Kloosterkerk, Den Haag

Download Report

Transcript Kloosterkerk, Den Haag

Kloosterkerk, Den Haag
De bijbel op straat – Johannes 14 en Martinus Nijhoff, 'Kinderkruistocht'
22 juni 2014 – voorganger: ds Rienk Lanooy
Gebed om ontferming
Graag noemen wij
dit gebouw
uw huis
omdat dat woord
dicht
tegen het woord 'thuis'
aan ligt
en niet zelden
is dat wat wij zoeken
in ons leven:
een plaats om werkelijk
thuis te zijn
ver van de onrust
de angsten en de driften
de wrevel en de onmacht
de schuld
en al die andere gevoelens
die zich soms
zo slecht
laten benoemen
maar ondertussen
hun partijtje
duchtig meeblazen
in de fanfare van ons bestaan
en dus noemen wij
dit gebouw uw huis:
om voor even thuis te zijn
bij U
en daarom bidden wij:
Heer, ontferm U...
Graag noemen wij het hier:
uw huis
hier hopen wij U
maar ook elkaar te vinden
en we weten
hoe mooi
en soms hoe moeizaam
het is
om ons te verbinden
met elkaar
– niet alleen hier, trouwens –
er zijn de kleine ergernissen
en de grote conflicten
die vaak genoeg
weer voortkomen
uit de kleine ergernissen
er is de afstand
de eenzaamheid
de onhandigheid
van een onvertogen woord
er is de spijt daarom
en de moeite
die het dan weer kost
om die te betonen –
niets menselijks
is ons vreemd
en daarom bidden wij U:
Heer, ontferm U...
Graag noemen wij
ook de aarde
ons huis
we zijn dankbaar
voor haar schoonheid
we hebben weet
van haar kwetsbaarheid
en beseffen
hoe moeilijk het is
om onder het ene dak
van het huis
van de wereld
samen te leven
soms beneemt ons dat
de moed
maar altijd weer
duikt het verlangen
de kop op
om het kwade te keren
en de leugen te ontmaskeren
en we vertrouwen er op
dat dat verlangen van ons
van u komt
van de Geest
die ons bemoedigt
ook deze dag
en daarom bidden wij U:
Heer, ontferm U...
Preek
Vanmorgen ligt de bijbel op de Kleine Kazernestraat. Op een steenworp achter mij en vóór (de
meesten van) u. Eigenlijk hangt hij er, de bijbel, achter een plexiglas plaatje aan de Britse ambassade.
Het is de plaats waar de dichter Martinus Nijhoff woonde. Hij was er thuis, hier in het centrum van
Den Haag. De familie Nijhoff had sinds 1910 aan het Lange Voorhout (nr. 9) een uitgeverij. Nijhoff
bracht zijn jeugd door in de stad, zat op het Haganum. Na enige omzwervingen keerde hij in de
oorlogsjaren terug naar de stad. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in de Kleine
Kazernestraat. Hij overleed er, onverwacht, begin 1953.
Achter het plexiglas is de volgende dichtregel van Nijhoff te lezen:
Wie alles verlaat vindt in vaders huis
Dat vele woningen heeft, zijn thuis.
Zij komt uit het eerste van zijn twee gedichten met de titel De kinderkruistocht. Het verwijst naar de
zog. kinderkruistocht naar het Heilige Land (die nooit hebben plaatsgevonden), maar misschien nog
1
meer naar de onbevangen, kinderlijke moed om alles achter je te laten op weg naar een nieuwe
bestemming, een nieuw thuis.
De regel slaat terug op een vers uit de lezing van het Johannesevangelie, dat zojuist klonk. Deze
woorden klinken regelmatig in dit huis, maar zelden op zondag. Ze zijn geliefd bij
gedachtenisdiensten, bij het afscheid van een overleden dierbare.
De Naardense bijbel vertaalt hen zo:
in het huis van mijn Vader
zijn vele verblijven;
(als het niet zo was, zou ik u dan durven zeggen
‘ik ga op reis om u een plaats te bereiden’?)
Het gaat in dat vers dus over het huis van mijn Vader. Jezus spreekt over dat huis in de lange
afscheidsrede die hij houdt voor zijn vrienden, voorafgaand aan zijn dood. In het huis van mijn Vader
zijn vele verblijven, zegt hij. De nieuwe vertaling heeft het over kamers; op de een of andere manier
doet mij dat een beetje teveel aan mijn studententijd denken, die kamers, met hospiteren en al.
