en een jaar praktijk bij de stichting waar je werkte. Veel geleerd en afgeleerd. Huis schoon houden is goed, maar niet het belangrijkste. En dat was op een dorp wel zo. Praten met de zieke huisvrouw was net zo belangrijk, en aandacht voor ieder gezinslid. Het gaf een goed gevoel om zo bezig te zijn met je medemens. Je probeerde zo goed mogelijk aan alle wensen te voldoen. Wekelijks naar de markt op donderdagmorgen. Met een gezin op vakantie, anders kon moeder niet mee. Met een kind naar het ziekenhuis voor amandelen knippen. Dat het werk in de gezinszorg goed beviel blijkt wel uit de tijd van 8 jaar dat ik het heb gedaan. Een leuk voorval: een ambtenaar waar ik gewerkt had, heeft ons burgerlijk huwelijk bevestigd. Van waardering gesproken, waren er zoveel kleine dingen die daarvan getuigden. Lies van Buuren-Grootendorst, Lexmond In 1955 heb ik bij de Nederlands Hervormde Stichting voor Opleiding van Gezinsverzorgsters te Dordrecht (Internaat Wolwevershaven 33) de opleiding gevolgd tot gezinsverzorgster. De theorie duurde een half jaar. Daarna examen en met goed gevolg werd een getuigschrift uitgereikt. Een jaar lang werd ik gevolgd in mijn gezinnen door de leidster van de gezinsverzorging in Utrecht, waar ik toen woonde. Bij goede beoordeling volgde na een jaar de diploma-uitreiking te Dordrecht. Met veel plezier heb ik mijn werk gedaan. Het was zeer afwisselend. Het waren meestal kinderrijke gezinnen waarin de moeder ziek was geworden of op psychische gronden het gezin niet meer draaiende kon houden. De dagindeling was vaak verschillend. Als je ’s morgens kwam was het eerst kinderen verzorgen, want die moesten naar school. Daarna besprak ik met de moeder wat er bijv. gegeten moest worden. Daarna ging ik het huishoudelijk werk doen: wassen (nog met de hand), stoffen, stofzuigen, etc. Het was heel belangrijk, als het mogelijk was, dat moeder bij alles werd ingeschakeld. Je maakte leuke en minder leuke dingen mee. Eens was ik in een gezin met drie kinderen. Ze waren nog klein en speelden in de tuin. Ik ging naar buiten om te kijken was ze aan het doen waren. Nou, ze waren bezig met de knoppen van de dahlia’s te eten. Moeder zei: oh, laat u maar. Dat hebben ze al meer gedaan. H.W.C. van der Steeg-Vorst, Zeist

Ik ben van 1 oktober 1962 tot 31 juli 1966 werkzaam geweest als gezinsverzorgster bij Herv. Stichting Kerkelijk Sociale Arbeid (K.S.A.) in Dordrecht. Eerst een klein jaar als gezinshelpster, daarna heb ik de opleiding gevolgd als gezinsverzorgster in Den Haag. Ik heb deze opleiding gekozen, omdat ik graag naar kennissen met kleine kinderen ging en ik het leuk vond om daar te helpen als dat nodig was. Toen ik van het voortgezet onderwijs kwam, heb ik eerst halve dagen in de huishouding gewerkt, daarna nog als dienstbode voor dag en nacht in een predikantsgezin. Dus ik wilde daar graag in verder leren en heb de opleiding voor gezinsverzorgster van een halfjaar intern in den Haag gevolgd. Die bestond uit 's morgens praktijk in leergezinnen en verschillende tehuizen, kraam- en bejaardenzorg en 's middags en een deel van de avond theorie. Daarna weer naar Dordrecht voor een jaar praktijk die verder beoordeeld werd door de stage begeleidster. Hoe zag de werkdag er uit? We begonnnen om 8.30 uur, naargelang de gezinssituatie. Soms was de moeder niet aanwezig. Je maakte eerst een praatje en ging dan aan de slag met wat er gebeuren moest in een gezin. Ook hadden we wel twee gezinnen op een dag. In die bijna vier jaar maakte je best heel veel mee. Het mooie vond ik om steeds weer naar een nieuw gezin toe te gaan en te zien hoe blij ze waren als er hulp komt. Bij elkaar heb ik in die jaren bij 38 gezinnen gewerkt. Als je soms een aantal weken, hele dagen in een gezin was, dan kon je ook leuke dingen doen, zoals een wiegje bekleden als er een baby op komst was. Of met wat jongere kinderen wat lekkers bakken of een spelletje doen. Dat vonden wij allemaal heel erg leuk. Tineke Kruidenier-Verheij, Vlaardingen Op 2 september 1974 trad ik in dienst bij de Hervormde Diaconale Stichting voor gezinsverzorging in Barneveld t/m eind februari 1978. Ik voelde me getrokken naar de gezinsverzorging, nadat er in de kerk ’s zondags een diaconiecollecte werd gehouden voor de gezinszorg. De dominee zei dat het zulk mooi werk was om gezinnen in moeilijkheden te helpen. Ik dacht : “ja , dat wil ik gaan doen!” Alhoewel ik dacht dat ik het niet zou kunnen. Maar als de Heere elke dag meeging , wilde ik dat werk gaan doen. Met het verlangen om in elk gezin iets van de liefde van de Heere uit te mogen stralen. Bij de HDS kwam je in allerlei soorten gezinnen door de hele gemeente Barneveld heen. In Garderen Stroe-Voorthuizen-Kootwijkerbroek-Zwartebroek-Terschuur en natuurlijk in Barneveld. Soms was de moeder ziek, maar wel thuis, dan hield zij de leiding in het gezin. Maar als zij in het ziekenhuis lag, moest je als gezinshulp het gezin runnen. Of bij een weduwnaar. Soms was je ’s morgens en ’s middags in verschillende gezinnen. Of 3 dagen in een gezin en 2 dagen in een ander gezin. Maar ook wel de hele week in hetzelfde gezin. Je werkte bij keurig nette gezinnen en ook in gezinnen waar het maar wat aanrommelde. Kerkelijk en onkerkelijk.

