Overweging van zondag 20 december 2015

Download Report

Transcript Overweging van zondag 20 december 2015

1
inleiding
In deze Adventsweken volgen we het begin van het Lucasevangelie.
Voordat Jezus – de hoofdfiguur in zijn boekje – geboren gaat worden/kan gaan worden,
beschrijft hij eerst diens ‘nestgeur’, zijn DNA, zijn bagage, hoe het u ook noemen wilt.
En die is voluit oud-testamentisch.
Lukas beschrijft het allemaal zo, dat we wel moeten denken:
waar heb ik dit eerder gezien/gehoord?
Zo werden Abraham en Sara, de oer-ouders van Israel, als het ware ‘heropgevoerd’
in de gestalte van Zacharias en Elisabeth.
Priesterlijk bloed, en – zal vandaag blijken – ook profetisch!
En zien we in Maria de vernederde Hanna, de moeder van Samuel terug.
En we horen haar grote Lofzang, het Magnificat, dat de echo is
van het lied dat Hanna zong, toen de Heer in haar vernedering naar haar had omgezien.
En vandaag wordt het volle profetische licht ontstoken,
om daarna de geboorte van Jezus in het goede kader te zetten.
We weten nu wat hem zogezegd ‘in de genen’ zit….
preek
De naamgeving
Bij ons gaat – als ik het nog goed heb – de verse vader naar de burgerlijke stand
om aangifte van de geboorte te doen.
Dan moet ook de naam gekozen en bekend zijn.
Je naam immers zal voor de rest van je leven zeggen wie jij bent.
In ons Bijbelverhaal zijn het de moeder en de buren
- op kraamvisite en bij het besnijdenisfeest die voor de naamgeving zorg dragen.
Net als bij de geboorte van het kind van Ruth,
zijn het ook hier de buren die de naam uitroepen. Hardop uitspreken.
Je naam heb je immers voor je omgeving!
Zo zul jij voortaan door hen genoemd en geroepen worden.
Daarmee krijg je je eigen plaats tussen die ‘buren’.
Wie naamloos, a-noniem/zonder naam is, kan niet aangesproken worden.
Wat doe je als ouders, wanneer je een naam voor je kind kiest?
Je kunt ermee aangeven, dat ook dit nieuwe leven
in een traditie staat, in een geschiedenis, een familiegeschiedenis.
Zoals ik- en velen van u - naar een grootouder ben genoemd.
Pake Sytze!
En, ook nog eens, geboren op de dag van de capitulatie van Japan,
daardoor nog twee namen meekreeg van familieleden
die in het kamp waren omgekomen.
Zo draag ik de Tweede Wereldoorlog altijd met mij mee.
Ik sta – ben ik mij bewust - in een geschiedenis.
Tegenwoordig kiezen ouders vaak voor wat ‘mooi klinkt’.
Wat nieuw en anders is.
En hoewel ze allemaal denken daarbij anders en uniek te zijn,
zitten de klassen daardoor weer vol
2
met een hele serie Timmen, Semmen en Finnen.
Die dan vervolgens toch weer andere bij-namen krijgen,
want nog altijd maken ‘de buren’ uit, maakt je omgeving uit hoe je eigenlijk heet.
Die willen jou, en niemand anders kunnen aanspreken.
Er is nog een derde optie:
Je geeft een naam, waarin de betekenis doorslaggevend is.
Een naam, die een perspectief, een toekomstvisie inhoudt,
Een naam, die als een opdracht is.
Een naam als een programma.
En daarmee geeft je je kind ook een richting mee. Een belofte of een wens.
En dat zien we in de bijbelse verhalen steeds terugkomen.
Dat geldt bovenal voor de Godsnaam.
Als Mozes op de top van de Sinai God naar diens Naam vraagt,
- ‘ anders kan ik niet thuiskomen’ krijgt hij als antwoord: Barmhartig, goedertieren, genadig, lankmoedig….
zo wil ik heten dat is wat dat ben ik, dat is mijn programma!
Ook hier weer:
de buren kiezen voor de traditionele vorm: Zacharias,
de naam van de vader, want de geschiedenis moet immers voortgaan.
Zeker nu het op het nippertje is…
Dat is wat we doorgaans doen:
voortgaan op de bekende en vertrouwde paden.
Eerder omkijkend dan vooruitkijkend.
Maar Elisabeth spreekt dat tegen: Nee, Johannes zal hij heten!
En dat levert daar een fikse discussie op: ‘zoiets doe je toch niet’.
