Documentatie of plagiaat?

Download Report

Transcript Documentatie of plagiaat?

Karel Verschuere en zijn gebruik van carbonpapier
Documentatie of plagiaat?
door Leo Kupers
Karel Verschuere was ongetwijfeld een van de bekendste en beste Vlaamse realistische
striptekenaars. Zijn productieve carrière behelsde slechts twintig jaar (1952-1972). In
verschillende van zijn reeksen maakte hij gebruik van werk van andere tekenaars, soms
veelvuldig. Hierover is al van alles geschreven.(1) In dit artikel probeer ik achter
Verschueres beweegredenen te komen en verder een aantal leemtes in het onderzoek op te
vullen door zoveel mogelijk al zijn reeksen onder de loep te nemen. Voor zover het al eerder
is aangetoond, zal ik volstaan met verwijzingen. Als er nog niet over gepubliceerd is, zal ik het
middels ingescande afbeeldingen aantonen. Natuurlijk ken ik de ene stripreeks beter dan de
andere en ben ik zeker niet vertrouwd met álle stripreeksen vanaf de jaren 1930 tot begin
jaren 1970. Er is dus een vanzelfsprekende kans dat ik bepaalde dingen niet geconstateerd
heb.
Als zeventienjarige jongeling vertrok Karel Verschuere tijdens de Tweede Wereldoorlog als
vrijwilliger naar het Duitse oostfront. Na terugkeer in België heeft hij vier jaar in de gevangenis
gezeten voor landverraad. Na vervolgens bij een reclamebureau te hebben gewerkt, raakte
hij werkloos. Willy Vandersteen, die al jaren striptekenaar was, nam Verschuere in 1952 in
dienst als assistent. Nochtans had hij op dat moment totaal geen ervaring in de stripwereld.
Hij begon met schetsen, inkten en letteren. Vandersteen leerde hem alle kneepjes van het
vak, in dit geval helaas ook het gebruik maken van stripverhalen van andere tekenaars.
Omdat alles hem al snel prima af ging, kreeg Verschuere vervolgens de realistische strips en
reeksen op zijn bord, een genre dat Vandersteen minder lag. Denk onder meer aan de
bijbelreeks Judi en vooral de westernserie Bessy. Dit was de enige reeks van Studio
Vandersteen waarvan duidelijk werd gemaakt dat niet alleen Willy Vandersteen de tekenaar
was, getuige het pseudoniem WIREL (Willy & Karel) waaronder deze rood-blauw gekleurde
reeks het licht zag.(2) Ook tekende Verschuere van de reeksen Karl May en De Rode
Ridder diverse albums. Verder werkte hij nog mee aan het tweede deel van Tijl Uilenspiegel
en aan verschillende Suske en Wiske-strips. Daarenboven was deze noeste werker nog
illustrator voor tijdschriften en boeken. In 1964-1965 was Verschuere een tijdje weg bij Studio
Vandersteen. Vanwege de moeilijke echtscheidingsprocedure van zijn eerste vrouw kon hij
soms dagenlang geen strips tekenen en kwam de continuïteit van enkele reeksen in
gevaar.(3) Vandersteen nam daarom afscheid van hem. In 1965 keerde Verschuere echter
terug om de serie Biggles op te starten.
In 1967 volgde een tweede breuk met Vandersteen. Aan die breuk lagen meerdere redenen
ten grondslag. De moeilijke echtscheiding van zijn eerste vrouw, die in zijn contract met
Vandersteen als rechthebbende stond, leidde ertoe dat hij zijn contract bij Vandersteen
afgaf om dit te laten wijzigen. ‘Ik (heb) sindsdien nooit geen ander contract meer gezien’,
aldus Verschuere.(4) Bovendien ergerde Verschuere zich er flink aan dat de namen van de
studiomedewerkers nergens werden vermeld. Daar kwam nog bij dat Vandersteen een
nieuwe studio ging opzetten voor de Duitse Bessy-serie. Verschuere zou de nieuwe
medewerkers moeten opleiden. Na jarenlang zelfstandig thuis te hebben gewerkt, zou hij
weer elke dag naar de studio in Antwerpen moeten reizen. Twee jaar hield hij dat toch nog
vol, maar wrijvingen met andere tekenaars leverden extra spanningen op. Deze
opeenstapeling van ergernissen leidde tot zijn vertrek, aldus zijn eigen verklaring.(5)
Vandersteen daarentegen beweerde dat de studio onder leiding van Verschuere tot een
kermis was verworden, tot ergernis van de overige medewerkers. Op hun verzoek had hij
Verschuere weggestuurd.(6)
Toch wilde Verschuere zijn carrière als verdienstelijk striptekenaar voortzetten. Hij zou bijna
bij stripblad Robbedoes hebben gewerkt, maar dat ging uiteindelijk niet door. Hij verweet dit
Willy Vandersteen, die hier zijn handen in zou hebben gehad. In 1967 tekende Verschuere
op scenario van Rik Dierckx vier delen van de western Buffalo Bill voor de Belgische
uitgeverij De Goudvink. In Duitsland verscheen er nog een vijfde deel van zijn hand. De
reeks was een commerciële flop, wat Verschuere toeschreef aan het feit dat deze verhalen
niet voorgepubliceerd werden in dagbladen of tijdschriften, maar meteen in album
verschenen.(7)
Vandersteen merkte dat hij met Verschuere een keiharde werker had verloren die
bovendien borg stond voor zelfstandig werken en het afleveren van kwaliteit. Op verzoek
van Vandersteen keerde Verschuere medio 1968 voor de tweede maal terug, ditmaal om
nog een aantal Bessy’s te tekenen. Verschuere spreekt over “een stuk of tien”.(8)
In 1969 verliet Verschuere Vandersteen definitief. In Duitsland kon hij de komische
westernserie Tom Berry overnemen en voor dat doel omringde hij zich met drie
medewerkers, Edward de Rop, Eugeen Goossens en Eric Vandemeulebroucke. Na
enkele maanden kwam plotsklaps een eind aan deze studio. Volgens Willy Vandersteen en
Eugeen Goossens omdat Verschuere zijn medewerkers niet betaalde, volgens Verschuere
bleven ze van het ene op het andere moment weg om weer naar Vandersteen terug te
keren.(9) Hierdoor kon Verschuere in elk geval niet aan de contractuele productie van Tom
Berry voldoen. Hij kreeg een burn-out die een klein jaar duurde en zijn uitgever Pabel Verlag
liet hem daarna in verminderd tempo werken. Verschuere leverde voor Pabel Verlag nog
Adlerfeder af, in België verscheen het in 1971 in het weekblad De Post als Arendsklauw.
