Nota van beantwoording - Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en

Download Report

Transcript Nota van beantwoording - Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en

Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Nota van beantwoording
Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht
2016-2021
Jolanda van Dijk
Datum
Piet Meertens
8 oktober 2015
Ons kenmerk
15.109764
Op 8 oktober 2015 vastgesteld door het Algemeen bestuur van Waterschap Amstel Gooi en
Vecht
Korte Ouderkerkerdijk 7
Amsterdam
Postbus 94370
1090 GJ Amsterdam
T 0900 93 94 (20 cent per gesprek,
plus uw gebruikelijke belkosten)
F 020 608 39 00
KvK 41216593
www.agv.nl
8 oktober 2015
Alle uitvoerende werkzaamheden van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
worden verricht door Waternet
Inhoud
1
Procedure
5
1.1
Ontwerp Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021
5
1.2
Ter visie legging
5
1.3
Verschuivingen als gevolg van nieuw bestuur en bestuursakkoord
5
1.4
Vaststelling Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021
5
1.5
Relatie met andere plannen
6
2
Zienswijzen
7
2.1
Ontvangen zienswijzen
7
2.2
Zienswijzen per categorie
7
3
Beantwoording
8
3.1
Vitens
8
3.2
Individuele inspreker
12
3.3
Adviesgroep Borm en Huijgens
12
3.4
Gemeente Huizen
13
3.5
Ymere
19
3.6
Gezamenlijke natuurorganisaties
20
3.7
LTO
25
3.8
RWS
32
4
Ambtshalve wijzigingen
35
5
Aanpassingen als gevolg van (bestuurlijke) ontwikkelingen
37
6
Bijlagen
39
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
3/39
1
1.1
Procedure
Ontwerp Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021
Het ontwerp Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 is in de
vergadering van het Dagelijks bestuur van 9 december 2014 behandeld, daarna
ter bespreking aan de commissies van advies en bijstand van 14 januari 2015
aangeboden en vervolgens vrijgegeven voor inspraak.
1.2
Ter visie legging
Door middel van publicatie op www.overheid.nl is kenbaar gemaakt dat het
waterbeheerplan ter visie zou worden gelegd op:

het hoofdkantoor van AGV/Waternet, Korte Ouderkerkerdijk 7 te
Amsterdam;