Dat is bij ons niet gebruikelijk.
En Zacharias wordt er bij gehaald.
Maar die bevestigt dat, vooralsnog schriftelijk, want hij is nog altijd sprakeloos.
Johannes. (Voor niet-Grieken eigenlijk Jochanan) Oftewel: God is genadig.
Het is een naam die niet door de traditie, niet door de geschiedenis is ingegeven,
maar een naam, een bestemming, die de hemel heeft aangegeven.
De naamgeving dus als een nieuwe koers, een nieuw perspectief.
Zoals Maria’s kind Jezus (voor niet-Grieken Jehosjua) zal heten: God redt.
God is genadig en Hij redt.
Twee namen die een belofte verwoorden.
Twee mannen zullen die naam gaan dragen
en Gods beloften zullen ze verwoorden en belichamen.
Ze zullen God zichtbaar maken voor de mensen, Hem ‘doen’.
Ze zullen doen en zijn wie ze heten!
Als zo persoon en naam samenvallen – als je doet naar je heet –
heb je je bestemming bereikt.
Zodra Zacharias de naam Johannes krast in de was van zijn schrijftablet,
- inderdaad, de voorloper van de I-pad! –
is zijn sprakeloosheid ook meteen voorbij.
Hij doet, wat de goddelijke boodschapper had gezegd: Je zult hem Johannes noemen.
3
En daaraan geeft Zacharias nu gehoor; hij laat het Woord geschieden.
Wat Maria meteen kon: ‘doe mij naar uw Woord’,
doet hij nu na zijn hardhandige leermoment.
Iedereen in heel Juda, heeft het erover, schrijft ik.
Uit de tekst maak ik op, dat ze vooral over die naam zich verwonderen.
Dat moet immers iets te betekenen hebben!
Wat zal dit jongetje voor iemand zijn? vragen ze zich af.
Iemand die je zo noemt…
Ze bedoelen: zijn naam wijst ergens op, wijst vooruit.
Een nieuw mens die hoopgevend en verwachtingsvol heet!
De betekenis van de naam Johannes wordt gevuld met het lied
En dan gaat Zacharias die naam ook al zingend uitleggen!
Hij wordt vol van de geest, volledig van God bezield,
en hij gaat, zegt Lukas, ‘profeteren’. De priester wordt ook profeet!
Vaak zijn ze gescheiden, de liturgievierder en de maatschappijcriticus.
De dagelijkse liturgie elke dag, van offers en psalmen,
die voortdurende beaming van wie God is en wat hij gedaan heeft,
- in zijn geval de letterlijke bewieroking moet nu uitgebreid, aangevuld met woorden, liederen en gebeden
die de dag van morgen en overmorgen kleuren.
Die bezingen wat hij zal doen!
Zelfs tegen alle verwachting en prognoses in.
Profeteren is vooruitzien!
Het bijzondere van het profetische denken en zien is,
dat ze de toekomst al als een realiteit voor zich zien.
Zoals Maria zong: ‘Hij heeft rijken ledig heengezonden,
hij heeft hongerigen gevoed, machtigen van hun tronen gestoten,’
Zij zong in de verleden tijd, terwijl het allemaal nog maar moet gebeuren.
Maar ze zong zich al die nieuwe toekomst binnen.
En iets dergelijks doet Zacharias:
God heeft naar ons ongezien, hij heeft bevrijding en verlossing bewerkt:
een reddende kracht (‘machtige hoorn’) in het huis van David.
Hij bezingt de komst van een messiaanse koning,
hij zingt hoe de weg wordt bereid door een messiaanse profeet.
Maar als een al bestaande werkelijkheid: wij zijn bevrijd, wij zijn al verlost!
Zelfs al dragen de bergen nog helemaal geen vrede,
de heuvels nog geen gerechtigheid.
Wij zingen al van de dag dat het zover is!
Dat is meteen ook de corebusiness van de kerk: zingen van de dag dat het al zover is!
Daarom is vanaf de eerste eeuwen deze Lofzang
het hart van het vaste morgengebed van de kerk.
Daar begin je de dag mee, een dag waarop je opnieuw met de schepping mee
zult zuchten en steunen, en reikhalzen naar haar bevrijding.
4
Dankbaarheid
De eerste zinnen van dit lied lopen over van dankbaarheid.
Om dat ten volle verstaan, moeten we er wel mee in kunnen stemmen.
Maar wat weten wij nog van ‘dankbaarheid’?
Het is een begrip uit een verdachte hoek geworden.