Eens was ik in een gezin waar de moeder niet aanwezig was. Vader was naar zijn werk. Ik at ’s middags met de kinderen. Ik zocht naar een Bijbel, maar vond alleen een kinderbijbel die we zelf niet zouden kiezen. Ik bedacht dat ik toch maar ging roeien met de riemen die ik had. De kinderen kwamen dan dicht naast me zitten. De kleinste kroop op schoot. Zo ging het steeds. Tot op een dag, de vader onverwachts thuiskwam met het eten. Tja, wat nu? Toch maar net als anders de kinderbijbel gepakt. De kinderen kwamen weer naar me toe. De vader zei niets. Maar na het eten zei hij dat hij dacht om in het vervolg toch ook maar weer te gaan Bijbellezen. En dan die oude man, die me probeerde over te halen om niet meer naar de kerk te gaan. Hij zei dat ik die sprookjes niet moest geloven. Zelf ging hij, toen hij jong was, aan de ene kant de kerk in en aan de andere kant er weer uit. Dan was hij toch in de kerk geweest! Hij leek stoer, maar toen er een erge onweersbui kwam, was die arme man heel erg bang! In een gezin waar ze een groente-en fruitwinkeltje aan huis hadden, kon het gebeuren dat je opeens groente stond te verkopen! Erg afwisselend! Ik zag er wel elke keer weer tegenop waar ik nu weer terecht zou komen! Wat voor situatie zou zich nu weer voordoen? Allerlei gezinsproblemen werden met je besproken. Over opvoeding, wat je wel en wat je niet moest toelaten. Over het geloof en over afhankelijkheid. (...) Vroeger was er meer afstand tussen het gezin en de gezinsverzorgster. Dat werd ook gezegd door de leiding. Dat je niet te familiair om mocht gaan met het gezin. Je werd als “zuster “aangesproken! Er was meer rust in de gezinnen. Als je in een gezin werkte, dan kon je ook je aandacht geven aan dat gezin! Het was heel mooi werk om te doen, waar ik met genoegen op terugzie! T.v.M.-d.G. Ik ben begonnen als gezinshelpster op 1 januari 1960. Later een half jaar interne opleiding gehad in “Huize Westerholt” in Harderwijk, vanaf 23 aug. 1960 tot 28 jan. 1961. Heb een getuigschrift ontvangen en daarna op 15 febr. 1962 mijn diploma behaald namens de Sectie Gezinszorg en gezinsverzorging van de algemene Diaconale Raad der Ned. Herv. Kerk. We werden medisch gekeurd via een tbc-verklaring. Ook een arbeidsovereenkomst moest ik tekenen. Daar stond in dat ik een 8-urige werkdag had, een werkweek van 5½ dag, de tijd van de maaltijd niet meegerekend, en dat ik regelmatig medewerking moest verlenen aan een geneeskundig onderzoek. Het aanvangsalaris was f. 144,70 per maand met daarbij f. 52,- per jaar voor de fiets. Vakantie was toen 16,5 dag per jaar met behoud van salaris. Zon- en feestdagen had ik vrij, bij onvermijdelijke zondagsarbeid werd ik in de gelegenheid gesteld om één kerkdienst bij te wonen. Tot 1-1-1966 heb ik dit werk gedaan. Ik trouwde, werd toen zwanger en het was vanzelfsprekend dat ik ontslagen werd. Verder kan ik nog vertellen: Ik had soms twee gezinnen op één dag. ’s Morgens kon ik de was doen met een elektrische wasmachine met centrifuge, ’s Middags moest ik de was doen door handmatig

te spoelen in een “schone sloot”en daarna handmatig met de wringer draaien in de winter, dan alles binnen drogen. Het is niet meer te vergelijken. Ook huisdieren moesten verzorgd worden. (zie foto) De kinderen waren gehoorzamer. Het uniform gaf afstand, want je was toen nog de “zuster”. Je werd niet bij je voornaam genoemd. Het uniform (zie foto) was toen nog groen met gummi-boorden en een halskraag en een grote witte schort. Ook nam je een half schortje mee voor het vuile werk, voor de winter een zwart bolero vestje, kousen aan en platte schoenen. Een kleine anekdote: een gezin met vijftien kinderen, moeder was ziek, vader werkte nog en was de deur uit. Manden vol verstelgoed en kapotte sokken. Ieder kind had wel een taak, maar daar was je nooit klaar met je werk, de oudsten werkten al of gingen naar een andere school buiten de plaats, twee kinderen in een tehuis. Dat was je werkplek, nu onvoorstelbaar, weinig apparatuur, alles moest met de handen gedaan worden. Nog iets: je kwam in een gezin dat het niet “breed” had voor een aantal weken. Moeder ziek maar er kwam ook een mee-eter bij, dus gehaktballetjes maken van het zelfde gewicht, een pond gehakt van zestien naar twintig voor vier dagen. Later heb ik nog weer een cursus gevolgd voor maatschappelijk dienstverlening, en ben ik werkzaam geweest als bejaardenverzorgster. Nu doe ik nog veel vrijwilligerswerk. Samengevat: Ik heb een “gouden”opleiding gehad! Nog steeds heb ik profijt daarvan! Willy Post-Landman, Genemuiden (74 jaar)

Gezinsverzorgende - 1965 tot 1967 - Hendrik-Ido-Ambacht

Hoe ben ik er toe gekomen om gezinsverzorgster te worden?

Ik voelde me getrokken om gezinnen te helpen waar de moeder ziek van was. Ik heb de opleiding in Dordrecht gevolgd van 9 februari tot 16 juli 1965 (intern) en daarna nog een jaar stage waarbij ik weer thuis woonde. De opleiding ging uit van de Hervormde Kerk, maar er zaten van andere kerkgenootschappen ook meisjes op de opleiding. Het herenhuis waarin we tijdens de opleiding woonden, was prachtig met lange, hoge gangen. Per vijf of zes meisjes kregen we een grote kamer met een gezellig zitje met rotanstoelen, een eettafel en een kolenkachel die we zelf van kolen moesten voorzien. Op de opleiding waren we met 28 meisjes en vier interne vrouwelijke docenten. Ook kwamen er docenten van buitenaf, zoals een predikant en een psychiater. De opleiding was streng. Op de eerste dag werden we gelijk gedrild met een scala aan regels; om zeven uur op, om half acht aan tafel, corveetaken, achter je stoel in de eetzaal blijven staan tot de directrice of docente binnen kwam en dan mocht je pas gaan zitten. De eerste drie weken waren de morgens gevuld met corvee. Iedere groep had een taak: afwassen, tafel dekken, toiletten schoonmaken, stofzuigen en koken. De middagen waren voor de lessen: huishoudkunde, opvoedkunde, ziekenverzorging, kinderverzorging, godsdienstlessen e.d.

Een aantal avonden kregen we ’s avonds op een huishoudschool in de buurt kook-, strijk- en naailes. De avonden duurden dan tot negen uur, vervolgens nog een uurtje koffiedrinken en kletsen met elkaar en één van de meisjes verzorgde aansluitend een avondsluiting. Om tien uur moesten we naar onze kamer en om half elf ging het licht uit. Natuurlijk werd er af en toe ook gekeet na half elf en dan werd er hard op de deur geklopt dat we stil moesten zijn. De hele dag droegen we onze uniformen, ook in onze vrije tijd, omdat we in het internaat moesten blijven. We kwamen alleen buiten om naar de gezinnen te gaan of naar de huishoudschool voor de lessen daar. Na deze drie weken ging het grootste deel van de meisjes in opleiding ’s morgens naar gezinnen voor stage en vijf of zes meisjes bleven in het internaat om corvee te doen. 's Middags was er dan weer les. De gezinnen waren zeer uiteenlopend; van a-sociaal en zeer deftig, zowel kerkelijk als niet-kerkelijk. We kregen daarom ook les hoe we ons dienden te gedragen in deze diversiteit aan gezinnen. Soms kwamen meisjes terug van hun werk bij een a-sociaal gezin en moesten ze direct onder de douche, omdat ze onder de vlooien zaten. Het huishoudelijk werk was anders dan nu. De meeste mensen hadden nog geen automatische wasmachine, meestal moest je warm water in de langzaamwasser gieten en ging deze draaien. Daarna moest de was met de hand gespoeld worden en daarna door de wringer gehaald. Tijdens de opleiding was er ook een verplichte stage in een verzorgingstehuis. Daar gingen we met de fiets heen. Tussen alle werkzaamheden en lessen deden we ons huiswerk. Naast de gebruikelijke lessen waren er ook een aantal culturele uitjes: we gingen o.a. naar de Mattheüs Passion en de Johannes Passion. In de weekenden mochten we gewoonlijk naar huis, maar twee weekenden moesten we op het internaat blijven en gingen we naar de Hervormde Kerk. Op zaterdag mochten dan eventueel vrienden komen van de meisjes die verkering hadden; een uurtje. Het was een fijne, gezellige en leerzame tijd op het internaat. Het mooiste van de gezinsverzorging was om te kunnen helpen in een gezin en de dankbaarheid (vaak vooral van de moeder) dat het gezin draaiend werd gehouden. Het moeilijkste moment (steeds weer opnieuw) was om op maandagmorgen bij een nieuw onbekend gezin aan te bellen om daar weer een periode te helpen. Een paar voorbeelden: (...) Een zwangere vrouw, moeder van zeven kinderen - de achtste werd verwacht - moest zes maanden op bed liggen i.v.m. complicaties. Het was een leuk en gezellig gezin, maar arm. Op een middag was er geen beleg meer voor op brood, maar er was nog wel een grote zak uien. De moeder vroeg of ik uienringen wilde bakken voor op brood. We hebben zitten smullen! In een jong en druk gezin, waarvan de moeder tot rust moest komen in de een rusthuis, was een tweeling van tweeënhalf jaar. Op een middag haalde ik ze uit bed na een middagdutje en toen hadden ze beiden hun luier uitgedaan en alle muren bruin geschilderd…