en op alle gemeentehuizen binnen het beheergebied van het waterschap
Amstel, Gooi en Vecht.
Het ontwerpplan lag van 2 februari tot en met 15 maart 2015 ter inzage.
Gedurende deze periode was er voor belanghebbenden de gelegenheid tot het
indienen van zienswijzen. Zienswijzen konden per post of mondeling worden
ingediend. Het ontwerp Waterbeheerplan is in die periode ook te raadplegen
geweest via de internetsite van het waterschap. Daarnaast is een exemplaar van
het ontwerpplan verstuurd aan alle inliggende gemeenten en stadsdelen.
1.3
Verschuivingen als gevolg van nieuw bestuur en bestuursakkoord
In de periode tussen de tervisielegging van het ontwerp en de definitieve
vaststelling is er een nieuw bestuur geïnstalleerd en ligt er een nieuw
bestuursakkoord. Het bestuursakkoord geeft aanleiding tot enkele
accentverschuivingen ten opzichte van het ontwerp Waterbeheerplan.
Daarnaast is een aantal onduidelijkheden uit het ontwerp gehaald en zijn waar
nodig nadere informatie en toelichtingen toegevoegd. Dit zijn de ambtshalve
wijzigingen (zie hoofdstuk 4).
1.4
Vaststelling Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021
Het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 is samen met de Nota van
beantwoording ter vaststelling aangeboden aan het Algemeen bestuur van het
waterschap. Het Dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na de
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
5/39
vaststelling aan de geraadpleegde bestuursorganen en aan de minister van
Infrastructuur en Milieu.
Ook krijgen alle indieners een antwoord op hun zienswijze (aanbiedingsbrief met
onderhavige nota).
Het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 is een beleidsplan en
omvat geen concrete besluiten. Op de vaststelling van het Waterbeheerplan
Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 is dan ook geen beroep of bezwaar mogelijk. Bij
bepaalde besluiten ter uitvoering van dit beleidsplan, zoals peilbesluiten, is dit wel
mogelijk.
1.5
Relatie met andere plannen
In de periode van 23 december 2014 tot en met 23 juni 2015 lagen verschillende
plannen van rijk, provincies en waterschappen (deels) tegelijkertijd ter inzage.
Het ontwerp Nationaal Waterplan 2 met de vier Stroomgebiedbeheerplannen en
bijbehorende maatregelenprogramma’s ging op 23 december 2014 voor een half
jaar de inspraak in. De KRW (Kaderrichtlijn Water) -maatregelen uit de
Stroomgebiedbeheerplannen zijn onderdeel van de plannen van zowel Rijk
(Nationaal Waterplan en Beheerplan Rijkswateren), als provincies (waterplannen
en omgevingsplannen), als waterschappen (waterbeheerplannen) en gemeenten
(raadsbesluiten). Al deze plannen gaan over de periode 2016-2021 en geven de
toestand van het grond- en oppervlaktewater aan, de doelen voor het bereiken
van een goede waterkwaliteit en de maatregelen die daarvoor nodig zijn.
De KRW maatregelen die het waterschap neemt in de komende planperiode zijn
opgenomen in het hoofdstuk Schoon Water van het Waterbeheerplan Amstel, Gooi
en Vecht 2016-2021. Het bestuur van het waterschap heeft hierover in 2014 reeds
een besluit genomen.
De reacties op de KRW-zienswijzen uit de inspraaktrajecten op alle plannen en de
verwerking daarvan zijn vanwege de onderlinge samenhang goed op elkaar
afgestemd.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
6/39
2
2.1
Zienswijzen
Ontvangen zienswijzen
Het waterschap heeft 8 zienswijzen ontvangen. Daarnaast heeft het Academisch
Medisch Centrum ons attent gemaakt op een schrijffout, die zal worden hersteld.
De zienswijzen zijn opgenomen in de bijlage. Enkele zienswijzen zijn mede
namens andere organisaties of belanghebbenden ingediend. Hieronder is een
overzicht gegeven van alle ingekomen zienswijzen met daarbij de onderwerpen die
in de zienswijze aan de orde komen.
2.2
Zienswijzen per categorie
N.B. Personen, bedrijven of organisaties namens wie de zienswijzen mede zijn
ingediend, zijn niet meegeteld.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
7/39
3
Beantwoording
In dit hoofdstuk van de Nota van beantwoording zijn de ingezonden zienswijzen en
de beantwoording hiervan opgenomen.
3.1
Vitens
Samenvattend uit de zienswijze:
Vitens ziet in het Waterbeheerplan een groot aantal mogelijkheden en concrete
kansen voor verdere samenwerking aan gezamenlijke wateropgaven, ieder vanuit
zijn rol en verantwoordelijkheid. Daarbij hebben zij niet alleen de ambitie de eigen
maatschappelijke opgave van het veiligstellen van een duurzame
drinkwatervoorziening in een breder perspectief te plaatsen, maar ook om bij te
dragen aan maatschappelijke opgaven zoals het in brede zin beschermen van het
watersysteem, bijdragen aan een circulaire economie en ontwikkelen van
innovatieve waterbeheerconcepten. Vitens wil daar graag gezamenlijk en als
partner invulling aan geven op basis van wederzijdse inzet van kennis, expertise
en middelen.
Reactie waterschap:
Het waterschap staat open voor samenwerking met andere partijen, zo ook met
Vitens. Op pagina 65 van het ontwerp staat:
‘Waar nodig zal het waterschap ook afstemmen met drinkwaterbedrijven, met
name op het gebied van het voorkomen van microverontreinigingen in
oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding.’
Samenvattend uit de zienswijze:
Vitens heeft enkele thema's geselecteerd die relevant zijn voor het veiligstellen
van de drinkwatervoorziening en waarvan zij vinden dat de
watersysteembeheerder deze dient mee te nemen in haar Waterbeheerplan.
Onderstaande punten zijn specifiek van belang voor de veiligstelling van de
drinkwatervoorziening.
Doelstellingen watersysteem
De drinkwatervoorziening is één van de doelstellingen voor het watersysteem.
(...). De openbare drinkwatervoorziening wordt in het plan niet expliciet
opgenomen als een van de doelstellingen voor het watersysteem. In het licht van
de zorgplicht verwacht Vitens dat het waterschap dit opneemt als één van de
doelen, aangevuld met de wijze waarop het waterschap een bijdrage levert aan
deze doelen zoals de rol in de gebiedsdossiers en de hieruit voortvloeiende
maatregelen.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
8/39
De drinkwaterbedrijven Vitens en PWN worden in het plan niet genoemd. Evenmin
zijn de grondwaterbeschermingsgebieden opgenomen in het plan. Het plan richt
zich op met name oppervlaktewater waarbij zijdelings de drinkwaterwinning uit
oppervlaktewater wordt benoemd. Positief punt is paragraaf 11.4, waarin het
waterschap aangeeft een strategie te gaan ontwikkelen voor de verwijdering van
microverontreinigingen in het afvalwater.
Zorgplicht Drinkwaterwet
Volgens de Drinkwaterwet dienen de waterschappen bij de uitoefening van hun
taken zorg te dragen voor de veiligstelling van de drinkwatervoorziening.
Waterschappen kunnen hier invulling aan geven door de realisatie van vergunde
winningen te ondersteunen en een bijdrage te leveren aan de bescherming van
winningen via inrichting van het watersysteem, het beheer, de keur, de
watertoets, etc. Daarbij dient recht te worden gedaan aan de status van de
openbare drinkwatervoorziening als dwingende reden van groot openbaar belang.
Reactie waterschap:
Uw zienswijze is op dit punt aanleiding voor aanpassing van het plan.
In paragraaf 10.5.4. van het ontwerpplan (pagina 62) wordt de tekst gewijzigd
(rood) in:
De openbare drinkwatervoorziening is een van de doelstellingen voor het
watersysteem. Ieder overheidsorgaan heeft een algemene zorgplicht daarvoor, zo
ook het waterschap.
Gebieden met een drinkwaterfunctie in het beheergebied van het waterschap zijn
onder meer de waterwingebieden Loenderveense plas Oost, de Waterleidingplas,
het Waterleidingkanaal en de Bethunepolder. Het gaat hier om gebieden met een
drinkwaterfunctie gerelateerd aan Waternet. Daarnaast zijn er nog andere
gebieden die aan andere drinkwaterbedrijven zijn gerelateerd (winningen
Loosdrecht en Laren (Vitens) en Huizen en Laarderhoogt (PWN).
Grondwater uit de Bethunepolder gaat via het Waterleidingkanaal naar de plassen,
zo nodig aangevuld met Rijnwater. Kwelwater uit de Bethunepolder gaat via het
Waterleidingkanaal naar de Waterleidingplas, zo nodig aangevuld met water uit
het Amsterdam-Rijnkanaal (Nieuwersluis). Het surplus van het
Bethunepolderwater gaat via het Tienhovens kanaal naar de Loosdrechtse plassen
ten bate van het peilbeheer ten behoeve van het waterschap.
In paragraaf 10.5.4 worden grondwaterbeschermingsgebieden genoemd:
‘Oppervlaktewater en grondwater zijn de bronnen voor de bereiding van
drinkwater. De waterinnamepunten en de gebieden rond deze punten hebben
daarom een beschermde status.’
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
9/39
Het waterschap voldoet daarmee aan de wettelijke zorgplicht uit de
Drinkwaterwet. Het waterschap ziet derhalve geen aanleiding om de
grondwaterbeschermingsgebieden nog verder uit te werken in het plan.
Samenvattend uit de zienswijze:
Beschermen (top)vitale drinkwater-infrastructuur
Overstromingen hebben snel een ontwrichtende werking op drinkwaterwinning
met een lange hersteltijd. De studie "Overstromingsrisico, effect op Vitens infra"
(Vitens, juli 2010) geeft een beeld van de risico's en gevolgen voor onze
winningen. Vitens is van mening dat de bescherming van de drinkwatervoorziening
onderdeel dient te zijn van het waterveiligheidsbeleid en tot uitdrukking moet
worden gebracht in de drie onderscheiden lagen van meerlaagse waterveiligheid.
Vitens is ook van mening dat dit nog onvoldoende is uitgewerkt in het
voorliggende Waterbeheerplan.
Reactie waterschap:
De bescherming van vitale infrastructuur wordt beschreven in het hoofdstuk
Veiligheid en wordt daarmee in de komende periode opgepakt.
Samenvattend uit de zienswijze:
Vanuit haar maatschappelijke opgave van het veiligstellen van een duurzame
drinkwatervoorziening, wil Vitens graag betrokken zijn bij een aantal relevante
thema's. Dit betreft de onderwerpen reservering strategische
grondwatervoorraden, voorzieningenniveau drinkwaterwinning en grondwatervisie.
Reservering strategische grondwatervoorraden
In het kader van de Structuurvisie Ondergrond worden door het Rijk beleidskaders
ontwikkeld voor Nationale Grondwater reserves en Strategische Watervoorraden
voor de drinkwatervoorziening. De verantwoordelijkheid voor de aanwijzing van de
strategische grondwatervoorraden ligt bij de Provincie, in samenspraak met de
waterschappen.
Voorzieningenniveau drinkwaterwinning
Volgens de Deltabeslissing Zoetwater dient voor alle (grond)watergebruikers een
"voorzieningenniveau" uitgewerkt te worden dat aangeeft wat de overheid aan
water kan bieden in verschillende situaties. Het initiatief voor het bepalen van de
voorzieningenniveaus voor grondwater ligt bij de provincies. Voor de
waterschappen vormen de vastgestelde voorzieningenniveaus een kader
waarbinnen zij hun beheer moeten uitvoeren. Zij hebben dan ook een groot belang
bij de bepaling van deze niveaus. De waterschappen willen hun functioneren
meetbaar maken middels indicatoren als functiebediening en voorzieningenniveau.
Vitens vraagt het waterschap om een toelichting op de wijze waarop de "normen"
daarbij worden bepaald.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
10/39
Grondwatervisie
Vitens wil graag actief samenwerken bij het opstellen van een (gezamenlijke)
grondwatervisie of grondwaterbeleid.
Reactie waterschap:
De komende periode gaat het waterschap van start met voorzieningenniveaus. Het
waterschap begint met een pilot in Westeramstel. De drinkwatervoorziening wordt
hier als vitale functie in meegenomen. Indien dit speelt in voor Vitens relevante
gebieden zal het waterschap Vitens hier zeker bij betrekken.
Het opstellen van een grondwatervisie en/of beleid staat niet benoemd in het WBP
omdat het WBP een plan op hoofdlijnen is. Maatregelen (zoals het opstellen van
een visie of beleid) worden opgenomen in jaarlijkse programma’s.
Samenvattend uit de zienswijze:
Vitens wil graag gezamenlijk invulling geven aan een doelmatig beheer van de
waterketen en het watersysteem. Bijzondere uitdagingen waarbij zij de
waterbeheerder kunnen ondersteunen en versterken zijn onder meer samen
invulling te geven aan het participatieve waterbeheer en gebiedsgericht
grondwaterbeheer. Zij willen dit op operationeel niveau doen op basis van
wederzijdse inzet van kennis, expertise en middelen maar ook op basis van
spiegeling van visie, denkbeelden en ontwikkelingen. Inzet van deze gezamenlijke
invulling van het waterbeheer is de samenleving maximaal te faciliteren tegen zo
laag mogelijke kosten.
Dit gebeurt onder andere al in het kader van Uitvoeringsprogramma
Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON). Concrete aanknopingspunten voor
samenwerking op basis van het voorliggende Waterbeheerplan zijn opgenomen in
de bijlage van de zienswijze.
Reactie waterschap:
Het waterschap dankt Vitens voor dit aanbod. De visie van Vitens ligt in de lijn
met de formulering aan het begin van hoofdstuk 13:
‘Het waterschap wil een herkenbare, innovatieve, transparante en betrouwbare
partij zijn die open communiceert naar inwoners/bedrijven en waarmee partners
graag samenwerken.’
Resumé:
Op basis van de zienswijze van Vitens wordt Waterbeheerplan op een aantal
punten aangevuld. Het gaat hier om het benoemen van de openbare
drinkwatervoorziening als een doelstelling voor het watersysteem.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
11/39
Verder worden de gebieden genoemd met een drinkwaterfunctie in het
beheergebied van het waterschap, alsmede de beherende organisaties.
3.2
Individuele inspreker
Samenvattend uit de zienswijze:
Inspreker vraagt aandacht voor loodproblematiek veroorzaakt door sportvissers.
Inspreker vraagt welke maatregelen of acties Waterschap AGV hiervoor voorziet.
Reactie waterschap:
Inspreker heeft ons al eerder per brief gevraagd hoe Waterschap Amstel, Gooi en
Vecht omgaat met dit vraagstuk. In antwoord op de zienswijze verwijzen wij naar
onze eerdere correspondentie (brief van 19 november 2014, toegevoegd na de
zienswijze van deze inspreker).
De Waterschapswet en de inspraakverordening van het waterschap maken het
voor ingezetenen en belanghebbenden mogelijk om middels een zienswijze aan
het bestuur kenbaar te maken wat zij van het voorgenomen beleid van het
waterschap vinden.
Inspreker is niet woonachtig in het beheergebied van het waterschap en derhalve
geen ingezetene. Ook blijkt uit de zienswijze van inspreker dat hij geen eigen
belang of persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks bij het voorgenomen beleid is
betrokken. De zienswijze van inspreker is daarom niet ontvankelijk.
Resumé:
De zienswijze van inspreker geeft geen aanleiding voor aanpassing van het
Waterbeheerplan.
3.3
Adviesgroep Borm en Huijgens
Samenvattend uit de zienswijze:
Elke zes jaar herzien de Waterschappen, de Provincies en het Rijk hun waterbeleid
en leggen dit vast in verschillende Waterbeheerplannen. Zo ook nu.
Deze plannen hangen nauw met elkaar samen en gaan gelden vanaf 2016 tot en
met 2021. Het meest bepalend is het Nationaal Waterplan. Provincies en
Waterschappen kunnen en mogen niet anders dan hun Waterbeheerplannen
aanpassen aan het Deltaprogramma. Steeds meer wordt duidelijk dat de landelijke
overheid gebrekkig anticipeert op de problemen op het gebied van waterveiligheid,
zoetwatervoorziening en milieu en probeert de negatieve effecten van de
Deltawerken wat terug te draaien in plaats van een stap voorwaarts te zetten.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
12/39
De stuurgroep Deltaprogramma durft blijkbaar niet te kiezen voor grote
structurele systeemmaatregelen, die een klimaatbestendig Nederland garanderen.
(…). Adviesbureau Borm en Huijgens vindt dat wij eerder verschenen
opmerkingen, inrichtingssuggesties en artikelen dienen te zien als onderdeel van
deze inspraak, welke bijlagen (25 stuks) het waterschap zou kunnen openen en
downloaden via de aangegeven hyperlinks aan het einde van de toelichting bij de
zienswijze.
Juist omdat het Deltaprogramma toonaangevend is, worden vele
Waterbeheerplannen op de verkeerde leest geschoeid. Er komt steeds meer kritiek
op de inhoud van het Deltaprogramma en Borm en Huijgens vindt het van
toenemend belang dat de stem van het waterschap ook gehoord wordt vanuit het
eigen Waterbeheerplan, inzichten of achtergrond.
Reactie waterschap:
De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het nationale beleidskader en de
strategische doelen voor het waterbeheer in Nederland, en voor maatregelen die
een nationaal karakter hebben. De waterbeheerder (de waterschappen voor de
regionale watersystemen en het Rijk voor het hoofdwatersysteem) is
verantwoordelijk voor het operationele waterbeheer. De waterbeheerder legt de
condities vast om de strategische doelstellingen van het waterbeheer te realiseren,
bepaalt de concrete maatregelen en voert deze uit.
Het Deltaprogramma is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
verschillende overheidslagen in Nederland. De belangrijkste keuzes zijn door het
rijk vastgelegd in de tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 20092015. Het waterschap is tevreden met de keuzes zoals ze in het Deltaprogramma
gemaakt zijn en ziet geen reden om bij het rijk aan te dringen op aanpassingen.
Daarnaast is het merendeel van de onderwerpen die in de zienswijze worden
genoemd niet van toepassing op het beheergebied van het waterschap
(zandsuppletie, Westerschelde, Afsluitdijk, Volkerak-Zoommeer).
Resumé:
Deze zienswijze geeft geen aanleiding voor aanpassingen in het plan.
3.4
Gemeente Huizen
Samenvattend uit de zienswijze:
In de evaluatie Waterbeheerplan 2010-2015 wordt niet gesproken over de
samenwerking met gemeenten en andere stakeholders. Gemeente Huizen betreurt
het te moeten constateren dat de samenwerking met AGV/Waternet geregeld
stroef loopt. Er zijn veel stappen gezet. Op relationeel niveau zijn stappen vooruit
gezet. Maar op planniveau stuit de gemeenten Huizen geregeld op een afhoudende
en afwijzende houding van de waterschapsmedewerkers.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
13/39
Gemeente Huizen noemt voorbeelden van succesvolle projecten. Dit zijn
herinrichting stadspark en de optimalisatiestudie afvalwatersysteem. Projecten of
onderwerpen die stroef verlopen zijn volgens Huizen de aanleg natuurvriendelijke
oevers, herstel waterafvoer via Labradorstroom en flexibel peilbeheer.
Verder stelt de gemeente Huizen dat AGV/Waternet meerdere voorstellen van hun
kant voorhands afwijzend beoordeelt. Ook worden eerder gemaakte afspraken
eenzijdig veranderd of niet nagekomen. De ambities en maatregelen uit het
Waterplan Huizen zijn deels niet uitgevoerd door het waterschap. Een voorbeeld
hiervan is het eenzijdige besluit om geen natuurvriendelijke oevers aan te leggen.
Het gezamenlijk evalueren van het beheer en onderhoudsplan is door
AGV/Waternet niet gebeurd. In de overeenkomst in 2004 zijn alle zichtbare
wateren en peilregulerende constructies van de gemeente Huizen overgedragen
aan het waterschap. Het waterschap heeft nadien eenzijdig besloten haar beheer
en onderhoud te verminderen.
Een aantal punten in het WBP Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 is niet gunstig
voor de gemeente Huizen. Eerder werd gestreefd naar waterkwaliteit in Huizen
van het niveau Stedelijk Leefwater, nu is het uitgangspunt om de huidige
waterkwaliteit niet achteruit te laten gaan. Een aantal bestaande knelpunten in
het watersysteem van Huizen is niet opgelost.
Het ambitieniveau uit het gezamenlijke Waterplan Huizen wordt in dit WBP
Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 in negatieve zin bijgesteld. De slechtere
kwaliteit van het water in Huizen wordt geaccepteerd.
Huizen is voornemens om een nieuw Waterplan Huizen op te stellen en wil
relevante partners daarbij betrekken. Huizen rekent op de inzet van het
waterschap, overeenkomstig de op samenwerking gerichte houding van het
waterschap.
Reactie waterschap:
Het waterschap herkent zich ten dele in de stroeve samenwerking.
Naar aanleiding van het aspect samenwerking lopen daarom verschillende
initiatieven. Gemeenten en waterschap hebben zich gecommitteerd om intensief
samen te gaan werken met als doel de kwaliteit te vergroten, kosten te besparen
en de kwetsbaarheid van de afvalwaterketen te verminderen. Hiertoe zijn ze een
samenwerkingsverband aangegaan, het zogenoemde BOWA (‘Bestuurlijk Overleg
Water AGV-gebied’) en op ambtelijk niveau is in het ISARIZ (Intergemeentelijke
Samenwerking RioleringsZorg) een aantal onderwerpen benoemd, waarvan op
uitvoeringsniveau is aangegeven dat deze mogelijkheden bieden voor
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
14/39
samenwerking, met kansen voor kostenbesparing. Deze onderwerpen zijn
opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst en jaarlijks wordt in het BOWA de
voortgang gerapporteerd. Wij hopen dat hiermee uw zorgen rondom het aspect
samenwerking weggenomen zijn.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 4 Evaluatie Waterbeheerplan 2010-2015
§ 4.4 Thema Schoon Water
In het WBP 2010-2015 werden in paragraaf 7.1.3 vrij ambitieuze doelen gesteld
voor de overige wateren (alle wateren van Huizen) met als peiljaar 2015, zoals :
1. ecologische doelen en maatregelprogramma's vastgesteld voor alle
wateren;
2. monitoren en beoordeling van chemische en ecologische
waterkwaliteit op indicatoren volgens het PEBS (praktisch ecologisch
beoordelingssysteem);
3. stimulering van inrichting van natuurvriendelijke oevers.
Voor de stedelijke wateren zijn de doelen en maatregelen vastgelegd in het
Stedelijk Waterplan Huizen die in 2005/2006 bestuurlijk door AGV en Huizen zijn
vastgesteld (zie 7.1.5 in het WBP 2010-2015). Hiermee zouden deze doelen en
maatregelen voldoende geborgd zijn. In de uitwerking van het Waterplan Huizen is
in overleg van Waternet met Huizen de waterkwaliteit vastgesteld op Stedelijk
Leefwater.
Vragen:
Wat is hiervan terecht gekomen? De evaluatie laat de resultaten hiervan nu
onbesproken. Onze indruk is dat voor Huizen dit programma al snel is verlaten en
onduidelijk is wat de chemische en ecologische kwaliteit nu is. Geldt dit voor
meerdere gemeenten? En wat is hiervoor de reden?
Ondanks de bestuurlijke besluiten zijn de maatregelen in Huizen niet geheel door
het waterschap gerealiseerd en worden de doelen niet gehaald. Hoe kunt u zorgen
dat deze in de volgende planperiode wel gehaald worden, of worden de doelen nu
bijgesteld. Zie hoofdstuk 10 (Schoon Water) van het WBP.
Reactie waterschap:
Het waterschap heeft er voor gekozen om in de planperiode van het
Waterbeheerplan 2010-2015 nog geen doelen voor het overig water uit te werken
maar om aan te sluiten bij de landelijk werkgroep doelen overig water. Deze
Unie/IPO werkgroep heeft een landelijke methodiek voor het afleiden van doelen
ontwikkeld. In 2013 zijn we vervolgens gestart met ons project “doelen overig
water”. Met de methodiek van ecologische sleutelfactoren (zie ook onder 10.4) is
bepaald waar het waterschap in samenwerking met gebiedspartijen perspectief
ziet om de (ecologische) waterkwaliteit te verbeteren door uitvoering van haalbare
en betaalbare maatregelen. Op kaart is dit zogenaamde handelingsperspectief
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
15/39
voor het gebied vastgelegd in bijlage 2g met daaropvolgend een nadere
toelichting. De uiteindelijke doelen en maatregelen zal het waterschap vastleggen
in watergebiedsplannen dan wel jaarlijkse programma’s. Met de komst van de
methodiek van ecologische sleutelfactoren is ervoor gekozen het PEBS systeem los
te laten.
Het waterschap is het met u eens dat bovengenoemde onvoldoende is opgenomen
in het hoofdstuk evaluatie. Dit zal alsnog worden toegevoegd onder 4.4 van het
betreffende hoofdstuk.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 6 Plannen
§ 6 .3 .1 Gemeentelijke plannen en Beleidsplannen van het waterschap
Het valt op dat het waterschap haar plannen niet in samenwerking met de
gemeente ontwikkelt, terwijl bij de ontwikkeling van de gemeenteplannen het
waterschap vindt dat deze samen met haar ontwikkeld moeten worden. Dit strookt
niet met het uitgangspunt van gelijkwaardigheid en samenwerking.
Vraag: Wat is uw visie hierop?
Reactie waterschap:
Zowel ambtelijk als bestuurlijk zijn alle gemeenten in het beheergebied betrokken
geweest bij de planvorming van het Waterbeheerplan. Die intentie is er ook voor
andere plannen. De meeste contacten hiervoor lopen via ISARIZ en het BOWA.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 8 Waterveiligheid
§ 8.1 waterkeringen
Het waterschap heeft tot nu de waterkeringen in Huizen niet willen overnemen,
overeenkomstig het provinciaal beleid. Daardoor zijn de waterkeringen niet op de
lijst Actieprogramma Veilige Waterkeringen van het waterschap vermeld als
toetsing van de grondlichamen. In de resultaten aan de provincie Noord- Holland
is over de waterkering van Huizen niet gerapporteerd. De waterkering Huizen is
daarom bij andere overheden niet bekend en doet niet mee in de nieuwe
normering op basis van een overstromingskansbenadering.
Vraag: Wat is hierover uw standpunt?
Reactie waterschap:
Primaire waterkeringen worden aangewezen en genormeerd door het Rijk. Voor de
primaire waterkeringen zijn door het Rijk, in het kader van het Deltaprogramma,
recent nieuwe veiligheidsnormen voorgesteld (overstromingskansbenadering).
Er zijn geen primaire waterkeringen aanwezig binnen de gemeente Huizen.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
16/39
Regionale waterkeringen worden aangewezen en genormeerd door de provincie
Noord-Holland. Hieraan is door de provincie uitwerking gegeven voor regionale
waterkeringen met de technische functie van boezemkade. Voor de vereiste
maatregelen aan de door het waterschap beheerde boezemkaden hebben wij het
Actieprogramma Veilige Waterkeringen vastgesteld.
Er zijn geen boezemkaden aanwezig binnen de gemeente Huizen.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 9 Voldoende Water
§ 9.3.3 aanpak op hoofdlijnen
Dat de waterpeilen onder "normale" omstandigheden binnen de afgesproken
marges blijven is vaag omschreven en geeft Huizen niet de zekerheid van een
voldoende hoeveelheid oppervlaktewater. Ook de tekst even verder van Toetsing
watersysteem vertaald naar klimaatscenario's geeft hierin geen zekerheid.
Voor Huizen is de waterkwaliteit vastgesteld op Stedelijk Leefwater. Extern zijn er
geen mogelijkheden om water toe te voeren van gelijke waterkwaliteit om bij
verdamping bij langdurige droogte water aan te voeren.
Voorstel: Wij stellen voor om, vooruitlopend op de nieuw vast te stellen
peilbesluiten in Huizen, eerder een flexibel peil in te stellen.
Reactie waterschap:
Het Waterbeheerplan is een plan op hoofdlijnen en doet geen uitspraken over het
aanpassen van peilen. In het kader van watergebiedsplannen kan beoordeeld
worden in hoeverre een peil nog actueel is en aangepast dient te worden.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 10 Schoon Water
In dit hoofdstuk wordt het wensbeeld 2030 geschetst , dat nagenoeg overeenkomt
met het wensbeeld 2027 uit het WBP 2010-2015. De geformuleerde doelen zijn
met betrekking tot de "overige wateren" wel afgezwakt tot minimaal
instandhouding van de huidige waterkwaliteit en voor specifiek geselecteerde
wateren verbeteren van de kwaliteit vanuit aanwezige (ecologische) potenties.
In het overzichtskaartje op pagina 61 van het ontwerp is voor de "overige
wateren" van Huizen opgenomen dat de waterkwaliteit nog niet is bepaald. Hoe
worden doelen en eventuele maatregelen nu geborgd, als de waterkwaliteit niet is
vastgesteld? De huidige waterkwaliteit mag niet achteruitgaan. Het ambitieniveau
uit het gezamenlijke Waterplan Huizen wordt in dit WBP 2016-2021 negatief
bijgesteld. Er ontstaat dus een verslechtering van de waterkwaliteit in de
watergangen van Huizen. Onderschrijft u dit?
Uit de bijbehorende bijlage 2f en 2g blijkt dat de potenties van het watersysteem
van Huizen niet worden onderkend. Het toegekende watertype M 10. Laagveen
