05_1 Protocol Maatschappelijke Onrust.pdf

Download Report

Transcript 05_1 Protocol Maatschappelijke Onrust.pdf

Protocol:
(dreiging)
Maatschappelijke Onrust
Fryslân
januari 2015
Auteur: M.L. Visser, ZoVIE Advies
Opdrachtgever: Veiligheidsregio Fryslân
1. VOORWOORD
Voor u ligt het geactualiseerde Scenario: Maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten in
Fryslân.
Omdat het geactualiseerde protocol alle incidenten met gevaar voor maatschappelijke
onrust behelst, is er gekozen voor een nieuwe naamgeving: Protocol Maatschappelijke
Onrust (PMO).
Wanneer u het PMO leest zult u ontdekken dat veel uit het ‘Scenario’ is overgenomen.
Wat goed werkt moet vooral behouden blijven.
De veranderingen die wel opgenomen zijn, zijn gebaseerd op aanbevelingen uit eerder
gehouden evaluaties en op aanbevelingen van ervaringsdeskundigen, mensen die
gewerkt hebben met en in het Scenarioteam.
De belangrijkste veranderingen betreffen:
• criteria op basis waarvan de Driehoek geïnformeerd wordt;
• de keuze tussen een Scenarioteam A (beperkt effectgebied) en Scenarioteam B
(breed effectgebied);
• de Casemanager wordt Procesleider PSH;
• de positionering van de communicatiedeskundigheid binnen het proces;
• de vorm: het PMO is geschreven als checklist.
Juist omdat binnen het PMO met heel veel partijen samengewerkt moet worden, heeft de
Veiligheidsregio Fryslân (VRF) ervoor gekozen al deze partijen ook bij de actualisatie te
betrekken. Deels door mensen al vooraf te betrekken. Deels door het protocol te
bespreken in regionale overleggen, maar ook door het organiseren van een workshop.
Het resultaat is een verbeterd protocol waaraan vele betrokkenen uit verschillende
organisaties hebben meegewerkt.
Dit PMO is een checklist voor het moment dat het gebeurt, maar ook een leidraad om de
complexe samenwerking vorm en structuur te geven, zodat snel en in afstemming
gereageerd kan worden als maatschappelijke onrust dreigt.
Zijn we nu klaar? Nee, het is belangrijk om ook dit protocol steeds weer te evalueren en
aan te passen aan de realiteit. Net als de wereld om ons heen is ook dit protocol steeds
weer aan veranderingen onderhevig.
2
2. INHOUDSOPGAVE
1.
Voorwoord
2
2.
Inhoudsopgave
3
3.
Over dit document
5
4.
Inleiding
6
5.
Doelstelling
6
6.
Wanneer dit protocol
6
7.
Van routine naar opschaling
6
8.
Signalering incident met kans op MO (fase 1)
8
Melding, beeld, oordeel en besluitvorming
9
Organogram: Scenario A
9
Organogram Scenario B
10
Relatie met GRIP
11
Deelnemers en hun taak
11
De voorbereiding (fase 2)
12
De samenwerking
12
De uitvoering (fase 3)
14
De coördinatie
14
Het proces PSH
14
Het proces communicatie (multidisciplinair)
15
Openbare orde en veiligheid
16
De gemeentelijke processen
16
Strafrechtelijk onderzoek
16
11.
Nazorg (fase 4)
17
12.
Evaluatie (fase 5)
17
13.
Afsluiting (fase 6)
18
14.
Bijlagen
19
Wettelijk kader
19
Checklists
20
Bepaling Doelgroepen
20
9.
10.
3
Aandachtspunten voor media watching:
20
Mindmap
21
Voorbeeld Producten
22
Inhoudsopgave Draaiboek
22
Evaluatieformulier voor Driehoek en Scenarioteam
24
Definities
27
4
3. OVER DIT DOCUMENT
Documentinformatie: definitief
Doel: laatste feedback januari 2015
Voor wie: opdrachtgever
Andere documenten
Dit document heeft een relatie met andere documenten. Hieronder volgt een overzicht.
Document
Scenario: Maatschappelijke onrust bij
geweldsdelicten in Fryslân (2006)
Opschalingsdraaiboek Psychosociale
Hulpverlening GGD Fryslân Versie: 2.0
Goede aanpak van incident, crisis en
ramp door: GRIP
2012
Relatie
Voorliggend document is de
geactualiseerde versie van het Scenario
De samenwerkingsafspraken uit dit
document sluiten aan op het
Opschalingsdraaiboek PSH van de GGD
Fryslân
In geval van het ontstaan van crisis dient
naadloos opgeschaald te kunnen worden
naar de GRIP structuur.
5
4. INLEIDING
Wanneer zich incidenten voordoen of wanneer er sprake is van ernstige geweldsdelicten,
zoals zedenzaken, mishandeling, ontvoering of moord, dan kan dat grote impact hebben
op de betrokkenen en hun omgeving. Maatschappelijke onrust kan dreigen of ontstaan
en zelfs leiden tot escalatie. Ook de (social) media kan de kans op maatschappelijke
onrust beïnvloeden. Hulpverleningsorganisaties, politie, OM en openbaar bestuur dienen
hierop voorbereid te zijn. De ervaring heeft geleerd dat door een snelle aanpak, adequate
informatie, hulp voor betrokkenen en goede onderlinge samenwerking de kans op het
ontstaan van maatschappelijke onrust aanzienlijk gereduceerd kan worden. Duidelijkheid
vooraf is winst op het moment dat een incident zich voordoet. Daarom is dit protocol
ontwikkeld. Hierin staan de werkwijze en de samenwerkingsafspraken beschreven die
een snelle, gezamenlijke aanpak mogelijk maken. Met elkaar kan een adequate
hulpverlening worden ingezet en maatschappelijke onrust beperkt of zelfs voorkomen
worden.
