Klaswerkplan leefgroep 3a

Download Report

Transcript Klaswerkplan leefgroep 3a

Welkom
In leefgroep 3 van
Freinetschool
De Speelplaneet in Gijzegem
Inhoudstafel
1. Wie was Célestin Freinet?
2. Freinettechnieken
2.1 Praatronde
2.2 Onderzoek/Project
2.3 Klasraad/parlement
2.4 Vrije tekst
2.5 Hoekenwerk en ateliers
2.6 Het idee van de week
3. Reis je wijs
4. Rekenonderwijs
5. Lees- en schrijfonderwijs
6. Afspraken in de klas
Klaswerkplan leefgroep 3
1
1. Wie was Celestin Freinet
Célestin Freinet (1896-1966) is één van de weinige pedagogische vernieuwers die zelf
een onderwijzer was. Vanuit zijn eigen klaspraktijk inspireerde hij tussen de twee
wereldoorlogen een hervormingsbeweging in het Franse onderwijssysteem.
In 1920 begeleidt hij meer dan 40 kinderen in het dorpsschooltje van Bar-sur-Loup dat
bestond uit twee klasjes. De apathie van de kinderen en de wereldvreemdheid van
de gebruikte handboeken brengen hem ertoe de traditionele paden te verlaten.
Hij gaat met de kinderen op zoek naar de
wereld rondom het kind, de wereld van het
dorp. Terug in de klas schrijven de kinderen
hun ervaringen op. Hij gebruikt de drukpers
om teksten te vermenigvuldigen. Hij start
een correspondentie met een Bretoense
collega waardoor een ruimere wereld voor
de kinderen opengaat.
Later komt hij in contact met andere
pedagogische vernieuwers zoals Montessori, Petersen en Ferrière. Hoewel
gefascineerd door de doelstellingen en projecten van hun "'Nieuwe Schoolbeweging'
zet hij zich al vlug af tegen wat hij "laboratoriumvernieuwers" noemt. Als onderwijzer,
dagelijks geconfronteerd met de realiteit van het volksonderwijs, is hij ervan overtuigd
dat onderwijsvernieuwing uit de realiteit moet ontstaan.
Zijn maatschappelijke ideeën evolueren later in de richting van een intensief
samenwerken tussen leerkrachten en het oprichten van coöperatieven.
Tijdens de tweede wereldoorlog is hij actief in het verzet. Na de oorlog moet alles
opnieuw opgebouwd worden. Niets is overgebleven van de onderwijscoöperatieve.
In een mum van tijd sluiten twintigduizend leerkrachten zich aan bij zijn beweging en
is de tijd ook rijp voor een internationale Freinetbeweging.
F. Ory, een andere Franse onderwijzer, verruimde Freinet zijn ideeën. Hij legde nog
meer nadruk op de klasdynamiek en het sociale aspect in de klas. Later zou dit de
naam institutionele pedagogiek krijgen.
Klaswerkplan leefgroep 3
2
2. Freinettechnieken
2.1 Rondes
“Leren is niet opnemen wat anderen bedacht hebben, je leert pas
echt als je al handelend experimenteel kunt zoeken en ontdekken
en daar met anderen over kunt communiceren. De leraar bepaalt
niet eenzijdig wat er gebeurt, maar de groep en de leraar plannen
in democratisch/ coöperatief overleg het werk”
Wat
Alle kinderen zitten samen in de kring.
Kan aan bod komen:
 Er is mogelijkheid om te vertellen wat hen bezighoudt.
 Verschillende soorten boeken: weetboeken, prentenboeken,
leesboeken, sprookjesboeken, pop-upboeken,
gedichtenbundels, atlas, …
De kinderen leren informatie opzoeken, reproduceren,
beoordelen en creatief benaderen.
 Natuur: ze mogen informatie of materiaal meebrengen
 Nieuws: bespreken van een krantenknipsel, iets wat net thuis of
in de omgeving gebeurd is, een artikel uit een tijdschrift dat met
de actualiteit te maken heeft, …
 Muziek: Luisteren naar een stukje muziek, een liedje zingen, een
instrument bespelen, een toneeltje opvoeren, een kunstwerkje
laten zien, …
 Iemand feliciteren voor een bepaalde inzet of resultaat
 Nieuwe ideeën aanbrengen
 Mopje
Waarom
Op deze manier heeft de begeleider een idee wat er leeft bij de
kinderen, hoe ze zich voelen, … Onderwerpen uit de praatronde
kunnen een eerste stap zijn naar een onderzoek of naar een
activiteit in het hoekenwerk.
 We leren verschillende soorten boeken kennen en we proberen
zoveel mogelijk de kinderen de zin en het plezier van het lezen
bij te brengen.
 De kinderen leren hun gevoelens verwoorden in termen van
interesse, opwinding, verveling, vrees of amusement, geven een
oordeel over de realiteit of fantasie van een tekst, geven uiting
aan sympathie of antipathie tegenover personages en situaties
in de tekst en leren creatief reageren n.a.v. de tekst: verbaal,
beeldend, muzikaal en/of dramatisch.
 Bewust worden van de aanwezigheid of de eigenschappen van
de ons omringende dingen, natuurverschijnselen, …

Klaswerkplan leefgroep 3
3




De actualiteitswereld is ook onze wereld. We willen dat
begrijpen en er een mening over formuleren.
Over een bepaald onderwerp kunnen verschillende meningen
zijn en het kan best interessant zijn om deze eens naast elkaar te
plaatsen.
Het is belangrijk dat elk kind voor zijn mening durft opkomen en
die ook a.h.v. enkele voorbeelden kan staven.
De kinderen vinden het heel leuk om muzisch bezig te zijn. Het is
heel belangrijk dat ze op een creatieve manier leren om
bepaalde zaken te verwerken. Wanneer de lopende
onderzoekjes daar niet altijd onmiddellijk aanleiding toe geven,
hebben de kinderen hier voldoende ruimte voor.
Wie
Alle kinderen van de klas, samen met de begeleider
Wanneer
Alle dagen van de week
Waar
In de kring
Hoe
1. De ronde verloopt steeds volgens hetzelfde stramien:
- wie heeft het rondeboek geschreven?
- wie wil er een tekst voorlezen?
- wie heeft er iets te laten zien?
- wie heeft er (nog) iets te regelen?