Is dat geen afhankelijkheid? Dank-je-wel moeten zeggen?
Als een verplichting, zoals we dat kleine kinderen bijbrengen:
heb je wel dankjewel gezegd?
Dankbaarheid speelt, waar er een gever en een ontvanger is.
En wij zijn vaak maar slechte echte ontvangers:
dat schept immers maar verplichtingen.
Bij een geschenk roepen we: ‘dat had je nu niet moeten doen’.
Ik ken meerdere mensen die steeds wanneer ze een kerstgroet ontvangen
er per kerende post een terugsturen. Dan staan we quitte.
Blijkbaar roept het bij ons iets van verplichting, van een ‘in de schuld’ staan.
‘Maak je niet te veel drukte als we komen?’
Het geheim van dankbaarheid is de kunst van het ontvangen.
Want de manier waarop het aanvaarden,
maakt het tot een geschenk.
De kunst van het ontvangen.
Die moeten we ons bewust blijven, weer bewust worden, of misschien zelfs aanleren.
Vroeger was God het adres voor onze dankbaarheid:
Bijvoorbeeld bij een geboorte: dankbaar en blij, want God gaf ons een zoon.
Nu is het: hoera we hebben er een broertje bij!
Hij weegt 7 pond en moeder en zoon slapen ’s middags.
Of op een huwelijksaankondiging:
dankbaar ontvingen wij elkaar uit Gods hand.
Maar de reageerbuis-bevruchting en de dating-sites
hebben ons tot zelfverwekkers en zelfverwerkelijkers gemaakt.
Terwijl mijn ouders ook heus wel wisten, hoe ik tot stand gekomen was.
Maar zelfs al is voor velen
het adres van de schenker, de gever of de afzender van wat ons ‘toevalt’,
onduidelijk, of zelfs onbekend geworden,
moet dan dankbaar-durven-zijn ook in een kwalijke reuk komen?
En waar onze dankbaarheid zich nog altijd aan Gods adres richt,
weten wij ook wel, dat Hij geen Bol.com is waar alles vandaan komt,
maar het hebben van zo’n adres,
het durven uitzingen van onze dankbaarheid
kan ons leven verrijken en verdiepen
met die ‘kunst van het ontvangen’.
Zacharias heeft het ook moeten leren.
Die kon ook alleen toelaten wat binnen zijn eigen mogelijkheden lag.
En nu beoefent hij toch de kunst van het ontvangen
van een ongedachte toekomst en hij gaat er van zingen.
Al zal hij eerst gestotterd, geprutteld hebben
zoals een auto die te lang stil gestaan heeft.
5
Voor de bevrijding
Ze zijn al een paar maal voorbij gekomen:
die centrale woorden in dit lied: ‘bevrijding’, verlossing’.
Het woord ‘redder’ en ‘heiland’ zullen in het volgende hoofdstuk klinken
uit de mond van de engel die in de nacht aan de herders verschijnt.
Alle woorden met eenzelfde kleur en smaak.
Ze zijn ooit ‘gemunt’ door de profeten:
als beloften in diepe nood, in ballingschap, in gebrek aan toekomst,
een ‘uit de diepten’ van hopeloosheid.
Bedoeld voor ‘een volk gezeten in het donker, dat moet gaan in duisternis’.
Als een aan het licht gebracht worden, als een thuis komen.
Maar ze worden hier door Zacharias hergebruikt:
En dan bezingt hij, zo valt op, bevrijding niet als een einddoel, een soort happy end,
maar als de vrijheid om te kunnen gaan,
als een verlost zijn van de duisternissen in ons en rondom ons.
En dan ‘te gaan op de weg van de vrede, in heiligheid en gerechtigheid.’
Die vrede is de toekomst, en de weg daarheen ligt voor ons open.
Met andere woorden:
gerechtigheid is de enige weg waarlangs de vrede bereikt wordt.
Dat is naar onze tijd vertaald:
zolang het voedsel, de macht en het geld nog onrechtvaardig is verdeeld,
oftewel gerechtigheid ontbreekt,
is elke vrede ver te zoeken, een wensdroom, een loze ‘kerstgedachte’
Dat blijft de profetische stem klinken, ook in alle mooie kerst-liturgieën.
Geen priester zonder profeet!
Wie ‘vrede op aarde’ wil zingen, moet zich dat bedenken.
En wie zegt niet te weten, waar die weg van de gerechtigheid dan precies loopt,
moet het spoor vanaf Bethlehem maar gaan volgen.
Dan zie je de ster vanzelf.