Deze strips brachten echter te weinig geld in het laatje en vanwege financiële redenen ging hij
in 1972 in loondienst werken, eerst bij een autoverhuurder, later als afdelingshoofd in een
magazijn. Aanvankelijk bleef hij toch nog strips tekenen. In 1972 leverde hij nog de moderne
cowboystrip Sam D. Howard af voor dagblad Het Laatste Nieuws en twee Filip Hechtelverhalen op scenario van Marc Andries in De Post. Wegens tijdsgebrek hing hij vervolgens
zijn striptekencarrière aan de wilgen.(10) Voor het personeelsblad van zijn laatste werkgever
tekende hij nog de gagstrip Pampers Baby.(11) Op 10 augustus 1980 stierf hij op 55-jarige
leeftijd.
Tot medio jaren 1960 maakte de tekenstijl van Verschuere flinke veranderingen door. Patrick
Vranken en Jean Smits spreken zelfs over “Verschueres grafische evolutie”.(12) Had zijn
debuutwerk veel weg van de stijl (en tekeningen) van Hans G. Kresse, zijn Bessy-albums en
andere Vandersteen-uitgaven begon hij in de Vandersteen-stijl die hij steeds meer zelf
vormgaf. In 1963 leek het er met de Klavervier-strip even op dat hij overgestapt was op de
klare lijn in de geest van Edgar P. Jacobs’ Blake en Mortimer.(13) De reeksen Biggles en
Buffalo Bill vormden een nieuwe stijlbreuk die hij tot het einde zou vasthouden. De reeks
Blueberry van de Franse tekenaar Jean Giraud had de aanzet hiertoe geven.
Bij welhaast elke tekenaar zie je over de jaren een evolutie in stijl. Bij Verschuere was er
evenwel een versterkende factor, en wel het gebruikmaken van tekeningen van andere
auteurs, wat hij in diverse strips zou doen. In een interview werd hij door Jan Smet hiermee
geconfronteerd, specifiek vanwege het gebruik van de voorpagina van Kuifjes Het Gebroken
Oor in de strip Miguel, het eerste deel van Filip Hechtel. “Sommigen noemen het plagiaat. K.
Verschuere noemt het gewoon documentatie. Soms, wanneer de tijd hem noodzaakte, ging
Verschuere wel wat te slordig te werk”, aldus Smet.(14) Aanvankelijk verweet Rob
Møhlmann het plagiaat van Verschuere (“zonder het te weten”) diens leermeester
Vandersteen.(15) Na het onder ogen krijgen van diens debuutstrips velde Møhlmann echter
een harder oordeel. Als een striptekenaar ingaat tegen de “ijzeren wetten van de
beeldlogica”, dan is deze “op z’n best (...) een incompetent striptekenaar (die overigens als
tekenaar bijvoorbeeld zeer goed kan zijn) en op zijn slechtst (...) een plagiator.”(16)
Verschuere leek met dit soort kritiek totaal niet mee in te zitten. Laconiek noemde hij het dus
gewoon documentatie. Hij beschouwde de meeste strips dan ook niet als het werk van
artiesten, maar als iets eenvoudigs, routinewerk, een automatisme. Westerns bijvoorbeeld
vond hij steeds weer hetzelfde: “... een indiaan bijvoorbeeld is en blijft nu eenmaal een
indiaan.”(17) Vandaar dat hij er waarschijnlijk ook geen graten in zag om voor zijn strips uit de
tweede helft van de jaren 1960 en begin jaren 1970 volop te putten uit de nieuwe reeks
Blueberry.
Kunstzinnigheid hoefde van hem helemaal niet, want dat zou de doelgroep — kinderen —
niet begrijpen. Bovendien speelde bij hem ook altijd de deadline een sterke rol, waardoor hij
niet eens kon overwegen om artistiek te zijn. Ook dit is bij hem natuurlijk een reden voor
plagiaat. Striptekenen kon tamelijk eenvoudig worden aangeleerd, was zijn mening. Hij
erkende dat vakmanschap wel een rol speelde. Zelf omschreef hij dat als “commercieel
artistiek”.(18) Erkenning voor zijn werk miste hij van Vandersteen, omdat die de tekenaars uit
de studio niet vermeldde.(19) Toch doet dit enigszins wrang aan, aangezien Verschuere zelf
ook niet aangaf dat hij werk van bijvoorbeeld Hal Foster, Hans G. Kresse, Jean Giraud,
Victor Hubinon of Edgar P. Jacobs gebruikte. Na het veelvuldig plagiëren tijdens zijn
beginjaren — onder sterke invloed van leermeester Willy Vandersteen — lijkt het in het
midden van zijn carrière erop of Verschuere zich hier veel minder aan bezondigde.
Uitzondering in deze periode vormt het Klavervier-album De Co-Capsule, dat haast bol staat
van plagiaat. De laatste zes jaar, als hij onder meer probeert op eigen benen te staan, moet
hij zeker dankbaar geweest zijn voor de Blueberry-reeks, waar hij zéér veel uit opgediept
heeft.