2. Er dienen een aantal gespreksregels gerespecteerd te worden, nl:
- je kan het woord vragen door je hand op te steken. Soms moet je
wel even kunnen wachten tot je aan de beurt bent
- je krijgt het woord
- je luistert aandachtig naar wat er gezegd wordt
- je kan vragen stellen
- je lacht nooit met uitspraken van iemand
3. Alles wat gezegd wordt, wordt genoteerd in ons boek, want alles
wat gezegd wordt, is belangrijk.
4. Aan het einde wordt er een synthese van de onderwerpen
gemaakt: wat was belangrijk, wat moeten we onthouden?
Dit alles wordt bijgehouden in het dagboek door de secretaris.
Sommige kinderen kunnen ook aan mindmapping doen (ze maken
een grafische en/of schriftelijke weergave van wat een kind te
vertellen heeft en zorgen ervoor dat ze structuur brengen in de
weergave).
5. Omdat de tijd beperkt is, wordt ook strikt bijgehouden wie het
woord al gehad heeft.
6. Afsluiten: er wordt overlopen of we iets geleerd hebben, wat
we kunnen/moeten onthouden, wat we goed/niet goed
vonden, …
Klaswerkplan leefgroep 3
4
2.2 Onderzoek en project
“De klas is in vol bedrijf: ordelijk, grondig, met een
vanzelfsprekende toewijding, concentratie, en, ondanks dit
complexe geheel, discipline op basis van belangstelling en zinvol
werk.”
Wat
Een onderwerp:
- dat vanuit de belangstelling van een kind of een groepje kinderen
start (interesses, fantasieën, probleemstellingen), zodat ze geboeid zijn
om meer te weten
- waarbinnen verschillende leerdoelen kunnen geoefend/bereikt
worden
- komt aan bod tijdens de praatronde bij het vertellen van een
gebeurtenis, het lezen van een nieuwsje, het voorstellen van iets, het
zingen van een lied, het voordragen van een gedicht, …
- deze vraag wordt door de geïnteresseerde kinderen onderzocht en
neergetekend in een verslag
Waarom
Door de aanpak van onderzoekjes krijgen kinderen de kans zich op
verschillende terreinen te ontplooien, onderwijs is immers meer dan
enkel cognitief leren.
Leren over dingen waarin je spontaan in geïnteresseerd bent, is heel
boeiend en wat je dan leert, is en blijft ook meer verworven.
Bovendien is het natuurlijk en functioneel leren over datgene wat je
boeit, één van de invarianten van Freinet. Er is een motivatie van
binnenuit waardoor de kinderen er echt zin in hebben.
Wie
- één of meerderen kinderen, afhankelijk van de interesse en het
aanbod
- soms kan het zijn dat de kinderen allemaal geïnteresseerd zijn of dat
het bespreken van een onderzoek aanleiding geeft tot het stellen van
meerdere vragen waardoor de hele klas geboeid is, op dat moment
ontstaat er een project waar we allen samen aan de slag gaan. We
werken dan aan hetzelfde item maar binnen dit project kunnen
kinderen verschillende activiteiten doen.
- de leerkracht is begeleider. Ze reikt materialen aan, zorgt voor de
ordening en de samenhang zodat de kinderen het noorden niet
verliezen. Door het stellen van gerichte vragen of het aanreiken van
bepaalde materialen, kan de leerkracht de kinderen stimuleren
inhoudelijk steeds dieper te gaan en hun grenzen te verleggen.
Wanneer
In het weekschema worden momenten voorzien wanneer kinderen
tijd hebben voor onderzoek. Dat is meestal in de namiddag of tijdens
werktijdmomenten. De resultaten worden in leerkringen of
afsluitrondes besproken.
Klaswerkplan leefgroep 3
5
De duur van het onderzoek is afhankelijk van de vraag, de inhoud, de
mogelijke uitstappen die eraan gekoppeld worden, de keuze van
verwerking/voorstelling, …
Resultaten van onderzoekjes vinden jullie meestal terug in de
klaskrant.
Wanneer er een project ontstaat, werken we tijdens de eerder
genoemde momenten daarrond. Meestal wordt er dan in groepjes
gewerkt en houdt elk groepje zich met iets anders bezig.
De duur van het project is, net zoals bij het onderzoek, afhankelijk van
het aantal vragen, de inhoud, activiteiten die we allemaal plannen,
de keuze van verwerking, …
Waar
Dit is sterk afhankelijk van de inhoud van het onderzoek of het
lopende project. Een onderzoek/project kan zijn oorsprong vinden in
de klas tijdens een ronde maar ook bij een uitstap, een wandeling in
de schoolomgeving, op het terrein van de school zelf, …
Er kan een deskundige uitleg komen geven in de klas maar wij kunnen
ook ter plekke gaan.
Tijdens het project kunnen verschillende uitstappen gedaan worden.
Om informatie te verzamelen kunnen we naar de bib gaan en
kunnen kinderen materiaal van thuis meebrengen.
Alle verzamelde info wordt voorgesteld in de kring. Daar worden ook
verdere afspraken gemaakt m.b.t. de verwerking.
Hoe
1. In de ronde wordt iets voorgesteld, verteld, een vrije tekst
voorgelezen, gezongen, gedanst, … Kinderen zijn geboeid en
stellen vragen of er wordt iets gezegd waar niet iedereen
akkoord mee is. Enkele kinderen willen daar wat meer over
weten. De vraag wordt opnieuw geformuleerd, opgeschreven
op het onderzoeksblad en enkele vrijwilligers stellen zich
kandidaat om aan dit onderzoek te werken.
2. Op weg naar de oplossing = op weg naar leren. De kinderen
denken na hoe ze een oplossing op hun vraag kunnen vinden. Als
eerste oplossing wordt vaak meteen aan ‘het opzoeken op de
computer’ gedacht maar door met hen de vraag verder uit te
pluizen, komen ze vaak snel tot de conclusie dat er zeker ook
andere mogelijkheden zijn, vb. we gaan naar het boekenbeest,
we vragen het in een andere leefgroep, we gaan op onderzoek in
de buurt, we nemen de opdracht mee naar huis, …
3. De kinderen plannen wanneer ze gaan proberen om de vraag
op te lossen. Dat kan tijdens de werktijd maar wanneer het
groepje uit jongsten en oudsten bestaat, gebeurt dit tijdens
coaching- of ateliermomenten. De bedoeling is om steeds zo
snel mogelijk na het stellen van de vraag aan de slag te
kunnen gaan.
