Tekst 1 - Petach

Download Report

Transcript Tekst 1 - Petach

PÈTACH
MEDITATIE
gebaseerd op christelijke mystiek
Najaar 2015- L.D. ’Ik zie naar je om’ – 1.
Lectio Divina van Exodus 2,23 – 4,17.
Het opschrift boven deze tekst luidt in de NBG ‘Roeping van Mozes’.
Dit verhaal is de Openbaring van de Roeping, waarin het beeld van God en mens
zich steeds meer onthult.
Wij gaan de Weg van meditatie en gebed wanneer wij dagelijks opnieuw actief
luisteren naar onze Roeping. Lectio Divina van deze tekst kan ons daar heel
behulpzaam bij zijn.
‘De Bijbel is niet door mensen bedacht, maar ontvangen. De manier waarop wij
invloeden vanuit de hemel kunnen ontvangen is afhankelijk van onze
psychologische en geestelijke structuur en daarom ook van de cultuur, de taal en de
historische omstandigheden waarin wij verkeren. De tekst van de Bijbel is zowel
historisch bepaald als een openbaring van de hemelse werkelijkheid. De moderne
Bijbelkritiek houdt zich enkel met de historische bepaaldheid van de Bijbel bezig en
neemt de ´verticale´ dimensie, de manifestatie van de Heilige in en door de Bijbel,
niet langer serieus.
We kunnen de verticale dimensie van een heilige tekst alleen ontdekken –dwz
onthullen – indien we zélf ontvankelijk zijn voor die dimensie. Met andere woorden,
we moeten onze aandacht niet (uitsluitend) richten op de letterlijke betekenis van de
tekst. We moeten als het ware de tekst als een icoon leren te beschouwen, als een
venster waardoorheen wij iets van het Heilige mogen schouwen en waardoorheen
het Heilige zich kan openbaren. Een meditatieve houding is dan ook onmisbaar als
wij de diepere of hogere niveaus van de Bijbel willen leren ontvangen.
Een heilige tekst beschrijft niet een of andere gebeurtenis of werkelijkheid, maar
presenteert die, openbaart die, stelt die tegenwoordig. Dat wordt bedoeld als we over de
‘symbolische’ betekenis van de Bijbel spreken. Een contemplatieve studie van de
Bijbel heeft dan ook als voornaamste doel om de werkelijkheid die in de tekst wordt
onthuld in ons te laten gebeuren, in ons tegenwoordig te laten zijn. Dan kan die
gebeurtenis of werkelijkheid in ons gebeuren of werkelijkheid worden. Zo worden
we omgevormd door de symbolische werkelijkheid.
De Bijbel is een manifestatie van het scheppingsproces van de werkelijkheid en van
de weg van de mens door die werkelijkheid heen naar de Heilige toe.’
(Uit: syllabus Kabbalahweek 2008 door Daniël van Egmond.)
Geroepen?
Wij maken ons terecht vaak grote zorgen over de vele problemen waarmee wij in
deze wereld worden geconfronteerd en het vele zinloze lijden dat mensen elkaar
aandoen. Een van de standaardvragen die Christenen steeds opnieuw moeten
1
beantwoorden is: als God Liefde is, waarom laat Hij dan al deze ellende toe? Het
antwoord op deze vraag vinden we o.a. bij mystici zoals Tauler: De Heilige kan
alleen maar door middel van mensen in deze wereld ingrijpen of, om het vanuit de
Islam te zeggen: de mens is geschapen als onderkoning(in) en heeft als opdracht om
namens de Heilige over de aarde te heersen. Maar zolang wij in ‘zonde’ leven en ons
daardoor niet bewust zijn van onze opdracht, is de aarde overgeleverd aan het
kwaad in de vorm van exploitatie, onderdrukking en geweld. De Heilige roept ons
om wakker te worden en ons gereed te maken om eindelijk onze meest wezenlijke
taak op ons te nemen. Het werkelijk doel van de Weg van meditatie en gebed is dan
ook niet om ons te helpen ‘zalig’ te worden, dus om tot een individuele bevrijding te
leiden, maar om ons wakker te maken, zodat we ontvankelijk-actief mogen gaan
bijdragen aan een nieuwe Hemel en een nieuwe Aarde. In die taak zullen we
tegelijkertijd ook onze individuele bevrijding van alle zonden vinden, maar de
volgorde is hier zeer essentieel: zolang ik het als mijn hoogste doel beschouw om zelf
bevrijd te worden, blijf ik in een diepe slaap gevangen, hoe mooi de ervaringen ook
mogen zijn die ik tijdens mijn dromen mag ontvangen. Alleen als ik bereid ben om
mijzelf volledig te geven, opdat Gods Wil kan geschieden, begin ik wakker te
worden. Wij zullen actief moeten antwoorden op de roeping die wij hebben
ontvangen. Elke dag opnieuw, ja, zelfs elk moment opnieuw kunnen we horen dat
we bij onze naam geroepen worden en dan antwoorden we zoals Mozes: ‘hier ben
ik’. Zo maken we ons los van wat niet God is en kan het verlangen, de religieuze
eros, steeds sterker worden, tegen alle weerstanden en angsten in.