Verschuere beschouwde Vandersteen trouwens als een “niet zo’n beste tekenaar”, veeleer
als een beeldhouwer. Wel roemde hij de ideeënrijkdom van zijn leermeester, iets waar het bij
hemzelf vaak nogal eens aan schortte.(20) Ook dit zal een reden zijn dat hij geregeld bij
andermans tekeningen het carbonpapier heeft gebruikt. Danny de Laet ziet Verschueres
gebrek aan ideeën — in de zin van ideeën voor verhalen — als een van de redenen dat
Verschuere definitief gestopt is. Verschuere zelf had het niet in zich om een stripheld te
ontwikkelen, zoals een kundig scenarist dat wel kan. Had hij zo iemand achter de hand
gehad, dan zou het wel eens anders hebben kunnen lopen en zou zijn stripcarrière niet
voortijdig ten einde zijn gekomen, aldus De Laet.(21) Het gebrek aan ideeën werd uiteraard
ook geconstateerd door Willy Vandersteen zelf en verder vermeld door Jean Smits en
Patrick Vranken.(22)
Boeren voorwaarts / Strijd om Land / Voor Outer en Heerd
(1952/1953)
De debuutverhalen van Karel Verschuere waren overduidelijk in een Kresse-stijl. Dat
concludeerde Danny de Laet bij de heruitgave van de eerste twee Verschuere-strips als
Boeren in Natal (1982).(23) Plagiaatdeskundige Rob Møhlmann wijst er in een artikel in
Stripschrift op dat het niet alleen bij invloed van Kresse was gebleven, maar dat Verschuere
“tientallen tekeningen” in dit boek heeft overgenomen uit werk van Kresse, specifiek Eric de
Noorman en Matho Tonga. Hij illustreert dit met diverse voorbeelden.(24)
Voor Outer en Heerd uit 1953 is Møhlmann hoogstwaarschijnlijk niet onder ogen gekomen,
want hoofdpersoon Lieven Dirks vertoont in sommige tekeningen een grote gelijkenis met
Eric de Noorman, zie de volgende voorbeelden:
Links: Lieven Dirks,
Rechts: Eric de Noorman.
Respectievelijk pagina 14(6),
prent 1 en De Geschiedenis
van Bor Kahn, strook 41-28
(prent 2). Eerste publicatie
1952-1953.(25)
Rechts: Lieven slaat een Franse
soldaat neer, pagina 14(6), prent 2
en helemaal rechts: Eric de Noorman
tijdens een zwaardgevecht in De
Valse Koning, strook 13 prent 2.
Eerste publicatie 1948.(26)
Verder is ook Prins Valiant van Hal
Foster bij dit boek als inspiratiebron
gebruikt. Ik ben geen kenner van
Valiant, maar minstens één van de
opgevoerde plaatjes in Prins Valiant’s Zwartboek over Plagiaat
toont dit aan.(27)
Het linkerprentje is afkomstig uit
Voor Outer en Heerd, pagina 13(5),
prent 9. Het rechter van Prins
Valiant wordt opgevoerd in het
zwartboek.
In elk geval is het idee ‘gepikt’.
Bessy – reeks 1
Verschuere tekende de eerste zestig nummers hiervan, in de periode 1953-1964.(28)
In deze westernserie heb ik niets kunnen vinden. Ronald Grossey vermeldt dat Corentin
van Paul Cuvelier een belangrijke inspiratiebron is geweest voor Verschuere in de jaren
1950. Hij geeft er echter geen plaatjes bij.(29) Er zijn in de jaren 1950 drie Corentin-verhalen
verschenen. Meest waarschijnlijke bron voor Bessy is dan uiteraard Corentin bij de
Roodhuiden.
Judi (Rudi)
Delen 2, 3 en 4 van deze bijbelreeks werden voor het grootste deel getekend door Karel
Verschuere. Rob Møhlmann toonde in zijn zwartboek diverse gevallen van plagiaat aan in de
Judi-boeken 1 tot 4, zowel uit Hal Fosters Prins Valiant als uit de door Gustave Doré
geïllustreerde bijbel.(30) Bovendien maakte Verschuere wederom gebruik van Eric de
Noorman.(31)
Na zijn vertrek bij Vandersteen kreeg Karel Verschuere de rechten van de reeks mee, onder
de voorwaarde dat de titelnaam moest worden veranderd. Zo werd Judi Rudi en beleefde
het een heruitgave in de Magnum-reeks.(32) Ook verscheen er nog een vijfde verhaal, dat
van stijl totaal verschilde van de overige delen.(33) Hierin heb ik niets kunnen ontdekken dat
naar plagiaat ruikt.
Tijl Uilenspiegel
Het eerste deel, De Opstand der Geuzen, werd door Willy Vandersteen zelf getekend en
kende negen voorbeelden van plagiaat uit Prins Valiant. In het tweede deel, Fort Oranje, van
de hand van Verschuere, kon Rob Møhlmann één voorbeeld vinden.(34)
De avonturen van Koen de Wilde
In Kleine Zondagsvriend (KZV) verscheen in 1954 het verhaal De Test van de J-200, in 1996
nogmaals uitgegeven als tijdschriftpublicatie van Brabant Strip Magazine.
Dit verhaal heb ik helaas niet onder ogen gehad.
Suske en Wiske
In 1957 tekende Verschuere De Rammelende Rally, een toeristische uitgave van Suske en
Wiske.
H. Antonius van Padua
Verschuere tekende in 1961 Fra Antonio, het leven van de heilige Antonius van Padua.
In deze verhalen, die in de middeleeuwen spelen, heb ik niets van plagiaat kunnen
ontdekken.
Klavervier
Van Klavervier verschenen twee verhalen. In 1963 het album Gevaar rond de Co-capsule en
in 1966 Avontuur op de Evenaar in Ohee 192. Dit laatste — duidelijk niet afgemaakte en in de
laatste prentjes met woorden afgeraffelde — verhaal werd in 1998 alsnog in albumvorm
uitgegeven samen met enkele andere verhalen van Verschuere door uitgeverij Bonte en De
Reclamestripclub.(35)
Deel 1: Gevaar rond de Co-capsule
Alleen in Gevaar rond de Co-capsule heb ik overeenkomsten gevonden met andere strips.