Corrie Dijkstra-van Kooten, Waddinxveen Wat herinneringen aan hoe het vroeger was …… .. Als de op één na de oudste dochter van een groot gezin met 13 kinderen leerde ik al vroeg de handen uit de mouwen steken. Op 10-jarige leeftijd 2 dagen thuis blijven om te helpen. Op m’n 13 e verjaardag van school af om helemaal thuis te helpen. We hebben eigenlijk als kinderen elkaar mee opgevoed. Toen ik 17 jaar was, werd het tijd om de wijde wereld in te gaan. Ik kwam toen in een doktersgezin terecht en had daar 2 superfijne jaren. Na het verongelukken van mijn lieve vriend wilde ik ergens anders heen. De dokter wilde mij helpen aan een opleiding in het ziekenhuis voor verpleegster, maar ja, mensen helpen? Heerlijk! … maar mensen helemaal wassen?...durfde ik toen niet. Toen solliciteerde ik naar een functie als gezinshelpster in een gezin met 7 kinderen in Nunspeet. Het jongste kindje, een baby nog, was toen al in een pleeggezin. Ik was 19 jaar en het oudste kind daar was toen 18 en de jongste 6. De moeder van dat gezin is vele jaren, na de geboorte van het 7 e kindje, opgenomen geweest en er waren al veel gezinsverzorgsters in dat gezin geweest. Nu wilde de maatschappelijk werkster een vast iemand in dat gezin en ja hoor, ik werd aangenomen. Ik had daar op de boerderij een geweldige tijd, kon erg goed met alle kinderen en de heer des huizes, een ras echte Veluwse boer, overweg. Heel leuk is het dat ik alle jaren, tot nu toe, nog heel veel banden met “mijn kinderen” in Nunspeet heb!! We komen af en toe nog steeds bij elkaar. Af en toe kwam de maatschappelijk werkster in Nunspeet om te kijken hoe het ging. Maar na een maand of vijf vond zij dat ik de opleiding voor gediplomeerd gezinsverzorgster moest gaan doen, want ik deed daar veel te veel … Als er dan later weer een andere GV-er (gezinsverzorgster) heen moest, kon dat tot problemen leiden. Omdat ik geen juiste vooropleiding had (Inas of Ulo), heeft een oom, die in het bestuur zat van de Hervormde Stichting Voor Gezinsverzorgsters, ervoor gezorgd dat ik in Dordrecht toch de opleiding mocht gaan doen. Geweldige tijd! We hadden een hechte en gezellige groep van 20 jonge dames en één wat oudere dame. Het was ook nog de laatste interne, ouderwetse en zeer degelijke opleiding die een half jaar duurde, van februari tot juli 1966. Veel leren, 13 vakken, veel praktijk en… we kregen ook ziekenverzorging in een bejaardentehuis… Toen moest ik wèl mensen wassen en dacht later best wel eens: had ik toch ook wel graag verpleegster willen worden! Toch heb ik nooit spijt gekregen van het gediplomeerd gezinsverzorgster zijn, het zat ook in me om altijd een ander te willen helpen. Toen we uiteindelijk examen moesten doen, was er behalve het schriftelijke gedeelte ook een mondeling examen wat door enkele Rijksgecommitteerde heren werd afgenomen. Ik weet nog hoe zenuwachtig we waren en ik zelfs een tabletje kreeg om rustig te worden.

We zijn allemaal geslaagd met mooie cijfers! Ik heb alles van de opleiding nog in de kast liggen. Alle verslagen, alle gemaakte opdrachten, de cijferlijst enz.. Leuk is dat we na de diplomering een groepsfoto hebben gemaakt op de plaats van de opleiding aan de Wolwevershaven te Dordrecht; en in 2003 hebben we een reünie gehouden, waar 18 dames, een paar dames van de leiding, én de oud-directrice bij aanwezig waren! En ook toen hebben we, aan het eind van een geweldig leuke dag, een groepsfoto gemaakt op het zelfde plekje aan de Wolwevershaven. Nog steeds is er regelmatig contact met verschillende meiden van de opleiding; elk jaar komen we een dag gezellig bij elkaar met een paar dames, meestal komt “onze” opleiding nog ter sprake en natuurlijk de oude foto’s weer tevoorschijn. Na het internaat moesten we ook nog een praktijkjaar doen voor we ons diploma met bijbehorende speld kregen. We begonnen in de gezinnen ’s morgens om 8 uur tot 17.00-17.30 uur!! (Wat een verschil met nu!) Op m’n solex. Het was aanvankelijk de bedoeling dat ik na de opleiding weer terug naar het gezin in Nunspeet zou gaan maar omdat ik verkering had gekregen, ben ik in eigen omgeving gebleven. Ik woonde inmiddels in Hardinxveld-Giessendam en mijn werkgebied was de Alblasserwaard-West: Alblasserdam, Kinderdijk, Oud Alblas, Sliedrecht, Papendrecht. Tijdens het praktijkjaar hadden we de terugkomdagen, in het internaat in Dordrecht, en moesten we de door ons gemaakte verslagen inleveren. Wat hadden we veel mee gemaakt om te vertellen, al kenden we ook ons beroepsgeheim! We kwamen in allerlei gezinnen, rijk en arm, onmaatschappelijk en bij de notaris, bij jong en bij oud. Prachtig werk met veel herinneringen aan een mooie tijd … A.P. Alblas-van der Hel, Hardinxveld-Giessendam Wat is dit leuk, vertellen over gezinsverzorging. Er komen weer heel veel herinneringen boven nu ik ook mijn plakboek weer opgezocht heb. Van alle gezinnen waar ik gewerkt heb is er een herinnering b.v. veel tekeningen van kinderen. Op 1 januari 1967 trad ik in dienst als gezinshelpster in mijn woonplaats op het voormalig eiland Rozenburg. Het was een bij een algemene stichting, mijn aanvangsalaris bedroeg f288,= per maand. Mijn opleiding genoot ik in Rotterdam Hilligersberg. Eerst het getuigschrift in 1968 en in 1969 mijn diploma! Wat was ik blij met mijn speld!! Doordat ik nu mijn diploma had werd ik nu ook wel in de zgn “moeilijke”gezinnen geplaatst. Dat was soms wel heel heftig. Ik herinner mij een gezin waarvan de jonge moeder van 4 kleine kinderen zeer ernstig ziek was en ook in die periode is overleden. Dat vond ik heeel erg moeilijk! Ik was zelf nog zo jong, 19 of 20 jaar. Maar over het algemeen heerlijk werk. Zag er altijd wel weer tegen op bij een nieuw gezin te beginnen. Wat zou je aantreffen!