5. DOELSTELLING
Dit protocol heeft de volgende doelstelling:
• het kanaliseren, verminderen of reguleren van maatschappelijke onrust die het
gevolg kan zijn van ernstige incidenten en/of geweldsdelicten, zoals zedenzaken,
mishandeling en moord, en;
• het bevorderen van optimale opvang, informatie en ondersteuning van
betrokkenen bij ernstige incidenten en geweldsdelicten.
6. WANNEER DIT PROTOCOL
Dit protocol is specifiek bedoeld voor incidenten, waarbij het risico bestaat op escalatie
door maatschappelijke onrust. Dit zijn bijvoorbeeld ernstige geweldsdelicten, maar ook
ongelukken waarbij schoolgaande jongeren betrokken zijn, zinloos geweld en zaken op
het gebied van medische milieukunde kunnen onrust teweeg brengen.
Bij geweldsdelicten moet men o.a. denken aan (vermoedelijke):
• zedenzaken, mishandeling, moord en andere geweldsdelicten waarvan de politie
in kennis gesteld is;
• de terugkeer van (zeden) delinquenten waarbij het OM het slachtoffer, de politie
en eventueel het lokale bestuur heeft geïnformeerd.
Dit soort incidenten, delicten of ongelukken met dodelijke afloop hebben vaak niet alleen
grote gevolgen voor de mensen die er direct bij betrokken zijn, maar hebben daarnaast
veel invloed op de (wijde) omgeving.
Dan is brede afstemming nodig tussen de betrokken partijen voor een efficiënte
werkwijze, en om met duidelijkheid en met één stem naar buiten te kunnen optreden.
7. VAN ROUTINE NAAR OPSCHALING
Routine
De hulpverlening wordt met een zekere regelmaat geconfronteerd met incidenten die een
ramp zijn voor gezinnen en de kring daaromheen, maar die geen risico vormen voor het
ontstaan van maatschappelijke onrust. Deze incidenten worden door de
hulpverleningsorganisaties,
binnen
vaststaande
netwerkverbanden
zelfstandig
afgehandeld. Denk aan de CJG’s en het veiligheidshuis onder de gemeenten.
6
(Dreiging) maatschappelijke onrust
In geval van ernstige geweldsdelicten, zedendelicten of anderszins, waarbij het risico
bestaat op maatschappelijke onrust dan overstijgt de problematiek de dagelijkse routine.
In een dergelijk geval wordt de betrokken burgemeester geïnformeerd, die op zijn beurt
de Driehoek bijeen roept. De Driehoek bepaalt of het Protocol: Maatschappelijke Onrust
in werking wordt gesteld.
Het protocol kent twee treden van opschaling.
Scenario: A Binnen dit scenario ligt de nadruk op de zorgcoördinatie.
1. Het effectgebied van het incident is beperkt.
a. De impact van het incident is beperkt;
b. De groep betrokkenen is beperkt;
c. Er is vertrouwen in de hulpverlening;
d. Er is beperkt/normaal media aandacht.
Scenario: B Binnen dit scenario gaan verschillende processen een grotere rol spelen. De
nadruk ligt op de procescoördinatie.
1. Er is een breed effect gebied.
a. Meerdere gemeenten betrokken;
b. Bovenregionale betrokkenheid;
c. Er is een grote groep betrokkenen;
d. De impact van het incident is groot;
e. Dreiging van gevaar is nog actueel;
f. Maatschappelijke positie van de verdachte(n);
g. Politieke spanning speelt een rol;
h. Veel media aandacht.
Escalatie maatschappelijke onrust/crisis
In een enkel geval zal een incident of geweldsdelict direct leiden tot maatschappelijke
onrust of is het niet mogelijk maatschappelijke onrust te voorkomen. In een dergelijk
geval bepaalt de Driehoek of er direct opgeschaald wordt naar een GRIP situatie
(hiërarchische leiding) of dat afhandeling binnen het protocol MO nog mogelijk is.
Afhankelijk van wat besloten wordt kan de GGD opschalen naar het GGD Rampen
Opvang Plan (GROP) en de Gemeenten en hulpverleningsdiensten naar een GRIP fase.
Schema: (dreiging) Maatschappelijke Onrust
7
8. SIGNALERING INCIDENT MET KANS OP MO (FASE 1)
In verreweg de meeste gevallen zullen, al dan niet via signalen vanuit de
hulpverleningsdiensten, politie en OM als eerste betrokken zijn bij een incident of een
(vermoedelijk) geweldsdelict.
Politie en OM zijn vaak de eerste schakels die het risico op het ontstaan van
maatschappelijke onrust moeten herkennen. Maar wanneer is er sprake van een risico?
Om een zo objectief mogelijke risico-inschatting te kunnen maken zijn onderstaande
criteria ontwikkeld. Is er risico op maatschappelijke onrust, dan dient de lokale Driehoek
geïnformeerd te worden. Is er geen risico op onrust, dan volgen de bij de zaak betrokken
organisaties hun eigen route.
8
Melding, beeld, oordeel en besluitvorming
Een melding van een ernstig incident of geweldsdelict zal via burgers of via signalen
vanuit de hulpverleningsdiensten in verreweg de meeste gevallen bij de politie en of OM
binnenkomen. Zij zijn verantwoordelijk voor de primaire risico-inschatting en het wel of
niet informeren van de burgemeester.
Bij twijfel wordt contact opgenomen met de Coördinator Scenarioteam van de GGD.
Deze roept een ‘kleintje scenarioteam1’ bijeen onder verantwoordelijkheid van de
betreffende burgemeester. Deelnemers zijn:
• de ambtenaar OOV;
• de signalerende organisatie;
• politie;
• OM.
Zij maken een gezamenlijke risico-inschatting om te beoordelen of de Driehoek
geïnformeerd moet worden. Bij twijfel dient de burgemeester geïnformeerd te worden,
zodat deze zelf kan bepalen of de openbare orde en veiligheid in het geding is.