Woningen, zei de oude vertaling. En dat had wel wat, gezien het feit dat het woord wonen
gerelateerd is aan het woord wonne. Dat betekent: vreugde, gelukzaligheid. Wonen betekent dus
zoiets als: ergens graag verblijven, een omgeving waar je op je plaats, waar je thuis bent, een plaats
where everybody knows your name, zoals de openingstune van de serie 'Cheers' het bezong in de
jaren '80.
Letterlijk staat er zoveel als: in het huis van mijn Vader zijn veel verblijven. En Jezus vertelt zijn
vrienden dat hij voor hen een verblijfplaats gaat klaarmaken. Nu is de vraag: Wat bedoelt Johannes
daarmee? Wat is dat 'huis van mijn Vader' met zijn vele verblijven? De hemel, het hiernamaals, iets
anders?
Eén keer eerder spreekt Jezus bij Johannes over het 'huis van mijn Vader'. Hij is dan in de tempel van
Jeruzalem. Hij ergert er zich aan de poppenkast van marktkraampjes, dierentuin en kooplieden en
veegt het tempelplein schoon. Ondertussen roept hij: Maak van mijn Vadershuis geen handelshuis!
(Johannes 2,16)
Natuurlijk gaat het allereerst om de tempel. Maar voor Johannes zou de tempel niet 'het huis van mijn
Vader' zijn, als hij er niet ook een diepere betekenis aan kon geven. Zoals hij vaker doet: water bij
Johannes is nooit zomaar water, H2O, en brood nooit zomaar iets wat gerezen en gebakken uit de
oven komt; licht is meer dan wat de optica bestudeert en leven is nooit alleen maar existeren,
ademhalen, simpelweg 'er zijn'. Johannes zou zich met de woorden van Nijhoff tot ons kunnen
wenden en zeggen: 'Lees maar, er staat niet wat er staat' (uit: 'Awater').
En dat geldt ook voor 'het huis van mijn Vader'. Want als Jezus de tempel heeft schoongeveegd, is er
natuurlijk discussie. “Wie denkt hij wel dat hij is, dat hij dit doen mag?” En Jezus antwoordt: Breek
deze tempel af en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen. En dan volgt zo'n typisch
Johannesmomentje. Jezus' opponenten nemen zijn uitspraak letterlijk: “Hoe is het mogelijk?”,
zeggen ze, “46 jaar is er gewerkt aan deze tempel en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen”. Maar
Johannes bedoelt iets anders – 'lees maar, er staat niet wat er staat' – als hij schrijft: Maar (Jezus) hij
sprak over de tempel van zijn lichaam.
Het huis van mijn Vader, de tempel, is niet alleen een huis van hout en steen, waaraan jaren gewerkt
is. Het is voor Johannes ook, misschien wel eerst: Jezus zelf, zijn lichaam. Waar God te vinden is,
zegt Johannes met zoveel woorden, is niet allereerst in de tempel met zijn markthal, met zijn
schreeuwende kooplui, met het gekeuvel, het geblaat en gekir van mens en dier die er rondlopen.
Waar God te vinden is, is allereerst in een mens, in Jezus zelf. In Johannes' eigen woorden: Wie mij
2
heeft gezien, heeft de Vader gezien. U moet die uitspraak van Johannes ook lezen tegen de
achtergrond van het feit dat toen hij zijn evangelie schreef, zo tegen het einde van de eerste eeuw, de
tempel in Jeruzalem al was vernietigd door de Romeinen.
De tempel is geen blijvertje, weet Johannes en weten zijn lezers, maar hoe zit dat met Jezus? Hij is er
niet meer, maar zo voelt het niet. Er zit leven in wat hij zei, Geestkracht in wat hij deed. Hij is de
aanwezige afwezige.
Waar Johannes werkelijk op doelt is, dat met het afscheid van Jezus, het essentiële van wat hij met
zijn vrienden heeft opgebouwd, wat hij hun heeft verteld, waarmee hij hen vertrouwd heeft gemaakt,
niet verloren gaat, maar zijn waarde houdt. Zijn vrienden blijven met hem verbonden. Zij maken
voorgoed deel uit van zijn bestaan, van zijn wezen. Zijn participeren in zijn existentie. U hoort wel,
dat de woorden die ik nu gebruik wat abstracter worden... maar het gaat in dat huis van de Vader, en
de verblijfplaatsen daarin, niet om platte topografie, om de vraag wáár het is, niet om 'mansions in
the sky'. Jezus is, aldus Johannes, niet de makelaar die vertelt dat er nog genoeg hemels aanbod is,
nog plaats in het hiernamaals.