Meestal een verwaarloosd huishouden, een moeder blijft immers zolang mogelijk op de been om het zelf te doen. Ik had eigenlijk het liefst dat de moeder elders verpleegd werd. Heel zelfstandig een gezin runnen! Ook leuke dingen beleefd. Ik had op een keer soesjes gebakken maar helaas ze kwamen ingezakt uit de oven. Kreeg ik bij ons huwelijk van dat gezin een fietspomp aangeboden: om de soezen op te pompen. Nel van den Beukel-Voogt, Rozenburg Als gezinshelpster ben ik in 1968 in Huizen gestart. De opleiding tot gezinsverzorgster was in Amsterdam in 1969. Een half jaar intern. In de opleiding wisselde praktijk en theorie om de week af. Een week in een leergezin, die beoordeelden of je voor dit werk geschikt was. Daarna werkte ik een jaar in mijn woonplaats Huizen, waarna diplomering volgde. Bij ons werkte je van ’s morgens 8 uur tot ’s avonds 18.30 uur. Tussen de middag was je anderhalf uur vrij. Als de moeder thuis was rustte ze op dat moment, net als de kleinere kinderen. Was de moeder er niet dan was er altijd wel een buurvrouw die een oogje in het zeil hield tijdens die pauze. Kinderen werden naar school gebracht door mij. Zo had je daar ook contact mee want voor kinderen valt het niet mee om een vreemde over de vloer te hebben. En je moeder was ook nog ziek… De was deed je, soms zelfs met de hand, afwasmachines waren er niet. Het huishoudgeld was soms minimaal waardoor je moest zoeken om gezond en goedkoop eten en drinken te kopen. Als er dan ook nog en kinderverjaardag met een partijtje was, moest je puzzelen om er wat leuks van te maken. Bij ons was je maximaal zes weken in een gezin. Een gezinsverzorgster is van alle markten thuis. Maar GEEN WERKSTER! Enkele van mijn belevenissen als gezinsverzorgster. - In het eerste gezin waar ik de helpende hand was, moest de moeder rust houden omdat er een baby op komst was. Er waren nog twee kinderen waarvan er een door mij naar school gebracht moest worden. Toen de baby geboren werd was de moeder in het ziekenhuis opgenomen. Ik had daardoor de taak om het hele gezin draaiende te houden. - Samen met een collega heb ik in het Ambonezenkamp gewerkt. Daar was één gezinsverzorgster te weinig. Toen ik ’s morgens kinderen uit bed haalde stond ik perplex: er lagen vijf kinderen dwars in een bed! We kookten het eten in lamellen (lijkt op een wasketel). - Toen een gezin een verschrikkelijk ongeluk meemaakte, kwam ik daar te werken. De vader was tijdens dat ongeluk overleden, de moeder totaal de weg kwijt, de oudste zoon had een kaakfractuur, een gebroken been en was heel opstandig, hij was 8 jaar. De middelste zoon van 5 had een hoofdwond. De jongste, een meisje van 3, had een hersenschudding. Daar was je als gezinsverzorgster maatschappelijk werkster, verpleegkundige en opvoedster. Een hele klus! - Als je bij een gezin werkte, waren dat op dat moment ook een beetje “ jouw” kinderen. Maar was je een week later in een gezin in een straat erachter aan het werk, dan zijn die kinderen weer “van jou”. Dat leidde wel eens tot lastige situaties tussen die kinderen onderling.

- Als gezinsverzorgster moet je van alles kunnen. Hoe was je haren van een zieke in bed? Hoe verzorg je een baby? Hoe ga je om met een moeder die overspannen is, boos naar de slaapkamer gaat met een bord eten waar een mes en vork bij liggen? Alles overziende een veelzijdig, maar dankbaar beroep. Truus Rebel-Mulder, Huizen Mijn tijd als gezinsverzorgster Als leerling-gezinsverzorgster volgde ik de opleiding van september 1955 tot februari 1956. Ik werd uitgezonden door de Stichting Gorinchem en Omstreken; deze stichting betaalde de opleiding. Iedere maand kregen we 12 gulden zakgeld. We waren met 20 meisjes uit het hele land. De opleiding was in Dordrecht. 's Morgens werkten we in de gezinnen, 's middags kregen we les in godsdienstige vorming, ziekenverpleging, koken, huishoudkunde en nog een aantal andere vakken. Onder elkaar was er een hechte band. We sliepen als leerling-gezinsverzorgsters met z’n allen op één slaapzaal, wat nogal eens problemen gaf. Zo lagen we vaak te lachen of lang na te praten over onze belevenissen - we waren immers een groep jonge meiden onder elkaar. Ook was er een slaapwandelaarster in ons midden, wat nogal eens voor consternatie zorgde! Na de opleiding ging je de gezinnen in, van 's morgens 8 tot 's avonds half zes. Soms waren dat gemakkelijke gezinnen, maar vaak werd je geconfronteerd met lastige situaties. Het werk kon dus best wel zwaar zijn. Om enkele voorbeelden te noemen: soms was de moeder van het gezin overspannen, soms was er geldgebrek en soms verstonden man en vrouw elkaar niet, wat spanning in de gezinssituatie opleverde. En ook de grootte van de gezinnen varieerde natuurlijk. Ik vond het vaak wel spannend om naar een nieuw gezin te gaan; je wist immers niet wat je aan zou treffen. Ik woonde in Ameide, je ging als gezinsverzorgster op de fiets naar je gezin, als het te ver was met de bus. Ik heb dit werk met heel veel plezier gedaan; je was nodig en je leerde veel, vooral door de verschillende gezinnen waarin je terechtkwam. Joke Stigter-Manschot, Schoonhoven In 1972 heb ik, toen ik van de Mavo af kwam een open sollicitatie gestuurd naar de Interkerkelijke Stichting voor Gezinsverzorging in mijn woonplaats Capelle aan den IJssel. Het verzorgen zat wel een beetje in me, mede doordat mijn moeder vaak ziek was en wij thuis meehielpen in de huishouding. Daarom was het bijna vanzelf sprekend dat ik de gezinsverzorging in ging. Na een gesprek werd ik als 16 jarige aangenomen. Een dag in de week ging ik naar Rotterdam waar ik de opleiding tot gezinshelpster volgde. Daar leerden we de meest voorkomende dingen in de huishouding o.a. koken, wassen, naaien maar ook kinderverzorging. De overige dagen van de week was ik in een leergezin om daar het geleerde in de praktijk te brengen. Later in het jaar mocht ik in diverse gezinnen gaan helpen, waar de moeder niet in staat was door ziekte. Ik droeg het uniform