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
17/39
vaarten en kanalen, doet geen recht aan de aanwezige potenties. Huizen ligt op de
"zanderige" Gooise Noordflank van de Utrechtse Heuvelrug aan de oever van de
voormalig brakke Zuiderzee, waar jong en oud kwelwater afstroomt en een
bijzondere ecologie kan bestaan. In die zin ligt een M2 watertype, Zwak
gebufferde sloten, meer voor de hand.
Het handelingsperspectief in bijlage 2g is ook niet bepaald, zodat er binnen
afzienbare termijn geen verbeteringen of maatregelen te verwachten zijn, terwijl
aanwezige knelpunten wel bekend zijn bij AGV/Waternet
Vraag: Wat gaat u doen om de knelpunten op te lossen?
Reactie waterschap:
In het Waterbeheerplan is opgenomen dat de detailuitwerking voor wat betreft het
handelingsperspectief en de beoordeling van de kwaliteit KRW-overige wateren in
de watergebiedsplannen zal plaatsvinden. Daarom kan pas bij het opstellen van de
watergebiedsplannen de exacte situatie worden beschreven, de doelen (of
handelingsperspectief) worden bepaald en de juiste maatregelen worden
geformuleerd.
De Gemeente Huizen valt voor een klein gedeelte binnen het watergebiedsplan
Naardermeer en omgeving. Omdat in de komende watergebiedsplannen de
oppervlaktewateren in de gemeente Huizen nader worden bestudeerd (kwaliteit)
en het handelingsperspectief nader wordt uitgewerkt, kan op dit moment niet
geconcludeerd worden dat er een verslechtering van de waterkwaliteit zal
ontstaan. Het schaalniveau waarop het WBP tot stand is gekomen is hiervoor te
grof. Daarnaast wordt in de watergebiedsplannen intensief overleg gepleegd met
alle betrokken partijen. Het waterschap zoekt dan ook afstemming met de
gemeente Huizen.
Wat betreft uw opmerking over de toegekende type indeling is het waterschap het
met u eens dat het type M10 niet voor de hand ligt. Type M2 of M1a is een betere
keuze (ahankelijk van de buffercapaciteit). Dit zal de komende periode met u
worden afgestemd om tot een juiste type-indeling te komen, en derhalve wordt op
kaart 2f opgenomen ‘nader te bepalen’.
Samenvattend uit de zienswijze:
Hoofdstuk 11 Waterketen
§ 11.2 wensbeeld 2030
Over het wensbeeld 2030 dienen waterschap en gemeente als gelijkwaardige
partners in de afvalwater samen te werken.
Vraag: Gaat dit wel beschreven worden?
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
18/39
Reactie waterschap:
In het Waterbeheerplan in paragraaf 11.3 wordt ingegaan op de noodzaak van
samenwerking binnen de waterketen met inliggende gemeenten,
drinkwaterbedrijven en private partijen. In paragraaf 11.3.3 wordt de aanpak op
hoofdlijnen beschreven. Als uitgangspunt hanteren wij het Bestuursakkoord Water
waarin letterlijk is opgenomen: ”samenwerken op basis van afspraken en
gelijkwaardigheid” (Bestuursakkoord Water, 2011). Er is in 2014 een
samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen het waterschap en inliggende
gemeenten. Dit zal benadrukt worden bij voornoemd wensbeeld.
Samenvattend uit de zienswijze:
Bijlagen
Kaart 5b Functiekaart Nautisch Beheer
De sluis in de aanloophaven van Huizen staat vermeld als niet in beheer van het
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Dit is niet juist. In de overeenkomst tot
overdracht van eigendom en beheer en onderhoud watergangen en constructies is
de sluis in 2004 overgedragen aan het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Vraag : Gaat u dit corrigeren?
Reactie waterschap:
Dit klopt. De sluis is in beheer en onderhoud bij het waterschap en wordt ook door
het waterschap bediend. Dit zal op de kaart worden aangepast.
Resumé:
De zienswijze van de gemeente Huizen geeft aanleiding tot enkele aanvullingen en
aanpassingen op het Waterbeheerplan.
Aan het hoofdstuk Evaluatie wordt toegevoegd waarom de doelen voor het overig
water niet in de planperiode zijn afgeleid.
De type indeling wordt in overleg met u aangepast in type M2 of M1a, vooralsnog
wordt opgenomen ‘nader te bepalen’.
De functiekaart Nautisch beheer wordt aangepast.
Wat betreft de samenwerking lopen er verschillende initiatieven. In het plan zal
een verwijzing opgenomen worden (zie paragrafen 7.5 en 10.5.6) naar de
samenwerkingsovereenkomst en het feit dat het waterschap jaarlijks de voortgang
in het BOWA rapporteert.
3.5
Ymere
Samenvattend uit de zienswijze:
Inspreker geeft aan als corporatie c.q.vastgoedbeheerder met veel bezit in het
werkgebied van het waterschap veelvuldig geconfronteerd met wateroverlast,
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
19/39
bijvoorbeeld in kelders en kruipruimten. Ook bezitten zij panden in (vooral) de
binnenstad van Amsterdam met funderingsproblemen, mogelijk veroorzaakt door
water- over of onderlast.
Beheer van grondwater wordt vooral geregeld in het gemeentelijk rioleringsplan,
maar binnen de kaders van dit Waterbeheerplan.
Daarom zou Ymere nadrukkelijk in het Waterbeheerplan op strategisch niveau
extra beleidsmatige aandacht willen voor de hiervoor genoemde problematiek,
mede omdat zij worden geconfronteerd met hoge kosten om de hiervoor
genoemde problemen op te lossen.
Dit geldt ook voor thema’s als wateroverlast, waterberging en buffering in de
gebouwde omgeving, onderwerpen die bij Ymere steeds meer aandacht krijgen
binnen de kaders van een duurzame ontwikkeling en beheer van hun vastgoed.
Reactie waterschap:
De gemeente heeft een zorgplicht voor het grondwater en afvloeiend hemelwater
in de openbare ruimte. Problemen door grondwater op particulier terrein zijn in
beginsel een zaak voor de eigenaar. Mede op basis van uw reactie en het
bestuursakkoord van het nieuwe waterschapsbestuur zullen wij het thema water in
de stad meer belichten in het Waterbeheerplan (zie hoofdstuk 5 van deze nota).
3.6
Gezamenlijke natuurorganisaties
Samenvattend uit de zienswijze:
Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer blijven graag betrokken bij de nadere
uitwerking en uitvoering van deze maatregelen in onze terreinen.
De indicator dat in 2021 70% van de KRW-waterlichamen aan de
randvoorwaarden voor een goede ecologische toestand moet voldoen is ambitieus.
NM en SBB zien in het ontwerp Waterbeheerplan een discrepantie tussen het
wensbeeld voor 2030 en de geformuleerde doelen. Het gaat bijvoorbeeld om
formuleringen zoals op pagina 10, waar staat dat geen van de wateren in kwaliteit
achteruit mag gaan.
Reactie waterschap:
Wij zijn het met u eens dat de indicator ambitieus is. Maar wij achten de indicator
zeker haalbaar en betaalbaar. Wij zien geen discrepantie tussen het wensbeeld
voor 2030 en de geformuleerde doelen. In het wensbeeld staat dat geen van de
wateren in kwaliteit mag achteruit gaan. Dit is in feite een harde eis vanuit de
Kaderrichtlijn Water. Daar bovenop stelt het waterschap doelen voor de
planperiode.
Bij de uitwerking en uitvoering van maatregelen worden Natuurmonumenten en
Staatsbosbeheer zeker weer betrokken.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
20/39
Samenvattend uit de zienswijze:
De gezamenlijke natuurorganisaties dringen er op aan in het ontwerp
Waterbeheerplan een expliciete paragraaf over "meekoppelen" op te nemen en bij
de maatregelen ook meekoppelverkenningen aan te kondigen. Zo’n verkenning
kan het beste worden uitgevoerd in samenwerking met waterschappen en
regionale organisaties.
Ook vragen zij om samen met actief op zoek te gaan naar projecten in het
landelijk gebied die bijdragen aan waterkwaliteit en het verhogen van de
natuurwaarden. Urgente gebieden hiervoor zijn onder andere
verdrogingsgevoelige gebieden (TOP, SUBTOP), bodemdalingsgevoelige gebieden
in het veenweidegebied en de gebieden binnen de Utrechtse Groene contour.
Reactie waterschap:
Samenwerking staat in de komende planperiode hoog op de agenda. Daar
verstaan wij meekoppelverkenningen onder, inclusief de door u genoemde
onderwerpen.
Samenvattend uit de zienswijze:
In het ontwerp Waterbeheerplan ontbreekt de capaciteitsopvoering van de KWA en
de Joint Fact Finding KWA+ / POA met ingang van 2016. Wij verzoeken u deze
maatregelen ook op te nemen in het nieuwe Waterbeheerplan.
Reactie waterschap:
De KWA heeft slechts indirect invloed op ons gebied (dit geldt ook voor de JFF en
POA). Echter in het regionaal uitwerkingsplan conform de Deltastrategie Regio
Amsterdam zullen de KWA(+) meegenomen worden vanuit hun potentiële invloed
op het functioneren van het boezemsysteem.
Samenvattend uit de zienswijze:
In het ontwerp Waterbeheerplan wordt de bodemdaling in het veenweidegebied
als een gegeven beschouwd. Wij missen ambities en maatregelen van het
waterschap om de voortgaande bodemdaling te verminderen of zelfs te stoppen.
Ook als er geen sprake is van functiewijziging zou het waterschap bodemdaling
moeten agenderen, bijvoorbeeld door te participeren in innovaties om
bodemdaling te stoppen of veengroei te bewerkstelligen.
Reactie waterschap:
Het onderwerp bodemdaling agendeert het waterschap bij de provincie(s) door
waar nodig met een voorstel tot functiewijziging te komen. Het is vervolgens aan
hen om een functiewijziging vast te stellen en te effectueren. Daarnaast
participeert het waterschap in innovaties (zie hierna).
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
21/39
Samenvattend uit de zienswijze:
De Gebiedscommissie Utrecht West werkt momenteel aan de Nadere
Programmering Aanpak Veenweiden. Wij roepen u op om de komende KRWperiode hier actief aan bij te dragen en dit ook op te nemen in het
maatregelenpakket. Dat kan bijvoorbeeld door innovatieve pilots te ondersteunen
en zelf onderzoek naar alternatieve teelten te initiëren. Wij denken graag met u en
de agrarische sector mee over ideeën en pilots, bijvoorbeeld voor randzones van
natuurgebieden.
In Noord-Holland is het Innovatieprogramma Veen in de maak. Dit is met name
gericht op het veengebied in Laag-Holland en bevat twee belangrijke innovatie
componenten: doorontwikkeling van onderwaterdrainage (gaat over vertragen
bodemdaling) en ontwikkeling van veelbelovende vormen van natte landbouw
(gaat over stoppen bodemdaling / bevorderen veengroei).
Verder willen wij u wijzen op de pilot Omhoog met het Veen van Landschap NoordHolland (onderdeel van het Innovatieprogramma Veen) die in Laag-Holland wordt
gehouden.
Reactie waterschap:
Het waterschap is bekend met de programmering aanpak veenweiden en heeft
een van zijn initiatieven te weten het project innovatieve dieptemeting ingediend
voor het verkrijgen van financiering.
Samenvattend uit de zienswijze:
Wij vragen uw aandacht voor het langer vasthouden van water, met in gedachten
te trits "vasthouden, bergen, afvoeren". Door het veranderend klimaat vragen de
natuur, maar ook overige watergebruikers, in toenemende mate om zuiniger om
te gaan met de gebiedseigen neerslag. Hiervoor zullen met name de
voorjaarspeilen moeten stijgen ten opzichte van wat nu gangbaar is. De
ecologische doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en de Vogel- en
Habitatrichtlijn vragen hier ook om. Daarnaast kan het waterschap zo veel
besparen op waterhuiskundige kosten. Daarom vragen wij om in het
Waterbeheerplan aan te kondigen dat uw waterschap een visie voorbereidt over
een transitie van "peil volgt functie" naar "functie volgt peil" en het lokaal
bevorderen van natuurlijker peilregimes.
Reactie waterschap:
Het waterschap is, als functioneel democratisch bestuursorgaan, uitvoerend voor
wat betreft zaken die algemene democratie aangaan, zoals het bestemmen van
functies. Daar spelen provincies en gemeenten een verantwoordelijke rol in en zij
beschikken over de bevoegdheden daarvoor. Het waterschap kan hooguit dit punt
bij die organisaties agenderen zoals in voorgaande reactie al is aangegeven.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
22/39
Samenvattend uit de zienswijze:
In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn voor veel Natura
2000 gebieden zogenaamde gebiedsanalyses opgesteld, waarin aanvullende
maatregelen zijn opgenomen om de gevolgen van de overbelasting door stikstof
enigszins te compenseren. Los van de discussie en besluitvorming over de PAS,
stellen wij voor om in het Waterbeheerplan goed te omschrijven hoe de PASmaatregelen in het maatregelenprogramma voor 2016 - 2021 worden ingebed.
Ditzelfde geldt voor de maatregelen die worden opgenomen in de N2000 beheerplannen. Deze zijn voor het ecologisch functioneren en de kwaliteit van de
natuurgebieden van groot belang, maar nog niet vastgesteld. Op die manier
ontstaat een meer integraal beeld van de te verwachten maatregelen.
Reactie waterschap:
PAS maatregelen maken al onderdeel uit van het KRW-programma. Hier is een
gebiedsproces aan voorafgegaan om kansen, knelpunten en belangen met de
omgeving af te wegen. De waterschappen zijn trekker van dit gebiedsproces.
Samenvattend uit de zienswijze:
Nutriënten, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics en dergelijke
vormen een bedreiging voor de waterkwaliteit. Het waterschap benoemt deze
problematiek en wil er voor gaan zorgen dat deze stoffen geen belemmering
vormen voor hergebruik of lozing van het effluent.
Wij missen maatregelen die voorkomen dat de stoffen op voorhand in de
waterketen terecht komen. Wij vragen u om ook hiervoor maatregelen in het
Waterbeheerplan op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een
bewustwordings- of voorlichtingscampagne, al dan niet samen met andere
waterschappen. In zo’n campagne kunnen burgers en bedrijven gewezen worden
op de effecten van bepaalde middelen of zwerfafval op de waterkwaliteit.
De Milieufederatie Noord-Holland en de Natuur en Milieufederatie Utrecht denken
graag actief met u mee bij het opzetten en uitvoeren een publiekscampagne.
Reactie waterschap:
Vanuit de zuiveringstaak anticipeert het waterschap op maatschappelijke
vraagstukken ten aanzien van microverontreinigingen. De komende planperiode
zal het waterschap een strategie opstellen ten aanzien van de aanpak
microverontreinigingen in de Waterketen (zie paragraaf 11.4). Uiteraard gaat het
waterschap graag in gesprek met waterketenpartners/belanghebbende om deze
strategie zo volledig mogelijk te maken. Met de kanttekening dat dit ten aanzien
van diffuse bronnen niet op eigen initiatief van het waterschap kan worden
gereguleerd. Het mandaat om maatregelen aan de bron af te dwingen ontbreekt.
Het waterschap zoekt daarom de samenwerking met onder meer gemeenten,
provincies, landbouwsector en drinkwaterbedrijven. Gezamenlijk zijn er meer
mogelijkheden om de emissies van schadelijke stoffen terug te dringen (zie ook
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
23/39
hoofdstuk 10 Schoon Water; paragraaf 10.5.6 stuurfactoren). De handreiking tot
meedenken wordt door het waterschap zeer gewaardeerd.
Het waterschap heeft ook veel waardering voor uw voorstellen voor bredere
communicatie ten behoeve van bewustzijn bij burgers, bedrijven en
maatschappelijke partijen. Waterbewustzijn, ook van waterkwaliteit, is als
waterbeheerder een belangrijk aandachtspunt. Ook op landelijk en internationaal
niveau (zie onder andere het rapport van de OECD) wordt hiervoor aandacht
gevraagd. Veel waterbeheerders hebben waterbewustzijn in de bestuursakkoorden
voor de periode 2016-2021 als belangrijk punt opgenomen.
Daarbij gaat het zowel om het vergroten van bewustzijn van waterkwaliteit in het
algemeen als -waar nodig en zinvol- om het stimuleren van gewenst gedrag,
bijvoorbeeld bij zwerfafval.
Binnen deelstroomgebied Rijn-West bereiden de samenwerkende overheden
daarom in 2015 een bewustzijnscampagne op het gebied van schoon en gezond
water voor. Daarnaast zullen waterbeheerders eigen communicatie-activiteiten uit
gaan voeren, waarbij afstemming zal worden gezocht zodat activiteiten elkaar
versterken en daarmee effectiever worden. Het waterschap zal hierbij ook
nadrukkelijk samenwerking zoeken met maatschappelijke partners.
Samenvattend uit de zienswijze:
De maatregelen in het stedelijk gebied zijn gericht op knelpunten in de
waterkwaliteit. Hierin ontbreken maatregelen gericht op de groenblauwe
verbindingen in de stad. Dergelijke verbindingen dragen bij aan een aantrekkelijke
leefomgeving, maar ook aan een klimaatbestendige stad, doordat extreme buien
beter opgevangen kunnen worden. Enkele Europese fondsen (o.a. Interreg, LIFE)
staan meer dan voorheen in het teken van klimaatadaptatie en bieden daarmee
kansen voor (co) financiering van maatregelen.
Reactie waterschap:
Mede op basis van uw reactie en het bestuursakkoord van het nieuwe
waterschapsbestuur zal het waterschap het onderwerp water in de stad meer
belichtingen in het Waterbeheerplan (zie hoofdstuk 5 van deze nota). Maatregelen
gericht op groenblauwe verbindingen kan het waterschap eventueel opnemen in
onze jaarlijkse maatregelprogramma’s.
Resumé:
De zienswijze van de gezamenlijke natuurorganisaties geeft mede aanleiding tot
het meer belichten van het onderwerpen water in de stad en bodemdaling (zie
hoofdstuk 5 van deze nota).
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
24/39
3.7
LTO
Samenvattend uit de zienswijze:
Er wordt een keuze gemaakt om gebieden met grote groepen slachtoffers en grote
economische schade extra te beschermen. Dit houdt in dat dunbevolkte gebieden
en gebieden met lagere economische waarde alleen een basisbescherming krijgen.
Daarnaast zal er een keuze gemaakt worden welke gebieden worden ‘opgeofferd’
ten behoeve van deze hoger beschermde gebieden. LTO Noord wil benadrukken
dat in overleg met de betreffende overloopgebieden moet worden bepaald welke
keuzes hierin worden gemaakt. Gebieden moeten hiervoor worden aangewezen en
ingericht en ondernemers en bewoners moeten worden gecompenseerd, in grond
of financiële middelen, voor het verhoogde risico en de geleden schade.
Reactie waterschap:
Bovengenoemd beleid valt onder het Nationaal Waterplan 2. Het waterschap volgt
dit beleid.
Samenvattend uit de zienswijze:
De functie van een gebied is bepalend voor het waterbeheer. Provincie en
gemeenten stellen de functies vast en het waterbeheer wordt naar de functie
vastgesteld en is hierop dus volgend. LTO Noord is van mening dat agrarische
gebieden volledig moeten worden gefaciliteerd om optimale
productieomstandigheden voor de agrarische sector te creëren. Het waterpeil moet
hier op worden afgestemd (peil volgt functie). Wanneer verschillende functies
binnen een peilgebied liggen, bijvoorbeeld landbouw en natuur, dan moet het
peilgebied zodanig worden aangepast en meerdere peilvakken worden gecreëerd,
zodat alle functies optimaal worden gefaciliteerd. Bij de aanleg van natuur moet
rekening worden gehouden met de mogelijkheden om gebiedseigen water vast te
houden en de mogelijkheden van aan- en afvoer van water naar dit gebied. De
omliggende agrarische gebieden mogen hier niet negatief door worden beïnvloed.
De aanwezigheid van natuur in een peilvak mag niet betekenen dat de landbouw
met suboptimale omstandigheden wordt geconfronteerd.
LTO Noord kan ermee instemmen dat ten behoeve van de functie afwijkende
peilvakken worden gecreëerd, die eventueel door de eigenaren zelf worden
beheerd. Echter, er moet wel een vorm van evaluatie of controle op deze eigen
peilvakken worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de waterkwaliteit en kwantiteit van de omliggende gebieden met een andere functie niet in het geding
komen. Een concreet voorbeeld hierin is de situatie met betrekking tot de eigen
peilvakken in en rondom natuurgebied Botshol.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
25/39
Reactie waterschap:
Het waterschap onderschrijft voornoemde reactie. De essentie hiervan is reeds
weergegeven in het hoofdstuk Voldoende Water. De Nota peilbeheer (maar ook de
Keur) zijn daarbij uitgangspunt.
Samenvattend uit de zienswijze:
LTO Noord is van mening dat de indicator: “In 90% van de tijd bevinden de
waterpeilen zich binnen de marges van de peilbesluiten” moet worden
aangescherpt. Wanneer het peil in slechts 90% van het jaar hoeft te voldoen aan
het peilbesluit, betekent dit dat het peilbesluit ruim 5 weken per jaar mag
afwijken. De productieomstandigheden van agrarische percelen worden zeer sterk
beïnvloed door het waterpeil. Afwijking van het waterpeil moet dan ook zo veel
mogelijk worden beperkt en mag alleen voorkomen in geval van calamiteiten. LTO
Noord is van mening dat het percentage moet worden aangescherpt naar 98%,
ofwel het peilbesluit mag 7 dagen per jaar afwijken van het peilbesluit.
Reactie waterschap:
Wij zijn van mening dat deze indicator omgezet naar tijd een verkeerd beeld geeft
van ‘het op orde zijn van het waterbeheer’. De afwijking van een vigerend
peilbesluit is het gevolg van extreme (weers)omstandigheden. Extreme neerslag
danwel droogte is seizoensafhankelijk (maar duren in de regel nooit 5 weken),
hetgeen kan betekenen dat afhankelijk van de gebruiksfunctie een afwijking van
het peil minder tot problemen hoeft te leiden, maar dat we daarbij niet uitgaan
van 5 weken. Wij passen de indicator aan naar 95%.
Samenvattend uit de zienswijze:
Aanvoer van zoet water via het Amsterdam-Rijnkanaal is essentieel voor de
zoetwatervoorziening van AGV. LTO Noord verzoekt AGV inzichtelijk te maken
welke ontwikkelingen ten behoeve van de aanvoer van zoet water worden
verwacht in het hoofdwatersysteem en hoe dit de beschikbaarheid voor AGV kan
beïnvloeden. Daarop volgend verzoekt LTO Noord AGV inzichtelijk te maken welke
maatregelen AGV wil nemen om de beschikbaarheid van voldoende zoet water
voor de agrarische sector te garanderen.
Reactie waterschap:
Het voorzieningenniveau van het hoofdwatersysteem wordt uitgewerkt door RWS.
Het waterschap participeert daarin. Dit betekent dat er gezamenlijk uitwerking
gegeven wordt aan wat de zoetwaterbehoefte is. Het is uiteindelijk aan de
gebruiker om maatregelen te treffen om in de zoetwaterbehoefte te voorzien.
Samenvattend uit de zienswijze:
Bodemdaling kan worden verminderd door de aanleg van onderwaterdrainage.
LTO Noord verzoekt AGV de aanleg van onderwaterdrainage te stimuleren en te
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
26/39
faciliteren, in personele capaciteit en financiële middelen, als een van de
maatregelen binnen het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
Reactie waterschap:
Wat het waterschap betreft is de maatregel onderwaterdrainage nog niet
uitgekristalliseerd. Het waterschap draagt bij aan DAW, en mocht blijken dat
onderwaterdrainage een succesvolle maatregel is dan kan deze daar onderdeel
van uit gaan maken.
Samenvattend uit de zienswijze:
LTO Noord wil benadrukken dat het voorkomen van nutriënten in het water niet
alleen wordt veroorzaakt door meststoffen uit de agrarische sector. Er komen
nutriënten in waterlichamen voor veroorzaakt door bijv. bodemtype, RZWI’s,
overstorten, flora en fauna. Voor veel KRW-lichamen is het onbekend welke
belasting van nutriënten wordt veroorzaakt door de agrarische sector en welke
belasting van nature of door andere bronnen in de wateren voorkomt. Vooral in
droogmakerijen en veenweidegebieden zijn hoge achtergrondbelastingen aanwezig
die de waterkwaliteit sterk beïnvloeden.
LTO Noord verzoekt AGV inzichtelijk te maken welke natuurlijke
achtergrondbelasting in het water aanwezig is, die niet of nauwelijks is te
beïnvloeden. De doelen moeten aan deze achtergrondbelasting worden aangepast.
Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat de maatlatten zijn aangepast en LTO
Noord vindt dit begrijpelijk. Echter, LTO Noord is dan ook van mening dat ook een
hoge achtergrondbelasting en historische verontreiniging in de doelen
verdisconteerd moeten worden. Vervolgens kan bepaald worden welke ingrepen in
de agrarische sector genomen kunnen worden om, haalbaar en betaalbaar, de
uitspoeling van nutriënten naar het water te beperken.
Reactie waterschap:
Het eventueel aanpassen van de doelen op basis van de achtergrondbelasting doet
het waterschap in de volgende ronde (het 3e SGBP). Het waterschap ziet dat als
een logisch moment omdat dat ook de ronde is waarin we in Nederland met elkaar
in gesprek gaan over doelverlaging.
Het waterschap wil de LTO er wel op wijzen dat een doelaanpassing of verlaging
wat ons betreft los staat van de inspanningen van de agrarische sector. Iedere
partij heeft en houdt zijn eigen verantwoordelijkheid in deze.
Samenvattend uit de zienswijze:
Waterschappen en provincies hebben factsheets voor de verschillende KRWwaterlichamen opgesteld. LTO Noord verzoekt AGV om deze factsheets in
gebiedsbijeenkomsten te communiceren met de betreffende ingelanden. Dit draagt
bij aan de kennis van de knelpunten, aan het draagvlak voor de te nemen
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
27/39
bekende maatregelen en stimuleert innovatieve ideeën vanuit de sector om de
gestelde doelen te behalen.
Daarnaast zou AGV de verbetering van de waterkwaliteit beter moeten
communiceren en zich meer moeten richten op de stoffen die te beïnvloeden zijn.
LTO Noord verzoekt AGV bij de monitoring de ubiquitaire (alomvoorkomende)
stoffen buiten beschouwing te laten zodat blijkt of de chemische kwaliteit in de
waterlichamen goed is.
Reactie waterschap:
Aandacht voor de toestand van de waterkwaliteit en van de verbeteringen hierin
zullen zeker onderdeel van de communicatie zijn. De factsheets zijn openbaar en
bevatten veel nuttige informatie. Als communicatiemiddel zijn ze echter weinig
geschikt. De waterbeheerders zullen wel informatie over de toestand van de
waterkwaliteit inbrengen in gebiedsbijeenkomsten en andere activiteiten, maar
dan in een andere vorm, waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie uit de
factsheets en ook andere monitoringsinformatie.
Informatie over ubiquitaire stoffen zal bij deze communicatie niet of nauwelijks
een rol spelen, omdat productie en gebruik van deze stoffen al verboden is en
verdere maatregelen niet of nauwelijks mogelijk zijn. Wat betreft maatregelen
zullen de waterbeheerders zich richten op de niet-ubiquitaire stoffen. Monitoring
van ubiquitaire stoffen zal worden voortgezet omdat dit een verplichting is en
omdat het ook voor deze stoffen van belang is te weten of zij -op langere termijnuit het milieu verdwijnen. In rapportages zal de nadruk liggen op de nietubiquitaire stoffen, zoals ook al gebeurd is bij de samenvatting van de
Stroomgebiedbeheerplannen.
Samenvattend uit de zienswijze:
LTO Noord kan niet instemmen met het vaststellen van KRW-normen voor overige
wateren. De EU KRW rapportageverplichting heeft, naast grondwater, betrekking
op de KRW waterlichamen van het hoofdwatersysteem. Het detailwatersysteem
zoals de kavelsloten behoren daar niet toe maar worden in de KRW aangeduid als
overige wateren. LTO heeft daarom In 2009 bepleit in de SGBP geen aanvullend
beleid te maken en de maatregelen te beperken tot de meren, rivieren en
hoofdwatergangen. Inmiddels is duidelijk dat maatregelen voor het beheer van de
kavelsloten en het gebruik van de grond nodig zijn om de kwaliteit van het
hoofdwatersysteem op orde te krijgen. Het ministerie heeft nu met de
waterbeheerders afgesproken dat er weliswaar geen rapportageverplichting geldt
en ook geen normen worden gesteld maar wel beleid wordt gemaakt voor de
kavelsloten. Volgens LTO ligt hierin een bedreiging en een kans. Het moet duidelijk
zijn dat de gehaltes aan sterke wisselingen onderhevig zijn door weersinvloeden
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
28/39
en veranderd grondgebruik en een normstelling dus moet worden afgeraden, maar
dat door inrichtingsmaatregelen door boeren stappen kunnen worden gezet zonder
dat het generieke mest- en milieubeleid wordt aangescherpt.
Reactie waterschap:
De manier waarop het waterschap om wil gaan met het overig water sluit voor een
groot deel aan bij de wensen van de LTO. De overige wateren in het gebied van
het waterschap bestaan voor een groot deel uit sloten en vaarten. Voor deze
overige wateren streeft het waterschap naar een zo optimaal mogelijke
waterkwaliteit die tegelijkertijd de bestaande ruimtelijke functies in het gebied
ondersteunt. Daarbij hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:

De huidige ruimtelijke inrichting (bestemming) is bepalend voor mogelijke
verbeteringen van de waterkwaliteit. Het waterschap anticipeert niet op
voorgenomen functieveranderingen.

Het huidige waterbeheer en de bijbehorende huidige waterkwaliteit zijn
maatgevend voor het inzichtelijk maken van potentiële verbeteringen.

De huidige waterkwaliteit mag niet (verder) achteruitgaan.

Potentiële verbeteringen van de waterkwaliteit zijn mogelijk als de
benodigde maatregelen haalbaar en betaalbaar zijn. Maatschappelijke en
technische aspecten bepalen de haalbaarheid van een maatregel.
Concreet houdt dit in dat het waterschap voor overige wateren inzet op het
minimaal in stand houden van de huidige waterkwaliteit en waar mogelijk het
benutten van kansen om de (ecologische) waterkwaliteit te verbeteren. Om een
goede afweging te kunnen maken, heeft het waterschap de huidige (ecologische)
waterkwaliteit in de overige wateren in beeld gebracht.
Met de methodiek van ecologische sleutelfactoren is bepaald waar het waterschap
in samenwerking met gebiedspartijen perspectief ziet om de (ecologische)
waterkwaliteit te verbeteren door uitvoering van haalbare en betaalbare
maatregelen. Op kaarten is dit zogenaamde handelingsperspectief voor het gebied
vastgelegd. De uiteindelijke doelen en maatregelen zal het waterschap vastleggen
in watergebiedsplannen dan wel in jaarlijkse programma’s.
Samenvattend uit de zienswijze:
De agrarische sector heeft zich in de afgelopen periode ingezet voor het
verbeteren van de waterkwaliteit door onder andere aanscherping van het
mestbeleid. De sectoren hebben verder het Masterplan Mest en Mineralen, de
Kringloopwijzer en recent de gewasbeschermingsnota ‘Schoner, groener, beter’
opgesteld. Daarnaast werken de Glastuinbouw, de Fruit- en Bollenteelt en de
Boomkwekerij reeds intensief met waterschappen samen om de emissies naar
grond- en oppervlaktewater terug te dringen. Ook is in Rijn-West de
bestuursovereenkomst ‘Nutriënten veenweidegebied Rijn-West’ ondertekend, ook
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
29/39
door LTO Noord en AGV, om gezamenlijk de nutriëntenbelasting in
veenweidegebieden te verlagen.
In de komende periode wil LTO Noord zich blijven inzetten om de waterkwaliteit te
verbeteren. LTO Noord is daarbij van mening dat het aanscherpen van generiek
milieubeleid in de land- en tuinbouw niet kosteneffectief is, maar dat overheden en
agrarische sector zich gezamenlijk moeten inzetten voor gebiedsgericht maatwerk.
LTO Noord wil dit doen door middel van aanbod zoals geformuleerd in het
Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Middels gebieds- en sectorgerichte projecten wil
LTO Noord samen met AGV en overige partners eraan werken om diffuse
verontreinigingen verder terug te brengen. Op deze manier wil de sector komen
tot maatregelen die haalbaar en betaalbaar zijn, zoals vastgelegd in de KRW.
Om dit te faciliteren heeft het kabinet financiële middelen van het GLB
ondergebracht in POP. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat ook
waterbeheerders eenzelfde bedrag aan cofinanciering leveren en dat het geld ten
goede komt aan de agrarische sector. In diverse pilotprojecten zijn kansrijke
maatregelen ontwikkeld die bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit.
LTO Noord verzoekt AGV daarom capaciteit en financiële middelen vrij te maken
om samen met LTO Noord te komen tot DAW-projecten om op grotere schaal deze
kansrijke maatregelen toe te passen die bijdragen aan het verbeteren van de
waterkwaliteit. Maatregelen die nader uitgewerkt moeten worden in AGV-gebied
zijn: kringlooplandbouw, precisiebemesting, baggeren, beperken erfafspoeling,
onderwaterdrainage, etc. Daarbij zou moeten worden gewerkt volgens een instapen doorgroeimodel.
Reactie waterschap:
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid vanuit Europa biedt mogelijkheden om de
waterkwaliteit te verbeteren. U noemt de financiële middelen die zijn
ondergebracht in POP. Op dit moment wordt gewerkt aan het derde POP subsidie
traject: POP3. Belangrijk voor ons is het onderdeel agrarisch waterbeheer, de
zogenaamde grondgebonden maatregelen. Het proces is zo ingericht dat
collectieven van agrariërs dit samen met provincies en waterschappen uitwerken
in gebiedsoffertes. De provincies verzorgen het EU subsidietraject, de
waterschappen co-financieren en toetsen inhoudelijk of de collectieven voor het
gebied passende offertes doen.
De DAW maatregelen die u noemt passen voor een groot deel binnen dit kader.
Naast het agrarisch waterbeheer zijn er nog een aantal andere artikelen. Het kan
gaan om eenmalige projecten (investeringen), innovatie, studie e.d. De manier
van indienen is hier anders dan bij het agrarisch waterbeheer, namelijk via een
tender. Ook hier co-financieren de waterschappen de waterdoelen. Deze
maatregelen heten ook wel de niet-grondgebonden maatregelen.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
30/39
Samenvattend uit de zienswijze:
Natuurvriendelijke oevers is een van de inrichtingsmaatregelen die veelvuldig
wordt toegepast om de waterkwaliteit te verbeteren. LTO Noord verzoekt AGV
hiervoor geen gronden aan te kopen en uit productie te nemen, maar
ondernemers/grondeigenaren te faciliteren om deze natuurvriendelijke oevers op
eigen grond aan te leggen en deze via een reële vergoeding als groenblauwe
dienst zelf te beheren. Dit is kosteneffectiever dan aankoop en beheer door het
waterschap. Daarnaast kan in DAW-gebiedsprocessen flankerend beleid worden
ontwikkeld en vastgelegd.
Reactie waterschap:
Het inrichten en beheren van oevers als dienst is wat ons betreft een goede optie
die heel goed uit het POP3 budget betaald zou kunnen worden.
Formeel gezien mag het waterschap binnen het agrarisch waterbeheer alleen
beheermaatregelen financieren. Inrichtingsmaatregelen vallen binnen andere POP3
artikelen.
Samenvattend uit de zienswijze:
LTO Noord kan niet instemmen met een jaarlijkse tariefstijging van 4,5% van de
watersysteemheffing exclusief inflatie. Over een periode van 6 jaar betekent dit
een aanzienlijke tariefstijging die wat ons betreft niet eenzijdig bij woning- en
grondeigenaren en bedrijfsleven kan worden neergelegd. LTO Noord is van mening
dat in deze economisch slechtere tijden spaarzaam moet worden omgegaan met
financiële middelen en dat doelstellingen die AGV zichzelf stelt daarop moeten
worden aangepast. Effectief kostenbeheer of kostenreductie zou een van de
doelstellingen in het Waterbeheerplan moeten zijn om lasten voor de ingezetenen
te beperken. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de tarieven over de komende
periode gelijk blijven en alleen voor inflatie worden gecorrigeerd.
Daarnaast constateert LTO Noord dat in het werkgebied van AGV relatief veel
gronden aan de landbouw zijn onttrokken en naar natuur zijn omgezet. Het
aandeel natuur in het werkgebied is groot ten opzichte van het areaal ongebouwd.
Aangezien natuur maar zeer beperkt bijdraagt via de watersysteemheffing, stijgen
de lasten voor ongebouwd onevenredig sterk. Dit terwijl er ook voor
natuurterreinen veel inspanning geleverd moet worden om het watersysteem ten
behoeve van de natuurfunctie op orde te brengen en te houden. LTO Noord is van
mening dat daarom ook natuurterreinen een evenredig deel van de waterlasten
moeten gaan dragen. In nader onderzoek moet worden vastgesteld welk tarief per
hectare hiervoor moet worden gehanteerd.
Reactie waterschap:
In de periode na de terinzagelegging van het WBP is de tariefstijging van 4,5%
bijgesteld naar 3,5%. De bijdragen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma,
van € 7 miljoen in 2013, € 12 miljoen in 2014 naar bijna € 16 miljoen in 2015
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
31/39
zorgen voor deze stijging van de kosten voor de watersysteemheffing. Deze
kosten worden over de diverse categorieën verdeeld op basis van de door het
bestuur goedgekeurde kostentoedelingsverordening.
Met ingang van 2014, is een nieuwe kostentoedelingsverordening van kracht
geworden. Deze vormt de basis voor de verdeling van de kosten over de
categorieën voor de watersysteemheffing: ingezetenen, gebouwd, ongebouwd en
natuurterreinen. De uitkomst van de verdeling van de kosten is de basis voor de
toekomstige tarieven.
De Kostentoedelingsverordening moet minimaal eens in de vijf jaar herzien
worden. Dat biedt dan de mogelijkheid om ook de gemaakte beleidskeuzes
opnieuw te bezien. Het waterschapsbestuur maakt dan ook een nieuwe afweging
over de kosten over de diverse categorieën en dus ook over de verdeling van de
kosten tussen natuurterreinen en ongebouwd.
Resumé:
De zienswijze van LTO geeft aanleiding tot de volgende aanpassingen van het
Waterbeheerplan:

De indicator voor het peilbeheer wordt gewijzigd van:
‘In 90% van de tijd bevinden de waterpeilen zich binnen de marges van de
peilbesluiten.’
In:
‘In 95% van de tijd bevinden de waterpeilen zich binnen de marges van de
vigerende peilbesluiten.

De toelichting wordt aangepast van:
‘De indicator is dat de waterpeilen zich in 90% van de tijd binnen de
marges van het peilbesluit bevinden. De andere 10% van de tijd maken de
weersomstandigheden en bijzondere/onverwachtse kenmerken van een
watersysteem dit onmogelijk.‘
In:
‘De indicator is dat de waterpeilen zich in 95% van de tijd binnen de
marges van het vigerend peilbesluit bevinden. De andere 5% van de tijd
maken extreme (weers)omstandigheden dit onmogelijk’
3.8
RWS
Samenvattend uit de zienswijze:
Op de kaarten 2f en 2g, 5a, 6 in het Waterbeheerplan heeft de arcering van de
Noorder IJplas, Bovendiep, Derde Diem en het eerste stuk van de Muidertrekvaart
(gezien vanaf het Amsterdam-Rijnkanaal) dezelfde kleur als die van het
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
32/39
Noordzeekanaal/het IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal wat zou kunnen suggereren
dat deze wateren in beheer zijn bij Rijkswaterstaat. Wellicht ten overvloede wil ik
u melden dat voor de Noorder IJplas geldt dat Rijkswaterstaat vooralsnog geen
enkele vorm van beheer heeft. Voor het Bovendiep, de Derde Diem en het eerste
stuk van de Muidertrekvaart is Rijkswaterstaat alleen waterkwaliteits- en
waterkwantiteitsbeheerder. Dit is ook vastgelegd in de kaarten bij de
Waterregeling. Specifiek voor kaart 5b, functiekaart nautisch beheer, geldt dat in
het Waterbeheerplan wordt aangegeven dat Rijkswaterstaat nautisch beheerder is
van het Bovendiep, de Derde Diem en het eerste stuk van de Muidertrekvaart. In
het licht van bovenstaande wil RWS ons er op wijzen dat zij voor deze wateren dus
alleen waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder is. Rijkswaterstaat vraagt
ons bovenstaande aan te passen op de genoemde kaarten in het
Waterbeheerplan.
Reactie waterschap:
Op de kaarten 2f (Overig water: huidige toestand), 2g (Overig water:
handelingsperspectief) en 6 (Keringen) heeft al het water binnen het beheergebied
van het waterschap dezelfde kleur. Onderscheid naar beheer (waterbeheer,
vaarwegbeheer, nautisch beheer) of beheerder van het water (RWS, provincie,
AGV, etc.) is op deze kaarten niet relevant.
Op kaart 5a (Vaarwegbeheer) zal de kleur van RWS als vaarwegbeheerder
aangepast worden, zodat het onderscheid tussen vaarwegen waar RWS
vaarwegbeheerder is en overig water dat geen regionale of rijksvaarweg is,
duidelijk is.
De Noorder IJplas, het Bovendiep, de Derde Diem en het eerste deel van de
Muidertrekvaart (tot aan de PEN-brug) zijn geen van allen een rijksvaarweg of
aangewezen als regionale vaarweg. Er is geen vaarwegprofiel vastgesteld, en er is
geen vaarwegbeheerder, in elk geval niet op grond van de provinciale
Waterverordening Noord-Holland. Naar aanleiding hiervan zal het stukje
rijksvaarweg in het eerste deel van de Muidertrekvaart, dat nu op de kaart is
aangegeven, verwijderd worden. Dit water maakt overigens deel uit van het
zogenoemde BRTN-netwerk (Basis Recreatie Toervaartnet), in tegenstelling tot de
andere wateren.
Wat het nautisch beheer op kaart 5b betreft, is de situatie als volgt. Voor de
Noorder IJplas en het Bovendiep is gemeente Amsterdam (binnenwater) bevoegd
gezag voor het nautisch beheer.
Voor de Derde Diem is binnen de gemeente Amsterdam de Havenmeester door de
gemeente Amsterdam gemandateerd als bevoegd gezag. Voor de Derde Diem
binnen de gemeente Diemen en het eerste deel van de Muidertrekvaart (tot aan
de PEN-brug) is het waterschap bevoegd gezag.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
33/39
Resumé
De zienswijze van RWS geeft aanleiding tot enkele aanpassingen op de
functiekaarten Vaarwegbeheer en Nautisch beheer.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
34/39
4
Ambtshalve wijzigingen
Ambtshalve geconstateerde onvolkomenheden in het ontwerp-WBP hebben geleid
tot de volgende wijzigingen (beperkte tekstuele wijzigingen zijn in rood in het
ontwerp aangebracht, zoals ook met de volgende wijzigingen is gebeurd):
Paragraaf 6.3.1:
Bij Nationale plannen wordt naast de genoemde plannen ook opgenomen in de
tekst: Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016 – 2021” en
“Structuurvisie van de Ondergrond” (STRONG).
Paragraaf 7.1:
Aan het einde van deze paragraaf staat: “Tenslotte beheert en onderhoudt het
waterschap de kunstwerken en technische systemen, als onderdeel van het
zogenoemde assetmanagement”. Dit is niet volledig, het waterschap past
assetmanagement toe op de gehele infrastructuur: keringen, waterlopen, en
technische systemen.
Paragraaf 10.5.4:
In de Waterleidingplas vindt voorzuivering plaats alvorens er drinkwater van wordt
gemaakt in Weesperkarspel.
Paragraaf 10.5.6:
Waar nodig zal het waterschap ook afstemmen met drinkwaterbedrijven, met
name op het gebied van het voorkomen van microverontreinigingen in
oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding. Binnen Waternet vindt er veelvuldig
afstemming plaats met de drinkwatertak van Waternet. Het waterschap is verder
ook betrokken bij zogenaamde gebiedsdossiers1 voor de bescherming van
waterwinningen voor drinkwater.
Paragraaf 10.6:
Waterkwaliteitsmaatregelen moet zijn watermaatregelen.
Paragraaf 12.2.4:
Met het oog op veilig en vlot varen gaat het waterschap na of er voldoende
wachtplaatsen zijn bij bruggen en sluizen die in beheer zijn bij derden. Zo nodig
zoekt het waterschap in overleg met deze beheerders naar oplossingen.
Het oversteken van het Amsterdam-Rijnkanaal op de verschillende locaties door
de recreatievaart kent veiligheidsproblemen. Deze worden algemeen onderkend.
1
Zo’n dossier bevat informatie over de grondwaterwinning en een beschrijving van de
risico's voor de grondwaterkwaliteit. De dossiers zijn onderdeel van de gebiedsaanpak per
drinkwaterwinning.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
35/39
Waar nodig adviseert en participeert het waterschap vanuit zijn reguliere
werkzaamheden in het komen tot oplossingen voor deze problemen.
Paragraaf 13.4, onder ‘Communicatie waterschap en Waternet’ worden de
volgende zinnen aangevuld:

Daarbij schept het waterschap steeds duidelijkheid over de onderlinge
relatie met Waternet die ook taken uitvoert voor de gemeente Amsterdam.