4. Tussentijdse evaluaties houden we tijdens de
de rondes. Kinderen vertellen hoe ver ze met hun opzoekwerk
staan. Is het antwoord gekend, dan wordt het onderzoek
Klaswerkplan leefgroep 3
6
afgesloten en wordt er besproken op welke manier we dat
verwerken. Zijn er problemen, zitten de kinderen vast, weten ze
al iets maar nog niet alles, denken ze dat het onderzoek over
een andere boeg moet gegooid worden, willen ze een uitstap
doen om meer te weten te komen, dan is de ronde de ideale
plek om hun ervaringen te delen met de klasgenootjes.
Andere kinderen geven dan tips of vullen aan wat ze al
weten, zodanig dat het groepje weer aan de slag kan.
5. In de loop van de zoektocht, worden zoveel mogelijk
ervaringen vastgelegd. De antwoorden worden genoteerd
en, indien mogelijk, geïllustreerd.
Het resultaat van onze onderzoeken wordt uitvoerig besproken
in de kring en zal steeds in de klaskrant staan. Regelmatig
houden we een quiz om te kijken of iedereen op de hoogte is
van de antwoorden op de vragen.
Tijdens verschillende onderzoeken komen meerdere
leerinhouden uit verschillende domeinen aan bod, vb. uit het
domein wereldoriëntatie maar ook uit muzische vorming, taal,
rekenen, sociale vaardigheden, ...
Wanneer er rond een bepaald item heel veel interessante vragen
ontstaan, kan er beslist worden om over te gaan tot een project. De
hele klas zal dan gedurende een bepaalde periode werken aan
éénzelfde onderwerp.
De eerste week is een sprokkelweek waarbij we zoveel mogelijk
info gaan verzamelen. Deze ideetjes, informatie, activiteiten
kunnen zowel van boeken, de computer, info van buren,
grootouders, … komen.
Omdat kinderen in hun leerproces hulp nodig hebben van anderen
vb: ouders, grootouders, familie, … is het nodig om de kinderen hierbij
te helpen.
Alle boeken en documentatie i.v.m. het project krijgen een
voorkeursbehandeling.
Om onze zoektocht boeiend te houden en de betrokkenheid groot,
moeten we concrete, realistische dingen hebben om te bekijken,
beleven, doen, organiseren we uitstappen, …
Dit alles plaatsen we op het planningsbord. Op het einde van de
week worden dan de projectvragen opgesteld en evt. activiteiten
gepland.
Moeten er observaties en opvolgingen gedaan worden, dan worden
de afspraken hier en nu vastgelegd. Vb: wie werkt er met wie samen,
hoe zullen we noteren, hoe bevragen, wie begeleidt een eenvoudige
knutselactiviteit, welk spel wordt door wie gespeeld, wie zoekt wat
waar op, ...
De intensiteit, planning en de betrokkenheid bepalen de duur van het
project.
Bij aanvang of gedurende het werk, wordt bepaald onder welke
vorm we de gevonden informatie gaan doorgeven. Dat kan een
krant zijn, maar ook een projectvoorstelling, een stukje op het forum,
een boek, een stripverhaal, een lied, een gedicht, een toneelstuk, …
Klaswerkplan leefgroep 3
7
2.3 Klasraad / Parlement
Wat
Een groepsgeprek waarin volgens een vaste structuur de klaswerking
geëvalueerd wordt.
Waarom
Dit organiseren we om de klasorganisatie en de relaties onderling
tussen de kinderen, tussen de kinderen en de begeleider of tussen de
kinderen en kinderen van een andere leefgroep te bespreken.
Belangrijke punten hierbij zijn:
1. je eigen werk en inzet kritisch bekijken
2. je eigen mening over situaties formuleren
3. de goede en minder goede ervaringen verwoorden
4. het waarom van negatieve ervaringen onder ogen kunnen
zien zodat we samen een oplossing kunnen zoeken
5. iemand feliciteren voor een bepaalde inzet of resultaat
6. nieuwe ideeën aanbrengen
7. evalueren en bijsturen van de klaswerking
8. knelpunten bespreken die de hele klas aangaan
9. afspraken opvolgen
10. punten bepalen voor het parlement
Wie
Alle kinderen en de begeleider
Wanneer
Elke vrijdag om 11.35u. tot de middag.
Dit gebeurt gelijktijdig in alle leefgroepen om eventuele
klasoverschrijdende problemen te kunnen bespreken met de
betrokkenen.
Waar
In de kring
Hoe
De klasraad verloopt steeds in een vast stramien:
1. De kinderen kunnen pluimen geven aan elkaar voor wat de
afgelopen week goed was. Pluimen kunnen om allerlei
redenen gegeven worden, vb. iemand heeft zijn klastaak goed
gedaan, iemand heeft zich voor iets enorm ingezet, iemand
bracht veel materiaal mee, iemand heeft een ander kind
geholpen, …
Per punt wordt de mening van de kinderen gevraagd. Er wordt
overlegd en het besluit wordt duidelijk geformuleerd.
2. Nadat de pluimen uitgedeeld zijn, bespreken we zaken die
voor verbetering vatbaar zijn. Bij persoonlijke problemen wordt
eerst uitleg aan de betrokkenen gevraagd, nadien kan de
groep zijn mening, voorstel of raad formuleren. Indien er
iemand uit een andere leefgroep bij betrokken is, wordt deze
erbij gehaald om tot een verantwoorde oplossing te komen.
Alle afspraken worden genoteerd in het dagboek en
opgevolgd bij een volgende klasraad.
Klaswerkplan leefgroep 3
8
3. De klastaken worden geëvalueerd en indien er nog voldoende
tijd is, krijgen de kinderen hun nieuwe klastaak voor de
volgende week.
Indien een klastaak niet goed uitgevoerd werd, zal dat kind de
week nadien zijn taak nog eens opnieuw moeten doen (dit
geldt echter niet onmiddellijk – de kinderen moeten eerst goed
leren wat hun taak exact inhoudt en wat er van hen verwacht
wordt)
4. De gespreksregels moeten gerespecteerd worden.
5. In het begin van het schooljaar is de leerkracht de voorzitter,
geleidelijk aan mag een kind van de klas deze taak
overnemen.
6. Indien er zaken aan bod komen die de hele school
aanbelangen, worden deze naar het parlement gebracht.