Het gaat om de vraag: met wie je je verbonden voelt, in welke beweging je participeren wilt, waarin
je opgenomen wilt zijn. Het gaat, kortom, niet om locatie, maar om relatie.
Een mooi voorbeeld daarvan kwam ik onlangs tegen in een interview met de Nijmeegse hoogleraar
Mikhail Katsnelson, topfysicus, kenner van grafeen. In 2010 stond hij prominent op de lijst van
'hottest' natuurwetenschappers. Geboren in Rusland in een volledig geassimileerd Joods gezin, kreeg
hij op zijn 24ste voor het eerst een bijbel in handen. Geshockeerd was hij, door de kracht van boeken
als Job en Prediker. Jaren later liet hij zich dopen in de Russisch-Orthodoxe kerk. Wat hij in het
interview als kern benoemt van de ervaring die zijn leven bepaalt, is een innerlijk besef van God en
van zichzelf. “Ik zat in mijn appartement, en ineens besefte ik dat God bestaat en dat Hij weet heeft
van mijn bestaan”. Meer kan Katsnelson er niet over zeggen. Maar je hoort in zijn woorden,
tenminste ik hoor dat erin, dat het in die kernervaring gaat om verbinding. Niet om de vraag waar
God is, wat de hemel is: “...wellicht is het heel interessant hoe God zich verhoudt tot het universum”
zegt hij elders, “maar niet voor mij”. Het gaat hem er om dat je je als mens gekend weet. In de
woorden van Cheers: where everybody knows your name, nu ja, in ieder geval is er Eén die weet
heeft van je bestaan.
Dat is wat Jezus zijn vrienden aanbiedt: niet een plekje, maar verbinding, geen locatie, maar relatie.
Even verderop in dit hoofdstuk (Johannes 14,23) zegt hij het zo:
als iemand mij liefheeft
zal hij mijn woord bewaren,
en mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen
en een blijvende woning bij hem maken;
Raken deze woorden aan die woorden van Nijhoff?
Wie alles verlaat vindt in vaders huis
Dat vele woningen heeft, zijn thuis.
In deze woorden, in het hele gedicht Kinderkruistocht, zit een diep verlangen naar verbinding met het
oude geloof dat Nijhoff van zijn moeder had meegekregen. Lange tijd behoorde zij tot het Leger des
Heils, en in die tijd schreef zij korte bijbels zangstukjes die bij Nijhoff thuis of bij het Leger werden
opgevoerd (later werd zij trouwens Rooms-katholiek). De eenvoud van haar geloof had een grote
invloed op hem en zijn geloofsleven.
3
Hoe vindt een mens de verbinding met dat 'kinderlijke geloof'? Niet door zelf weer kind te worden.
Maar wel door het verlangen als van een kind weer in jezelf toe te laten. Dat vraagt om een zekere
zelfovergave. Nijhoff spreekt in dat verband over 'Wie alles verlaat...' Geloven, vertrouwen, of in de
stijl van Johannes: je verbinden met de weg van Christus, vraagt om overgave. Zij laat zich slecht op
reserve, met de handrem er op realiseren. Ze vraagt om huid en haar, om 'alles te verlaten'. Je komt
niet aan de overkant door te zwemmen tot halverwege.
Bij Nijhoff zien we in zijn gedichten dan vaak een soort sidekick optreden die als een duwtje van
elders helpt om deze beweging van verlangen te maken. Een danser, clown, soldaat, een
vreemdeling, het kind. Zij onttrekken zich aan de doorsneegedachte dat wat je ziet, ook gelijk het
maximum aangeeft van wat er is. Zij durven, met een zekere roekeloosheid, te spreken van een
overkant, een ander perspectief, zoals ook Katsnelson het benoemt: zijn geloof speelt zich op een
heel ander niveau af dan de natuurwetenschap. Geloof en wetenschap hebben ieder hun eigen
werkelijkheid als speelveld en het is onzin om te beweren dat de natuurwetenschap over alles het
laatste woord heeft, zoals het ook vreemd is om geloof te laten concurreren of – nog erger – laten
samenvallen met wetenschap.