De stijl van Verschuere lijkt in dit album opeens heel sterk op die van Edgar P. Jacobs, de
schepper van Blake en Mortimer. Dit werd ook al door Jan Smet geconstateerd. Hij
vermeldt dat Verschuere niet alleen Vandersteens tekenstijl wilde imiteren, maar ook die van
andere tekenaars als Kresse en Edgar P. Jacobs.(36) Het bleef echter niet bij imiteren. In
Gevaar rond de Co-capsule zijn tal van plaatjes aan diverse albums over het Britse duo
ontleend. Een andere bron waaruit Verschuere voor Klavervier 1 heeft geput, is Tiger Joe,
een strip uit begin jaren 1950 over een avonturier in donker Afrika van de hand van scenarist
Jean-Michel Charlier en tekenaar Victor Hubinon. Ook Stanley 2, op zoek naar de
verdwenen man uit 1954, is duidelijk een inspiratiebron geweest, echter vooral als het om
ideeën gaat. Een van de vier hoofdpersonen, Jesse Axton, lijkt soms op de BritsAmerikaanse ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley van Victor Hubinon, soms op
kapitein Francis Blake van Edgar P. Jacobs en soms op zichzelf.
Respectievelijk prent 1 van pagina 1
(Co-capsule) en Het Gele Teken,
pagina 12, prent 2 (jaar van eerste
publicatie: 1956). Slechts enkele
detailverschillen: de wolken, de
kleding van Blake, enkele mensen en
de auto vooraan.
Verder op dezelfde pagina’s:
Derek Carston (pagina 1, prenten 8 en 13) is
overduidelijk gebaseerd op hoofdredacteur
Macomber van de Daily Mail (pagina 12, prenten 8 en 12). Verschuere heeft het gezicht wat
veranderd, vooral de neus, maar houding, scheiding, strik en telefoon spreken boekdelen.
Het Gele Teken is evenwel niet het enige Blake en Mortimer-album waaruit Karel Verschuere
heeft gevist. Ook Het Geheim van de Zwaardvis 1 en Het Geheim van de Grote Pyramide 1
heeft hij gebruikt.
Nagenoeg hetzelfde
model lichte
pantserwagens met
zoeklicht. Co-capsule
pagina 6, prent 7 is
afgeleid van Het Geheim
van de Zwaardvis 1,
pagina 28, prent 2 (jaar
van eerste uitgave:
1950).
Identieke schrikreactie bij het
om de bocht komen. Cocapsule pagina 7, prent 7 is
gebaseerd op Het Geheim
van de Zwaardvis 1, pagina
29, prent 6.
Vervolgens verongelukken de pantserwagens ook nog op nagenoeg dezelfde wijze. CoCapsule pagina 7, prent 9 en de bron Zwaardvis 1, pagina 29, prent 7.
Scotland Yard,
respectievelijk pagina 8,
prenten 1 en 2.
Daaronder de originelen.
Blake en Mortimer: Het
Geheim van de Grote
Pyramide 1, pagina 44:
prenten 1 en 10 (jaar van
eerste uitgave: 1954).
Ook het vliegtuig is ontleend aan Het
Geheim van de Grote Pyramide 1.
Ditmaal respectievelijk pagina 8, laatste
prent versus pagina 45, prent 10.
Pagina 11 prent 3 en de bron, Het
Geheim van de Zwaardvis, pagina
28, prent 3.
Hieronder respectievelijk de afbeelding op de voor- en titelpagina. Ze zijn duidelijk ontleend
aan Tiger Joe 1: De Ivoorpiste, pagina 37, prent 3 (1951).
Boven pagina 19, prenten 1 en 2, beneden de bron,
Tiger Joe: De Ivoorpiste, pagina 37, prent 4.
Een stukje minder, maar toch. Het idee is sowieso ‘geleend’, de tekeningen vertonen enige
overeenkomsten.
Respectievelijk pagina 19
prent 8 en pagina 40,
prent 3.
Respectievelijk pagina 19, prent
9, en pagina 40, prent 7.
Ook uit Stanley 2: Op Zoek naar de Verdwenen Man (eerste publicatie: 1954) van het
befaamde ,Waalse duo Victor Hubinon en Jean-Michel Charlier, deed Verschuere ideeën
op. Zo onder meer een man die door een grote slang wordt gevloerd waarna de slang
uitgeschakeld wordt met een pistoolschot. Respectievelijk pagina 14 uit Klavervier en pagina
35 Stanley. Op pagina 18 moet in de Co-capsule een rivier met krokodillen worden
overgestoken, op pagina 17 en 18 van Stanley 2 gebeurde dit ook.
Verder heeft Jesse Axton soms wel erg veel weg van Henry Morton Stanley, zoals getekend
door Victor Hubinon.
Eerst wat afbeeldingen uit Gevaar rond de Co-capsule (respectievelijk pagina 16, laatste
prent, pagina 17 laatste prent en pagina 18, prent 8.
Hieronder Stanley in Stanley 2, pagina 35 prent 1, pagina 18 prent 1, pagina 23 prent 1.
Het idee van een toegang achter de watervallen (pagina 19 en 20) was ook al eerder
gebruikt, onder meer bij Kuifje: De Zonnetempel (1949), pagina 40-43 en Tiger Joe 2: Het
Olifantenkerkhof, pagina 39. Eerste publicatie: begin jaren 1950.
De Rode Ridder
In deze reeks heb ik niets kunnen vinden. Ik ben echter geen kenner van de strips van Prins
Valiant, dus heb ik die hiermee niet kunnen vergelijken. Hetzelfde geldt voor Eric de
Noorman-boeken. Een onderzoek hiernaar zou nog aan te bevelen zijn.
Verschuere werkte mee aan de eerste vijftien stripverhalen in De Rode Ridder in de periode
1959-1963.(37) Ook illustreerde hij de gewone De Rode Ridder-boeken van Leopold
Vermeiren.
Karl May
Verschuere tekende enkele albums, zelf hield hij het op een stuk of tien. Hij had de reeks
overgenomen van Frank Sels. Eugeen Goossens en Karel Biddeloo namen het vanaf deel
17 van Verschuere over. Hierin heb ik geen overeenkomsten met andere strips kunnen
vinden.(38)
Biggles
Verschuere tekende de eerste tien albums, waarna de serie door Karel Biddeloo werd
overgenomen.