Twee kinderen (een oudste en een jongste)
vertegenwoordigen de klas. In leefgroep 3 kiezen we elke
maand twee nieuwe vertegenwoordigers voor het parlement.
Punten die op het parlement aan bod komen, worden op de
klasraad besproken. Er wordt gestemd en het resultaat van de
stemming komt terug op het parlement. Dan wordt daar een
besluit genomen.
Het parlement gaat telkens door op woensdag, het laatste
halfuurtje voor de middag. Trui zal dit jaar de begeleiding op
zich nemen.
Klaswerkplan leefgroep 3
9
2.4 Vrije tekst
Wat
Onder vrije tekst verstaan we alle schrijfsels die een kind maakt. Vanaf
het moment dat het kind iets op papier zet, wil het zich schriftelijk
uiten. Via het maken van vrije teksten stimuleren we kinderen om dat
te doen.
De vrije teksten vormen vaak het verdere verloop van de klaswerking,
vb. het starten van een onderzoek, het maken van een toneelstuk,
het zingen van een lied, de start van het leesonderwijs bij de jongsten
en het spellingsonderwijs bij de oudsten.
Waarom
Onderkennen van het belang van schrijven: je kan je tot een bepaald
publiek richten of met een bepaalde bedoeling schrijven.
Ervaren dat geschreven boodschappen expressiemiddelen zijn die
niet tijd- of plaatsgebonden is.
Bereid zijn om te reflecteren op het eigen schrijven en tot het
verzorgen van het handschrift, de lay-out en de spelling.
Wanneer
Kinderen werken aan hun vrije teksten tijdens IZW, hoekenwerk of
atelier. Ze kiezen vrij hun momenten. Af en toe worden er momenten
tijdens het Individueel Zelfstandig Werk voorzien.
Meer schrijven = meer variatie (J. Tans), dus hoe meer ze het doen,
hoe vaardiger ze er gaan in worden.
Wie
Alle kinderen van de klas.
Elk kind bepaalt wel wanneer hij/zij aan zijn tekst werkt.
Waar
In de vrije tekstenschrift in de schrijfhoek of drukhoek voor het schrijven
of drukken van een tekst.
In de creahoek voor de illustratie.
Hoe
Volgende stappen:
a) schrijven van teksten uit hun leefwereld
b) voorlezen en kiezen: teksten laten lezen in praatronde. Op die
manier kan je er de nodige tijd aan besteden en verder werk
errond organiseren. Teksten krijgen dan een rijke plek in je
onderwijs. Dat verhoogt het plezier om nog meer te schrijven.
Één van de teksten wordt gekozen om uitgebreid met elkaar te
bekijken en te bespreken op inhoud en vorm. De begeleider of
de groep kiest. Daarvoor zijn er verschillende motieven:
tekstopbouw, grammatica of spelling; een onderwerp is mooi
beschreven of je wil een bepaalde leerling aan bod laten
komen. Een tekst wordt enkel besproken als de schrijver het
goed vindt.
c) bespreken van een tekst: iedereen mag vragen stellen over de
tekst. Bij de jongsten begint de begeleider meestal. Ze leren
elkaar systematisch vragen te stellen, rekening houdend met
de schrijver. Hij wordt geholpen zijn ervaringen nog beter te
formuleren, nog beter op te schrijven. Zo kunnen vaste
schrijfpatronen doorbroken worden. Soms is er bij de
bespreking van een tekst een bep. structuur, soms niet:
Klaswerkplan leefgroep 3
10
inhoudelijke vragen – wie snapt er iets niet
klopt de tekst met wat je wilde vertellen
zin voor zin doornemen (zinsbouw, woordkeuze, spelling,
interpunctie) tot slot hele resultaat nog eens lezen en bekijken
Bij de bespreking en (evt) veranderingen in de tekst is het wel
de bedoeling dat de oorspronkelijkheid bewaard blijft. De
schrijver heeft bij het maken van keuzes altijd het laatste
woord.
Bij deze vorm van tekstbespreking ontwikkelen de kdn een
houding van (zelf)respect en (zelf)kritiek.
d) hoe kan je teksten presenteren: VT is een onderdeel van een
andere manier van leren schrijven en lezen. Het is:
- mailen en schrijven met correspondentieklas
- prentenboek/verhalenbundel maken
- klaskrant samenstellen
- gedicht maken
- affiche ontwerpen
- verslagen schrijven
- mooie voorpagina ontwerpen
- passende illustratie maken met drukdoos
-…
e) zorgen voor afwisseling in woorden en zinnen
f) taalwerk nav een (besproken) tekst
g) illustratie en tekst vullen elkaar aan
h) begeleiden en registreren
Eindversie van een tekst wordt vermenigvuldigd
- geprint mee naar huis
- gemaild naar familie, kennissen, correspondenten
- afgedrukt in klaskrant/weblog
- gebruikt voor samenstelling van jaarboek
- in dagboek geplakt
- als tekst van de week opgehangen
- in albums met mooi werk bewaard
- ophangen op speciaal prikbord in en buiten lokaal
- geïllustreerd met tekeningen voorzien van geluid
- gebruikt voor een boekje
-
In leefgroep 3 gebeurt dit op verschillende manieren. Aanvankelijk
tekenen de jongsten van de groep hun verhaal, de begeleider schrijft
het verhaal erbij. Woorden die ze reeds kunnen lezen, worden bij de
tekst gedrukt of met kleefletters geplakt. Afhankelijk van wat de
kinderen kunnen, kan de tekst helemaal of gedeeltelijk gedrukt
worden.
De oudsten van de groep schrijven eerst over dingen die hen
bezighouden, die ze hebben ervaren en die ze willen vastleggen.
De kladtekst wordt verbeterd, het kind schrijft de tekst net over.
Nadien wordt de tekst van een passende illustratie voorzien.
Afgewerkte teksten worden in de kring voorgesteld. Het kind leest zijn
tekst (of laat hem voorlezen) en toont zijn illustratie.
Klaswerkplan leefgroep 3
11
2.5 Hoekenwerk en ateliers
Wat
In deze werkvorm leren kinderen zelfstandig kiezen wat ze gedurende
een stukje tijd gaan doen. Het element werken verwijst naar de
zinvolheid van de taak die men zichzelf oplegt en meteen ook naar
de eis dat men die taak ook leert afwerken.