Laten we met het hart luisteren naar de Roeping van Mozes – laten we Gaan!
(naar: ICjr1dl2 door Daniël van Egmond)
PRAKTIJK:
-Probeer aansluitend aan de dagelijkse meditatie een aantal keer per week lectio
divina te doen met Exodus 2,23 – 3,10. Het beste is om maximaal 3 verzen per keer te
doen.
Ik voeg mijn vertaling ( waarvoor ik veel gebruik heb gemaakt van de vertaling van
Pieter Oussoren en de NBG) toe. Deze vertaling gebruik ik tijdens onze
bijeenkomsten, maar voel je vrij om de vertaling waar je je bij thuis voelt te gebruiken
voor de individuele lectio. Noteer ervaringen met de tekst.
-Het ondersteunt de lectio wanneer je Exodus 1 – 4 een keer aandachtig doorleest.
-Laat je door bovenstaande teksten bemoedigen.
-Bestudeer wanneer je daar tijd en behoefte aan hebt de volgende teksten.
Dat het Licht van de Heilige je begeleidt bij je werk!
2
Exodus 2: 23 – Exodus 3: 10.
2: 23 – En het geschiedt in die vele dagen dat de koning van Egypte
sterft; de zonen van Israël zuchten vanwege de slavernij en schreeuwen
het uit; hun hulpgeroep klimt op – vanuit de slavernij – naar Elohiem.
2: 24 – Elohiem hoort hun gekerm en Elohiem gedenkt Zijn Verbond met
Abraham, met Isaak en met Jacob.
2: 25 – Elohiem ziet de zonen Israëls aan; Elohiem is wetende.
3:1 – Mozes, nu, is herder van het vee van Jitro, zijn schoonvader,
priester van Midjan, en hij drijft het vee [tot] achter de woestijn en hij
komt aan bij de berg van Elohiem, op Horeb aan.
3:2 – Daar verschijnt aan hem de Engel van YHVH in een vuurvlam,
middenin een braamstruik; hij ziet het aan, en zie, de braamstruik brandt
in het vuur, maar de braamstruik wordt niet verteerd.
3:3 – Dan zegt Mozes: laat ik toch afwijken [van mijn weg]. Ik ga deze
grootse aanblik zien: waarom verbrandt de braamstruik niet?
3:4 – Dan ziet YHVH dat hij is afgeweken om het te zien en Elohiem
roept tot hem uit het midden van de braamstruik en zegt: Mozes, Mozes.
En hij zegt: hier ben ik!
3:5 – En Hij zegt: kom niet dichterbij, doe je schoenen van je voeten, want
de plaats waarop je staat is heilige grond – ADMaT QoDeSh.
3:6 – En Hij zegt: Ik ben Elohiem van je vader, Elohiem van Abraham,
Elohiem van Isaak en Elohiem van Jacob. Mozes verbergt zijn
aangezicht, want hij vreest Elohiem te aanschouwen.
3:7 – Dan zegt YHVH: Ik zie werkelijk het lijden van mijn volk dat in
Egypte is; hun geroep heb ik gehoord voor het aanschijn van hun
drijvers, want ik weet van hun smarten.
3:8 – Maar ik zal afdalen om hem te redden uit de hand van Egypte en
om hem te doen opklimmen uit dat land, naar een land goed en ruim,
naar een land vloeiend van melk en honing, naar de plaats van de
Kannaäniet, en de Chitiet en de Amoriet, en de Periziet en de Chiviet en
de Jeboesiet.
3:9 – Welnu, zie, het gejammer van de kinderen Israëls komt tot Mij; ook
zie Ik de verdrukking waarmee de Egyptenaren hen onderdrukken.