Organogram: Scenario A
Wanneer besloten wordt het scenarioteam A operationeel te maken, dan roept de
Procesleider PSH van de GGD Fryslân (ten minste) de volgende partijen aan tafel:
politie, OM, hulpverlening, gemeente en een communicatiedeskundige die de werkgroep
communicatie zal gaan coördineren. Welke vertegenwoordiging vanuit de hulpverlening
deelnemen hangt af van het type geweldsdelict.
De lokale Driehoek is verantwoordelijk. De Procesleider PSH is de linking pin tussen het
scenarioteam A en de lokale Driehoek. De coördinator communicatie is de linking pin
tussen de werkgroep communicatie en het scenarioteam. Aan de werkgroep
communicatie nemen ten minste deel: communicatiedeskundigen van politie, OM,
gemeente en zo nodig GGD. Iedere communicatiedeskundige is zelf verantwoordelijk
voor afstemming en overleg met zijn eigen leidinggevende en achterban.
1
Deze term is historisch gegroeid en een begrip geworden bij de mensen die met het eerste ‘Scenario:
maatschappelijke onrust’ werkten.
9
Organogram Scenario B
Wanneer gekozen wordt voor scenarioteam B dan is er sprake van een meer complexe
situatie (zie criteria blz. 8). Zo kunnen er bijvoorbeeld meerdere gemeenten of mogelijk
veel slachtoffers betrokken zijn.
Bij de keuze voor Scenario B wordt de Driehoek aangevuld met de directeur Publieke
Gezondheid.
Wanneer meerdere gemeenten betrokken zijn, wordt de burgemeester van de grootste
gemeente voorzitter van de Driehoek, tenzij men hier in overleg anders over besluit.
De nadruk in het scenarioteam B ligt nu op het afstemmen/ coördineren van de
processen. De Procesleider PSH wordt procesmanager en linking pin tussen Driehoek en
Scenarioteam. In het scenarioteam zitten zo veel mogelijk alleen de vertegenwoordigers
(procescoördinatoren) vanuit de werkgroepen. Hier worden acties afgestemd, en
opdrachten verdeeld. De uitwerking van de producten vindt plaats in de werkgroepen.
Iedere deelnemer is zelf verantwoordelijk voor afstemming en overleg met zijn eigen
leidinggevende en achterban.
10
Relatie met GRIP
Wanneer GRIP van toepassing is, vervalt het PMO en wordt gehandeld volgens het
proces PSH uit het GROP. Multidisciplinaire afstemming vindt plaats in het ROT.
De
afstemming
en
coördinatie
tussen
de
bij
de
PSH
betrokken
hulpverleningsorganisaties vindt plaats in het kernteam of projectteam (nafase). Dit kan
direct zo bijeengeroepen zijn, maar ook het opgeschaalde Scenarioteam B zijn. De
procesmanager wordt in dat geval Procesleider PSH.
In deze omstandigheden is het van belang dat er aandacht is voor de overdracht. De
deelnemers moeten goed geïnformeerd zijn over de nieuwe structuur, de hiërarchische
lijnen en hun positie daarin.
Deelnemers en hun taak
Binnen de Driehoek zijn burgemeester, politie en OM verantwoordelijk voor het totale
proces. De Driehoek neemt de besluiten en bepaalt welke acties ter voorkoming van
maatschappelijke onrust worden uitgevoerd.
Binnen de Driehoek is de Burgemeester verantwoordelijk voor de openbare orde en
veiligheid. De (Hoofd) Officier van het OM is verantwoordelijk voor de procesgang rond
(de verdenking op) strafbare feiten. De politie is verantwoordelijk voor de handhaving van
de openbare orde (OB) en zij voeren het strafrechtelijk onderzoek uit (OM).
In het geval er gekozen wordt voor Scenarioteam B, dan wordt de Driehoek aangevuld
met de directeur Publieke Gezondheid. Immers de afstemming met en uitvoering van de
PSH is een belangrijke factor bij het voorkomen van maatschappelijke onrust.
De Procesleider PSH van de GGD is de linking pin tussen het Scenarioteam en de
Driehoek. Hij neemt deel aan de Driehoek, maar heeft geen beslisrecht. Wel mag hij
gevraagd en ongevraagd de Driehoek namens het scenarioteam adviseren.
In het Scenarioteam vindt afstemming plaats tussen de betrokken organisaties.
Opdrachten en afspraken vanuit de Driehoek worden uitgevoerd. Preventief worden
producten voorbereid, zodat men pro-actief kan reageren op alle zich mogelijke
voordoende scenario’s. Op haar beurt kan het Scenarioteam de Driehoek gevraagd en
ongevraagd adviseren.
In het Scenarioteam zijn ten minste de volgende organisaties en of functies
vertegenwoordigd:
•
•
•
•
•
•
GGD (vz.);
Gemeente;
Politie;
OM;
Slachtofferhulp
Communicatiedeskundigheid.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook andere organisaties in het Scenarioteam
uitgenodigd worden. Bijvoorbeeld:
•
•
•
GGZ;
Regiecentrum Veilig Thuis (AMK)
Jeugd Gezonheidszorg.
11
9. DE VOORBEREIDING (FASE 2)
Wanneer de Driehoek besluit het Scenarioteam bijeen te roepen, dan:
1. wordt de structuur waarbinnen gewerkt wordt bepaald: Scenarioteam A of B. Zie
blz. 11 en 12;
2. wordt gecheckt of alle partijen aanwezig zijn;
3. wordt gecheckt of alle partijen over de actuele en gelijkluidende informatie
beschikken;
4. wordt gecheckt of de informatielijnen duidelijk zijn;
5. wordt de (schriftelijke) opdracht voor het scenarioteam geformuleerd;
6. worden de kaders vastgelegd waarbinnen het Scenarioteam kan werken. Denk
hierbij aan:
a. zorg voor direct betrokkenen en familie van verdachte;
b. communicatiemandaat: procesinformatie versus inhoudelijke informatie;
c. woordvoering.