Daarnaast maken medewerkers van Waternet altijd duidelijk dat zij in
opdracht van het waterschap of de gemeente Amsterdam werken.
Paragraaf 14.2.2:
Voor de percentages over de verwachte tariefstijgingen van de
watersysteemheffing zijn de getallen uit de vorige meerjarenbegroting gebruikt
omdat de Begroting 2015 bij de totstandkoming van het ontwerp nog niet was
vastgesteld. Het kwam dus niet (meer) met elkaar overeen zoals het in tekst en
tabel stond. Dat is nu in de tabel rechtgezet.
Bijlagen
Inmiddels is een nieuwe toetsing uitgevoerd en is de informatie in
overeenstemming gebracht met de landelijke factsheets, dus de kaart ‘actuele
toestand KRW-waterlichamen’ (bijlage 2b) is overeenkomstig aangepast.
In bijlage 2h is aan het eind een verklarend kadertje toegevoegd over de KRWscores.
De kaarten Vaarwegbeheer en Nautisch beheer (bijlagen 5a en 5b): er zijn enkele
aanpassingen in de kaarten en tekstuele aanpassingen in de legenda aangebracht.
Begrippenlijst, pagina 5:
Er zijn begrippen toegevoegd (Afname-overeenkomst, Beheerregister) en
aangepast (Verdringingsreeks, Waterketen).
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
36/39
5
Aanpassingen als gevolg van (bestuurlijke)
ontwikkelingen
In maart 2015 waren er waterschapsverkiezingen. Dat heeft geresulteerd in een
nieuw Algemeen bestuur. Op basis van een Bestuursakkoord is uit dit bestuur een
nieuw Dagelijks bestuur gevormd. Het bestuursakkoord geeft aanleiding tot enkele
accentverschuivingen ten opzichte van het ontwerp Waterbeheerplan. Daarnaast
worden een aantal (verhelderende tekstuele) aanvullingen doorgevoerd.
Tekstuele en verhelderende aanvullingen per onderwerp
Thema water in de stad prominenter laten terugkomen, vooral met het oog op het
waterbewustzijn en Nieuwe Amsterdamse Waterwerken, alsook permanente
campagne (ook t.b.v. waterveiligheid):

De aandacht voor (klimaatbestendige) steden is iets wat aangescherpt kan
worden. Aanpassing: op pagina 20 van het WBP onder 5.3 (Strategische
Doelen), wordt als derde bolletje opgenomen: steden die beter bestand
zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en
droogte.

In paragraaf 5.4 is een extra kop Stedelijk waterbeheer opgenomen
waaronder de focus van het waterschap op dit onderdeel wordt toegelicht.

In het Bestuursakkoord is opgenomen dat in het WBP een actieprogramma
komt voor stedelijk gebied (sponsfunctie/tegengaan hittestress). In het
ontwerp WBP staat in paragraaf 9.3.1 als doel: ‘Gevolgen van
klimaatverandering voor het watersysteem zijn in beeld en vertaald in
maatregelen. Daar kan een dergelijk actieprogramma onder vallen.’
Doel wijzigen in: ‘Gevolgen van klimaatverandering voor het watersysteem
(zowel landelijk als stedelijk) zijn overal (zowel landelijk als stedelijk) in
beeld en vertaald in maatregelen (zoals bijvoorbeeld al in de gemeente
Laren is gebeurd).

Nieuwe Amsterdamse Waterwerken wordt opgenomen in paragraaf 7.9.
Bodemdaling tegengaan door voorstellen functiewijziging dan wel nieuwe
technieken toe te passen:

Aanpassing op pagina 35 van het ontwerp onder paragraaf 7.3 na de
verwijzing na de zin over peilbeheer dat is afgestemd op gemeentelijke
visie op de ruimtelijke ordening:
‘Het onderwerp bodemdaling agendeert het waterschap bij de provincie(s)
door waar nodig met een voorstel tot functiewijziging te komen. Het is
vervolgens aan hen om een functiewijziging vast te stellen en te
effectueren.’
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
37/39

Op pagina 55 van het ontwerp aan het slot van paragraaf 9.5.2 worden de
zinnen ingevoegd: ‘Het waterschap zal verder onderzoek doen naar nieuwe
technieken (onder meer onderwaterdrainage) die de bodemdaling
beperken om het veenweidelandschap langer te behouden.’
Diepteschouw wordt ook toegepast t.b.v. waterkwaliteit, paragraaf 7.7:

In de tekst van het WBP aangevuld: zowel kwalitatief als kwantitatief.
Beleidsnotitie onroerend goed voor innovatief (mede)gebruik, onder paragraaf
6.3.1:

Een nieuwe beleidsnotitie over het onroerend goed van AGV voor
innovatief (mede) gebruik aankondigen in het WBP.
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
38/39
6
Bijlagen
De zienswijzen:
1
Vitens
2
Individuele inspreker
3
Adviesgroep Borm & Huijgens
4
Gemeente Huizen
5
Ymere
6
Gezamenlijke Natuurorganisaties
7
LTO
8
RWS
8 oktober 2015 - Nota van beantwoording - 15.109764
39/39
Hierbij doe ik u toekomen een zienswijze op het Ontwerp Waterbeheerplan 2016 – 2021
Waterbewust en Waterrobuust Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Deze reactie gaat in op het loodverlies door sportvissers. Op het achterlaten van vislood
door sportvissers in het water, de grootste bron van loodverontreiniging naar het
oppervlaktewater, wordt in dit ontwerp waterbeheerplan in het geheel niet ingegaan. Over
de sportvisserij wordt hierin slechts gesproken over voorzieningen voor sportvissers en een
op te stellen beleidsnota waarin taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van
visstandbeheer worden beschreven. In deze nota moet beleid ten aanzien van de verhuur
van visrecht, vispassages, vismigratie en wensen vanuit de visserij worden meegenomen.
Mijn inziens wordt over de sportvisserij te veel gedacht dat die geen probleem veroorzaakt.
Ik breng daarom het volgende onder de aandacht.
Sportvissers gebruiken gewichten om hun aas uit te werpen en of te fixeren op de
onderwaterbodem. Gewichten worden eveneens gebruikt om de vissen zichzelf te laten
prikken bij het vissen met een vrije haak. Ook om lijnen te laten zinken of om dobbers te
balanceren worden gewichten gebruikt. Gewichten van tienden van grammen (dobbers) tot
200 grams prikgewichten worden op zoet water gehanteerd. Op zout water worden
gewichten van 50 tot 500 gram gehanteerd.
Voor al deze toepassingen wordt vrijwel uitsluitend lood gebruikt.
Lood is niet alleen giftig voor mensen maar ook voor het water is het een stof die er niet in
hoort, het is dan ook een prioritaire stof in de KRW. Met name de loodoxyden uit de niet
limitatieve lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen van 3 februari 2015 ontstaan door vislood.
Het is niet de bedoeling van de sportvissers om het lood in het water achter te laten maar dat
gebeurt wel. Deltares heeft daar in mei 2014 een emissieregistratie voor opgesteld en daarin
komt de Nederlandse sportvisserij als de grootste bron van loodverontreiniging in water naar
voren, ruim 500.000 kilo per jaar. Veel lood blijft achter in het zoute water, mensen van Duik
de Noordzee schoon, Vereniging Kust en Zee of KIMO kunnen u hierover vertellen. Maar
ook in het zoete water wordt er afhankelijk van het vistuig en de vislocatie meer of minder
lood verloren. Feedervissen bij kribben in de rivieren of vissen in water met veel obstakels
leidt tot meer loodverlies. Bij gebruik van de loodclip of loodsleeves kan de visser de kracht
die nodig is om het lood los te koppelen van de lijn naar behoefte instellen. Bij vissen met de
drop off valt bij iedere vis aan de haak het lood van de lijn. Van deze vistuigen kan gezegd
worden dat het een bewuste keus is van de sportvisser om het lood in het water achter te
laten.
Het is zeker niet zo dat er geen alternatieven zijn voor vislood. In 5 hengelsportzaken is een
breed pakket aan alternatieven voor vislood te koop dat met ondersteuning van Kust en Zee
voor dezelfde prijs als lood wordt aangeboden. Deze alternatieven voor vislood zijn
ontwikkeld in het KRW innovatieprogramma. Op internet is bij verschillende aanbieders een
reeks aan loodvrije gewichten te verkrijgen.
Ook zijn er mogelijkheden om dit loodverlies te doen stoppen bijvoorbeeld door;
 Het gebruik van de drop off en loodclip of loodsleeve alleen toe te staan met
loodvrije gewichten (brongerichte aanpak, het gebruik van vernieuwende oplossingen
vanuit samenwerking met kennisinstellingen),
 Informeren van sportvissers over lood en stimuleren van gebruik loodvrij materiaal
(proactief faciliteren in concrete win-win situaties met belangenorganisaties zoals
hengelsport, het faciliteren van de watersport mag geen negatieve invloed hebben op
het watersysteem, emissies van bijvoorbeeld zware metalen),
 De zorgplichtartikelen uit de Wet milieubeheer, de Waterwet en de Wet
bodembescherming toepassen (waterschap neemt zelf maatregelen en betrekt
daarbij ook de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van anderen),
1