Achter de alledaagse werkelijkheid gaat altijd nog een diepere werkelijkheid schuil en Nijhoff zoekt
daar in zijn poëzie woorden aan te geven. Of dat lukt? Altijd blijft hem de twijfel omgeven of
woorden daarvoor toereikend zijn. Wie kan ooit nog de onbevangenheid van het kind herwinnen om
zulke woorden te vinden. In hetzelfde gedicht De Kinderkruistocht zegt Nijhoff dat de mensen hen
(de kinderen) kusten
... weenend om het woord
Dat de kinderen lachend hadden gehoord.
Want iedereen blijven Gods woorden vreemd,
Behalve hem die ze van God zelf verneemt. De mensen wenen om het woord dat de kinderen lachend hadden aangehoord.
Dat is precies de spagaat van een mens die zich een woning zoekt in het huis van de Vader, in de
woorden van Johannes, die zich wil verbinden met de weg van Jezus. Loslaten en vasthouden,
overgave en controle, onbevangenheid of vooringenomenheid, ze zijn met ons mens-zijn gegeven.
En dat geeft altijd een zekere onrust aan het bestaan. Jezus zegt dat ook tegen zijn vrienden: Laat
jullie hart niet in de war/geschokt zijn. Jullie behoren toe aan God, laat je dan ook met mij in.
En dan komen zijn vrienden telkens weer met die vragen waaruit hun spagaat blijkt. Altijd drijven ze
weer naar de oppervlakte toe, naar de oppervlakkigheid. Het valt hen niet te verwijten, ons ook niet.
Zo zijn we en tegelijkertijd is er altijd weer dat verlangen om alles te verlaten en een verblijf te
zoeken waar we aan die spagaat ontheven zijn. Met Johannes en met Nijhoff, vermoed ik, dat we dat
verblijf niet elders vinden, op locatie. Wel dat het ons van de overzijde wordt aangereikt, in een
relatie. Zoals we onze bestemming als mens toch ook vooral vinden in onze relaties met anderen en
eigenlijk nooit in het definiëren van onze eigen zelfstandigheid. “Het is niet goed de mens alleen is”,
zegt de Eeuwige op de eerste pagina van de bijbel.
En daarom biedt hij zichzelf aan, de Eeuwige. En zijn huis, dwz. zijn zoon, – en ons aan elkaar. In de
woorden van Johannes: in het huis van mijn Vader, zijn vele verblijven. En Nijhoff dicht n.a.v.
daarvan de woorden die te vinden zijn in de Kleine Kazernestraat:
Wie alles verlaat vindt in vaders huis
Dat vele woningen heeft, zijn thuis.
4
Het gaat om een blijvende band met de Eeuwige.
In de woorden van Harry Kuitert: Vriendschap met de Eeuwige is eeuwige vriendschap.
Of zoals we aan het begin van iedere dienst zingen: die niet laat varen de werken van zijn handen.
bronnen:
 Raymond E. Brown, The Gospel According to John, NY 1970
 Martien E. Brinkman, Hun God de mijne? Over de God van Achterberg, Marsman, Nijhoff & Gerhardt,
Zoetermeer 2014
 Het interview met Katsnelson stond in dagblad Trouw van 21 juni 2014
Gebeden
wij danken u
voor de bijbel op straat
voor al die plaatsen
in deze stad
waar uw woorden
zichtbaar aanwezig zijn
wij bidden dat
zij niet versteend raken,
die woorden,
niet worden
tot een even curieuze
als onbetekenende
erfenis van het verleden
maar mensen
blijvend inspireren
wij danken u
voor een dak
boven ons hoofd
voor een huis als dit
voor het huis
waarin wij wonen
en daarom bidden wij
voor allen
zonder huis
de vluchtelingen
de daklozen
de mensen
die zijn getroffen
door water, wind of vuur
en wij bidden
voor wie wel een huis hebben
maar zich niet thuis voelen
in het leven
dat zij leiden
voor wie
geestelijk dakloos zijn
dat zij zich kunnen verbinden
met anderen
die hen verder kunnen helpen
en als dat niet lukt
hen blijvend nabij zijn
5
wij danken u
voor elkaar
het plezier
en de verdieping
die wij in elkaar vinden
de steun en de zorg
die ons goed doen
de gedeelde vreugd
die ons draagt
en het gedeelde verdriet
dat ons er niet onder krijgt
ook al voelt het
niet altijd zo
wij noemen vandaag
in het bijzonder
...
en aan hun namen
voegen wij
de namen toe van hen
die ons ter harte gaan...