Ook in deze albums heb ik niets kunnen traceren wat ook maar naar plagiaat ruikt. Als
verwoed modelbouwer gebruikte hij overigens bouwpakketten als documentatie voor onder
meer vliegtuigen.
Buffalo Bill
Enkele jaren vóór de reeks Buffalo Bill in 1967 verscheen, had de westernstrip Blueberry het
licht gezien. Dit was tekenaar Karel Verschuere duidelijk niet ontgaan, want hij ontleende tal
van prentjes hieraan. Ook de westernstrip Matho Tonga van de Nederlander Hans G.
Kresse diende als inspiratiebron. Ditzelfde patroon zou enkele jaren later herkenbaar zijn bij
Verschueres albums in de tweede Bessy-reeks en later ook in de reeks Arendsklauw.(39)
Deel 1: Het Bizonduel
Buffalo Bill loopt over straat (pagina
5, prent 2). Eerder deed Mike
Blueberry dat al in zo te zien precies
dezelfde straat in deel 6, De Man met
de Zilveren Ster, pagina 22, prent 7.
Jaar van eerste uitgave: tijdschrift
Pilote, 1965/1966: L’Homme à l’étoile
d’Argent. Door Jean Giraud uit de
westernklassieker High Noon (1952)
gehaald, waar Gary Cooper over
straat loopt.(40)
Het vervolg gaat ook precies
hetzelfde als in Zilveren Ster,
respectievelijk pagina 5, prent 3, en
pagina 22, prent 8,
De setting aan de bar in de saloon is bij Buffalo Bill nagenoeg identiek als bij Zilveren Ster.
Zelfs de achtergrondfiguur rechts heeft dezelfde houding. Alleen de barkeeper staat op een
andere plek en er ontbreekt een mannetje bij Buffalo Bill. Respectievelijk pagina 5, prent 7,
en pagina 23, prent 5.
De barscène
bij Buffalo Bill
(pagina 5,
laatste prent)
vervolgt op
min of meer
dezelfde wijze
als in Zilveren
Ster, pagina
23, prent 7.
De trein van pagina 7, prent 5.
Het fragment rechts is de voorpagina van het Blueberry-album Het IJzeren Paard, dat in
1970 verscheen. Het was echter ook een cover van Pilote ten tijde van de eerste publicatie
in nr. 370, 24 november 1966.(41)
Vergelijk de indiaan op de
voorgrond, tweede van
links uit Het Bizonduel
(pagina 10, prent 3) met
zijn evenknie uit Het
IJzeren Paard (pagina 13,
laatste prent).
Karel Verschuere trok bij Het Bizonduel, pagina 18, prent 1, twee prentjes van Het IJzeren
Paard samen, te weten pagina 8, prent 7 en 8.
De houding van Buffalo Bill (pagina 18, prent 5) en eerder die van Kopernek in Het IJzeren
Paard, pagina 11, prent 7.
Het opperhoofd op pagina 19, prent 8, is duidelijk een
kopie uit Matho Tonga, De Laatste der Mandans, pagina 29,
prent 5. Deze strip dateert uit de periode 1951-1954. Zelfs de wapperende veren en de
armband zijn identiek.
Links de kopieën
(pagina 20, prent 6
en pagina 29
prent 9) en rechts
het origineel (De
Laatste der
Mandans, pagina
30, prent 3).
Hier enige gelijkenis.
Respectievelijk pagina 20, prent 4,
versus pagina 27 prent 11.
Hier hetzelfde. Pagina 30, prent 1, lijkt
op Blueberry 9, Vlakte der Sioux,
pagina 39, prent 5. Dit verhaal
verscheen in 1967 voor het eerst in
Pilote
Deel 2: Schoten in het Zonnedal
Hierin kon ik twee voorbeelden ontdekken.
Als eerste een karavaan van huifkarren; pagina 7, prent 7 (links). Toch lijkt dit afgeleid van de
tocht van Blueberry en zijn mannen in De Eenzame Adelaar, pagina 12 prent 5 (rechts).
Blueberry heeft huifkarren met een vierspan en trekt een rivier over, maar met name de
ruiter rechts vooraan ten opzichte van de voorste kar maakt het zeer aannemelijk dat
Verschuere dit plaatje als basis heeft gebruikt.
Voorbeeld 2 staat op pagina 23, prent 4, met
daarnaast het origineel uit Het IJzeren Paard,
pagina 43, prent 1.
Verschuere zou dit prentje later ook nog
gebruiken in Bessy 80: Het hol van Krotax.
Deel 3: De Schrik van Arkansas
Hierin enkele voorbeelden van plagiaat.
Op pagina 18, prenten 2 en 3, komt soldaat Tom Stanley van het door de Sioux uitgemoorde
derde eskadron aan in Fort Black. Ontegenzeggelijk gebaseerd op Blueberry 1: Fort Navajo,
pagina 48, prenten 1, 2, en 3. Eerste publicatie in tijdschrift Pilote, 1963.
Hieronder pagina 24 prent 2 versus het origineel in Matho Tonga, pagina 27, prent 10. Ook
dit prentje zou Verschuere opnieuw gebruiken, en wel in Bessy 81: Het Wagengeweer.
Deel 4: Vlammen over Golden City
Respectievelijk pagina 8 prent 5 en 6 en pagina 9, prent 1.
Het personage Towatsee uit Buffalo Bill is afgeleid van Ramirez, het alter ego van Matho
Tonga. In Bessy 82: De Wreker zou Ramirez nog véél duidelijker als uitgangspunt dienen
voor Lone Wolf.(42)
Matho Tonga: De Strijd in de Zwarte Bergen. Van links naar rechts: pagina 15, prent 10,
pagina 19, prent 5 en prent 12, pagina 26, prent2.
Pagina 16, de laatste prent is afgeleid van Blueberry 1: Fort Navajo, pagina 10, prent 3. Dit
prentje zou Verschuere óók bij Bessy 73: De Muiters gebruiken.(43)
Galopperende Apachen. Pagina 27, laatste prent, versus Blueberry 5: Oorlog of Vrede,
pagina 11, prent 5. Eerste publicatie in tijdschrift Pilote, 1965.