Voorrang geven aan het terugdringen van het prioritaire lood in combinatie met het
ecologisch herstel (in kaart brengen grote potentiele vervuilingsbronnen, onderzoek
naar de belasting door andere bronnen),
Bij het uitgeven van visrecht voorwaarden opnemen over loodgebruik door
sportvissers. (De doelstelling van waterschappen een gezond en schoon
watersysteem te realiseren staat op gespannen voet met het onvoorwaardelijk blijven
accepteren van het loodverlies door sportvissers. Temeer daar waterschappen de
aanpak bij de bron als uitgangspunt propageren. Waterschap Peel en Maasvallei
gaat bij huurovereenkomsten beperkingen stellen betreffende onnodig loodverlies.
Ook bij overleg met hengelsportverenigingen kan het loodverlies aan de orde worden
gesteld. (VBC’s zijn in november 2014 gevraagd naar hun standpunt inzake het
loodverlies door sportvissers, met name het loodverlies door het gebruik van loodclip
en drop-off.) In samenwerking met de partners kan vanuit de eigen
verantwoordelijkheid van de partners ten aanzien van potentiele verontreinigingen
een bijdrage worden geleverd al is het maar via het actief agenderen in het kader van
REACH of in de samenwerking met het STOWA (In november 2014 is een
kennisvoorstel ingediend bij het STOWA over het vislood.))
Het standpunt van waterschappen dat de verontreiniging met prioritaire stoffen adequaat is
aangepakt als aan de normen van het Bkmw wordt voldaan onderschrijf ik niet. Immers
zowel in de KRW (artikel 1 c) als in de richtlijnen 2013/39/EU en 2008/105/EG is opgenomen
de doelstelling om lozingen van prioritaire (gevaarlijke) stoffen stop te zetten of geleidelijk te
beeindigen. In de KRW zelfs “verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische
milieu worden beoogd, onder ander door specifieke maatregelen voor de progressieve
vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en door het
stopzetten of geleidelijk beeindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritair
gevaarlijke stoffen.” De norm voor opgelost lood wordt in december 2015 aangescherpt
van 7,2 naar 1,2 microgram per liter, waardoor er veel sneller sprake van overschrijding van
de norm is.
Ik vraag in ieder geval aandacht voor de loodproblematiek van de sportvissers bij uw
waterschap in het waterbeheerplan, en vraag welke maatregelen of acties u hiervoor
voorziet.
Ikzelf denk dat een aanpak zoals in het natuurgebied de Zwaakse Weel het meest effectief
is, ter kennismaking loodvrije visgewichten aanbieden en hierna overgaan tot een verbod op
het gebruik van lood als visgewicht. Er zijn immers voldoende loodvrije visgewichten
beschikbaar. En ook loodvrije materialen waarmee vissers zelf gewichten kunnen maken.
N.B.
Het aantal organisaties dat zich bezig houdt met vislood groeit. Tot op heden hebben alleen
ngo’s aandacht voor het lood van de vissport i.c. Natuurmonumenten, Zeeuwse Milieu
federatie, vereniging Kust en Zee, en KIMO (expositie Terneuzen). Het Visblad van
Sportvisserij Nederland publiceert er over; ‘loodvervangers onder de loep’, oktober 2014.
1 maart 2015,
met vriendelijke groet,
Egbert Lobee
Lange Geer 11 4417 AK HANSWEERT
[email protected],0113 381340
Bijlage kopie artikel over project Loodvrij Vissen Zwaakse Weel
2
ELKE DAG VERS NIEUWS OP WWW.SPORTVISSERIJNEDERLAND.NL
TOODVRIJ VIssEN ZWAAKSE WEEI
Natuurmonumenten in
Zeeland is een initiatief
begonnen met loodvrii
vissen op de Zwaakse
Weel in Zuid-Beveland.
Boswachter René Wink
deelt hier aan sportvissers
alternatieven voor lood
uit. Slaagt de pilot. dan
wil Natuurmonumenten
samen met andere
organisaties het loodvrij
vissen ook op andere
wateren stimuleren.
e sportvisserij is
voor veel Zeeuwen
een gelief<le hobby
op zowel het zoute, l¡rakke als
zoete water. In het krekengebied de Zwaakse Weel wordt
ook regelmatig gevist. Be-
I
heerder Natuurmonumenten
draait momenteel een proef
om te voorkomen dat lood
van sportvissers na bijvoorbeeld lijnbreuk in het water
terechtkomt. Lood is een giftig metaal dat heel Tangzaam
afl¡reekt, maar uiteindelijk
wel in de bodem en het oppervlaktewater terechtkomt.
IJZERVIJLSEL
Bij de pilot worden er gratis
loodalternatieven uitgedeeld
voor de karpervisserij en het
vissen met de vaste stok. "Dit
materiaal bestaat uit ijzervijlsel, een natuurlijk product dat
Boswachter René Wink overhandigt bij de Zwaakse Weel een loodalternatief aan een sportvisser.
na verloop van tijd afbreekt
in het water", zegt Hanneke
Mesters van Natuurmonumenten. "Zo willen wij ons
steentje bijdragen aan het
verbeteren van de waterkwaliteit en de kwaliteit van onze
natuur waarborgen." De pilot
duurt tot het voorjaar van
2or5.
FEEOBACK
Sportvissers die van de
loodalternatieven gebruik
maken wordt gevraagd om
hun contactgegevens zodat de
proefin het voorjaar ven zol5
kan worden geëvalueerd. De
eerste reacties zijn volgens
Mesters positief: "Sportvissers
tonen veel begrip voor de pilot,
wij zijn blij met die steun. Als
het een succes is, willen we de
mogelijkheden bekijken om
met andere partijen samen te
werken en het project op te
schalen naar andere wateren.
Als er markt voor is, kunnen
de waterbeheerders en mate-
riaalleveranciers uiteindelijk
niet achterblijven."
KORT NIEUWS
KORT NIEUWS
¡NSCHRIJYEI{ TC ZOET EI{ FEEDER
DE KST{ ORGANISEERT TC KARPERV¡SSEI{
Ook in 2015 organiseert Sportvisserij Nederland weer de Nationale
Na drie jaar samen met
Topcompetitie voor feeder- en zoetwatervissen. Beide competities worden
gevist over zes wedstrijden, verdeeld over drie weekenden. Wil jü je bü de
visserij Nederland de Nationale
Sport-
bondscoaches in de kijker vissen en je wellicht plaatsen voor een WK of
Topcompetitie Karpervissen te
hebben georganiseerd, is in goed
andere internationale wedstrijd? Schrijfje dan snel in voorjouw favoriete
overleg besloten dat De Karper
discipline op www.sportvisserijnederland.nl
Sportvisserij Nederland (De
!
KSNJ deze met ingang van 20.l5
ù
(arPer gPorlvit;erii NederloHo
Toptornpetitle Zoetwatervlssen:
zelfstandi g organiseert. Sportvis-
Zaterdag 25 en zondag 26 april: Beukerskanaal, Steenwijk
Zaterdag 19 en zondag 20 september: Hoge en Lage Vaart, Almere
Zaterdag 3 en zondag 4 oktober: Kanaal door Voorne, Hellevoetsluis
serij Nederland zorgt voor de
Topcompetltle Feedervlssen:
en de Otheense Kreek flerneuzen, 30
Zaterdag 9 en zondag l0 mei: Noord-Hollands Kanaal
Zaterdag 20 en zondag 2ljuni: Kanaal Gent-Terneuzen
Zaterdag l0 en zondag ll oktober: Amsterdam-Rijnkanaal, Tiel
Karper 2015 kunnen maximaal 33 koppels meedoen. De inschrijving voor
nieuwe deelnemers is vanaf 2ljanuari geopend, dus ga bij interesse snel naar
logistieke ondersteuning bij de reeks van vier wedstrijden. Ditjaar vinden
deze plaats aan het Borgers,rvold (Veendam,l Um 3 meiJ, de Lage vaart
(Almere, l9 Um 2l juniJ, het Vlietland (Leidschendam, ll t/m l3 septemberJ
ohoberUm I november). Aan
de TC
www,deksn.nl om te zien of er nog plaatsen vrij zijn.
0Zl5 www.hetvisblad.nl
15
Watersysteem
Waterplannen en Besturing
Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam
Modified Materials B.V.
T.a.v. E. Lobee
Lange Geer 11
4417 AK HANSWEERT
4417AK11
Onderwerp
Datum
Loodverlies Sportvisserij
19 november 2014
Contactpersoon
Geachte heer Lobee,
J.C.A. van Alphen
Doorkiesnummer
Met uw brief van 13 november 2014 vraagt u aandacht voor de emissie van
020 608 33 59
lood in het oppervlaktewater door het gebruik (verlies) van lood door de
Fax afdeling
sportvisserij.
020 608 39 00
E-mail
In uw brief stelt u drie vragen die wij hieronder beantwoorden.
jacques.van.alphen @waternet.nl
1. Welke voorwaarden stelt het waterschap bij verhuur van visrecht aan het
(beperken van) loodverlies door sportvisserij?
Antwoord: Het Waterschap heeft in de huurovereenkomsten voor verhuur
van visrechten geen voorwaarden opgenomen voor het beperken van het
loodverlies door sportvissers.
2. Welke inspanningen verwacht het waterschap van
hengelsportverenigingen om loodgebruik en loodverlies van hun leden te
beperken of te doen staken?
Antwoord: Hengelsportverenigingen zijn de meest voor de hand liggende
partij om het loodgebruik door hun leden te verminderen. Zij kunnen de
leden het makkelijkst rechtstreeks benaderen, het gebruik van alternatieve
middelen promoten, binnen de vereniging (en binnen de
Visstandbeheercommissie) afspraken maken over het gebruik van
(alternatieven voor) lood en dit in de praktijk zelf controleren.
3. Hoe kijkt het waterschap naar de emissie van lood door de sportvisserij
in het kader van de KRW en het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring
Water?
Antwoord:
Op alle onderzochte locaties in KRW-waterlichamen voldoet het loodgehalte
aan de norm (7,2 ug/l). Daarmee wordt ook voldaan aan de norm voor lood
Korte Ouderkerkerdijk 7
Amsterdam
Postbus 94370
1090 GJ Amsterdam
T 0900 93 94 (20 cent per gesprek,
plus uw gebruikelijke belkosten)
F 020 608 39 00
KvK 41216593
uit de Europese Drinkwaterlichtlijn (10 ug/l). In die zin is lood dus geen
‘probleemstof’ in de wateren het beheergebied van AGV. Lood is echter wel
een giftige stof die niet in het watermilieu thuis hoort. Het is ons bekend dat
Waternet is de gemeenschappelijke organisatie van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
en de gemeente Amsterdam
www.waternet.nl
1/2
Watersysteem
Waterplannen en Besturing
uit recente landelijke emissieberekeningen blijkt dat het loodverlies door de
Datum
sportvisserij een belangrijke bron is. Aandacht voor het beperken van deze
19 november 2014
emissie is daarom op zijn plaats.
Wij zien geen directe aanleiding om met u in gesprek te gaan over
alternatieven voor loodgebruik door de sportvisserij. Wij zullen het
onderwerp wel agenderen in de Visstandbeheercommissie-AGV. Wellicht
vormt dat voor de VBC aanleiding om contact met u op te nemen.
Met vriendelijke groet,
het Dagelijks bestuur,
Drs. H.J. Kelderman
Secretaris directeur
dr. ir. G.M. van den Top
dijkgraaf
2/2
Waternet is de gemeenschappelijke organisatie van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
en de gemeente Amsterdam
Van: W. Borm [mailto:[email protected]]
Verzonden: dinsdag 10 februari 2015 21:48
Aan: 'W. Borm'; [email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected]; [email protected];
[email protected]
Onderwerp: RE: Inspraak ontwerp-waterbeheerplan 2016-2021
Geachte heer/mevrouw, geacht bestuur,
In onderstaande mail ontbraken onze contactgegevens:
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Secretariaat:
Klaverweide 9
4874 MD Etten-Leur
Tel. 076 5037411
Email: [email protected]
Website: www.adviesgroepbormenhuijgens.nl
Excuses voor het ongemak.
Met vriendelijke groet,
W. J. Borm
Van: W. Borm [mailto:[email protected]]
Verzonden: dinsdag 10 februari 2015 20:56
Aan: '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]'; '[email protected]';
'[email protected]'; '[email protected]'
Onderwerp: Inspraak ontwerp-waterbeheerplan 2016-2021
In de bijlage onze bedenkingen over de wijze waarop het “Waterschap Nederland” middels
het Deltaprogramma de vorming van de regionale waterbeheerplannen beïnvloedt.
Wij dienen deze inspraak hierbij in bij de betreffende waterschappen en vertrouwen er op dat
u deze inspraak ter behandeling doorstuurt.
We hopen u hiermee van dienst te zijn.
Hoogachtend,
W. J. Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Inspraak op de
ontwerp-waterbeheerplannen 2016-2021
in relatie tot het Nationaal Waterplan
Etten-Leur, 10 februari 2015
Geachte heer/mevrouw, geacht bestuur,
Elke zes jaar herzien de Waterschappen, de Provincies en het Rijk hun waterbeleid en
leggen dit vast in verschillende waterbeheerplannen. Zo ook nu.
Deze plannen hangen nauw met elkaar samen en gaan gelden vanaf 2016 tot 2021.
Het meest bepalend is het Nationaal Waterplan. Provincies en waterschappen kunnen en
mogen niet anders dan hun waterbeheerplannen aanpassen aan het Deltaprogramma.
Steeds meer wordt duidelijk dat de landelijke overheid gebrekkig anticipeert op de problemen
op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en milieu en probeert de negatieve
effecten van de Deltawerken wat terug te draaien in plaats van een stap voorwaarts te
zetten. De stuurgroep Deltaprogramma durft blijkbaar niet te kiezen voor grote structurele
systeemmaatregelen, die een klimaatbestendig Nederland garanderen.
De Tweede Kamer heeft daarentegen in grote meerderheid ingestemd met de motie van de
heer J. Geurts, Tweede Kamerlid CDA, “om de variant om sluizen aan te leggen in de
Nieuwe Waterweg op korte termijn beter te onderzoeken, waarbij eventuele verlaging van de
waterstanden achter de sluis en de effecten op het tegengaan van verzilting worden
meegenomen, en de voor- en nadelen, ook ten aanzien van de kosten, voor te leggen aan
de Tweede Kamer.”
De aanleg van zeesluizen geeft een zeer gunstige wending aan het Deltaprogramma.
Waterbeheerplannen dienen in hun waterbeheerplannen dan ook alsnog rekening te houden
met de mogelijkheid van ingrijpende aanpassingen aan een herzien toekomstbeeld, dat
ontstaat zodra besloten wordt tot afsluiting van de Nieuwe Waterweg.
Wij blijven niet herhalen waar het huidige Deltaprogramma en het Nationaal Waterplan niet
voldoen. U dient dan ook eerder verschenen opmerkingen, inrichtingssuggesties en artikelen
te zien als onderdeel van deze inspraak, welke bijlagen (25 stuks) u kunt openen en
downloaden via de aangegeven hyperlinks aan het einde van onderstaande toelichting.
Juiste omdat het Deltaprogramma toonaangevend is, worden ons inziens vele
waterbeheerplannen op de verkeerde leest geschoeid. Er komt steeds meer kritiek op de
inhoud van het Deltaprogramma en het is van toenemend belang dat uw stem ook gehoord
wordt vanuit uw eigen waterbeheerplan, uw inzichten of achtergrond.
Met vriendelijke groet,
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer
Secretariaat: Klaverweide 9, 4874 MD Etten-Leur
T. 076 5037411
E. [email protected]
W. www.adviesgroepbormenhuijgens.nl
1
Toelichting inspraak ontwerp-waterbeheerplannen 2016-2021:
De Adviesgroep Borm & Huijgens maakt zich onder meer zorgen om de volgende punten:
Onvoltooide kustlijnverkorting
Zeegaten, gaten in het land, zijn door toedoen van de mens ontstaan en veroorzaakten
onder meer de Zuiderzeevloed (1916) en de Watersnoodramp (1953).
De Zuiderzeewerken en de Deltawerken verminderden de zeegatdynamiek door
kustlijnverkorting, maar de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg bleven open en vormen
nu de grootste bedreiging voor laag Nederland. Een sterke en afsluitbare kust is onmisbaar.
Nog altijd gaat het Deltaprogramma niet voor voltooiing van de kustlijnverkorting.
Kustbescherming met zandsuppleties
Sinds een halve eeuw is de kustafslag groter dan de aanwas. Dit noodzaakt tot extra
kustbescherming. Los zand kan geen sturing geven aan stromingen. De ingezette
zandsuppleties werken tegen de natuurlijke processen in en vragen in toenemende mate om
gigantische hoeveelheden zand. Drijvende golfdempers daarentegen reduceren de
vernietigende kracht van hoge golven en bevorderen de natuurlijke kustaanwas. Ondanks de
aantoonbare kwetsbaarheid van zandsuppleties, kiest het Deltaprogramma bij de ’Beslissing
Zand’ niet voor een effectieve strategie.
Achterstallig onderhoud dijken
Met zo’n 5000 gemalen en in totaal 17.500 kilometer aan dijken wordt bemaald Nederland
continue ontwaterd. Vervolgens kan het water afvloeien en worden gespuid.
Een derde van onze dijken voldoet niet aan de oude normen van 1960 en het op orde
brengen verdient alle prioriteit. Hierbij zijn de primaire dijken het meest urgent. We moeten
nu eenmaal op de dijken kunnen vertrouwen.
De Afsluitdijk ligt kwetsbaar voor storm en kruiend ijs. Het is mogelijk om deze dam tussen
beschermende klimaatbuffers te leggen in combinatie met een forse vismigratierivier.
Het Deltaprogramma handhaaft echter de kwetsbare ligging in een onafzienbare watervlakte.
Alsmaar zouter: Zoetwatervoorziening in de problemen
Plannen die getij en zout binnenhalen zijn onverantwoord bij een land dat grotendeels
beneden de zeespiegel ligt. Zolang de Nieuwe Waterweg niet gesloten is, is er sprake van
grootschalig zoetwaterverlies en nemen de problemen met de zoetwatervoorziening toe.
Pas na sluiting kan met tegendruk van zoet water de verzilting teruggedrongen worden.
Zoet water dient te liggen waar het nodig is. Heel Nederland mag niet afhankelijk worden van
het IJsselmeer. De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling dient samen met de fysieke
beschermingsmaatregelen de basis te vormen van een klimaatbestendig Nederland.
Hierbij worden verziltingproblemen en zoetwatertekorten voorkomen en worden uitbreiding
van de zoetwatervoorraden, opslag van zoet water in de bodem en exportbekkens aan de
kust mogelijk. Ook als de omstandigheden veranderen, blijven er ruime watergaranties voor
de waterafhankelijke sectoren van onze economie.
De oude afvoerverdeling van de grote rivieren, zoals die is vastgelegd na de Deltawerken,
wordt echter nog altijd als uitgangspunt door het Deltaprogramma gehanteerd.
In een tijd van mondiale waterschaarste laat het Deltaprogramma de zoetwatervoorraden
slinken, stimuleert verzilting en verlegt inlaatpunten. Tal van zoetwatermaatregelen zijn
vervolgens nodig om het voorzieningenniveau op peil te houden. Zeeuwse eilanden worden
aan het zoetwaterinfuus gelegd, terwijl men er juist droogte en verzilting dient te voorkomen.
De landelijke overheid laat het merendeel van het zoete water blijvend ongebruikt in zee
stromen en is hiermee veruit de grootste waterverspiller. Het wordt daarom moeilijker om
zoetwatergaranties te kunnen blijven geven aan waterschappen, landbouw en industrie.
2
Natuurbeschermingsdoelen vaak onjuist
De Deltawerken brachten enorme veranderingen in het aquatische milieu. Terwijl gebieden
nog volop veranderden, terwijl milieuproblemen zich opstapelden en terwijl wijzigingen in
waterbeheer zich aankondigden, legden natuurinstanties tal van instandhoudingdoelen vast,
vaak gebaseerd op verkeerde aannames, op het bevriezen van een tijdelijke situatie,op
foutieve etiquettering of op een nostalgische hang naar de situatie van voor de Deltawerken.
De vaak starre en statische houding van de ‘beschermer’ conflicteert met het evoluerende
karakter van de natuurlijke processen in een delta.
De vele wettelijke ‘beschermingsmaatregelen’ van een falend natuurbeheer, eveneens
opgenomen in de landelijke planvorming van het Deltaprogramma, vormen intussen een
moeilijk te nemen hindernis op de weg naar een natuurlijke delta.
Een estuarium ontbreekt
De voormalige zeegaten maken geen onderdeel uit van een samenhangend watersysteem
en dat veroorzaakt milieuproblemen. Dat geldt ook voor het IJsselmeer, waar vooral het
Markermeer doorstroming mist. Er ligt een voorstel voor de Zuidwestelijke Delta als één
estuarium, waarbij doorstroming het milieu verbetert en de zoutgrens verder zeewaarts komt
te liggen. Dit als een verbonden en evoluerend gebied, afsluitbaar met stormvloedkeringen,
dat de optimale condities schept voor herstel van de ecologische relaties van oceaan en zee
met de stroomgebieden van de grote rivieren. Dat tevens een oppervlak heeft dat excessen
in rivierafvoer kan verwerken en afvlakken, dat bij stormopzet kan functioneren als
internationale noodberging, milieuproblemen oplost en natuur, schelpdierkweek en toerisme
doet floreren. Een groene oase tussen de grote logistieke centra, waarmee we voldoen aan
de internationale afspraken over vismigratie.
Maar een estuarium komt er nog niet met het Deltaprogramma. Het Deltaprogramma kiest
niet voor haar eigen natuurdoel, maar voor een fragmentarische aanpak en haalt het
hoofdpijndossier De Kier weer eens uit de kast. Dit alles gaat niet werken.
Emeritus hoogleraar rivierwaterbouwkunde Huib de Vries stelt: “In de 19e en 20e eeuw is de
Rijn strakgetrokken, vanwege het belang van de scheepvaart, maar ook om
gezondheidsredenen en om ijsdammen te voorkomen. Hierdoor stroomt het water zeer snel
door naar de Noordzee – ook de Maas is overigens zo’n ‘snelweg’ voor hoge afvoeren. In
antwoord op onze ingrepen raakt de rivier steeds dieper uitgesneden, waardoor hoogwaters
nog sneller onze kant opkomen. Die zogenaamde autonome bodemdaling is geen gegeven,
maar iets wat de mensen hebben veroorzaakt.”
Routeverlenging via een S-bocht door de voormalige zeegaten vertraagt de ‘snelwegen’
doordat het verval afneemt. Bij dreigende onveiligheid kunnen de Haringvlietsluizen direct
spuien en bij hoge zeewaterstanden is de capaciteit van de noodberging maximaal.
Randstad en rivierengebied in gevaar door gebrek aan nationale noodberging
Bij gesloten zeekeringen en hoge rivierafvoer kan het water geen kant op. Het wassende
water bedreigt dan de regio Dordrecht, Dongen, Moerdijk en het benedenrivierengebied.
Een ruime integrale noodberging tussen de dammen in de Zuidwestelijke Delta is nodig voor
tijdelijke opvang. Verplaatsing van het omslagpunt zee en rivieren naar de Grevelingen haalt
de Randstad uit een risicovolle situatie. Met de hiervoor benodigde waterloopkundige
maatregelen ontstaat tevens een grote en onmisbare nationale noodberging.
Het Deltaprogramma lost de waterproblemen in de Randstad niet structureel op en kiest voor
een marginale en risicovolle noodberging Volkerak-Zoommeer.
Neerwaartse spiraal Deltaprogramma