Tijdens het hoekenwerk werkt ieder kind alleen op eigen ritme of in
kleine groepjes aan wat het zelf gekozen heeft.
De activiteiten kunnen gelinkt zijn aan het project of kunnen
klasoverschrijdend gebeuren.
Ateliers zijn activiteiten die door ouders, grootouders, oudste kinderen
van de school, begeleiders, … georganiseerd worden. Ateliers zijn
klasoverschrijdend.
Waarom
Stimuleren van zelfstandig kiezen
Leren om binnen een bepaalde tijdsperiode iets af te werken
De beschikbare tijd nuttig leren opvullen
Klasoverschrijdend werken
Kennismaken met de buurt van de school in het kader van een brede
school
Wanneer
Ateliers kunnen elk laatste dagdeel (start na namiddagspeeltijd)
georganiseerd worden, behalve op vrijdag wanneer het forum is.
Eén keer per maand is er een hele woensdagvoormiddag atelier. De
data zijn:
17/9/14
15/10/14
19/11/14
17/12/14
21/1/15
25/2/15
25/3/15
29/4/15
27/5/15
maandag 29/6/15
Wie
De begeleider, kinderen van de school, ouders, grootouders, oma’s,
opa’s, tantes, nonkels, deskundigen, …
Waar
In de klas, in de villa, op het domein van de school, in de buurt van
de school…
Hoe
1. De verschillende hoeken in de klas zijn open en de begeleider
geeft bij aanvang een overzicht van wat er allemaal gedaan
kan worden.
Op voorhand kunnen de kinderen zich inschrijven voor een
atelier op het prikbord in de gang van Jupiter.
2. Een kind kiest voor een bepaalde hoek en werkt af waar het
aan begonnen is.
Het kind dat voor een bepaald atelier ingeschreven is, gaat
Klaswerkplan leefgroep 3
12
naar de afgesproken plaats en neemt het eventueel
gevraagde materiaal mee.
3. De kinderen vertellen in de kring wat ze gedaan hebben.
Voor de ateliers op woensdag, zal er telkens in het reclamepaneel
aangeduid worden op welke woensdag het atelier doorgaat en wat
het aanbod zal zijn.
De papieren om in te schrijven zullen ook in de gang van Jupiter aan
het bord hangen.
Klaswerkplan leefgroep 3
13
2.6 Het idee van de week
Wat
Omdat je kind in een methodeschool zit, is de betrokkenheid van
de ouders bewuster en daardoor ook groter.
Daarom hebben we geopteerd om een “idee van de week” te
lanceren.
Dit houdt in dat je kind 1 à 2 keer per jaar een activiteit aan zijn
medeleerlingen geeft, m.a.w. even de rol van begeleider op zich
neemt.
Waarom
We doen dit om de interesse van je kind aan te wakkeren,
om je kind binnen een klein, vertrouwd groepje zich te leren
uitdrukken en om kinderen die iets stiller zijn, ook de kans te geven
hun ding naar voor te brengen.
Kinderen ervaren het ook als heel fijn om van elkaar iets te kunnen
leren. Ze zijn steeds laaiend enthousiast!
Wanneer
2 keer per jaar (er zal een lijst met data meegegeven worden)
Je kleuter Het is echt niet de bedoeling dat je als ouder in de klas aanwezig
bent, wat bij een atelier wel het geval kan zijn.
Waar
In een hoek in de klas die ervoor is geschikt. Het kan ook buiten of
op verplaatsing (indien haalbaar).
Hoe en wat
-Je kind kan in de klas, als het zijn/haar beurt is een activiteit naar
keuze geven.
Dit kan zijn: een liedje, een versje aanleren, een knutselactiviteit,
een nieuw spelletje, iets lekkers maken, een diertje voorstellen en
verzorgen,… Alles wat leuk en leerzaam is.
-Het is de bedoeling dat jij als ouder deze activiteit grondig met je
kind voorbereidt.
D.w.z. als jullie een liedje willen aanleren, dat je met je kind het
lied al verschillende keren hebt gezongen, zodat hij/zij zich zeker
voelt in de klas en dat je de tekst en eventueel het lied op cd
meegeeft met je kind naar de klas. Ook kunnen jullie samen leuke
tekeningen bij het lied maken, zodat deze nog als geheugensteun
kunnen dienen, ...
-Als je een kook of crea-activiteit geeft, kan je een stappenplan
uittekenen: wat hebben we nodig, hoe gaan we te werk, hoe ziet
het resultaat eruit? Dit alles kan je eenvoudig neertekenen en het
geeft je kind ook nog een houvast om haar/zijn activiteit aan
zijn/haar medeleerlingen uit te leggen.
Klaswerkplan leefgroep 3
14
3. Werkplan
Wat
Een werkvorm waarbij de klas in meerdere groepen verdeeld wordt.
Afwisselend krijgt een groep instructie of werken ze aan het werkplan.
Een werkplan is een combinatie van de wekelijkse agenda en een
planningsdocument. De kinderen duiden op hun werkplan aan met
een schuine streep wanneer ze aan een opdracht begonnen zijn.
Wanneer de opdracht klaar is, maken ze van de schuine streep een
kruis.
Waarom
De betrokkenheid van de kinderen is zeer groot. Zij mogen zelf
beslissen wat ze wanneer in de verschillende hoeken doen.
We verkrijgen verschillende vormen van differentiatie, zowel in de
werktijd, de hoeken als tijdens de instructie.
In de hoeken wordt er vaak met twee of meer gewerkt, het sociale
aspect is belangrijk: ze steken veel van elkaar op, ze discussiëren over
problemen, overleggen, helpen elkaar, …
De kinderen leren zelfstandig werken.
Tijdens de instructiemomenten heeft de begeleider nu de
mogelijkheid om kinderen individueel of in kleine groepjes te
begeleiden. Eerst en vooral worden de taakjes nagekeken en worden
de kinderen die even niet verder kunnen of iets niet begrijpen,
begeleid. Op deze manier kunnen we nog meer onmiddellijke
feedback geven.
Elke voormiddag organiseren we een stille werktijd. Dit bouwen we
geleidelijk aan op. De kinderen nemen hun werk en gaan naar hun
plaats. Gedurende een afgesproken tijd, wordt er in volledige stilte
gewerkt. De begeleider gaat bij elk kind langs en begeleidt waar
nodig.