In de BRD verscheen nog een vijfde Buffalo Bill-album van de hand van Karel Verschuere.
Het was deel 13 van de Duitse reeks met als titel Der Rote Bison von Truckee Line.(44) Dit
album heb ik niet onder ogen gehad.
Bessy – tweede reeks
Deze reeks heb ik al eerder in ogenschouw genomen. (45) Blueberry 6, de Man met de
Zilveren Ster heb ik toen als enige van de eerste tien albums niet geraadpleegd. Hieronder
voorzie ik in deze leemte. Verder nog enkele prenten uit andere albums die ik eerder over
het hoofd heb gezien.
Deel 73: De Muiters (eerste publicatie: 1968, BRD)
De Muiters komt reeds prominent naar voren in mijn twee vorige artikelen . Verschuere heeft
voor dit album driftig geput uit diverse Blueberry-delen.
Boven: De Muiters pagina 2, prent
3. In mijn artikel over Blueberry
winkelde ook bij Matho Tonga
meende ik dat hij dit op een prent
uit deze reeks van Kresse had
gebaseerd, maar op pagina
22 van Blueberry 6: De Man met
de Zilveren Ster staat prent 9,
overduidelijk de bron.
Maar er werden nog meer
tekeningen uit De Man met de Zilveren Ster gebruikt.
Boven: pagina 3 prenten 7 en 10, beneden de originelen uit Blueberry 6, respectievelijk
pagina 24, prent 3 en pagina 25 prent 4.
Een voorbeeld uit De Muiters dat ik de vorige keer gemist heb: pagina 25, prent 5
De manier van afstijgen van Apache-opperhoofd Dull Knife lijkt wel erg op die van Eenzame
Adelaar in Blueberry 4, De Lange Weg naar Cochise, pagina 5, prent 1 (eerste publicatie
1965).
Deel 80: Het Hol van Krotax (eerste publicatie: 1970, BRD)
Op pagina 20 prent 6 gaat een Kiowa met het mes af op de schurk Jeffers met de bedoeling
hem te gaan scalperen. Hij lijkt wel héél erg op een Cheyennekrijger op pagina 25 prent 6
van Blueberry 10: Generaal Geelkop (eerste publicatie 1968).
De volgende twee prenten staan op pagina 27, respectievelijk prent 6 en 7.
De originelen zijn dit keer weer afkomstig uit De Man met de Zilveren Ster, pagina 43, prenten
7 en 9:
Deel 81: Het Wagengeweer (eerste publicatie: 1970, BRD)
Op pagina 11 is de laatste prent ontleend aan De Man met de Zilveren Ster, pagina 12, prent
3. In mijn eerste artikel koppelde ik deze foutief aan een prent uit De Eenzame Adelaar. De
overeenkomsten hier zijn méér dan overduidelijk. Let ook op de gebouwen op de
achtergrond, de vlag en het kanon, de waterdragende soldaat en het peloton soldaten in het
gelid. Plus de bergen op de achtergrond. Dit terwijl Het Wagengeweer juist níet in een dorre
streek afspeelt, waarschijnlijk Wyoming of Montana, gezien de Powder River. Forten in die
regio waren over het algemeen van hout opgetrokken, Fort Atkinson daarentegen is van
steen. Fort Navajo is bij Blueberry een fort in Arizona. Een voor een deel woestijnachtig
gebied met veelal stenen forten.
Tom Berry
Deze komische westernreeks is alleen in de Bondsrepubliek Duitsland verschenen en heb
ik niet onder ogen gehad.
Arendsklauw
In mijn eerste artikel vermelde ik in noot 8 dat ik alleen in deel 1 op een drietal pagina’s
hergebruikte Blueberry-tekeningen had gevonden. Grondige bestudering leverde
verschillende plaatjes meer op, ook in de delen 2 en 3.
Deel 1: Het Verraad van Grijze Eland (eerste publicatie: 1971)
Hier grijpt Verschuere wederom terug op de brand in Blueberry 1: Fort Navajo. Dezelfde
tekeningen gebruikte hij ook bij Buffalo Bill en Bessy.
Respectievelijk pagina 6 prent 5
(Arendsklauw 1) en pagina 10
prent 7 (Fort Navajo).
Boven: pagina 6, prenten 7 en 8. Overduidelijk gebaseerd op de prenten hieronder uit Fort
Navajo.
Pagina 9, prent 5.
Pagina 10, prent 3.
De medicijnman, die op zijn
benen na, compleet
overgenomen is uit Blueberry
9: Vlakte der Sioux. De tipi in
het midden staat bij het prentje
van Blueberry links.
Respectievelijk pagina 14,
prent 4 en 5 en pagina 45,
laatste prent. Deze prent
gebruikte Verschuere ook in
Bessy 78: Offer aan de Nacht. 46)
Ook hieronder zijn de overeenkomsten niet van de lucht: boomstam links voor, positie
gemartelde, bukkende medicijnman, staand opperhoofd, positie indiaan links voor en
Jethro Steelfingers rechts voor. Respectievelijk pagina 18, prent 2 en Vlakte der Sioux
pagina 7, prent 1.
Verschuere gaat in het volgende prentje (pagina 18, prent 3) ook door met voortborduren op
het volgende prentje van Vlakte der Sioux (pagina 7, prent 2):
Links: Doc Boone uit Arendsklauw 1, pagina 27, prent 2. De twee rechterafbeeldingen komen
uit Blueberry 6: De Man met de Zilveren Ster, pagina 29, prent 2, en pagina 33, prent 2. Deze
louche rechter is door Jean Giraud overduidelijk gebaseerd op de Britse topacteur Charles
Laughton.(47)
Aanvallende indianen, respectievelijk Sioux en Cheyennes. Wederom een vaak gebruikt
prentje door Karel Verschuere, pagina 43, prent 1. Origineel uit Blueberry 10: Generaal
Geelkop, pagina 23, prent 7.
Ook dit prentje heeft Karel Verschuere al bij
Bessy gebruikt. Links: pagina 44, prent 7,
rechts het origineel uit Blueberry 7: Het IJzeren
Paard, pagina 44, prent 4.