van een helpster: groene jurk en een witte schort. Toen ik slaagde kreeg ik een speld voor op mijn uniform met daarop: gezinshelpster. Ik droeg hem met trots! In 1974 ging ik verder met de opleiding tot gezinsverzorgster. Deze werd in Leiden gegeven, in een groot statig huis. Ik was intern met nog een 15 tal aspirant-gezinsverzorgsters. Zij kwamen overal vandaan, van Texel tot de Zuid-Hollandse eilanden toe. Het grote huis was prima geschikt om ons klaar te stomen voor het draaiende houden van een huishouding. We deden de was van de docenten, kookten voor de hele groep, maakten het huis schoon (poetsen van de koperen ringen van de trapleuning). En dat alles onder streng toezicht. Een schoon ordelijk huishouden stond hoog in het vaandel! We kregen ook de nodige theorie: geestelijke vorming, pedagogische vorming, maar ook zorg voor de zieke en nog véél meer vakken. We liepen ook stage in gezinnen en na het theorie-examen moesten wij in de eigen woonplaats werken voor ons praktijkdiploma. Ik droeg nu een donkerblauw uniform met een witte schort en de zo fel begeerde speld met: gezinsverzorgster. Ik deed àlle voorkomende werkzaamheden en verzorgde het gezin ook als de moeder in het ziekenhuis lag. Die verantwoording drukte wel eens op me, ik was nog zo jong. Maar de opleiding die ik gehad heb heeft me veel gemak gegeven ook toen ik zèlf een gezin had. Toen ik trouwde stuurde de directrice van de opleiding in Leiden een kaart met daarop: je a.s. man boft maar dat hij een goed opgeleide gezinsverzorgster als vrouw krijgt! Nu wij zelf in Leiden wonen moet ik nog vaak aan die mooie tijd denken, ik heb er veel geleerd. Trudy Bosch- van Bale, Leiden

Waarom gezinsverzorger geworden.

Ik hou er wel van om te verzorgen en met kleine kinderen werken vond ik ook heel mooi. De kinderpraat tijdens het werken was super leuk.

Wat was er anders in de huishouding en opvoeding dan nu.

De ouders zorgden voor de opvoeding van de kinderen. Nu werken vaak beide ouders en hebben minder tijd voor de kinderen. Een half uur voorlezen is nu niet meer mogelijk. Er werden ook meer spelletjes met de kinderen gedaan. Nu zijn de kinderen druk met heel veel andere dingen zoals muziekles, sport enz.

Hoe zag een gemiddelde werkdag er uit.

Dat was heel verschillend of je in een jong gezin of wat ouder gezin gevraagd was. Een halve dag of een hele dag in hetzelfde gezin. Een voorbeeld van een gezin waar de moeder opgenomen was in het ziekenhuis. Beginnen om 8 uur, samen met het gezin ontbijten, de kinderen aankleden, bedden open leggen, wasautomaat aanzetten, beneden opruimen, afwassen en afwisselend de keuken, badkamer of toilet schoonmaken. Ook ramen wassen hoorde bij het takenpakket. Om een uur of 10 koffie drinken met de kleintjes, even voorlezen en dan weer aan het werk b.v. was ophangen.

Om 12 uur eten met de kinderen, kleinste naar bed, opruimen en nadenken over het avondeten. Daarna boodschappen doen samen met de kinderen. Koffie drinken en een spelletje met de kinderen. Het eten voorbereiden en daarna een eindje wandelen met de kinderen (doet een moeder ook). Om half 5 beginnen met het koken. Als het eten klaar is, eerst de kleinste eten geven, daarna de tafel dekken zodat de vader en de grotere kinderen samen aan tafel kunnen en de gezinsverzorgster naar huis kan.

Het mooiste van het werk. Het moeilijkste.

Als de moeder weer thuis kwam en blij was dat alles zo netjes en goed verzorgd was. Er was dan feest met versgebakken cake. Een gezin te verzorgen waar de moeder nog moet bevallen van een voldragen overleden baby of verdrietige kinderen van een gezin waarvan de moeder opgenomen moet worden.

Tijd en plaats.

Ik heb als gezinsverzorgster van 1968 tot 1975 gewerkt in Rijssen. Het was een mooie en dankbare tijd. Zelfs in die tijd was er een gezin met een afwasautomaat en een gezin met een wasdroger. Hanneke ten Hove-Brinks, Rijssen Ik heb toentertijd gekozen voor de de opleiding gezinsverzorgster omdat ik al een aantal jaren als dienstmeid had gewerkt en toch wat meer wilde doen in de verzorging. Mijn opleiding heb ik genoten in Harderwijk, in huize Westerholt (een voormalig klooster, helaas al jaren geleden afgebroken). Dat was in 1963, ik was toen 25 jaar, en duurde van februari tot juli. We kregen een bedrag van 15 gulden per maand, daarvan kon ik 1 x per 2 weken het weekend naar huis en dan hield ik nog een rijksdaalder over om af en toe wat lekkers te kopen. Onderling hebben we ontzettend veel plezier gehad en met een deel van de groep hebben we nog jaarlijks een reunië. Tijdens de opleiding kregen we veel les in het ontwikkelingen van praktische vaardigheden: wassen van baby’s, wecken, verstellen van broeken enzovoort. Het grote verschil met nu is het vele handwerk in het huishouden b.v. het wassen met de hand, (niet iedereen had toen al een wasmachine) en het verstellen van kleding. Het opvoeden toen lijkt makkelijker dan het opvoeden nu: de kinderen hadden minder een weerwoord en het draaide vooral om de simpele gezelligheid met elkaar. Ik woonde in Langbroek en werkte in de omgeving van Doorn en ging altijd op de fiets naar de gezinnen toe wat soms een half uur fietsen kon zijn. Meestal waren de gezinnen groot: tot wel 8 kinderen of soms meer en moesten we vooral de taak van de moeder overnemen. We waren 5 dagen per week in hetzelfde gezin en dat tot zo’n week of 8 achter elkaar. Langer mocht niet omdat de band met het gezin dan te groot zou worden. Je werd onderdeel van het gezin waar je werkte, dat was bijzonder, ik heb daar erg van genoten en veel door meegemaakt.