Participatie in waterbeheer bleef schromelijk achterwege en het samenvoegen van de
regionale deelplannen leidde niet tot het gewenste integrale totaalplan voor een
klimaatbestendig Nederland. We gaven al eerder aan we dat het Deltaprogramma 2014
risicovol en miljardenverslindend is. Gezien het voorgaande lijken de plannen op de
verkeerde leest geschoeid. Maar de slager keurt zijn eigen vlees en is wars van alle kritiek.
3
Het ‘Waterschap Nederland’ mist een nationaal kader waaraan men kan toetsen. Zonder de
afsluiting van de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde zitten we in een neerwaartse
spiraal, waarin we met lapmiddelen het in dit lage land nog een tijd proberen vol te houden.
Daadkracht is nodig om tot structurele systeemmaatregelen te komen. Met maatschappelijke
kosten- en batenanalyses kunnen plannen vergeleken worden op hun bijdragen aan
waterveiligheid, zoetwatervoorziening en milieu.
Wanneer men hierbij aanvullend voortbouwt op de aanwezige infrastructuur en samenwerkt
met de natuurlijke processen is dit goedkoper en duurzamer dan het huidige beleid.
De reeds gemaakte kosten zijn maar een schijntje vergeleken bij de culminerende kosten die
de huidige plannen teweeg brengen en zullen geheel in het niet vallen bij de financiële
meltdown als gevolg van een mogelijke watersnoodramp. Met waterveiligheid valt niet te
marchanderen. De kritiek op het Deltaprogramma neemt dan ook toe en het keerpunt van
het huidige beleid nadert.
De overheid mag de ogen niet sluiten wanneer het fout gaat, maar dient te kiezen voor
veiligheid en leefbaarheid.
Adviesgroep Borm & Huijgens - integraal waterbeheer - januari 2015
Bijlagen, 25 stuks, te openen via hyperlinks:
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7:
Bijlage 8:
Bijlage 9:
Bijlage 10:
Bijlage 11:
Bijlage 12:
Bijlage 13:
Bijlage 14:
Bijlage 15:
Bijlage 16:
Bijlage 17:
Bijlage 18:
Bijlage 19:
Bijlage 20:
Bijlage 21:
Bijlage 22:
Bijlage 23:
Bijlage 24:
Bijlage 25:
Plannen Westerschelde missen historisch perspectief
Drijvende golfdempers goedkoop en effectief alternatief voor zandsuppleties
Investeren in dijken beheersbaar en betaalbaar
Nieuwe natuur versterkt Afsluitdijk
Maximale verzilting Zeeland dreigt
Maak geen gaten in een kwetsbaar land
Zout en zoet vragen om zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg
Uitdiepen Nieuwe Waterweg bedreigt zoetwatervoorziening
Verzilting Volkerak-Zoommeer onverstandig
Zinloos verzilten
Falend natuurbeheer
Luister beter naar natuurlijke processen
Veiligheid Zeeland staat op het spel
Waterberging in de Zuidwestelijke Delta
Deltaprogramma lost waterproblemen Randstad niet op
Een raamwerk voor een tweede Deltaplan
Deltaprogramma 2014, risicovol en miljardenverslindend
Sluit de Nieuwe Waterweg af
De Flevodelta
Congres en Vakbeurs Schelde Delta Expo
Sluit de overheid de ogen voor waterveiligheid?
Overtuig dat het Deltaprogramma juist is of vaar een andere koers!
Waar zijn de beloofde deltabeslissingen?
Participatie in Zuidwestelijke Delta onmogelijk?
Hoe de natuur vorm geeft aan de delta
4
Hengeveldstraat 29
3572 KH Utrecht
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
030 2567 350
t.a.v. dhr. P. Meertens / mevr. J. van Dijk
[email protected]
Postbus 94370
www.nmu.nl
1090 GJ AMSTERDAM
Utrecht, 13 maart 2015
Kenmerk: 7/2015/MZ
Betreft: Ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021
Geachte heer Meertens en mevrouw Van Dijk,
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het ontwerp van het Waterbeheerplan 2016-2021. Landschap
Erfgoed Utrecht, de Milieufederatie Noord-Holland, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Natuur en Milieufederatie Utrecht maken graag van de gelegenheid gebruik om gezamenlijk hun zienswijze op het plan te geven.
1.
Algemeen
Om te beginnen geven we onze complimenten voor de goede samenwerking tussen de natuurbeheerders en het
waterschap, we zetten deze samenwerking in de toekomst vanzelfsprekend graag voort.
Wij waarderen de brede doelstelling die in het ontwerp Waterbeheerplan gehanteerd wordt: niet alleen waterbeheer, maar ook inzetten op verbetering natuur en recreatie en behoud van cultuurhistorie. Er is een goede aansluiting van de genoemde maatregelen in het waterbeheerplan en de zaken waaruit we vanuit natuurbeheer werken, bijvoorbeeld in het kader van Natura 2000 Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer.
De maatregelen voor de periode 2016 - 2021 zijn erg beknopt beschreven, daardoor is niet altijd helder wat hieronder valt. Zo vragen we bijvoorbeeld aandacht voor de evaluatie van maatregelen in gebied Demmerik binnen
de maatregel “volgen en sturen”, dit wordt niet genoemd. In het algemeen lijken dit echter de juiste maatregelen
en hebben we vertrouwen dat ook onderliggende maatregelen hieronder vallen. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer blijven graag betrokken bij de nadere uitwerking en uitvoering van deze maatregelen in onze terreinen.
De indicator dat in 2021 70% van de KRW-waterlichamen aan de randvoorwaarden voor een goede ecologische
toestand moet voldoen is ambitieus. Wij zien in het ontwerp Waterbeheerplan een discrepantie tussen het wensbeeld voor 2030 en de geformuleerde doelen. Het gaat bijvoorbeeld om formuleringen zoals op pagina 10, waar
staat dat geen van de wateren in kwaliteit achteruit mag gaan.
2.
Water en natuur
Natuurgebieden kunnen een rol vervullen bij waterveiligheid en waterkwaliteit. In het ontwerp Waterbeheerplan
wordt hier niet op ingegaan. Graag gaan wij met u in gesprek over de mogelijkheden in onze gebieden.
Het Deltaprogramma 2015 noemt een integrale aanpak en het actief zoeken naar meekoppelkansen met onder
andere natuurontwikkeling als één van de uitgangspunten voor de voorkeursstrategieën voor waterveiligheid en
samen voor een mooi en duurzaam Utrecht
2
zoetwatervoorziening. In een brief aan de Tweede Kamer (5 november 2014, "Meekoppeltoets bij waterprojecten") wijst Minister Schultz erop dat een vroegtijdige en proactieve verkenning naar meekoppelkansen zal
worden vastgelegd in de Omgevingswet. In afwachting daarvan zal zij deze aanpak invoeren bij alle maatregelen
en projecten waarbij haar ministerie en Rijkwaterstaat betrokken zijn. Ook zal zij er bij de waterschappen en provincies op aandringen hetzelfde te doen, zo stelt zij in de brief.
Daarom dringen wij er bij u op aan in het ontwerp Waterbeheerplan een expliciete paragraaf over "meekoppelen"
op te nemen en bij de maatregelen ook meekoppelverkenningen aan te kondigen. Zo’n verkenning kan het beste
worden uitgevoerd in samenwerking met waterschappen en regionale organisaties.
Ook vragen wij u om samen met ons actief op zoek te gaan naar projecten in het landelijk gebied die bijdragen
aan waterkwaliteit en het verhogen van de natuurwaarden. Urgente gebieden hiervoor zijn onder andere verdrogingsgevoelige gebieden (TOP, SUBTOP), bodemdalingsgevoelige gebieden in het veenweidegebied en de
gebieden binnen de Utrechtse Groene contour.
3.
Oostelijke Wateraanvoer Groene Hart
In het Deltaprogramma 2015 is afgesproken dat in verband met de klimaatverandering in de periode 2016-2021
wordt gewerkt aan een uitbreiding van de Kleinschalige Wateraanvoer (KWA) voor het Groene Hart. Voor de
periode ná 2021 staat een verdere uitbreiding naar 24 m³/s of meer in de planning (Deltaprogramma 2015, figuur 10 op pagina 68) of “eventueel een permanent oostelijke aanvoer” (POA). Ten behoeve van de zoetwateraanvoer in de periode na 2021 zal in de planperiode 2016-2021 een Joint Fact Finding plaatsvinden (Deltaprogramma 2015, paragraaf 4.3).
In het ontwerp Waterbeheerplan ontbreekt de capaciteitsopvoering van de KWA en de Joint Fact Finding KWA+ /
POA met ingang van 2016. Wij verzoeken u deze maatregelen ook op te nemen in het nieuwe Waterbeheerplan. .
4.
Bodemdaling veenweidegebied
Grote delen van het beheergebied van AGV bestaan uit veenbodems met (soms) dikke veenpakketten. Door de
voortgaande ontwatering en daarmee samenhangende klink en veenoxidatie zakken deze bodems elk jaar met
1 à 2 cm. Dit veroorzaakt broeikasgasemissie en stelt het waterschap elk jaar voor een grote, ook financiële,
opgave voor het handhaven van de drooglegging. Verder zorgt veenafbraak voor een slechte waterkwaliteit.
In het ontwerp Waterbeheerplan wordt de bodemdaling in het veenweidegebied als een gegeven beschouwd. Wij
missen ambities en maatregelen van het waterschap om de voortgaande bodemdaling te verminderen of zelfs te
stoppen. Ook als er geen sprake is van functiewijziging zou het waterschap bodemdaling moeten agenderen,
bijvoorbeeld door te participeren in innovaties om bodemdaling te stoppen of veengroei te bewerkstelligen.
De Gebiedscommissie Utrecht West werkt momenteel aan de Nadere Programmering Aanpak Veenweiden. Wij
roepen u op om de komende KRW-periode hier actief aan bij te dragen en dit ook op te nemen in het maatregelenpakket. Dat kan bijvoorbeeld door innovatieve pilots te ondersteunen en zelf onderzoek naar alternatieve teelten te initiëren. Wij denken graag met u en de agrarische sector mee over ideeën en pilots, bijvoorbeeld voor
randzones van natuurgebieden.
In Noord-Holland is het Innovatieprogramma Veen in de maak. Dit is met name gericht op het veengebied in
Laag-Holland en bevat twee belangrijke innovatie componenten: doorontwikkeling van onderwaterdrainage (gaat
samen voor een mooi en duurzaam Utrecht
3
over vertragen bodemdaling) en ontwikkeling van veelbelovende vormen van natte landbouw (gaat over stoppen
bodemdaling / bevorderen veengroei).
Verder willen wij u wijzen op de pilot Omhoog met het Veen van Landschap Noord-Holland (onderdeel van het
Innovatieprogramma Veen) die in Laag-Holland wordt gehouden.
5.
Meer natuurlijk peilverloop
Peilen van oppervlaktewater en ondiep grondwater fluctueren van nature met de seizoenen. Grosso modo met
een hoog peil in het winterhalfjaar, uitzakkend vanaf het voorjaar. De natuur in Nederland is hieraan aangepast.
Vooral sinds de mechanisatie van de landbouw is dit peilregime fors op zijn kop gezet. Daar gaan grote waterstaatskosten mee gemoeid, maar er ontstaat ook ecologische schade aan natuurgebieden die verdrogen of waar
te voedselrijk rivierwater wordt ingelaten.
Wij vragen uw aandacht voor het langer vasthouden van water, met in gedachten te trits "vasthouden, bergen,
afvoeren". Door het veranderend klimaat vragen de natuur, maar ook overige watergebruikers, in toenemende
mate om zuiniger om te gaan met de gebiedseigen neerslag. Hiervoor zullen met name de voorjaarspeilen moeten stijgen ten opzichte van wat nu gangbaar is. De ecologische doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en de
Vogel- en Habitatrichtlijn vragen hier ook om. Daarnaast kan het waterschap zo veel besparen op waterhuiskundige kosten. Daarom vragen wij om in het Waterbeheerplan aan te kondigen dat uw waterschap een visie voorbereidt over een transitie van "peil volgt functie" naar "functie volgt peil" en het lokaal bevorderen van natuurlijker
peilregimes.
6.
Natura 2000 / PAS
In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn voor veel Natura 2000 gebieden zogenaamde
gebiedsanalyses opgesteld, waarin aanvullende maatregelen zijn opgenomen om de gevolgen van de overbelasting door stikstof enigszins te compenseren. Los van de discussie en besluitvorming over de PAS, stellen wij voor
om in het Waterbeheerplan goed te omschrijven hoe de PAS-maatregelen in het maatregelenprogramma voor
2016 - 2021 worden ingebed. Ditzelfde geldt voor de maatregelen die worden opgenomen in de N2000 beheerplannen. Deze zijn voor het ecologisch functioneren en de kwaliteit van de natuurgebieden van groot belang,
maar nog niet vastgesteld. Op die manier ontstaat een meer integraal beeld van de te verwachten maatregelen.
7.
Temmen Brakke Kwel
In het hoofdstuk over Schoon Water staat een kader over het Temmen van Brakke Kwel. Na alle pogingen om tot
functiewijzigingen in de diepe polders te komen is dit een interessante kans. Wij blijven graag op de hoogte van
de vorderingen en nader onderzoek.
8.
Samenwerking landelijk gebied
Wij vinden het positief dat het waterschap gaat samenwerken met agrarische collectieven. De noodzaak hiervoor
wordt aangetoond door de ontoereikende of matige waterkwaliteit van het water in het landelijk gebied. Een goede samenwerking kan bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit van de kleine wateren en aan de biodiversiteit in het landelijk gebied.
9.
Microverontreinigingen
Nutriënten, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics en dergelijke vormen een bedreiging voor de waterkwaliteit. Het waterschap benoemt deze problematiek en wil er voor gaan zorgen dat deze stoffen geen belemmering zorgen voor hergebruik of lozing van het effluent.
samen voor een mooi en duurzaam Utrecht
4
Wij missen hier maatregelen die voorkomen dat de stoffen op voorhand in de waterketen terecht komen. Wij
vragen u om ook hiervoor maatregelen in het Waterbeheerplan op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door middel
van een bewustwordings- of voorlichtingscampagne, al dan niet samen met andere waterschappen. In zo’n campagne kunnen burgers en bedrijven gewezen worden op de effecten van bepaalde middelen of zwerfafval op de
waterkwaliteit.
De Milieufederatie Noord-Holland en de Natuur en Milieufederatie Utrecht denken graag actief met u mee bij het
opzetten en uitvoeren een publiekscampagne.
10. Klimaatadaptie
De maatregelen in het stedelijk gebied zijn gericht op knelpunten in de waterkwaliteit. Hierin ontbreken maatregelen gericht op de groenblauwe verbindingen in de stad. Dergelijke verbindingen dragen bij een aantrekkelijke
leefomgeving, maar ook aan een klimaatbestendige stad, doordat extreme buien beter opgevangen kunnen worden. Enkele Europese fondsen (o.a. Interreg, LIFE) staan meer dan voorheen in het teken van klimaatadaptatie
en bieden daarmee kansen voor (co) financiering van maatregelen.
11. Tot slot
Wij vertrouwen erop dat u bij de verdere procedure onze reactie in overweging wilt nemen. Uiteraard zijn we
graag bereid om een nadere toelichting te geven. Hiervoor kunt u contact opnemen met ondergetekenden of met
Max Zevenbergen van de NMU. De heer Zevenbergen is te bereiken op telefoonnummer 030 - 25 67 366 en via
e-mail op [email protected].
Met vriendelijke groet,
Namens de Natuur en Milieufederatie Utrecht
Mede namens Landschap Erfgoed Utrecht
Mede namens de Milieufederatie Noord-Holland
Mede namens Natuurmonumenten
Mede namens Staatbosbeheer
Ir. J.A.C. Hogenboom
directeur
samen voor een mooi en duurzaam Utrecht
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord
Vestiging Haarlem
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Dhr. P. Meertens en/of mevr. J. van Dijk
Postbus 94370
1090 GJ AMSTERDAM
E-mail: [email protected]
Telefoonnummer:
Faxnummer:
088 - 888 66 66
088 - 888 66 60
Datum:
12 maart 2015
Betreft:
Ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021
Referentie:
NH/ML/MvD/15.139
Geachte mevrouw Van Dijk en heer Meertens,
LTO Noord heeft, namens de inliggende afdelingen, met interesse kennisgenomen van het ontwerp
Waterbeheerplan 2016-2021 dat het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht ter inzage heeft gelegd.
LTO Noord zet zich middels Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) in om de waterkwaliteit te verbeteren en
efficiënter met het beschikbare zoete water om te gaan. LTO Noord wil graag, samen met AGV, werken aan het
DAW met activiteiten en de inzet van technieken en innovaties om hier in het werkgebied van AGV concreet
invulling aan te geven. LTO Noord heeft ook haar zienswijze gegeven op de Watervisie van de provincie NoordHolland. Deze zienswijze is als bijlage bijgesloten. Het ontwerp Waterbeheerplan 2016-2021 van AGV geeft
aanleiding tot de volgende zienswijze.
8. Waterveiligheid
Er wordt een keuze gemaakt om gebieden met grote groepen slachtoffers en grote economische schade extra te
beschermen. Dit houdt in dat dunbevolkte gebieden en gebieden met lagere economische waarde alleen een
basisbescherming krijgen. Daarnaast zal er een keuze gemaakt worden welke gebieden worden ‘opgeofferd’ ten
behoeve van deze hoger beschermde gebieden. LTO Noord wil benadrukken dat in overleg met de betreffende
overloopgebieden moet worden bepaald welke keuzes hierin worden gemaakt. Gebieden moeten hiervoor worden
aangewezen en ingericht en ondernemers en bewoners moeten worden gecompenseerd, in grond of financiële
middelen, voor het verhoogde risico en de geleden schade.
9. Voldoende water
De functie van een gebied is bepalend voor het waterbeheer. Provincie en gemeenten stellen de functies vast en
het waterbeheer wordt naar de functie vastgesteld en is hierop dus volgend. LTO Noord is van mening dat
agrarische gebieden volledig moeten worden gefaciliteerd om optimale productieomstandigheden voor de
agrarische sector te creëren. Het waterpeil moet hier op worden afgestemd (peil volgt functie). Wanneer
verschillende functies binnen een peilgebied liggen, bijvoorbeeld landbouw en natuur, dan moet het peilgebied
zodanig worden aangepast en meerdere peilvakken worden gecreëerd, zodat alle functies optimaal worden
gefaciliteerd. Bij de aanleg van natuur moet rekening worden gehouden met de mogelijkheden om gebiedseigen
water vast te houden en de mogelijkheden van aan- en afvoer van water naar dit gebied. De omliggende
agrarische gebieden mogen hier niet negatief door worden beïnvloed. De aanwezigheid van natuur in een peilvak
mag niet betekenen dat de landbouw met suboptimale omstandigheden wordt geconfronteerd.
LTO Noord - Fonteinlaan 5 - 2012 JG Haarlem - Postbus 240 - 8000 AE Zwolle
T 088 - 888 66 66 - F 088 - 888 66 60 - E [email protected] - I www.ltonoord.nl
Het hoofdkantoor is gevestigd in Zwolle - KvK 08 13 06 50
LTO Noord kan ermee instemmen dat ten behoeve van de functie afwijkende peilvakken worden gecreëerd, die
eventueel door de eigenaren zelf worden beheerd. Echter, er moet wel een vorm van evaluatie of controle op deze
eigen peilvakken worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de waterkwaliteit en -kwantiteit van de omliggende
gebieden met een andere functie niet in het geding komen. Een concreet voorbeeld hierin is de situatie met
betrekking tot de eigen peilvakken in en rondom natuurgebied Botshol.
9.3.2 Indicatoren
LTO Noord is van mening dat de indicator: “In 90% van de tijd bevinden de waterpeilen zich binnen de marges van
de peilbesluiten” moet worden aangescherpt. Wanneer het peil in slechts 90% van het jaar hoeft te voldoen aan
het peilbesluit, betekent dit dat het peilbesluit ruim 5 weken per jaar mag afwijken. De productieomstandigheden
van agrarische percelen worden zeer sterk beïnvloed door het waterpeil. Afwijking van het waterpeil moet dan ook
zo veel mogelijk worden beperkt en mag alleen voorkomen in geval van calamiteiten. LTO Noord is van mening dat
het percentage moet worden aangescherpt naar 98%, ofwel het peilbesluit mag 7 dagen per jaar afwijken van het
peilbesluit.
9.4.1 Doelen 2021
Aanvoer van zoet water via het Amsterdam-Rijnkanaal is essentieel voor de zoetwatervoorziening van AGV.
LTO Noord verzoekt AGV inzichtelijk te maken welke ontwikkelingen ten behoeve van de aanvoer van zoet water
worden verwacht in het hoofdwatersysteem en hoe dit de beschikbaarheid voor AGV kan beïnvloeden. Daarop
volgend verzoekt LTO Noord AGV inzichtelijk te maken welke maatregelen AGV wil nemen om de beschikbaarheid
van voldoende zoet water voor de agrarische sector te garanderen.
9.5 Bodemdaling
Bodemdaling kan worden verminderd door de aanleg van onderwaterdrainage. LTO Noord verzoekt AGV de
aanleg van onderwaterdrainage te stimuleren en te faciliteren, in personele capaciteit en financiële middelen, als
een van de maatregelen binnen het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
10. Schoon water
Nutriënten en meststoffen
LTO Noord wil benadrukken dat het voorkomen van nutriënten in het water niet alleen wordt veroorzaakt door
meststoffen uit de agrarische sector. Er komen nutriënten in waterlichamen voor veroorzaakt door bijv. bodemtype,
RZWI’s, overstorten, flora en fauna. Voor veel KRW-lichamen is het onbekend welke belasting van nutriënten
wordt veroorzaakt door de agrarische sector en welke belasting van nature of door andere bronnen in de wateren
voorkomt. Vooral in droogmakerijen en veenweidegebieden zijn hoge achtergrondbelastingen aanwezig die de
waterkwaliteit sterk beïnvloeden.
LTO Noord verzoekt AGV inzichtelijk te maken welke natuurlijke achtergrondbelasting in het water aanwezig is, die
niet of nauwelijks is te beïnvloeden. De doelen moeten aan deze achtergrondbelasting worden aangepast.
Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat de maatlatten zijn aangepast en LTO Noord vindt dit begrijpelijk.
Echter, LTO Noord is dan ook van mening dat ook een hoge achtergrondbelasting en historische verontreiniging in
de doelen verdisconteerd moeten worden. Vervolgens kan bepaald worden welke ingrepen in de agrarische sector
genomen kunnen worden om, haalbaar en betaalbaar, de uitspoeling van nutriënten naar het water te beperken.
Communicatie
Waterschappen en provincies hebben factsheets voor de verschillende KRW-waterlichamen opgesteld. LTO Noord