Deze prentjes laten
aan duidelijkheid
niets te wensen over.
Het opperhoofd uit
Arendsklauw 1, dat
oproept tot de aanval
op pagina 47, prent
1, is het spiegelbeeld
van zijn originele
collega uit Blueberry
10: Generaal
Geelkop, op pagina
43, laatste prent.
Deel 2: Het Tweegevecht (eerste publicatie: 1971)
In dit album heb ik een viertal voorbeelden van plagiaat gevonden, alle afkomstig uit
Blueberry 9: Vlakte der Sioux.
De slordig getekende lynchmenigte uit Arendsklauw 2 (pagina 36 prenten 1 en 2) is
zonneklaar overgenomen, pagina 31, prenten 5 en 6.
Idem voor de overmeestering binnen het kantoor van de sheriff. Let ook op het bureau en
alles erop, de hoed en jas aan de muur, twee cellen, de muren met slecht stucwerk, de
potkachel en de houtblokken erachter, de vallende man voor in het midden. Respectievelijk
pagina 37, prent 1, en pagina 32, prent 7.
Links wordt Old Grizzly aangepakt door de lynchmeute, rechts de bron: Blueberry
vastgegrepen door Jethro Steelfingers en zijn mannen. Respectievelijk pagina 37, prent 4 en
pagina 22, prent 1.
Deel 3: De Payroll Wagon (eerste publicatie: 1971)
Hierin heb ik twee voorbeelden gevonden, waarvan de originelen uit Generaal Geelkop
gehaald zijn.
De nodige verschillen, maar ook overeenkomsten: de ‘rokende tipi’s’ in een dal en de rivier
op de achtergrond. Links: Jeff Calhoun en Arendsklauw bij een Comanchekamp (pagina 16,
laatste prent), rechts de verkenners van generaal Allister en zijn zevende cavalerie, die
zojuist een Cheyennekamp ontdekt hebben (Generaal Geelkop, pagina 5 prent 3).
Wederom in het oog springende
overeenkomsten. De gesneuvelde indiaan
links achter, de ruiter ernaast en de indiaan
op de voorgrond (plaatje boven) komen
allemaal uit het origineel (rechts).
Respectievelijk pagina 24, prent 2, en
Blueberry 10: Generaal Geelkop, pagina 24,
prent 1.
Sam D. Howard (eerste publicatie: 1972)
In deze reeks maakt Verschuere zich voor zover ik heb kunnen constateren niet schuldig
aan het overtekenen van prenten, maar wel aan het overnemen van ideeën. Het verhaal van
de ‘cowboysheriff’ uit Nieuw Mexico, die tijdelijk in New York is gedetacheerd, was namelijk
verre van origineel. Oorspronkelijk werd het gebruikt in de Don Siegel-film Coogan’s Bluff
(1968), met Clint Eastwood in de titelrol. Als hulpsheriff Walt Coogan uit Arizona moet hij een
gevluchte crimineel uit New York ophalen en terugbrengen. Coogan’s Bluff diende als
inspiratiebron voor de NBC-tv-serie McCloud (1970-1977). Als hulpmarshall Sam McCloud
uit Taos, Nieuw Mexico, moet Dennis Weaver in New York de opsporingstechnieken van de
NYPD-recherche gaan bestuderen. De eigenzinnige McCloud is een betere politieman dan
iedereen verondersteld en dankzij hem worden de misdrijven die tijdens zijn verblijf
gebeuren, ook opgelost. Dat doet hij vaak met zijn methodes vanuit New Mexico, compleet
met zijn traditionele Colt 45 en zijn paard. Verder krijgt hij een liefdesrelatie met journaliste
Chris Coughlin, een nichtje van de commissaris.(48)
De overeenkomsten met Sam D. Howard zijn legio: voornaam Sam, afkomstig uit Nieuw
Mexico (Sam D. Howard uit Las Cruces), hulpmarshall, cowboyhoed, prominente snor,
strikje, op stage in New York nadat hij een gevangene gebracht had, gebruikt zijn
westernrevolver Colt 45 en zijn paard, is eigengereid, lost alle misdaden op, de New Yorkse
politiecommissaris kijkt op hem neer én hij heeft een amoureuze relatie met een journaliste
(Sam D. Howard met Joyce Fremont), een nichtje van de commissaris. Hier lijkt níets zelf aan
verzonnen. Ideeënplagiaat in optima forma!
Fysieke gelijkenissen zijn er ook enigszins, een tweetal voorbeelden:
Links: Dennis Weaver als Sam McClouw en rechts Sam D. Howard, pagina 4, prent 3.
Wederom Sam McCloud en Sam D. Howard, pagina 22, prent 6.
Filip Hechtel (eerste publicatie: 1972)
Een reeks over een Belgische avonturier die in Peru woont en in Zuid-Amerika expedities
organiseert. Hiervan verschenen twee delen, Miguel en De Rebellen.
In Miguel maakt Verschuere voor de allereerste prent gebruik van de voorkant van het
Kuifje-album Het Gebroken Oor. Dit werd al in de jaren 1970 geconstateerd door Jan
Smet.(49)
In deel 2 baseert Verschuere de rebellen duidelijk op Fidel Castro, met hun petjes en
baarden.
Plagiaat heb ik hierin verder niet kunnen ontdekken.
Noten
(1)
- Rob Møhlmann, Prins Valiants Zwartboek over Plagiaat, Amsterdam 1982, pagina’s 77, 105, 113, 125,
129-135, 138.
- Rob Møhlmann, Alweer een loflied op het carbonpapier, in: Stripschrift 162/163, pagina’s 37-39.
- Jan Smet, Kent U Karel Verschuere?, in: Ciso Stripgids 8, pagina 3.
- Ronald Grossey, Studio Vandersteen. Kroniek van een Legende 1947-1990, Antwerpen 2007, pagina 73.