Leuke dingen: het verzorgen van een verjaardag waar ik druk doende was iedereen van van alles te voorzien . De visite had mijn gebakje even op de stoel gezet. En het laat zich raden: vergeten dat het op de stoel stond en ik ging er bovenop zitten met mijn uniform! Wat hebben we gelachen. Het is ook gebeurd dat ik aan het stoeien was met de kinderen, al rollende over de vloer naast het bed van de zieke moeder die daar erg van genoot. Ook het bakken van een appeltaart samen met de kinderen van een gezin waar de moeder het weekend thuis zou komen uit het ziekenhuis. De situaties binnen de gezinnen waren vaak zwaar: psychische nood, ongeneselijk ziek zijn, overlijden van moeder. De taak bleef wel het zorg dragen voor het huishouden en niet om psychische bijstand te verlenen. Ik werd eens bij een bediening van een ongeneeslijk zieke vrouw geroepen (ik kende dat niet), ook heb ik eens geholpen met het opruimen van de kleding van de overleden moeder. Dingen die op die jonge leeftijd die ik had diepe indruk hebben gemaakt. Ik heb het altijd met veel liefde en plezier gedaan en ben gestopt, zoals dat toen gewoon was, toen ik trouwde. Rina van der Waaij, Ederveen Zuster, ja zuster wilde ik worden, dat was mijn toekomstdroom! Maar wat als je niet zo goed kon leren en slechts twee jaar huishoudschool gedaan had? Kraamverzorgster of verpleegkundige in het ziekenhuis was te hoog gegrepen. Maar gezinshulp kon je worden zonder diploma (1974 t/m 1977). Na 2 jaar elders gewerkt te hebben, kon ik op mijn 17 e beginnen, eerst een proefgezin en al snel mocht ik naar een volgend gezin waar je meestal hele dagen achter elkaar was. Je werd als het ware opgenomen in zo’n gezin, waar meestal de moeder aanwezig was en je wegwijs maakte, maar toch stond ik er soms heel alleen voor, bijvoorbeeld bij een weduwnaar of als moeder in het ziekenhuis opgenomen was. Je werd dan echt in het diepe gegooid! Eten koken vond ik de moeilijkste klus, soms werd er geen gebraden maar gekookte kip of speklapjes op tafel gezet. Eens moest ik de soep afmaken (in mijn eerste gezin) en ik had het niet goed begrepen; grote schrik toen de pan op tafel stond en de vrouw des huizes de deksel eraf haalde en een grijze waterige massa met drijvende botten zichtbaar werd. Dan de was, een keer een blauwe of een roze, een keer een wollen pantalon die een aantal maten gekrompen bleek te zijn. Nee, dan is het tegenwoordig beter geregeld, er gaat een opleiding aan vooraf en de leeftijd is verhoogd. Het voordeel van toen was dat er meestal hele dagen achter elkaar in hetzelfde gezin gewerkt werd en dat er tijd was voor gezellig koffiedrinken/ spelletje met de kinderen/ wandelen/ koffievisite of een ritje als begeleidster mee met de taxi naar het ziekenhuis.

In de middag was er even pauze om wat te handwerken of te lezen, kortom er was overal tijd voor. En tegenwoordig?! Hier een paar uur en daar een paar uur, wat een verschil met toen! Mijn dagelijkse bezigheden waren meestal; eerst wat drinken, kinderen naar school helpen, alles opruimen, het beddengoed buiten hangen, de was in de machine, koffie drinken, boodschappen doen, was ophangen, bedden opmaken, strijken, was opvouwen, thee drinken, spelletje doen met de kinderen, eten koken, tafel dekken en daarna naar huis. Het waren werkdagen van 8.00 uur tot ca. 17.00 uur. (...) Het mooiste van die periode: De voldoening als je na een paar weken of maanden het gezin achterliet die geholpen waren door jouw komst en dat je daarvoor de kracht, moed en lust gekregen had. Leida van de Steeg Gezinsverzorgster van 1984-1989 door het hele land. Net vóór mijn 18e verjaardag mocht ik bij een landelijke stichting voor hulp in gezinnen al aan de slag. Het was toen gebruikelijk dat je een portie “stage” achter de rug had, waardoor je direct vanaf dag één zelfstandig aan de slag ging in het gezin. Wel had je ondersteuning te verwachten van je regio-contactpersoon, die je dan ook bij vragen kon bellen. Aangezien een telefoon niet in ieder huis aanwezig was, gebeurde het dat je met kwartjes naar een telefooncel ging, om daar je werk even te bespreken met de regio verzorgende/verplegende. Je kon als gezinsverzorgster natuurlijk zelfstandig koken, wassen, kinderen of ouderen verzorgen. De kennis hiervoor had je bij je werkplekken, thuis en bij logeeradressen opgedaan. En op zaterdag werd er door de stichting door professionele verpleegkundigen een cursus op maat gegeven, waar je ook je collega’s uit het hele land kon ontmoeten. Verder hadden we werkbesprekingen waarin we onze ervaringen uitwisselden en je van elkaar leerde. Doordat het een landelijke stichting was, reisde je van Middelburg tot Vriezeveen, waarbij ik vier jaar lang gebruik maakte van de bus en de trein. Anderhalf jaar reed ik met mijn auto naar de gezinnen. Vijf dagen achtereen in een week, omdat we intern in het gezin waren. Ik kwam tot de keuze van dit beroep, omdat ik in gezinnen in mijn woonplaats diverse werkplekjes had, waarbij het mij aantrok om zelfstandig een gezin te ondersteunen. Dat ik ook vele grote gezinnen mocht helpen, waarbij zelfs moeders op bed lagen of elders verkeerden, ervaarde ik als een mooie leeromgeving. Natuurlijk ben je jong en energiek, en door je enthousiasme kan je veel aan als je met je hart je werk mag doen. Dit is een belangrijke basis voor je arbeidsvreugde! In de gezinnen, zowel ouderen als jonge gezinnen, was niet alle luxe zoals we die nu hebben. We kookten als gezinsverzorgster wel de ene dag zoete pap bijvoorbeeld rijst met krenten, en de andere dag zure pap zoals karnemelks gortepap. Ook het centrifugeren van de was, en werken met een halfautomatische wasmachine was heel gebruikelijk. De was werd allemaal opgehangen, dus daar deed je echt je best op om dat glad te doen. Het scheelde je weer werk met het opruimen in de kast. Op één adres was alleen een pomp boven het aanrecht waarbij je het regenwater gebruikte uit de wel. Een keldertje was de enige plaats waar je levensmiddelen wat koel kon bewaren, zodat je niet