7. wordt gecheckt of de bereikbaarheid geregeld is;
8. worden de bereikbaarheidsgegevens gedeeld met de case- of procesmanager;
9. wordt een datum voor de vervolgbijeenkomst afgesproken.
De case- of procesmanager roept het Scenarioteam binnen 24 uur na de opdracht van de
Driehoek bijeen. In de eerste vergadering wordt/worden:
1. gecheckt of alle partijen aanwezig zijn;
2. geïnventariseerd en inzichtelijk gemaakt wie betrokken zijn, maar niet in het
Scenarioteam zitten en mogelijk geïnformeerd moeten worden (bv:
familierechercheur en Procesleider PSH slachtofferhulp);
3. de structuur waarbinnen gewerkt wordt uitgelegd;
4. de informatielijnen vastgesteld;
5. alle informatie gedeeld in vertrouwelijkheid;
6. de actuele informatie over de casus gedeeld;
7. de opdracht aan het Scenarioteam besproken;
8. de taken en opdrachten afgestemd en verdeeld;
9. het tijdpad voor de oplevering van producten vastgesteld;
10. afspraken gemaakt over:
a. de eerste aanpak (plan van aanpak op hoofdlijnen);
b. informatie en communicatie, wie doet wat;
c. woordvoering indien noodzakelijk;
11. de bereikbaarheid gecheckt en gedeeld;
12. een datum voor een nieuwe bijeenkomst afgesproken.
De samenwerking
De Driehoek is eindverantwoordelijk en beslist over het te volgen beleid (uitgangspunten
en plan van aanpak) en de te volgen informatie- en communicatiestrategie. De Driehoek
bepaalt de kaders waarbinnen gewerkt kan worden.
Binnen het Scenarioteam vindt afstemming plaats over de te ondernemen acties, de te
ontwikkelen producten en over de advisering aan de Driehoek. Iedere organisatie
benadert de casus vanuit zijn eigen inhoudelijke kennis en verantwoordelijkheid. Er wordt
gewerkt op basis van gelijkwaardigheid. Het Scenarioteam kan de Driehoek gevraagd en
ongevraagd adviseren. Wanneer er geen consensus is, dan worden de verschillende
meningen aan de Driehoek voorgelegd ter besluitvorming.
12
Het Scenarioteam:
1. ontwikkelt en onderhoudt een actueel ‘Plan van aanpak’ met daarin
a.
het ‘opvang en ondersteuningsplan’ en
b.
het ‘informatie en communicatieplan’.
2. is gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming van de werkzaamheden van
alle betrokken organisaties;
3. adviseert de Driehoek gevraagd en ongevraagd;
4. adviseert de Driehoek over het moment waarop het werken volgens het protocol
wordt beëindigd;
5. maakt afspraken over het nazorgtraject en iedere organisatie bewaakt de
uitvoering van zijn deel van de afspraken;
6. is gezamenlijk verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de
evaluatie;
7. doet gezamenlijk (indien van toepassing) voorstellen voor wijziging of
aanpassingen van het PMO.
Het is niet noodzakelijk dat producten steeds binnen het Scenarioteam worden
uitgewerkt. De opdrachten of deelopdrachten kunnen verdeeld worden over de daartoe
het meest toegeruste organisaties of een werkgroep indien van toepassing
(Scenarioteam B). Bijvoorbeeld: het verzamelen van adressen wordt toebedeeld aan de
gemeentelijke vertegenwoordiger, die dit op zijn beurt uitzet binnen de gemeente(n). De
opzet van en producten behorende bij de communicatie kunnen toebedeeld worden aan
de werkgroep communicatie. De uitwerking voor opvang van familie en slachtoffers wordt
aan de PSH organisaties toebedeeld, etc.
Het uiteindelijke product wordt in het Scenarioteam besproken alvorens ter goedkeuring
aan de Driehoek aan te bieden.
In de meeste gevallen zullen de volgende processen een rol spelen:
• Coördinatie;
• PSH;
• Communicatie (multidisciplinair);
• Openbare Orde en Veiligheid;
• Gemeentelijke processen:
o Burgerzaken;
o Communicatie;
• Strafrechtelijk onderzoek.
13
10. DE UITVOERING (FASE 3)
De coördinatie
Vanuit de verantwoordelijkheid van de GGD voor preventie (voorkomen zorgvraag) heeft
de GGD een coördinerende rol bij incidenten met grote maatschappelijke impact (Wet
Publieke Gezondheid/WPG). Daarom is ervoor gekozen dat de GGD de Procesleider
PSH of procesmanager zal leveren. Dit ligt tevens in de lijn als gekeken wordt naar
aansluiting bij het GROP. De belangrijkste taken van de case/procesmanager zijn:
• Het zo snel mogelijk, maar zeker binnen 24 uur, bijeenroepen van het
Scenarioteam;
• Het verzorgen van de randvoorwaarden (vergaderlocatie etc.);
• Het voorzitten van de bijeenkomsten;
• Het verzorgen van een eenduidige startpositie. Alle deelnemers beschikken over
eenzelfde kennisniveau ten aanzien van de werkstructuur, de casus, de al
ingezette activiteiten en de eigen plaats binnen de werk en communicatiestructuur;
• Het zorgdragen voor de verslaglegging;
• Het afstemmen en verdelen van de werkzaamheden;
• Bewaken van de afstemming daar waar plannen elkaar overlappen;
• Het bewaken van de planning en de uitvoering van de genomen besluiten;
• Het actueel (laten) houden van het Plan van aanpak;
• Afstemmen met de coördinator van de werkgroep communicatie;
• Het informeren van de Driehoek vanuit het Scenarioteam en vice versa;
• Het zorgdragen voor de evaluatie van de gevolgde werkwijze in het
Scenarioteam;
• Het maken van een eindverslag, met daarin eventueel ook voorstellen voor
aanpassing van de werkwijze.