verzoekt AGV om deze factsheets in gebiedsbijeenkomsten te communiceren met de betreffende ingelanden.
Dit draagt bij aan de kennis van de knelpunten, aan het draagvlak voor de te nemen bekende maatregelen en
stimuleert innovatieve ideeën vanuit de sector om de gestelde doelen te behalen.
2
NH/ML/MvD/15.139
Daarnaast zou AGV de verbetering van de waterkwaliteit beter moeten communiceren en zich meer moeten
richten op de stoffen die te beïnvloeden zijn. LTO Noord verzoekt AGV bij de monitoring de ubiquitaire
(alomvoorkomende) stoffen buiten beschouwing te laten zodat blijkt of de chemische kwaliteit in de waterlichamen
goed is.
10.3 Doelen 2021
LTO Noord kan niet instemmen met het vaststellen van KRW-normen voor overige wateren. De EU KRW
rapportageverplichting heeft, naast grondwater, betrekking op de KRW waterlichamen van het hoofdwatersysteem.
Het detailwatersysteem zoals de kavelsloten behoren daar niet toe maar worden in de KRW aangeduid als overige
wateren. LTO heeft daarom In 2009 bepleit in de SGBP geen aanvullend beleid te maken en de maatregelen te
beperken tot de meren, rivieren en hoofdwatergangen. Inmiddels is duidelijk dat maatregelen voor het beheer van
de kavelsloten en het gebruik van de grond nodig zijn om de kwaliteit van het hoofdwatersysteem op orde te
krijgen. Het ministerie heeft nu met de waterbeheerders afgesproken dat er weliswaar geen rapportageverplichting
geldt en ook geen normen worden gesteld maar wel beleid wordt gemaakt voor de kavelsloten. Volgens LTO ligt
hierin een bedreiging en een kans. Het moet duidelijk zijn dat de gehaltes aan sterke wisselingen onderhevig zijn
door weersinvloeden en veranderd grondgebruik en een normstelling dus moet worden afgeraden, maar dat door
inrichtingsmaatregelen door boeren stappen kunnen worden gezet zonder dat het generieke mest- en milieubeleid
wordt aangescherpt.
10.5.6 Stuurfactoren
Samenwerking met de agrarische sector
De agrarische sector heeft zich in de afgelopen periode ingezet voor het verbeteren van de waterkwaliteit door
onder andere aanscherping van het mestbeleid. De sectoren hebben verder het Masterplan Mest en Mineralen, de
Kringloopwijzer en recent de gewasbeschermingsnota ‘Schoner, groener, beter’ opgesteld. Daarnaast werken de
Glastuinbouw, de Fruit- en Bollenteelt en de Boomkwekerij reeds intensief met waterschappen samen om de
emissies naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen. Ook is in Rijn-West de bestuursovereenkomst
‘Nutriënten veenweidegebied Rijn-West’ ondertekend, ook door LTO Noord en AGV, om gezamenlijk de
nutriëntenbelasting in veenweidegebieden te verlagen.
In de komende periode wil LTO Noord zich blijven inzetten om de waterkwaliteit te verbeteren. LTO Noord is
daarbij van mening dat het aanscherpen van generiek milieubeleid in de land- en tuinbouw niet kosteneffectief is,
maar dat overheden en agrarische sector zich gezamenlijk moeten inzetten voor gebiedsgericht maatwerk.
LTO Noord wil dit doen door middel van aanbod zoals geformuleerd in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.
Middels gebieds- en sectorgerichte projecten wil LTO Noord samen met AGV en overige partners eraan werken
om diffuse verontreinigingen verder terug te brengen. Op deze manier wil de sector komen tot maatregelen die
haalbaar en betaalbaar zijn, zoals vastgelegd in de KRW.
Om dit te faciliteren heeft het kabinet financiële middelen van het GLB ondergebracht in POP. Hieraan is de
voorwaarde verbonden dat ook waterbeheerders eenzelfde bedrag aan cofinanciering leveren en dat het geld ten
goede komt aan de agrarische sector. In diverse pilotprojecten zijn kansrijke maatregelen ontwikkeld die bijdragen
aan het verbeteren van de waterkwaliteit. LTO Noord verzoekt AGV daarom capaciteit en financiële middelen vrij
te maken om samen met LTO Noord te komen tot DAW-projecten om op grotere schaal deze kansrijke
maatregelen toe te passen die bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Maatregelen die nader
uitgewerkt moeten worden in AGV-gebied zijn: kringlooplandbouw, precisiebemesting, baggeren, beperken
erfafspoeling, onderwaterdrainage, etc. Daarbij zou moeten worden gewerkt volgens een instap- en
doorgroeimodel.
3
NH/ML/MvD/15.139
Inrichtingsmaatregelen
Natuurvriendelijke oevers is een van de inrichtingsmaatregelen die veelvuldig wordt toegepast om de waterkwaliteit
te verbeteren. LTO Noord verzoekt AGV hiervoor geen gronden aan te kopen en uit productie te nemen, maar
ondernemers/grondeigenaren te faciliteren om deze natuurvriendelijke oevers op eigen grond aan te leggen en
deze via een reële vergoeding als groenblauwe dienst zelf te beheren. Dit is kosteneffectiever dan aankoop en
beheer door het waterschap. Daarnaast kan in DAW-gebiedsprocessen flankerend beleid worden ontwikkeld en
vastgelegd.
14. Uitvoering en financiële consequenties
14.2.3 Doelstelling tariefverloop
LTO Noord kan niet instemmen met een jaarlijkse tariefstijging van 4,5% van de watersysteemheffing exclusief
inflatie. Over een periode van 6 jaar betekent dit een aanzienlijke tariefstijging die wat ons betreft niet eenzijdig bij
woning- en grondeigenaren en bedrijfsleven kan worden neergelegd. LTO Noord is van mening dat in deze
economisch slechtere tijden spaarzaam moet worden omgegaan met financiële middelen en dat doelstellingen die
AGV zichzelf stelt daarop moeten worden aangepast. Effectief kostenbeheer of kostenreductie zou een van de
doelstellingen in het waterbeheerplan moeten zijn om lasten voor de ingezetenen te beperken. Uitgangspunt hierbij
moet zijn dat de tarieven over de komende periode gelijk blijven en alleen voor inflatie worden gecorrigeerd.
Daarnaast constateert LTO Noord dat in het werkgebied van AGV relatief veel gronden aan de landbouw zijn
onttrokken en naar natuur zijn omgezet. Het aandeel natuur in het werkgebied is groot ten opzichte van het areaal
ongebouwd. Aangezien natuur maar zeer beperkt bijdraagt via de watersysteemheffing, stijgen de lasten voor
ongebouwd onevenredig sterk. Dit terwijl er ook voor natuurterreinen veel inspanning geleverd moet worden om
het watersysteem ten behoeve van de natuurfunctie op orde te brengen en te houden. LTO Noord is van mening
dat daarom ook natuurterreinen een evenredig deel van de waterlasten moeten gaan dragen. In nader onderzoek
moet worden vastgesteld welk tarief per hectare hiervoor moet worden gehanteerd.
Wij zijn graag bereid deze brief mondeling toe te lichten.
Hoogachtend,
S.J. Schenk
Algemeen voorzitter LTO Noord
R.A. Kip
Algemeen secretaris LTO Noord
Contactpersoon: M. Lenssinck-Braker, E [email protected] - M 06 - 139 136 57
Bijlage: Zienswijze Watervisie provincie Noord-Holland
4
NH/ML/MvD/15.139
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord
Vestiging Haarlem
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Directie Beleid /Sector Water
Dhr. R. Sabée
Postbus 3007
2001 DA HAARLEM
Per e-mail: [email protected]
Telefoonnummer:
Faxnummer:
088 - 888 66 66
088 - 888 66 60
Datum:
Betreft:
Ontwerp Watervisie 2021
12 februari 2015
Referentie:
NH/ML/MvD/15.085
Geachte heer Sabée,
LTO Noord heeft, namens het Provinciaal Bestuur Noord-Holland, met interesse kennisgenomen van de Ontwerp
Watervisie 2021. LTO Noord wil de provincie Noord-Holland bedanken voor de geboden mogelijkheid om op de
conceptversie van het ontwerp te mogen reageren. De Ontwerp Watervisie 2021 geeft voor LTO Noord aanleiding
tot de volgende zienswijze.
1. Visie Buiten de Oevers
Hoewel de tekst met betrekking tot de zoetwaterproblematiek is aangepast, wil LTO Noord benadrukken dat ook
Texel en andere diepere droogmakerijen naast de Haarlemmermeer, zoals de Schermer en de Wieringermeer,
problemen ondervinden met voldoende toevoer van zoetwater en verzilting. LTO Noord verzoekt de provincie
Noord-Holland ook in deze gebieden mogelijkheden te bieden om toekomstbestendige oplossingen voor de
zoetwaterproblematiek te vinden.
3. Thema Veiligheid: meerlaagse veiligheid
Er wordt een keuze gemaakt om gebieden met grote groepen slachtoffers en grote economische schade extra te
beschermen. Dit houdt in dat dunbevolkte gebieden en gebieden met lagere economische waarde alleen een
basisbescherming krijgen. Daarnaast zal er een keuze gemaakt worden welke gebieden worden ‘opgeofferd’ ten
behoeve van deze hoger beschermde gebieden. LTO Noord wil benadrukken dat in overleg met de betreffende
overloopgebieden moet worden bepaald welke keuzes hierin worden gemaakt, dat gebieden hiervoor moeten
worden aangewezen en dat ondernemers en bewoners moeten worden gecompenseerd voor het verhoogde risico
en geleden schade.
3.6 Veilige dijken en duinen
LTO Noord wil benadrukken dat dijkverzwaring en daarbij behorende meekoppelkansen en/of natuurcompensatie
altijd ten koste gaat van agrarisch productiegebied. Natuurcompensatie moet worden uitgevoerd conform de
‘Beleidsregel Natuurcompensatie’ van de provincie Noord-Holland. Daarin is vastgelegd dat natuurcompensatie bij
voorkeur moet worden ingezet voor de realisatie van de EHS.
LTO Noord - Fonteinlaan 5 - 2012 JG Haarlem - Postbus 240 - 8000 AE Zwolle
T 088 - 888 66 66 - F 088 - 888 66 60 - E [email protected] - I www.ltonoord.nl
Het hoofdkantoor is gevestigd in Zwolle - KvK 08 13 06 50
Aanleg van nieuwe natuur door natuurcompensatie heeft daarnaast uitstraling op het omliggende agrarisch
productiegebied. LTO Noord verzoekt de schaduwwerking van ontwikkelingen aan de dijk en daaraan gekoppelde
ontwikkelingen voor de landbouw te voorkomen of zo veel mogelijk te vermijden. Waar dat niet mogelijk is, moeten
de omliggende bedrijven worden gecompenseerd. Daarom is het van belang dat de gevolgen voor de landbouw
van deze trajecten in kaart worden gebracht.
Daarnaast zijn er ook voor de landbouw meekoppelkansen, zoals dijk- en natuurbeheer door agrariërs, alternatieve
landbouwroutes over dijken, etc. LTO Noord verzoekt de provincie bij dergelijke trajecten de agrarische sector te
betrekken om kansen te benutten en negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen.
Hoofdstuk 4
4.1 Landelijke context
LTO Noord verzoekt in de watervisie de landelijke context van zoetwatervoorziening nadrukkelijker op te nemen,
die van invloed is op de zoetwatervoorziening van Noord-Holland. Een belangrijke afweging daarbij is het
openhouden of afsluiten van de Nieuwe Waterweg, wat gevolgen heeft voor de hoeveelheid zoet water die via de
IJssel in het IJsselmeer stroomt. Daarnaast spelen nog de plannen van het Rotterdams Havenbedrijf om de
Nieuwe Waterweg verder te verdiepen. Dit zal grote invloed hebben op de zoetwatervoorziening in WestNederland.
Daarom verzoekt LTO Noord de provincie Noord-Holland deze discussie is de watervisie op te nemen en hier een
standpunt over in te nemen die recht doet aan het belang van voldoende zoet water voor de provincie NoordHolland. Daarnaast verzoekt LTO Noord de provincie Noord-Holland in de visie op te nemen dat de KWA
(Kleinschalige Wateraanvoer) essentieel is voor het tegengaan van de interne verzilting van de Haarlemmermeer
en daarom van groot belang is voor de agrarische sector in deze droogmakerij.
LTO Noord verzoekt naast het benoemen van de zoetwatervoorziening in de Haarlemmermeer en de Kop van
Noord-Holland, ook de zoetwatervoorziening van andere droogmakerijen zoals de Schermer en Wieringermeer te
benoemen en ook de zoetwatervoorziening van het eiland Texel, wat een zeer specifieke situatie betreft.
De agrarische sector zet zich middels het ‘Deltaplan Agrarisch Waterbeheer’ in om de waterkwaliteit te verbeteren.
LTO Noord wil benadrukken dat de agrarische sector hier meer resultaten kan boeken wanneer zij daarin wordt
gefaciliteerd met inzet en middelen door de provincie Noord-Holland en de Noord-Hollandse hoogheemraadschappen. LTO Noord verzoekt de provincie hiervoor capaciteit en financiële middelen vrij te maken en er bij de
hoogheemraadschappen op aan te dringen dat zij hetzelfde doen.
4.5 Zoetwatervoorziening
LTO Noord kan niet instemmen met de zinsnede: “door verzilting te accepteren”. LTO Noord accepteert geen
actieve of passieve verzilting van landbouwgebieden. LTO Noord zet zich in om middels innovatie deze gebieden
zelfvoorzienend te maken zodat de zoetwatervraag wordt verlaagd of het gebied zelfvoorzienend wordt voor haar
zoetwatervoorziening. Dit doet zij door innovatieve projecten als ‘Spaarwater’, zelfvoorzienende zoetwaterberging,
etc. en met initiatieven als ‘Inlaat op Maat’ en Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden om met slim doorspoelen het schaarse zoete water te besparen.
Speciale aandacht verdient de zoetwatervoorziening van de bollenconcentratiegebieden in Noord-Holland.
Permanente bollenteelt mag in een beperkt gebied van Noord-Holland plaatsvinden. Deze gebieden moeten dan
ook volledig voor de bollenteelt worden ingericht, inclusief de zoetwatervoorziening. Bollen zijn zeer gevoelig voor
zout water, zeker als zout water wordt gebruikt voor beregening van bollenpercelen. De sector zal zeer grote
economische verliezen leiden wanneer de zoetwatervoorziening van deze gebieden te wensen over laat.
LTO Noord verzoekt dan ook de zoetwatervoorziening van deze gebieden zeker te stellen.
2
INITIAAL.2015.0393
Verzilting van natuurgebieden kan alleen plaatsvinden wanneer omliggende agrarische gebieden hierdoor niet
worden beïnvloed. Wanneer dit niet kan worden gegarandeerd moet worden overgegaan tot functiewijziging met
volledige compensatie van de betrokken bedrijven en bewoners.
LTO Noord is van mening dat het voorbarig is om Schoonwatervallei hier te noemen als voorbeeldproject. Naast
provincie, Landschap Noord-Holland en waterschap is de inzet van meerdere partijen, waaronder de landbouw,
nodig om het project te laten slagen. Deze partijen hebben zich nog niet aan het project gecommitteerd.
4.6 Wateroverlast
LTO Noord verzoekt de provincie Noord-Holland en de waterschappen duidelijk inzichtelijk te maken voor welke
polders/droogmakerijen/(deel)gebieden de wateropgave niet tegen aanvaardbare kosten kan worden opgelost en
waar dus afwijkende gebiedsnormen moeten worden opgesteld. LTO Noord wordt graag, als belangenbehartiger
van de agrarische sector, betrokken bij het ontwikkelen van afwijkende gebiedsnormen voor de landelijke
gebieden.
Daarnaast is LTO Noord van mening dat het watersysteem moet worden afgestemd op de verwachte klimaatverandering, waarin grote clusterbuien kunnen voorkomen waarbij in korte tijd grote hoeveelheden neerslag in
kleine gebieden kunnen vallen. Afgelopen zomer hebben diverse gebieden (Heemskerk, Assendelft) ervaren wat
de gevolgen zijn van deze buien en de overlast en schade die de beperkte capaciteit en bestaande knelpunten van
het watersysteem dan veroorzaken. LTO Noord dringt erop aan dat bij ontwikkelingen zoals grootschalige
woningbouw, (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen etc., maar ook binnen bestaande gebieden, de bergingscapaciteit binnen het eigen gebied wordt gerealiseerd, zodat geen afwenteling van wateroverlast plaatsvindt op het
landelijk gebied.
4.7 Veengebied en bodemdaling
LTO Noord wil hierbij een tekstvoorstel doen om de tekst van deze paragraaf te herformuleren zodat deze meer
recht doet aan de bestaande situatie in veenweidegebieden.
Diverse gebieden in Noord-Holland zijn veengebieden (kaart 13). In deze gebieden zijn, naast woonkernen en
infrastructuur, landbouw en natuur- en recreatiegebieden aanwezig. Veengrond is een volledig organische bodem,
bestaande uit gehumificeerd plantmateriaal in een natte omgeving. Door drooglegging van de veenbodem en door
de aanwezigheid van vegetatie op deze bodem vindt verdamping plaats. Veengrond is voor water slecht
doordringbaar waardoor aanvoer van water om deze afvoer te compenseren beperkt is. Grondwaterstand en
oppervlaktewaterstand kunnen daardoor beperkt de waterverzadiging in de bodem beïnvloeden. Er ontstaat een
droge bovenlaag waarin het veen afbreekt (verteert). Bodemafbraak kan daarom niet voorkomen worden als
ervoor gekozen wordt om een bepaalde drooglegging, ten behoeve van natuur, bewoning of economische
activiteiten, in veengebieden te handhaven.
Veengebieden staan bekend om hun waardevolle landschap, met grasland, water, smalle polderwegen met
knotbomen en natuurgebieden. We hechten sterk aan dit landschap en willen dit behouden. Daarvoor is een
drooglegging noodzakelijk en daarmee accepteren we een zekere bodemdaling. In bepaalde natuurgebieden
streven we veenbehoud en -aangroei na, waardoor deze gebieden uiterlijk veranderen en de toegankelijkheid
wordt beperkt. In drooggelegde gebieden moet de focus liggen op (technische) innovaties om de bodemdaling
zoveel mogelijk te beperken terwijl we een zekere drooglegging nodig hebben voor de functies die daar
plaatsvinden.
3
INITIAAL.2015.0393
De melkveehouderij speelt een belangrijke rol in het ontstaan van deze gebieden en het huidige voorkomen en is
een van de economische motoren. De melkveehouderij heeft behoefte aan voldoende drooglegging en daarmee
draagkracht om vee te weiden en gras te verbouwen. Een dynamisch peilbeheer met een laag winterpeil (ca.
50 cm beneden maaiveld) is noodzakelijk om de bodemontwikkeling in het voorjaar te bespoedigen, zodat er vroeg
in het jaar een dichte grasmat ontstaat die verdamping uit de bodem tegengaat. Een vroege ontwikkeling zorgt er
verder voor dat de beschikbare nutriënten uit de bodem door het gewas worden benut wat voorkomt dat deze
uitspoelen. In de zomer, wanneer de verdamping hoog is, moet zo veel mogelijk water in het gebied
geconserveerd blijven, zonder dat de draagkracht van het grasland aangetast wordt. Met innovaties, zoals
onderwaterdrainage, peilgestuurde drainage en andere technieken moet gezocht worden naar een werkbaar
evenwicht tussen gebruiksmogelijkheden van de bodem en beperking van de bodemdaling.
Daar waar geen voor de landbouw werkbaar peil kan worden gerealiseerd, fysiek of alleen tegen zeer hoge,
onaanvaardbare kosten, moeten functies worden herschikt, waarbij de landbouw volledig moet worden
gecompenseerd voor het verlies aan productiemogelijkheden. Gebieden worden niet actief of passief vernat
alvorens er met de betrokkenen overeenstemming is bereikt. LTO Noord stimuleert en draagt zelf bij aan
innovaties binnen de melkveehouderij in veenweidegebieden en andere vormen van landbouw die economisch
kunnen concurreren met de melkveehouderij, middels het Veenweide Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld. De markt
zal bepalend zijn voor welke vormen van landbouw rendabel in veenweidegebieden ontwikkeld kunnen worden,
naast de melkveehouderij.
Wanneer de huidige tekst gehandhaafd blijft, verzoekt LTO Noord om de regel “deze afbraak wordt veroorzaakt
door het lage waterpeil dat voor de landbouw (melkveehouderij) moet worden aangehouden” te verwijderen, omdat
niet alleen het lage waterpeil voor de landbouw, maar ook het lage waterpeil ten behoeve van bewoning,
begaanbaarheid en natuur en recreatiegebieden ervoor zorgen dat de bodem daalt. LTO Noord is van mening dat
de tekst nu alleen aangeeft dat dit wordt veroorzaakt door de landbouw, terwijl meerdere functies hiervoor
verantwoordelijk zijn. Daarnaast is LTO Noord van mening dat de zin: “Omdat er sprake is van een traag proces en
de kosten in een aantal gevallen niet direct worden doorberekend, wordt het probleem van veenafbraak en
bodemdaling niet altijd en overal als urgent ervaren” een zeer suggestieve en negatieve lading heeft. De keuze van
drooglegging is een maatschappelijke keuze, die dan ook door de maatschappij gedragen moet worden. Er kan
geen sprake zijn van ‘doorberekening’ aan enkel deze veengebieden.
Daar waar geen voor de landbouw werkbaar peil kan worden gerealiseerd, fysiek of alleen tegen zeer hoge,
onaanvaardbare kosten, moeten functies worden herschikt, waarbij de landbouw volledig moet worden
gecompenseerd voor het verlies aan productiemogelijkheden. Gebieden moeten niet actief of passief vernat
worden alvorens er met de betrokkenen overeenstemming is bereikt.
In de watervisie worden de veengebieden in twee categorieën onderverdeeld, namelijk:
1. Gebieden met een veendikte van meer dan een meter, met een redelijke of goede landbouwfunctie. Hier wordt
onderwaterdrainage gestimuleerd.
2. Gebieden met een marginale landbouwfunctie en een veendikte van meer dan 2,5 meter. Hier staat
veenbehoud voorop en worden eventueel delen passief vernat en/of onderbemalingen opgeheven.
LTO Noord kan niet instemmen met het definiëren van deze gebieden, omdat niet de dikte van het veenpakket,
maar het waterpeil bepalend is voor de functie van het gebied. LTO Noord verzoekt inzichtelijk te maken hoe deze
gebiedsindeling tot stand is gekomen en welke gebieden in categorie 1 en 2 worden ingedeeld. LTO Noord is van
mening dat deze onderverdeling altijd in overleg met de betrokken gebiedspartijen moet worden genomen.
LTO Noord wordt graag betrokken bij de nadere uitwerking van deze plannen.
4
INITIAAL.2015.0393
Wij zijn graag bereid onze zienswijze mondeling toe te lichten.
Hoogachtend,
S.J. Schenk
Algemeen voorzitter LTO Noord
R.A. Kip
Algemeen secretaris LTO Noord
Contactpersoon: M. Lenssinck-Braker, E [email protected] - M 06 - 139 136 57
5
INITIAAL.2015.0393