3:10 – Welnu, ga, Ik zend je naar Farao; en leidt Mijn volk, de zonen
Israëls, weg uit Egypte.
3
Mozes Roeping.
Exodus 3 wordt met een korte passage ingeleid die de verbinding maakt tussen de
uiterlijke historische gebeurtenissen en de onzichtbare werken van God (2: 23-25). De
dood van de koning die Mozes uit Egypte had laten gaan tekent een nieuwe kans af.
Maar tegelijkertijd gaat de achtervolging door. Niet minder dan 4 werkwoorden
voor ‘schreeuwen, jammeren’ drukken de intensiteit van Israëls lijden uit. Maar ze
evenaren een gelijk aantal werkwoorden voor Gods ‘omzien naar’, gerangschikt naar
een climax toe: ‘Hij hoort … Hij gedenkt Zijn verbond… ziet …. en weet’(2:24,25).
Het verbond dat God gedenkt is het eerste met Abraham in Genesis 15. De
verbinding met de volgende twee generaties van Israëls voorvaders Isaac en Jacob, in
Gen 50:24, brengt het verbond vooral samen met de belofte van land. Israëls hoop is
niet alleen gevestigd op de bevrijding uit Egypte maar ook op het realiseren van haar
nationale bestemming door binnen te gaan in het beloofde land, waar de privileges
en verantwoordelijkheden van bevrijding kunnen worden geleefd (3:8).
De loop van Gods plan, dat ligt ín de ontvouwende gebeurtenissen, wordt nu
ontsloten (3:1-9). Zo wordt de natuur van het goddelijk handelen in het rijk van de
wereld voor Mozes duidelijk in de loop van zijn gangbare verplichtingen als herder
voor zijn schoonvader in de wildernis. De weidegrond blijkt, bewust of onbewust,
zich te bevinden bij ‘de berg van God’. Daar wordt een natuurlijk object, een
braamstruik, gesitueerd met bovennatuurlijke betekenis: ‘de braamstruik brandde
maar werd niet verteerd’ (3:2). De tekst (MT) is niet helemaal ondubbelzinnig over de
goddelijke verschijning: of de engel van de Heer in of als een vuurvlam verscheen.
Voor de laatste betekenis moet worden opgemerkt dat elders in de Hebreeuwse
Bijbel vuur wordt gebruikt als symbool voor de goddelijke Aanwezigheid (zie Ex
19:18); in dat geval valt hier de nadruk op de communicatie tussen God en Mozes
(3:4). Maar waarom spreekt God vanuit de struik en niet vanaf de berg zelf (zoals in
hfst 19)? Een betere interpretatie – die in elk geval in het Hebreeuws grammaticaal
natuurlijker is – kan daarom de eerste zijn: de Heer verschijnt in de vuurvlam.
Hier is een vollere symboliek: de struik/boom staat voor Israël, het vuur voor de
verdrukking in Egypte, en het branden zonder te verteren voor het feit dat, ondanks
de onderdrukking, Israël niet vernietigd wordt. Dit is omdat God in het midden van
de smart van zijn volk is, dat Hij in staat is ze te redden en ze te leiden naar het
beloofde land (3:7-9). De conventionele beschrijving als ‘vloeiende van melk en
honing’ voor het eerst in HB (3:8), drukt een ideaal uit van paradijselijke voorspoed
gebaseerd op goddelijke voorziening: zoals de eerste mens zorgde voor de tuin van
Eden (Gen 2:15), zo wordt menselijke samenwerking verkregen om de genade van
het land te ‘oogsten’. Maar die overvloedige opbrengst van natuurlijke producten
vroeg niet om zwaar zwoegen zoals Israël dat nu te verduren krijgt in Egypte. Het is
mooi de prachtige beloften van God te horen, maar het is iets heel anders de
opdracht te krijgen om tussenpersoon te moeten zijn die deze beloften moet
uitdragen (3:10).
Uit: Eerdmans Commentary on the Bible – Exodus – door William D. Johnstone.
4
Theofanie en goddelijke Incarnatie.
Moeder Gods drukt goddelijke Incarnatie uit. Moeder Gods is: paradijs en de door
God beloofde vrouw in het paradijs wier zaad de kop van de slang zou vermorzelen
(Gen 3,15). Zij is de ark van redding van Noach en de ladder in de droom van Jacob.