Wanneer
Elke dag na de ronde en tot zolang er geen lessen zijn die vast in het
lessenrooster staan, bijvb. godsdienst/zedenleer, LO, …
Wie
Alle kinderen van de klas, verdeeld in groepjes
Waar
Overal in de klas
Hoe
De klas wordt verdeeld in 2 of meer groepen, dat kan een verdeling
zijn op basis van jongsten en de oudsten maar dat kan eveneens uit
de groep van de jongsten of de oudsten enkele kinderen zijn. De
kinderen komen bij begeleider voor een instructie, de andere
kinderen werken aan hun werktijd. Kinderen die de aan te leren
materie tijdens de instructie reeds onder de knie hebben, kunnen
andere kinderen helpen tijdens de werktijd, werken zelf verder aan
hun werktijd, werken in een hoekje of krijgen uitbreidingsoefeningen.
Een instructie kan een taal-, reken- of schrijfles zijn maar eveneens het
aanleren van een bepaalde techniek in de creahoek of een
projectlesje.
Klaswerkplan leefgroep 3
15
Na verloop van tijd krijgen de oudsten in hun vakje alle taken voor
een week. Ze plannen via het werkplan zelf wanneer ze wat doen.
Vakjes die reeds grijs gekleurd zijn, zijn moettaken. Voorlopig krijgen
alle kinderen nog hun werk per dag.
Op maandag starten we na de praatronde met de planning van de
week.
De begeleider vertelt welke verschillende activiteiten er zijn
gedurende de week. Dit kan de volgende dagen nog wijzigen,
afhankelijk van de onderwerpen die in de kring aan bod komen. De
verschillende keuzemogelijkheden worden op het witte bord naast
het smartboard visueel duidelijk gemaakt. Bij de start vertellen
kinderen wat ze willen gaan doen. Het kan ook zijn dat kinderen aan
een andere opdracht willen werken. Het kind bespreekt dan samen
met de begeleider wat hij/zij precies in dat hoekje zal doen. Wanneer
het een zinvolle taak is, wordt dit uiteraard toegestaan.
Er wordt gevraagd om steeds alles netjes achter te laten zodanig dat
de andere kinderen onmiddellijk kunnen beginnen.
Regelmatig worden er leerkringen, verzamelkringen en afsluitrondes
gehouden. Kinderen kunnen dan vertellen wat ze gedaan hebben,
ze kunnen iets voorstellen of een probleem aankaarten. Samen
zoeken we naar mogelijke oplossingen, beoordelen we kritisch maar
rechtvaardig de verschillende werken en geven we tips waar nodig.
Klaswerkplan leefgroep 3
16
4. Rekenonderwijs
Invariant n° 13
Les acquisitions ne se font pas comme l'on croit parfois, par l'étude
des règles et des lois, mais par l'expérience. Etudier d'abord ces
règles et ces lois, en français, en art, en mathématiques, en
sciences, c'est placer la charrue devant les boeufs.
Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring,
waarneming en onderzoek. Zoniet verworden ze tot waardeloze
formules.
Het “doen” (het werken) gaat voor op de regels. Taal, wiskunde of
wetenschappen leer je niet door eerst de regels te leren en die
dan toe te passen. Dit is de kar voor het paard spannen.
De regel, de wet komt er als conclusie van een uitgebreide reeks
ervaringen, spontane waarnemingen of bewuste onderzoeken.
In het rekenonderwijs proberen we zoveel mogelijk gebruik te maken van levend
rekenen. Je leert immers goed rekenen als je dat doet vanuit een zinvol en
functioneel kader. Vanuit die gedachte vertrekken we.
Onder levend rekenen verstaan we het verkennen en oplossen van rekenkundige
problemen die afkomstig zijn uit de werkelijkheid, de leefwereld van de kinderen. Zo
leren de kinderen op een natuurlijke wijze met de wereld omgaan en krijgen ze een
gevoel voor het rekenkundig denken en waarnemen (vb. schatten en meten van
hun bed).
We proberen eveneens tijd vrij te maken voor wiskundige creaties. Kinderen
ontdekken a.h.v. een tekening die ze maken wiskundige elementen, vb. het
ontdekken van figuren, een structuur binnen getallen, … Op deze manier kunnen we
ook wiskundige stellingen ontdekken.
Vaak maken we gebruik van coöperatieve werkvormen. Op zo’n momenten krijgen
kleine groepjes kinderen één of meerdere opdracht(en) op te lossen. De groep is
zodanig samengesteld dat overleg en samenwerken noodzakelijk is om tot een
oplossing te komen. De resultaten worden achteraf in een terugkomkring besproken.
Op een heel actieve manier leren kinderen zelf verschillende doelen te bereiken. Er
wordt niet enkel aandacht geschonken aan het eindresultaat. Het proces dat de
groep doorlopen heeft, is minstens even belangrijk. De groepjes blijven vaak gelijk
gedurende verschillende momenten.
Klaswerkplan leefgroep 3
17
Bij het aanvankelijk rekenen is het nodig om een aantal onderdelen aan te brengen.
De kinderen hebben eerst een basis nodig om zich te oriënteren in de wereld van de
getallen. We proberen deze basis op een zo natuurlijk mogelijke manier aan te
bieden en maken gebruik van concrete situaties. We vertrekken vanuit een verhaal
en probleem en zoeken een oplossing. Het oplossen van problemen is geen
eindpunt maar een start.
De jongste kinderen leren dit jaar optellen en aftrekken t.e.m. 99. We volgen hierbij
de theorie van Aerts en Deckers. In hun boek ‘Rekendidactiek voor de lagere
school’ worden de verschillende stappen in het rekenonderwijs duidelijk uitgelegd.
We starten met aanvankelijk rekenen. De hoofdbrok daarbij is het leren maken van
verzamelingen, begrippen zoals één minder/één meer hanteren en zo overgaan
naar het opbouwen van de getallenrij. We werken heel veel met concreet materiaal
waarbij de kinderen steeds exact verwoorden wat ze zien of gaan doen en
schakelen dan pas over naar manipuleerbaar-schematisch materiaal. Wanneer de
kinderen voldoende zicht hebben op de getallenrij, worden de getallen tot 9
gesplitst en maken we + en – sommen. Puntoefeningen komen hier eveneens aan
bod.
Eénmaal de sommen geautomatiseerd zijn, komen we in de fase van het voortgezet
rekenen, nl. rekenen met tweecijferige getallen.