Het proces PSH
De PSH organisaties houden zich primair bezig met het opstellen en uitwerken van het
opvang, bescherming en ondersteuningsplan. Verder adviseren zij vanuit hun
inhoudelijke deskundigheid over de andere processen en ten aanzien van het totale plan
van aanpak.
NB: in de werkgroep PSH neemt bij voorkeur ook een vertegenwoordiger van de politie
(bv de wijkagent) plaats. Zijn expertise is van belang bij de advisering ten aanzien van de
bescherming
Ten aanzien van het opvang, bescherming en ondersteuningsplan gelden te minste de
volgende aandachtspunten:
• vaststellen wie hiervoor in aanmerking komen (slachtoffers en hun omgeving en
verdachten en hun omgeving), in nauwe samenwerking met de werkgroep
communicatie;
• de wijze waarop de opvang, ondersteuning en bescherming wordt geboden:
bijvoorbeeld individueel of in groepsverband, via huisbezoek of via outreachend
werken (d.w.z. betrokkenen zelf actief benaderen met een hulpaanbod);
• wie de opvang, ondersteuning en bescherming gaat verzorgen;
• de bereikbaarheid, ook ’s avonds en in het weekend;
• uitgaan van de persoonlijke behoeften van de betrokkenen: opvang op maat;
• onder andere advisering t.a.v. invloed van (volwassen) communicatie op het kind.
14
Het proces communicatie (multidisciplinair)
Het proces communicatie neemt zowel in het scenarioteam A als scenarioteam B een
speciale plaats in. Dit heeft alles te maken met de invloed die communicatie heeft op het
al dan niet ontstaan van maatschappelijke onrust en de rol die de (social) media (kunnen)
hebben.
Denk bijvoorbeeld aan het herkennen van maatschappelijke onrust door media watching
of juist het ontstaan van maatschappelijke onrust door opruiende (twitter) berichten.
Daarom is er voor gekozen om altijd een (eventueel virtuele) werkgroep communicatie
onder het scenarioteam in te stellen. Hierin zijn vertegenwoordigd: de gemeente
(coördinatie), politie, OM en GGD. De werkgroep communicatie benoemd een
coördinator2, die tevens namens de werkgroep zitting heeft in het Scenarioteam. De
Procesleider PSH en of de procesmanager heeft rechtstreeks contact en werkt nauw
samen met de coördinator communicatie. De case- of procesmanager kan in bijzondere
gevallen aan de coördinator communicatie vragen om gezamenlijk een toelichting in de
Driehoek te verzorgen. De werkgroep communicatie houdt zich vooral bezig met het
opstellen van het ‘informatie en communicatieplan’ en de omgevingsanalyse (media
watching). Verder adviseren zij vanuit hun communicatiedeskundigheid over de andere
processen en ten aanzien van het totale plan van aanpak.
In geval van een strafzaak houdt het communicatieplan zo veel als mogelijk rekening met
de route die een strafzaak loopt. Dit heeft te maken met het voorkomen van wederzijdse
beïnvloeding en de invloed van de media op een strafzaak. Hier zijn drie fases te
onderscheiden:
Fase 1: vanaf melding/aangifte tot het einde van de getuigenverhoren. In deze fase staat
geheimhouding voorop. Informatie is individueel georiënteerd.
Fase 2: Vanaf beëindiging getuigenverhoren en eventuele aanhouding van verdachte(n)
tot de afsluiting van het strafrechtelijk politieonderzoek. Hier eindigt de geheimhouding en
kan ook groepsgewijs gewerkt gaan worden.
Fase 3: Van afsluiting van het strafrechtelijk politieonderzoek tot de rechtszaak of de
vrijlating van verdachte(n).
In alle andere gevallen ligt de focus van de communicatie op de behoefte van
betrokkenen. Daar waar zowel de openbare orde als een strafzaak een rol spelen dient
de Driehoek in gezamenlijkheid afwegingen te maken. Het gaat om het zoeken naar de
ruimte waarbinnen beide verantwoordelijkheden maximaal tot hun recht komen.
Communicatieactiviteiten worden binnen de door de Driehoek gestelde kaders
uitgevoerd. Bij het uitwerken van het informatie en communicatieplan komen minimaal de
volgende punten aan de orde:
• vaststellen van de kring van betrokkenen (zie ook proces PSH) zoals
slachtoffers, verdachten, hun familie, sociale omgeving, professioneel netwerk,
buurtbewoners etc.;
• wie doet wat:
o de woordvoering;
o de perscontacten;
o media watching/ omgevingsanalyse;
• wijze van informatieverschaffing (schriftelijk, mondeling, bijeenkomsten, call
center etc.);
• tijdstip van informatieverschaffing;
• inhoud, wijze en toon van de informatie per doelgroep uitwerken;
• het maken van de communicatieproducten: brieven, persberichten etc.;
• het in opdracht van de Driehoek en in afstemming het Scenarioteam (mede)
verzorgen van voorlichting;
• het in opdracht en met goedkeuring van de Driehoek en in afstemming met het
Scenarioteam verzorgen van persvoorlichting;
• omgang met de media;
• ………
2
Denk aan de mogelijkheid van de benoeming van een onafhankelijke coördinator. Bijvoorbeeld een
communicatieadviseur uit het regionale expertteam.
15
Openbare orde en veiligheid
De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid. De politie
heeft onder het gezag van de burgemeester een uitvoerende taak als handhaver van de
openbare orde. Vaak zal de politie al dan niet samen met OM signalen met betrekking tot
maatschappelijke onrust ontvangen en beoordelen. Zij zullen vervolgens de
burgemeester van de betrokken gemeente daarover in kennis stellen. De politie is
vertegenwoordigd in zowel de driehoek als in het scenarioteam.