Zij is het brandend braambos dat Mozes ziet en de Rode Zee waarin Israël wordt gered.
Zij is de tabernakel en de tempel, zowel als geheel als in zijn delen, de Ark van het
Verbond, de stenen tafelen, het wierookvat en de staf van Aaron. Zij is de koningin
van de Psalm (45) en de bruid van het Hooglied. Zij is de Maagd geprofeteerd door
Jesaja (7,14) en de gesloten poorten die Ezechiel ziet (44: 1-4).
Mozes - de ziener van God - is de verkozene, die inwijdt in het mysterie van de
goddelijke Incarnatie, die overeenstemt met zijn plaats in de geschiedenis van de
Kerk als de wetgever en - in die zin - de grondlegger van de Oudtestamentische
Kerk. In de wet wordt de komst van de genade in de wereld, de Incarnatie van de
Zoon van God door de Maagd Maria, versluierd beloofd – als een soort hemelse wet
- en de hele rituele wet, de tempel en de offers worden in deze zin verklaard in de
brief aan de Hebreeën. Daarvoor worden uitzonderlijke openbaringen, die gegeven
zijn aan Mozes en betrekking hebben op de Moeder Gods, toegankelijk in het licht
van de gaven en openbaringen van het NT. God openbaarde Zijn Naam en maakte
Mozes ziener van God, vriend en vertrouweling. Mozes droeg een sluier ( Ex. 34)
over zijn gezicht, want zwakke menselijke ogen kunnen de straling niet verdragen,
de weerspiegeling van Gods Glorie. Voor de Christenen is deze sluier afgenomen en
het is duidelijk hoe groot de straalkracht van Mozes was, met het gezicht van de MG
die geprefigureerd wordt en de hele Oudtestamentische vroomheid voorbereidt.
Bijzondere aandacht verdient - tussen de openbaringen van de Moeder Gods aan
Mozes en naast de openbaringen van de Glorie van God - de eerste Theofanie: het
Brandend Braambos, dat onveranderlijk door de Kerk wordt uitgelegd als een beeld
van de Heilige Maagd. Dus bestaat er een icoon van de H Maagd die het ' Brandend
Braambos' wordt genoemd. (De afbeeldingen van de Moeder Gods met kosmische
symbolen in het centrum van een 4 puntige ster, opgedragen in een hemel, gevuld
met engelen; op de hoek van de 4 punten de 4 dieren van Ezechiel en uit het boek
Openbaringen, die corresponderen met de 4 Evangelisten.)
In Exodus 3,2 wordt, in plaats van God zelf, de Engel van God, hier en in andere
gevallen van Theofanie, ogenschijnlijk onbeduidend gebruikt (lees ook de toespraak
van Stephanus in Handelingen 7: 30, 31,35). De Patristiek ziet hier in elk moment een
zekere voorbode van de goddelijke Incarnatie; soms lijkt de Engel op de Zoon van
God, soms ziet hij een manifestatie van een Drie-Ene God - een voorbode voor de
Drie-eenheid in de drievoudige benaming: de God van uw vader, de God van
Abraham en de God van Isaak en de God van Jacob - Ex 3.6.
De verschijning van de Engel in de struik correspondeert met het zien van de Glorie van
God. Terwijl het onmogelijk is God zelf te zien - ' het Aangezicht van God' – wordt
Mozes niettemin waardig gemaakt om Zijn Glorie te zien (Exodus 34). Maar ook '
verborg Mozes zijn gezicht want hij vreesde God te zien' (Ex 3,6). En juist in deze
vrees aanschouwde hij God en zet hij het gesprek met Diens Engel voort. Met andere
5
woorden, hij ontvangt een Theofanie die door hem ontvangen kán worden. Die in
feite een Doxofanie is, een verschijning van de goddelijke Sophia in de vorm van de
voorzegde Goddelijke Incarnatie (d.i. de icoon ‘Moeder Gods van het Teken’- kvb).
Twee momenten van deze Sophiofanie zijn aanwezig:
- Aan de ene kant het Brandende Braambos zelf, een struik omhuld door vuur,
brandend maar niet verterend, op ' heilige grond' (Ex 3,5) - dit is de Moeder
Gods overdekt door de Heilige Geest.
- Aan de andere kant, de verschijning van de Engel van God in de vuurvlammen
van het midden van de braamstruik (3,2), de 'Heer die tot Mozes roept uit het
midden van de struik' (3,4). Dit is de Zoon van God, die geincarneerd is.