Nieuw daarbij is dat de jongsten dit jaar ook zullen rekenen tot en met 99 Het betreft
hier + en – sommen tot 99 zonder brug.
De aanbreng van tweecijferige getallen gebeurt in vijf stappen:
1. aanleren van getalnaam tien
2. groeperen per tien
3. schematische voorstelling d.m.v. rode en blauwe kaartjes en verwoorden
van de handeling
4. noteren van tweecijferige getallen
5. lezen van tweecijferige getallen
Nadien gaan we verschillende getallen vergelijken (zoals bij het aanvankelijk
rekenen) om uiteindelijk ook te gaan optellen en aftrekken.
De oudsten van de klas leren dit schooljaar:
- noteren van lange sommen (+ en -)
- rekenverhaaltjes met x en :
- de maaltafels. A.h.v. getallenlabo’s in de rekenhoek zullen ze er in slagen zelf
maaltafels te vinden. Wanneer we van een bepaald getal alle maaltafels
(van 1 tot 10) gezien hebben, krijgt jullie kind de kaartjes mee in een doosje.
Net als met de splitshuisjes, is het bij de maaltafels ook noodzakelijk deze
dagelijks in te oefenen.
De opvolging van het rekenen gebeurt a.h.v. de leerplandoelen.
Klaswerkplan leefgroep 3
18
5. Lees- en schrijfonderwijs
Invariant n°11
La voie normale de l'acquisition n'est nullement l'observation,
l'explication et la démonstration, processus essentiel de l'Ecole,
mais le Tâtonnement expérimental, démarche naturelle et
universelle.
Het experimenteel aftasten en zoeken is de natuurlijke en
universele weg tot het verwerven van nieuwe kennis, kunde en
waarden.
Steeds meer (en dan vooral buiten de school) vraagt men naar
een hechte cultuur die verstandige en efficiënt werkende en
lerende volwassenen vormt. Onze visie op leren als een activiteit
van zelf aftastend experimenteren (tâtonnement experimental)
ligt aan de basis van een pedagogie die mensen vormt tot
creatieve werkers, tot kritische wetenschappers en tot individuen
die de waarde van het samen en voor elkaar werken echt
beleven.
Er wordt via natuurlijk leren lezen gewerkt.
Heel het lokaal wordt gevuld met eigen taal!
1. Aanvankelijk leesonderwijs
De gekozen woorden vinden allemaal een aanknopingspunt in de leefwereld van
de kinderen. Aanknopingspunt is een vrije tekst door één van de kinderen
geschreven. Indien er geen tekst voorhanden is, zorgt de leerkracht zelf voor een
passende tekst die een weerslag is van wat er in de ronde leeft.
De tekst wordt globaal aangeboden. We proberen de inhoud van de tekst te
achterhalen. We zoeken woorden die we reeds kennen uit andere teksten, letters uit
onze naam, … Wanneer we verschillende letters gevonden hebben, zoeken we het
woord. Stilletjes aan krijgen letters en woorden betekenis. We kunnen de tekst van de
week lezen!
Uit elke tekst halen we een grondwoord dat we gaan analyseren. Het is de
bedoeling dat de kinderen het grondwoord globaal herkennen, zowel auditief als
Klaswerkplan leefgroep 3
19
visueel. Ze leren het grondwoord discrimineren uit een woordenreeks en leren
gebruik maken van het letterdoosje.
Het grondwoord wordt ontrafeld, er wordt met de afzonderlijke letters geoefend. De
kinderen plakken ze weer aan elkaar en vormen zo weer het aangeleerde woord
(auditief en visueel). Ze leren de verschillende letters herkennen (auditief en visueel).
Wanneer er meerdere letters gekend zijn, maken we woordenrijtjes. Aan het
oorspronkelijke woord wordt één letter veranderd. Er wordt voor de andere woorden
uiteraard gebruik gemaakt van de reeds gekende letters. De kinderen leren de
veranderende letter discrimineren.
Vervolgens zoeken we rijmwoorden op het grondwoord.
Er ontstaan nieuwe woorden met de reeds gekende letters en de nieuw
aangeleerde letters. Alle woorden worden gehakt en geplakt en we leggen ze met
de letterdoos.
De nieuwe en gekende woordjes worden dagelijks ingeoefend, zowel auditief als
visueel. Van de kinderen wordt ook verwacht dat ze thuis regelmatig oefenen zodat
ze vertrouwd raken met de letters.
De letters van de aangeboden grondwoorden moeten prima gekend zijn om
optimaal met een nieuw grondwoord te kunnen werken.
2. Aanvankelijk schrijfonderwijs
We maken bij de start van het schrijfonderwijs een duidelijk verschil tussen de
leesletters (script) en de schrijfletters (krulletters). Elk grondwoord wordt aangebracht
in script om te lezen en in krulletters om te schrijven. De kinderen schrijven de
grondwoorden op een werkblaadje. We schrijven met een vulpotlood met een zo
fijn mogelijke punt, dit om fijnmotorisch zo fijn mogelijk te werken. Eenmaal een letter
of een woord voldoende ingeoefend met begeleiding zodat we zeker zijn dat de
letter juist gevormd wordt, oefenen de kinderen de letters en/of woorden ook tijdens
de werktijd.
Wanneer de kinderen er zich klaar voor voelen, schrijven ze zelf een aantal woorden
bij de vrije teksten. Deze woorden worden zinnen, de zinnen worden teksten, …
Aan het einde van het eerste leerjaar kunnen de kinderen al heel wat schrijven.
Sommigen schrijven zelfs al hele verhalen.
3. Voortgezet leesonderwijs
De leerlingen gebruiken datgene wat het vorig schooljaar aangeleerd werd om
steeds sneller en beter te lezen.
Tweemaal per week wordt er niveaulezen georganiseerd. Er worden groepjes
samengesteld waarin kinderen met ongeveer een gelijk leesniveau zitten. De
leerlingen lezen onder begeleiding van een ouder of de begeleider. De klasboekjes
Klaswerkplan leefgroep 3
20
worden op een duidelijke manier in de leeshoek gezet zodat de kinderen zelfstandig
een boekje kunnen nemen.
Regelmatig nemen we AVI-testen af om te controleren of de leerlingen wel op het
juiste niveau lezen.
Geleidelijk aan proberen de oudsten zoveel mogelijk de vrije teksten van elkaar te
lezen in de leeshoek. Ook artikels uit de krant of een tijdschrift of projectgebonden
teksten kunnen in de leeshoek aan bod komen.