Mogelijke taken:
• Inhoudelijke advisering m.b.t. het plan van aanpak;
• Informatie verschaffing over de buurt/ wijk;
• Deelname aan de communicatiewerkgroep;
• ………..
De gemeentelijke processen
Afhankelijk van de casus kunnen binnen de gemeente diverse sectoren een rol spelen.
Denk bijvoorbeeld aan burgerzaken, openbare orde, welzijn, maar ook wonen etc.
Het verdient aanbeveling dat de vertegenwoordiger van de gemeente in het
Scenarioteam ook betrokken is bij de interne afstemming van de gemeentelijke
processen.
Mogelijke taken:
• verzamelen van adresgegevens (GBA). Denk ook aan inschakelen bronhouders
zoals scholen, administratie van verenigingen etc.
• voorbereiden en uitvoeren van voorlichtings- en persbijeenkomsten (lokatie,
uitnodigingen, verslaglegging, etc.).
• eventueel verzorgen van alternatieve woonruimte;
• ……………..
Strafrechtelijk onderzoek
Het OM heeft een taak op het moment dat er sprake is van een strafbaar feit en is dan
vertegenwoordigd in zowel de Driehoek als ook in het scenarioteam. In geval van
(vermoeden van) strafbare feiten opereert de politie bij de opsporing daarvan onder
verantwoordelijkheid van het OM.
Is er geen sprake van een strafbaar feit dan wordt de noodzaak van de aanwezigheid van
het OM in het Scenario team besproken en zo nodig aangepast.
(Mogelijke) taken van het OM:
• Advisering ten aanzien van het plan van aanpak;
• Deelname aan de werkgroep communicatie (in geval van een strafzaak bepaalt
het OM welke informatie hierover mag worden vrijgegeven);
• Inzake de terugkeer van zedendelinquenten is het OM verantwoordelijk voor het
informeren van de slachtoffer(s).
16
11. NAZORG (FASE 4)
Het proces nazorg richt zich op:
1. nazorg voor betrokkenen zoals voor slachtoffers en familie van de verdachte(n)
en hun omgeving, alsook eventueel voor hulpverleners:
a. bepaal of een nazorgprogramma nodig wie;
b. bepaal wie nazorg nodig hebben;
c. bepaal wie verantwoordelijk is voor de uitvoering.
2. zorg voor informatie naar de betrokkenen (ook hulpverleners) over het verloop/
de afloop van de casus (bv terugkeer in de maatschappij):
a. bepaal wie verantwoordelijk is voor de informatiedeling;
b. bepaal wie geïnformeerd moeten worden en hun bereikbaarheid;
c. maak een inschatting of bij terugkeer in de maatschappij
maatschappelijke onrust te verwachten is;
d. bepaal wanneer geïnformeerd moet worden;
e. ………….
3. Gezondheidsonderzoek na Rampen (GOR):
a. bepaal of onderzoek noodzakelijk is. Denk aan een milieu incident of
infectieziekten.
b. bepaal wie verantwoordelijk is;
c. ……………..
12. EVALUATIE (FASE 5)
Na afloop van het in werking treden van het PMO, wordt altijd een procesevaluatie
gehouden naar aanleiding van de casuïstiek. De evaluatie wordt ten minste gehouden
onder de deelnemers van de Driehoek, het Scenarioteam en de werkgroep
communicatie. Op verzoek van de Driehoek kan een uitgebreidere evaluatie gehouden
worden. Ook het Scenarioteam kan de Driehoek verzoeken om een uitgebreide evaluatie
te houden.
De Procesleider PSH of procesmanager is verantwoordelijk voor en coördineert de
evaluatie. De Procesleider PSH:
1. zorgt voor de verspreiding van de evaluatieformulieren;
2. ontvangt van de deelnemers het ingevulde formulier binnen een week retour;
3. belegt zo nodig een evaluatiebijeenkomst en bereidt die voor aan de hand van de
geretourneerde evaluatieformulieren (denk ook aan verslaglegging);
4. maakt een evaluatieverslag en doet daarin, op basis van de formulieren en
eventueel de evaluatiebijeenkomst, voorstellen voor aanpassing en verbetering
van het PMO.
17
13. AFSLUITING (FASE 6)
In de afsluitingsfase wordt het dossier afgesloten. Daar waar nodig worden persoonsgegevens uit de notulen en andere stukken verwijderd.
De Procesleider PSH zorgt ervoor dat het evaluatieverslag met de aanbevelingen aan de
Driehoek wordt aangeboden en ook aan de betrokken convenantpartners3 wordt
toegestuurd.
Op basis van de aanbevelingen organiseert de GGD jaarlijks een bijeenkomst met de bij
het PMO betrokken partijen. Op de bijeenkomst wordt aan de hand van de evaluaties en
de aanbevelingen gekeken of en op welke punten het PMO geactualiseerd dient te
worden. Dit proces wordt bewaakt door de Coördinator PSH van de GGD. Het
geactualiseerde protocol wordt ter goedkeuring aan de convenantpartners voorgelegd.
3
Convenant behorende bij het Scenario Maatschappelijke onrust bij geweldsdelicten in Fryslân 2006.
18
14. BIJLAGEN
Wettelijk kader4
Ten aanzien van de PSH geldt het volgende:
In het Besluit Personeel Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat er sprake is van 2 GHORfuncties ten aanzien van PSH:
• de Leider Kernteam en
• de Leider Opvangteam.
De wet Publieke Gezondheid beschrijft dat de GGD verantwoordelijk is voor:
• het bevorderen van psychosociale hulpverlening bij rampen
• Jeugdgezondheidszorg (waaronder ook psychosociale hulpverlening).