veel voorraad in huis kon hebben. Koffie zette je door gekookt water te gieten in een filter, die je bovenop een koffiepotje zette. De melkboer kwam bijna dagelijks langs. Het brood werd met de hand gesneden en je at alle dagen aardappelen met groenten en vlees. Omdat we dag en nacht in de gezinnen waren, werd er veel aan jou als gezinsverzorgster toevertrouwd. Heel mooi was het om in de blijdschap en de zorgen die er waren te mogen delen. Te mogen luisteren naar mensen die het moeilijk hadden, mensen met veel levenservaring die hun zorgen met je willen delen. Maar ook de gezinnen die je soms een kruik mee naar bed gaven voor op de koude zolder. We kwamen vooral in grote gezinnen waar we pannen vol eten mochten koken. ’s Avonds brachten we gewoonlijk de kinderen naar bed, we lazen voor en deelden mee in het huiselijk leven. Als je een keer een avond weg wilde, besprak je dit vooraf met het gezin, en je was netjes om uiterlijk 22.30 uur thuis. Immers in sommige gezinnen stond je al om 6.15 uur op, om het ontbijt klaar te maken, een ondersteek aan te geven of insuline te spuiten. We werkten zeker meer dan onze huidige collega’s, soms twaalf tot veertien uur op een dag. Moeilijke momenten waren de opname van een kind in een gezinsvervangend tehuis, en psychische cliënten die ‘s nachts hun bed uit kwamen. Tegelijkertijd leer je ook van deze perioden, dat de mensen in het gezin jou luisterend oor zo waarderen en het schept een bijzondere band met hen. Mede doordat je intern in hun gezin aanwezig bent. Toch mogen we terug kijken op een mooie, maar leerzame periode in ons leven waarin we in korte tijd veel ervaring kregen. Door de zelfstandigheid, de diversiteit van taken en de eigen sfeer van de reformatorische gezindte, maar ook vooral de dankbaarheid vanuit de gezinnen en de stichting, was dit een zeer mooie taak als gezinsverzorgster! Als er een geboortepiek was bij de kraam, werden wij als gezinsverzorgsters ingezet. Er kwam dan een verpleegkundige voor de directe zorg van moeder en kind, maar al snel mocht je van de kraamvrouw ook de baby in bad doen. Natuurlijk verschoonde je voordat je de tiende dag wegging, alle bedden en zeemde je alle ramen in het huis voor de kraamvrouw. Als blijk van waardering kreeg je een nuttig cadeau bij het afscheid of een envelop mee voor je uitzet! Mensen zijn blij als je komt, want dan zijn er zorgen, en blij als je weer weg gaat, want dan gaat het in veel gevallen weer beter. Gezinsverzorgster, het is een mooi en dankbaar beroep! Suzan Meerkerk-Horst In de jaren 1958-1964 werkte ik eerst als helpster. Later nadat ik de opleiding in Harderwijk gedaan had en het diploma met goede cijfers mocht halen, als gezinsverzorgende in Nunspeet en Zwartsluis. Het was een mooie tijd, die ik zo weer over zou doen. Het was ook een drukke tijd. We werkten nog zes dagen in de week, in een gezin. Soms erg zwaar, zodat je blij was als je weer naar huis kon omdat je zo moe was. Een andere keer kon je je werk op de sloffen aan en kon je genieten van alles wat er gebeurde. Een keer had ik een gezin waar een baby verwacht werd. De moeder moest bedrust houden tot de baby geboren was. 6 à 7 weken heb ik dit gezin mogen helpen en mocht ik bij de bevalling aanwezig zijn. Wat een groot wonder zo’n geboorte, maar ook erg spannend. Toen de baby er was wilde ik naar de keuken gaan om voor allen een bakje koffie te zetten. Door de dokter werd ik

teruggeroepen. Wij zijn nog niet klaar, mevrouw moet nog gehecht worden en dat hoort ook bij de bevalling! Toen deze baby later trouwde waren ook wij in de kerk en op de receptie. Een ander gezin waar de moeder ook rust moest houden, werd onverwacht een tweeling geboren. Alles goed. Ze werden na twee weken gedoopt en ik mocht er ook een (in kostuum – groen/wit) de kerk in dragen. Momenten om nooit meer te vergeten. Maar het was niet altijd zo mooi. Was in een gezin waar grote huwelijksproblemen waren. Het greep mij zo aan dat je zo met elkaar als man en vrouw om kan gaan, dat ik mijn verkering uitmaakte. Gelukkig was mijn man (toen mijn vriend) het er niet mee eens, en hij zorgde ervoor dat ik een ander gezin kreeg. In dat gezin met zeven jongens waren de muizenissen gauw vergeten. Niet prakkiseren maar werken. Een gezin waar ik 3 keer 6 weken was en met veel plezier aan terugdenk. ‘k Zie nog al die overhemden waaien in de wind. Ook kreeg je in een gezin soms een huwelijksaanzoek. Vrienden uit Canada op bezoek. Later een brief van een van de jongens. De oceaan was veel te groot. Geen liefde genoeg! Zo is er in al die jaren veel gebeurd en u moet geloven niet alleen mooie dingen. Ook zorgen en verdriet zijn we genoeg tegengekomen. Dingen die je aangrepen en je nooit weer bent vergeten. Toch ben ik blij dat ik dit werk mocht doen. Als jong meisje was dat al mijn wens en heb ik veel geleerd. Alles, ook in dit diaconale werk, gaat nu anders. Maar de tekst op mijn speld: Laat uw licht alzo schijnen, is meegegaan. Tot vandaag (nu ik bijna 75 jaar ben) toe. God gaf kracht om tot een zegen te zijn. J. van Dalfsen-Fuite, Genemuiden Misschien is het wel leuk dat ik als gezinsverzorgster op de boerderij niet alleen het gezin draaiende wist te houden, maar ook nog lammetjes de fles te geven om de vier uur. Een plaatselijk nieuwsblad wijdde er een stukje aan: ‘Gezinshulp Dini de Rade is al een half jaar werkzaam in het gezin van mevrouw Dirkje Ouwerkerk Stam. Nu heeft haar hulp er een extra taak bijgekregen die haar per dag vele kwartieren kost. Maar de gezinsleidster van de MCAD in Werkendam staat haar graag deze tijd toe, en kwam zelfs met het voorstel het Nieuwsblad in het lichten. Dini de Rade heeft uit hoofde van haar beroep al vele jonge mondjes de fles gegeven. Lammetjesbekjes waren er tot nog toe echter niet bij. Om drie uur stapt zij nu de stal in en wordt er met hongerig geblèr begroet. Het wollig grut werd hier bij hond en koeien ondergebracht nadat bleek dat hun schapenmoeder niet voldoende melk had. Hulp bij het werk krijgt Dini de Rade van 16-jarige dochter Tony. Deze staat ’s morgens om half zeven op om de schapenbabies nog voor schooltijd de fles te geven, en verzorgt ook de laatste avondvoeding.’ D. van Tilborg-de Rade, Rijswijk (73 jaar)

Hoewel ik maar kort voor 1997 in de gezinszorg ben gaan werken, vind ik het toch wel leuk om een reactie te geven. Want in al die jaren is het wel sterk veranderd! In juni 1994 kwam ik in dienst in Veenendaal. Van 1991- 1994 heb ik de opleiding MDGO-VZ aan het Saldenuscollege in Amersfoort gevolgd. Pas tijdens mijn laatste stage, in de gezinsverzorging, heb ik ook voor dit werk gekozen. Op school werd niet altijd zo positief over de gezinsverzorging gesproken. Je zou veel huishoudelijk werk moeten doen. Maar tijdens mijn stage in de gezinsverzorging, kwam ik erachter dat ik toch het liefst hier zou willen werken. Het huishoudelijk werk nam ik voor lief; gezinsverzorging omvatte veel meer! Je moest ook mensen verzorgen, voor kinderen zorgen, zorgen dat een huishouden kon blijven draaien. En het belangrijkste voor mij was en is dat ik zo een bijdrage kan leveren zodat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Ik vind het bijzonder om te zien hoe dankbaar mensen kunnen zijn als je iets voor hen doet. En deze baan past bij mij. Ik houd wel van de vrijheid, alleen op pad gaan naar cliënten is voor mij echt geen straf. En het is altijd weer een verrassing wat je achter een nieuwe voordeur aantreft. Wat mij ook opvalt is dat de meeste mensen in het huis wonen wat bij hen past, ze kunnen hier meer hun eigenheid behouden. In een verzorgingshuis is dat anders. Daar heb je toch meer standaardkamers. Van 1994 tot eind 1995 heb ik in Veenendaal gewerkt. Een werkdag zag er meestal zo uit: 's morgens eerst iemand gaan wassen en aankleden en daarna huishoudelijk werk in een gezin of bij oudere of (lichamelijk) gehandicapte mensen. Of ik begon in een gezin, waarvan de moeder niet aanwezig was. Soms moest ik dan nog met de kinderen eten. Een voorval staat me nog wel bij. Ik at met twee kinderen en het jongetje van ongeveer 4 jaar wilde de korsten van zijn brood niet eten. Ik zei dat hij dat wel moest, want: "Daar word je groot en sterk van". De volgende dag zei hij tegen mij: "Ik moet van jou korstjes eten hè, want daar krijg je spierballen van!". En hij at ze zo op. Werken in gezinnen met kinderen kwam toen veel voor. Vooral als er geen moeder (meer) was of als de moeder ziek was. Dan was ik daar soms grote delen van de dag. Ik moest gewoon het huishouden laten draaien en voor de kinderen zorgen. Soms boodschappen doen van het statiegeld van de lege flessen die ik eerst in moest leveren... Als ik daaraan terugdenk, was dat wel een grote verantwoordelijkheid voor iemand van 18-19 jaar. En ik vond dat soms ook best moeilijk, zeker in een gezin waar de moeder niet meer leefde. Maar ik heb er ook veel van geleerd wat me later goed van pas is gekomen. In 1996 ben ik in Barneveld gaan werken en daar werk ik nu nog. Er werd toen een team opgericht voor kortdurende zorg. Zowel huishoudelijk werk als lichamelijke verzorging. Het ging toen grotendeels zoals in Veenendaal, met dit verschil dat ik al veel meer verzorgend werk deed en dat we maar kort in situaties waren. In de jaren daarna kwam er steeds meer verzorging bij. Totdat in 2003 bij ons het huishoudelijk werk en de verzorging gesplitst werd. Het was gewoon niet meer te combineren en de verzorgenden waren ook te duur voor het huishoudelijk werk. Inmiddels ben ik verpleegkundige niv. 4, doe ik alleen nog verpleging en verzorging en heet de gezinsverzorging thuiszorg. Dat ik geen huishoudelijk werk meer hoef te doen, mis ik niet. Hoewel dat ook noodzakelijk werk is en onze cliënten soms meer blij zijn dat hun huis schoongehouden wordt, dan dat ze zelf verzorgd (moeten) worden. Brenda van Roekel-van Riessen, Ede