4. Voortgezet schrijfonderwijs
In het tweede leerjaar beginnen we te schaven aan de geschreven taal.
Spellingsregels worden aangebracht, hoofdletters en leestekens verfijnen de tekst en
woordenschat wordt verrijkt (we zoeken synoniemen voor veelgebruikte woorden,
nieuwe woorden, …). Hiervoor gebruiken we de methode ‘Tijd voor taal’. Wanneer in
de verzamelkring of in een vrije tekst een spellingsprobleem de kop opsteekt, wordt
tijdens een instructie de spellingsregel aangeleerd. Nadien oefenen we de
spellingsregel in (Tijd voor Taal) en volgen er nog toepassingen in de werktijd.
In de klas heeft elk kind een spellingsmap. Daarin zitten verschillende blaadjes met
woordpakketten die ontstaan zijn uit het bespreken van een bepaalde
spellingsregel. Deze map gaat mee naar de volgende leefgroep. Op die manier
hebben de leerkrachten in leefgroep 4 een idee welke woorden de kinderen reeds
kunnen schrijven.
De bedoeling uiteindelijk is dat de kinderen de spellingsregel gaan automatiseren en
bijgevolg hun vrije tekst zonder fouten gaan schrijven. Indien een bepaalde
spellingsregel nog niet helemaal onder de knie is, schrijft de begeleider deze op de
spellingcontrolekaart. Dit is een persoonlijke kaart die zich in de schrijfhoek bevindt.
Na het schrijven van de vrije tekst, raadpleegt het kind de controlekaart om
eventuele spellingfouten te verbeteren. Pas dan laat het kind de tekst door de
begeleider nalezen.
De geschreven tekst is nu niet meer het eindpunt maar een begin. De kinderen
moeten hun eigen tekst gaan beoordelen, verbeteren, verfijnen, verrijken, …
Klaswerkplan leefgroep 3
21
6. Afspraken in de klas
1. Gelieve steeds op tijd te komen naar de klas. De ronde start om 8.45u. en
het kan echt storend zijn wanneer je kind te laat komt. Je kind kan ook al
heel wat nuttige informatie gemist hebben.
2. De kinderen zijn welkom in de klas om 8.30u. Ze maken dan hun boekentas
leeg en leggen hun vandaagmap op hun tafel. Het werkplan zit steeds
bovenaan in het plastieken mapje. Wanneer de begeleider het werkplan
nagekeken heeft, legt het kind het werkplan op de daarvoor bestemde
plaats.
3. Het dagboek ligt steeds ter inzage in de klas.
4. Op woensdag en vrijdag is er niveaulezen. De
kinderen lezen in groepjes onder begeleiding van een ouder. Ouders die
het lezen begeleiden, worden gevraagd tijdig aanwezig te zijn en om
8.45u. het lezen te starten.
5. De vandaagmap is een zeer belangrijk instrument. De kinderen stoppen
hierin elke dag in de mate van het mogelijke hun werkblaadjes. Zo kunnen
de ouders thuis volgen wat hun kind gedaan heeft. Het is de bedoeling dat
het werk, de schriften, mappen, de letterdoos, … steeds terug meekomen
naar school. Indien dit thuis blijft liggen, belemmert dat de werking in de
klas.
Brieven voor de ouders moeten uit de vandaagmap genomen worden en
komen niet meer terug naar school (tenzij er iets moet ingevuld worden
natuurlijk ).
6. Wanneer je kind een ronde wil voorbereiden of materiaal meebrengt voor
het project, is het aan te raden dit samen met je kind op voorhand eens
door te nemen en bij de tekst enkele kernwoorden te noteren of eventueel
wat tekeningen te maken. Het is in leefgroep 3 heel moeilijk om een
getypte tekst voor te stellen. De kinderen voelen zich onzeker en de
klasgenootjes hebben het moeilijk om aandachtig te blijven.
7. Op vrijdag zit het volledig werkplan steeds in de vandaagmap. Het is de
bedoeling dat die thuis in het weekend afgewerkt wordt.
Systematisch wordt er geen huiswerk gegeven. Zoals eerder vermeld
vragen wij wel om elke dag eens met het letterdoosje te werken of het
leesmapje door te nemen, de splitshuisjes of de maaltafels te oefenen.
Indien we merken dat een kind op een bepaald vlak wat extra inoefening
thuis kan gebruiken, introduceren we, na overleg met de ouders, …’s
knappe kwartiertje. Elke dag wordt er dan thuis wat geoefend.
8. Verjaardagen worden in de klas gevierd. Wij maken iets klaar, organiseren
een uitstap, bouwen een feestje in de klas, … De kinderen geven
voorstellen en er wordt gestemd. Het is niet de bedoeling om cadeautjes
mee te brengen. Wanneer er beslist wordt om iets klaar te maken, kan er
eventueel wel gevraagd worden om enkele ingrediënten mee te
Klaswerkplan leefgroep 3
22
brengen.
9. De herfst staat voor de deur, een ideale periode om pantoffels mee te
geven naar de klas. Deze worden op het rek aan de deur gezet.
10. Gelieve jassen, sjaals, mutsen, wanten, brooddoos, koekendoos, … te
naamtekenen.
11. Als tussendoortje graag droge koeken, zeker geen koeken met
chocolade aan de buitenkant van de koek.
Je kan ons helpen de afvalberg te verkleinen door koekjes in een
herbruikbaar doosje te stoppen.
Wij houden het graag gezond en snoepen niet op school.
12. Op woensdag is het fruitdag en brengen we een stuk fruit mee.
13. De kinderen die tijdens de middag boterhammen blijven eten, kunnen in
de klas water, spuitwater, melk, appelsap of sinaasappelsap drinken. Wie
wil, mag een eigen drankje meebrengen maar frisdrank wordt niet
toegestaan. Om de afvalberg te verkleinen geven we de voorkeur aan
drinkbussen of flesjes water (deze worden steeds terug mee naar huis
genomen).
14. Wil je een gesprek met de juf? Dat kan ’s morgens om 8.30u. of na
schooltijd om 15.40u.
Indien je vermoedt dat het gesprekje wat langer kan duren, is het
altijd fijn op voorhand een afspraak te maken.
Nele
[email protected]
0485/109869
Klaswerkplan leefgroep 3
23