De wet Maatschappelijke Opvang (WMO) beschrijft dat de psychosociale hulp bij
ingrijpende gebeurtenissen een verantwoordelijkheid is van de gemeenten. De uitvoering
valt onder de verantwoordelijkheid van de reguliere hulporganisaties, zoals
maatschappelijk werk. Vanuit de verantwoordelijkheid van de GGD voor preventie
(voorkomen zorgvraag) heeft de GGD een coördinerende rol bij incidenten met grote
maatschappelijke impact (Wet Publieke Gezondheid /WPG).
Op basis van de wet Veiligheidsregio’s is de GHOR verantwoordelijk voor:
• het maken van afspraken in de keten (regierol)
• voor de sturende processen, i.c. de regie op de aansluiting van de psychosociale
nazorg op de andere hulpdiensten (in het gemeentelijk opvangcentrum in de
acute fase) en nazorgverlenende instanties (het Informatie- en Adviescentrum in
de nazorgfase).
Verantwoordelijkheden
De GGD is in de voorbereidende fase verantwoordelijk voor de coördinatie van de
inhoudelijke uitvoering van PSH. Dat betekent dat de GGD zorg draagt voor het maken
van afspraken met de ‘leveranciers’ van PSH, zoals GGZ, Maatschappelijk werk,
Slachtofferhulp, etc. in de voorbereidende fase over de uitvoering en zorg draagt voor de
coördinatie van de uitvoering van het proces PSH in de acute en nazorgfase.
De GGD heeft geen coördinerende of uitvoerende taak voor de reguliere PSH, met
uitzondering van de GGD-taken in het kader van de JGZ (WPG). Echter, vanuit de
verantwoordelijkheid voor publieke gezondheid bij burgers en de preventietaak
(voorkomen van de zorgvraag), ligt het voor de hand dat daar waar behoefte is aan een
vangnetfunctie en er sprake is of kan zijn van maatschappelijke impact, de GGD wel
degelijk een coördinerende rol kan spelen (vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid)
in de PSH.
De GHOR in de voorbereidende fase verantwoordelijk is voor het maken van afspraken
tussen GHOR en GGD (WVR), in de acute fase bij GRIP-inzet verantwoordelijk is voor de
aansturing vanuit het GBT van de 2 witte processen en voor de afstemming met de
multidisciplinaire partners. In de nazorgfase blijft deze verantwoordelijkheid bestaan tot
het moment van GRIP-afschaling.
Bij GRIP verandert daarmee niet de verantwoordelijkheidsverdeling voor de PSH, maar
verandert de omgeving waarbinnen de PSH wordt uitgevoerd. De GHOR en GGD maken
hiervoor afspraken in het convenant Publieke Gezondheid (PG).
4
uit toelichting modelconvenant PSH versie 0.6.
19
Checklists
Bepaling Doelgroepen
Omdat iedere situatie anders is, dient bij de eerste Scenarioteambijeenkomst al een
inventarisatie van betrokkenen plaats te vinden.
Actiepunten:
1. vaststellen van de kring van betrokkenen.
a. (mogelijke) slachtoffers;
b. familie;
c. verdachten;
d. opvoeders;
e. sociale omgeving;
f. professioneel netwerk;
g. buurtbewoners.
2. wijze van informatieverschaffing.
a. informeren en begeleiden;
b. informeren;
c. voorlichten.
3. ………..
Aandachtspunten voor media watching:
•
Wat wordt er gezegd;
•
Wel/ niet reageren?
o Hoe gezaghebbend/belangrijk is het forum waarop het bericht geplaatst
wordt?
o Hoe gezaghebbend/belangrijk is de afzender van het bericht?
o Is het bericht aantoonbaar onjuist, is het te weerleggen?
o Wat is de kans dat dit bericht zich verder verspreidt?
o Is het schadelijk wanneer dit bericht zich verspreidt?
Wanneer besloten wordt te reageren:
o bepaal wie de woordvoering doet;
o beperk je tot een korte feitelijke reactie;
o laat de emoties voor rekening van de berichtgever en laat de
berichtgever in zijn waarde;
o speculeer niet en gebruik alleen juiste en geverifieerde informatie;
o maak bekend namens wie je spreekt. Onderscheid je ten opzichte van de
andere berichtgevers en het geeft meer inhoudelijke autoriteit;
o berichten mogen alleen met toestemming van de Driehoek of door een
door de driehoek gemandateerde functionaris geplaatst worden!
Zie ook
:http://www.burgemeesters.nl/files/File/Crisisbeheersing/docs/Dossier%20zedenz
aken%20communicatietips.pdf
•
•
20
Mindmap
21
Voorbeeld Producten
Inhoudsopgave Draaiboek
Hoofdstuk 1
Inleiding
Uitleg dat in het draaiboek steeds twee scenario’s worden uitgewerkt. Het
geplande scenario en het noodscenario, waarin afspraken direct aan de
veranderende realiteit moet worden aangepast.
Situatie
Wat is de aanleiding om het Scenarioteam bijeen te roepen.
Wat is er gebeurd.
Waarom is er risico op maatschappelijke onrust.
Wat is er al opgestart (PSH, strafrechtelijk onderzoek etc.)
Opdracht Scenario door Driehoek
Wat is de opdracht van de Driehoek.
Binnen welke kaders wordt er gewerkt.
Structuur
Wie zijn in de Driehoek vertegenwoordigd.
Binnen welke structuur wordt er gewerkt (Scenario A of B).
Wie is case of procesmanager.
Wie is/ zijn de coördinatoren van de werkgroep(en).
Hoe lopen de communicatielijnen.