Mijn naam is Jantje Flikkema, geboren op 16 januari 1931 in Sauwerd. Opgegroeid in een gezin van 8 kinderen. Na de oorlog ben ik tot mijn 16e naar de lagere school gegaan. De lagere school was tijdens de oorlog door de Duitsers in beslag genomen. Daarna ging ik bij de boer werken. In de huishouding en op het land. Maar ik wilde wat anders en in 1954 ben ik naar de opleiding voor gezinsverzorgsters in Leeuwarden gegaan. Ik weet nog dat mijn Vader meeging. De Prinses Maria Louise school (Marijke Meu) aan de Grote Kerkstraat 13 te Leeuwarden. Ik heb daar veel geleerd zoals koken en verstellen van huishoudgoed en kleding, breien, sokken stoppen, wassen en de babywas en verzorging van moeder en kind, huishoudelijk werk, maar ook geschiedenis en aardrijkskunde. Het was een prachtige opleiding en we hebben heel veel plezier gehad met z'n allen. De groep bestond uit 24 leerlingen. Om de 3 weken mochten we een dag naar huis. Ik citeer uit mijn schrift "Verslagen van de week": het is de taak van de gezinsverzorgster de huisvrouw tijdelijk te vervangen, helpen bij de opvoeding van de kinderen, verzorgen van de maaltijden en de organisatie en de uitvoering van het huishoudelijk werk. In een telegram stuurde ik naar huis: Hoera, geslaagd. Mijn eerste gezin was in de gemeente Dantumadeel, een groot gezin: 6 jongens en 2 meisjes en een oude oma. Net als bij mij thuis, ik was wel wat gewend. De moeder was ziek (de A-griep). Ze hadden een kruidenierswinkel, dus dat kwam er ook nog bij. Vanaf Rinsma State in Driesum waar ik een kamer had was het 3 kwartier fietsen in weer en wind. Als ik aan het huishouden was en de winkelbel ging moest ik in de winkel helpen. Op een dag kwam er iemand in de winkel en die zei: u hebt het wel erg druk, zal ik de was voor u doen? Dat was fijn. Als ik ’s morgens kwam kreeg ieder een wasbeurt en als de laatste, de jongste aan de beurt was dan was de morgen al bijna voorbij. Dan zien wat voor eten er in huis was en koken, groente schoonmaken en vlees braden. Na het eten de afwas en dan het huishouden, opruimen en schoonmaken en een spelletje met de kinderen doen. Ook ben ik “uitgezonden” naar Zeeland waar de watersnoodramp rouw en verdriet had gebracht. Meehelpen aan de opbouw van de verwoeste huizen, behangplakken, schoonmaken, koken, zorgen enz. Het was een fijne tijd, het omgaan en zorgen voor mensen. Later, toen ik getrouwd was, heb ik nog veel bij gezinnen gewerkt. Het verzorgen zit in het bloed. Nu ben ik 85 jaar oud en heb één keer in de week een huishoudelijke hulp van thuiszorg “Het Friese Land”. Janny van der Meulen-Flikkema, De Westereen Via onze predikant ben ik ertoe gekomen om gezinsverzorgster te worden. Eerst heb ik een halfjaar als helpster gewerkt, toen een half jaar intern de opleiding in Dordrecht gedaan. Daarna volgde een praktijkjaar. Met lof mocht ik de opleiding afronden. De periode van mijn werktijd was ongeveer september 1961 t/m december 1970, mijn werkgebied was met name in de Alblasserwaard. Als de moeder van een gezin in het ziekenhuis was opgenomen had je veel verantwoordelijkheid. Ook financieel. Je moest de huishuur betalen (die thuis werd opgehaald), ook gas en licht, en de slager, bakker etc. kwamen aan de deur.

Het huishoudelijk werk was zwaarder dan nu, soms had je geen wasmachine of moest je – in de dorpen – op een oliestel koken. Ik werkte in de stad (Gorinchem), maar ook op boerderijen. Zelfs bij de burgemeester, maar ook bij mensen aan de zelfkant van de samenleving. Een keer kwam ik onder de vlooien thuis. Ik zou er ook wel een boek van kunnen schrijven. Het mooiste was dat je moeilijke gezinnen weer enigszins in het normale patroon kon krijgen. De mensen waren bijna altijd heel dankbaar, want als wij kwamen was de nood soms best hoog. De werkdag als volgt: ’s morgens 8 uur beginnen (met Solex of mobile erheen). Kinderen wassen en aankleden en naar school toe. Moeder helpen en ontbijt geven. De was en bedden doen. 10 uur koffie drinken. Stoffen en zuigen. Kinderen ophalen uit school (soms), eten, en weer naar school brengen. Strijken en boodschappen doen en eten klaarzetten of koken. De kleding maken. Het was druk, soms ook zwaar maar het gaf veel voldoening. Leiding geven aan pubers ging toen ook niet altijd vanzelf. Maar echt grote problemen met kinderen heb ik niet gehad. Wel met huwelijksproblemen en/of psychische problemen. Eén keer per week kwam een maatschappelijk werkster, daar konden we onze zorgen aan kwijt. Nog altijd, ik ben nu 72 jaar, denk ik er met veel genoegen aan terug. Ik woonde in die tijd in Schelluinen. Aagje Baaij-de Ruiter, Hardinxveld-Giessendam