(In de icoon ‘Mozes bij het Brandend Braambos’ is dit de Engel van de Verkondiging,d.i. de Verkondiging van Goddelijke Incarnatie, te weten de Engel Gabriel – dit
betekent mijn Kracht is God).
Vandaar dat dit visioen een soort schaduw van de icoon van de Moeder Gods is,
gezien door de profeet Mozes, een beeld van goddelijke Incarnatie waar het vuur van
de goddelijkheid binnendringt en de geschapen natuur vergoddelijkt zonder die te
verbranden.
Goddelijke Sophia wordt verbonden met het geschapene, waaruit het twee vormen
van verschijning heeft: Christus en Moeder Gods. Met andere woorden: het visioen
van het Brandend Braambos dat aan Mozes gegeven wordt is in essentie identiek met
het visioen van de Glorie van God. Er is een trek die deze gelijkenis bevestigt en
ontsluit: we lezen dat de verschijning van Glorie verbonden was met het uitroepen van
Gods Naam (Ex 33,19, 34-5,6) en ook hier - op verzoek van Mozes - vindt het uitroepen
van de Naam plaats in het fenomeen van de struik. Vanuit de brandende struik
openbaart God zijn Naam, machtig en ontzagwekkend, wat door grote verering
werd omringd in Oudtestamentische vroomheid. Gods Naam, YHVH, wordt
gewoonlijk beschouwd als een Oudtestamentische openbaring met betrekking tot de
Goddelijkheid en verwijst naar de hypo-statische zelf-existentie van Goddelijkheid:
de Ene die is, Ik ben die Ik ben. In deze zin kan deze Naam ook verwijzen naar de
Drie-eenheid, in eenheid van essentie, tot de drie-ene hypo-statische God. De Drieeenheid heeft de eigen Naam in de Zoon, die de Naam is van de Vader (zoals we in
het gebed van de Heer ‘Onze Vader’ lezen - de eerste hypostase - geheiligd zij Uw
Naam - de tweede hypostase.) De Naam van de Vader geopenbaard aan Mozes - de
Ene die IS , Ho On, is ook de Naam van de Zoon. Hij geeft direct getuigenis van
Zichzelf in het Nieuwe Testament: 'Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het
einde, zegt de Heer, de Ene die is en die was en die komen zal, de Almachtige
(Openb 1,8. zo 1,10, 2,8). De onmiddellijke relatie van deze tekst met de Logos kan
een vraag zijn, hoewel het uit de tekst en paralellen lijkt alsof de naam 'Ho On'
verwijst naar Christus, met de namen die zeker tot Hem behoren: Alfa en Omega,
begin en eind. Deze interpretatie van de tekst van Openbaring 1,8 wordt bevestigd
door iconografie waar gewoonlijk de tekening van de Redder als de Logos, het Vooreeuwig Kind, met het Griekse ‘Ho On’ wordt aangeduid, hetgeen de Griekse
vertaling is van de Hebreeuwse YHVH. Op deze wijze spreekt de verbinding van de
Naam met de Theopanie, het uitspreken van de Naam uit het midden van het
Brandende Braambos, direct over de Incarnatie van de tweede Persoon van de
Heilige Drie-eenheid van de Maagd Maria, en de meest zoete Naam van Jezus is de
6
Nieuwtestamentische goddelijk menselijke Naam van YHVH (Ligt hier niet de reden
waarom voor de komst van Christus het respect voor de Naam van YHVH is
verloren en vergeten?)
De verschijning van God aan Mozes op de Berg Horeb betekent een nieuwe tijd van
goddelijk werk, dat opvoedend en voorbereidend is, en een tijd zal zijn van de wet,
die voortgaat tot Johannes de Voorloper: dit wordt geopenbaard door het visioen
van de Moeder Gods in het braambos, maar wordt tot een eind gebracht en vervuld
door Haar verschijning in de wereld en de goddelijke Incarnatie door Haar voltooid.
Deze buitengewone Kennis van het mysterie van de goddelijke Incarnatie door
Mozes wordt bevestigd (naast de directe profetie van de profeet in Deuteronomium
18: 15-19) in de verschijning van Mozes en Elia naast de Heer op de berg van
Transfiguratie, waarin zij op speciale wijze binnenkomen in het zich openbarende
mysterie.
Uit: ‘The Burning Bush’ door Sergius Bulgakov.
7