Hoofdstuk 2: Uitwerking per thema gepland
Strafrechtelijke aspecten
Procesgang van strafrechtelijk onderzoek en voorgeleiding
Psychosociale Hulpverlening
Opvang, bescherming en ondersteuningsafspraken
Veiligheidsaspecten
Risico inschatting en te nemen maatregelen
Communicatie
Voorlichting, informatie en Communicatieplan
Gemeentelijke processen
Afstemming en verdeling werkzaamheden
22
Hoofdstuk 3: Uitwerking per thema noodscenario
Wanneer treed het noodscenario in werking
Structuur
Uitwerken hoe in de acute situatie wordt:
gewerkt/ overlegd en besluiten snel worden genomen
communicatielijnen lopen
beschikbaarheid is geregeld
Strafrechtelijke aspecten
Procesgang van strafrechtelijk onderzoek en voorgeleiding
Psychosociale Hulpverlening
Opvang, bescherming en ondersteuningsafspraken
Veiligheidsaspecten
Risico inschatting en te nemen maatregelen
Communicatie
Voorlichting, informatie en Communicatieplan
Gemeentelijke processen
Afstemming en verdeling werkzaamheden
Hoofdstuk 4: Verantwoording
Leg uit hoe het draaiboek tot stand is gekomen en met wie deze vertrouwelijke
informatie al dan niet is gedeeld (bv wethouders, gemeenteraad).
Hoofdstuk 5: Vervolgfase
Maak afspraken wanneer ten minste weer afstemming moet plaatsvinden.
Maak afspraken over het verdere traject van monitoring en of de overdracht aan
de reguliere organisatiestructuur.
Hoofdstuk 6: Verslaglegging en evaluatie
Maak afspraken over de verslaglegging en de evaluatieprocedure na afloop.
23
Evaluatieformulier voor Driehoek en Scenarioteam
Inleiding
Beschrijf de casus en de afhandeling/ het proces op hoofdlijnen. Verzoek tot evalueren.
Benoem de uiterste datum van reageren.
Geëvalueerd worden:
1. de structuur waarbinnen gewerkt is;
2. het verloop van de casus:
a. per thema;
b. het geheel.
3. Samenwerking:
a. binnen het eigen overleg;
b. tussen de overlegvormen.
4. Aanbevelingen
Was u deelnemer aan:
A. de Driehoek
B. het Scenarioteam
C. een werkgroep
s.v.p. aankruizen wat van toepassing is.
De structuur waarbinnen gewerkt is.
Beschrijving van de gekozen structuur.
1. Was het duidelijk binnen welke structuur gewerkt werd?
2. Wat werkte goed?
3. Wat kon er beter?
Het verloop van de casus.
De afhandeling van de casus doorloopt verschillende fases. Per fase wordt u een aantal
vragen gesteld
Fase 1: signalering melding en besluit tot operationalisering Scenarioteam.
1. Bent u van mening dat het Scenarioteam terecht is opgestart?
2. Bent u van mening dat u bij de start voldoende geïnformeerd bent?
3. Was de opdracht vanuit de Driehoek helder?
Fase 2: de voorbereiding
1. Was het duidelijk wat ieders taak was? Zo nee, s.v.p. toelichten.
2. Zijn de taken efficiënt verdeeld en voorbereid? Zo nee, wat kan er beter?
24
3. Heeft iedereen zijn taak volgens afspraak en tijdig uitgevoerd? Zo nee, s.v.p.
toelichten.
4. Werd tijdens de voorbereiding voldoende aandacht besteed aan de uitwerking
van het noodscenario. S.v.p. toelichten.
Fase 3: uitvoering
Korte beschrijving van het verloop van de casus.
Wanneer u terugkijkt op het uitvoeringsproces:
1. Wat ging er goed?
a. Strafrechtelijke aspecten
b. Psychosociale Hulpverlening
c.
Veiligheidsaspecten
d. Communicatie
e. Gemeentelijke processen
2. Wat kon er beter?
a. Strafrechtelijke aspecten
b. Psychosociale Hulpverlening
c.
Veiligheidsaspecten
d. Communicatie
e. Gemeentelijke processen
3. Hoe heeft u de samenwerking ervaren? S.v.p. toelichten.
a. binnen het eigen overleg?
b. tussen de overlegvormen?
25
Fase 4: nazorg
4. Bent u van mening dat de casus op alle onderdelen zorgvuldig is afgerond?
S.v.p. uw antwoord toelichten.
a. Duidelijk moment van ontbinden van het Scenarioteam?
b. Vervolg acties geborgd in de normale structuren?
c.
Informatie en communicatie in verband met het vervolg?
d. Terugkoppelmoment voor de evaluatieuitkomst?
Tot slot kunt u hieronder nog opmerkingen en aanbevelingen noteren voor zover die
eerder niet aan bod zijn gekomen.
Hartelijk dank voor uw medewerking!
26
Definities
Protocol:
een gedragsovereenkomst, meestal in de vorm van een aantal uit te
voeren
stappen.
Er
bestaan
verschillende
typen
protocollen,
zoals
communicatieprotocollen, computerprotocollen, wetenschappelijke protocollen etc.
Maatschappelijke onrust is het verschijnsel waarbij één of enkele incidenten
plaatsvinden, die vervolgens – mede ten gevolge van structurele kenmerken van sociale,
fysieke, economische en/of demografische aard – leiden tot een groter aantal en/of
ernstiger incidenten, die op hun beurt leiden tot subjectieve en/of objectieve problemen
op het gebied van openbare orde en veiligheid.
Een ‘incident’ definiëren we als "een gebeurtenis waarbij - of waardoor – de veiligheid
van mens en/of dier en/of omgeving in het geding is.
Driehoek: wettelijke vertegenwoordiging bestaande uit burgemeester, politiechef en
officier van OM.
Op gemeentelijk niveau wordt ook wel gesproken over de lokale (gezags) Driehoek of
(Veiligheids) Driehoek. Hierin hebben veelal de burgemeester, de gebiedsofficier van OM
en de Teamchef van politie zitting.
27