Grossey vermeldt hier (blijkbaar als eerste op papier?) dat Verschuere “hele scènes” uit Blueberry overnam,
maar illustreert dit niet. In het artikel van Jan Smet, dat door Grossey wordt aangehaald, komt wel het
onderwerp plagiaat voor (gebruik voorpagina van Kuifje: Het Gebroken Oor in Miguel), maar niet één keer de
naam Blueberry of diens tekenaar Jean Giraud.
- http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje183
- http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje186
(2)
- Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 5
- Grossey, Studio Vandersteen, pagina’s 449, 450.
- Patrick Vrancken en Jean Smits, De Bessystudio deel 1: Karel Verschuere, in: Brabant Strip Magazine
(BSM) 136, pagina 7.
(3)
- Vrancken en Smits, De Bessystudio deel 1, pagina 8.
- Jean Smits, De Bessystudio 2, in: BSM 143, pagina 4.
- Grossey, pagina 450.
(4) Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 5.
(5) Idem, pagina 6.
(6)
- Smits, Bessystudio 2, pagina 8.
- Grossey, Bessystudio, pagina’s 54, 450.
- Jean Smits, Karel Verschueres avonturen in Duitsland, in: BSM 168, pagina 9.
Volgens Verschueres weduwe door toedoen van Frank Sels.
(7) Smet, Kent U Karel Verschuere, pagina’s 6, 7.
(8)
- Idem, pagina 6.
- Smits Bessystudio 2, pagina 10. Het waren er minimaal 8: 73, 76 t/m 81 en 94 (vanaf pagina 13/strook 49).
(9)
- Idem, pagina 10
- Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 6.
(10) Idem, pagina’s 6, 7, 8
(11) https://www.lambiek.net/artists/v/verschuere.htm
(12)
- Smits, Karel Verschueres avonturen in Duitsland, pagina’s 9, 10, 11.
- Vrancken & Smits, Bessystudio 1, pagina’s 8, 9.
(13) Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 3.
(14) Idem, pagina 3.
(15) Møhlmann, Zwartboek, pagina 130.
(16) Møhlmann, Loflied, pagina 39.
(17) Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina’s 2, 3.
(18) Idem, pagina 3.
(19) Idem, pagina’s 5, 6, 7.
(20) Idem, pagina 7.
(21) Danny de Laet, Het verloren talent van Karel Verschuere, in: De Avontueren van Rudi 1: De Zondvloed,
pagina 35.
(22)
- Grossey, Studio Vandersteen, pagina 59.
- Smits en Vrancken, Bessystudio 1, pagina 6.
(23) Danny de Laet, Commentaar op achterpagina van Karel Verschuere, Boeren in Natal (Magnumreeks 32).
(24) Møhlmann, Loflied, pagina’s 37-39.
(25)
- De prenten uit Voor Outer en Heerd zijn afkomstig uit de herdruk in Ciso Stripgids 8 (1975), pagina’s 9–24.
- Zie voor Eric de Noorman-publicaties: http://www.ericdenoorman.nl/eric-de-noorman/dagbladen/#D1
(26) Idem
(27) Møhlmann, Zwartboek, pagina 22.
(28) Vrancken en Smits, Bessystudio 1, pagina 8.
Bessy 60: De Zwarte Scalp, werd deels geïnkt en getekend door Eduard de Rop en Frank Sels. Vanaf deel 61
nam eerstgenoemde de reeks over.
(29) Grossey, pagina 73.
(30) Møhlmann, Zwartboek, pagina’s 73, 93, 105, 119, 122, 123, 129-135.
(31)
http://www.familietroch.be/stripspeciaalzaak/Stripspeciaalzaak/www.stripspeciaalzaak.be/Moh_Vergezocht.ht
ml (Vergezocht 10)
(32) Magnum-delen 24 (Rudi 1: De Zondvloed), 37 (Rudi 2: Het Wrekende Vuur), 53 (Rudi 3: De Onderkoning)
en Rudi 4: De Zwervers.
(33) Alleen in tijdschrift Ohee, nummer 282 (1968). Niet in albumvorm verschenen.
(34) Møhlmann, Zwartboek, pagina 125.
(35) Het betreft de Oom Wim-verhalen Indianenaanval in 1964, pagina’s 21-24 en De Eerste Reis van Ann
Eckley, pagina’s 25-28.
(36)
- Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 3.
Plagiaat vermeldt Smet alleen aangaande Kuifje. Zie het stukje over Philip Hechtel.
(37) http://www.stripspeciaalzaak.be/Toppers/RodeRidder/RodeRidderStory.htm Zie pagina’s 12-20 van de
pdf.
(38) Smits, Bessystudio 2, pagina 9.
(39) Zie ook mijn eerdere artikels:
- http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje183
- http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje186
Verder nog:
- Geert de Weyer, België Gestript, Antwerpen 2015, pagina 20.
(40) http://blueberrybr.blogspot.nl/2013/06/inspiracoes-de-charlier-e-de-giraud.html
Een uitstekende site over Jean Girauds gebruik van films en foto’s bij het maken van Blueberry.
Deze vormt een prima aanvulling (diverse extra voorbeelden) op de volgende drie Weetjes v/d Week over
Giraud:
http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-001-025.htm#Weetje015
http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-076-100.htm#Weetje082
http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-076-100.htm#Weetje083
(41) http://blueberrybr.blogspot.nl/2013/06/inspiracoes-de-charlier-e-de-giraud.html
(42) http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje186
(43) http://www.stripspeciaalzaak.be/Weetje-vd-Week/Weetje-vd-Week-176-200.htm#Weetje183
(44) Smits, Karel Verschuerens avonturen in Duitsland, pagina 9.
(45) Zie noten 36 en 37.
(46) Zie noot 40. (47) http://blueberrybr.blogspot.nl/2013/06/inspiracoes-de-charlier-e-de-giraud.html
(48) - Tim Brooks & Earle Marsh, The Complete Directory to Prime Time Network TV Show, 1946-present, New
York 1988 (fourth edition), pagina 502.
- https://nl.wikipedia.org/wiki/McCloud_(televisieserie)
(49)
- Smet, Kent U Karel Verschuere?, pagina 3.
- Møhlmann, Zwartboek, pagina 138.
- De Weyer, België Gestript, pagina 20.