bekistingplaatvloer traditioneel gewapend of

Download Report

Transcript bekistingplaatvloer traditioneel gewapend of

Verwerkings-advies
Triconbetonsysteem
Algemeen
Triconbeton- bekistingplaatvloer traditioneel gewapend of voorgespannen gewapend
worden onder Komo productiecertificaat geleverd.
Alle aanwijzingen in het productiecertificaat dient u op te volgen.
Algemeen productgegevens
Standaard breedte
: 2400 mm of 3000 mm
Pasplaat
: min 500 mm ( langszijde uitgevoerd met een “vuilekant”
Lengte maximaal
: 9950 mm
Plaatdikte
: 50-75 mm
Sterkte
: C35/45
Wapeningstaal
: FeB500
Tralieligger
: 3 st (per 2400mm)
max hoogte 230 mm
: 8mm bovenstaaf – 5mm diagonaal - 2 st 5mm onderstaaf
: Doorlopend over de gehele plaatlengte
: Indien er een grotere jukafstand gewenst is kan er een
andere type tralieligger gekozen worden.
Sparingen
Gasbetonsparingen
afmetingen
Centraaldozen
”
: Bouwkundige sparingen worden vrij van
bekistingsmateriaal geleverd
Worden gemaakt door tempex
: tbv leidingdoorvoeren
:100*100, 150*150, 200*200 of 250*250
150*100 of 200*100
Ø110, Ø130, Ø150, Ø170.
: uitgang 5/8
Berekeningen
Onze berekening is gebaseerd op de Eurocode, met name de NEN-EN 1991 en NEN-EN
1992.
Werkvoorbereiding
Door bureau van Opzeeland worden de berekeningen en tekeningen van de
breedplaatvloeren gemaakt.
Voor het starten van het tekenwerk en het optimaliseren van de werkvoorbereiding
planning dienen de volgende stukken aanwezig te zijn:
- definitieve digitale bouwkundige plattegronden
- definitieve doorsneden en- details
- definitieve gecontroleerde constructie tekeningen.
- Sparings tekeningen E/W
- Lijn en –puntlasten
- Namen werkvoorbereider, uitvoerder, hoofdconstructeur
- Bouwvolgorde, routing, bouwtempo.
Na opdracht wordt er door bureau van Opzeeland een plaatindelingstekening
gemaakt. Op deze tekening dienen door of namens de opdrachtgever de benodigde
sparingen en centraaldozen te worden aangegeven. Deze worden door bureau van
Opzeeland verwerkt op de plaatindelingstekening.
Hierna worden de constructieberekeningen & tekeningen conform cat 4a van Criteria
73/5 (KIWA) en de wapeningstekeningen vervaardigd.
Alle tekeningen en berekeningen dienen door de hoofdconstructeur voor akkoord te
worden ondertekend.
Na goedkeuring worden de tekeningen in twee voud verstrekt ter indiening bij de
plaatselijke Bouw- en Woning Toezicht. Deze indiening geschied door de
opdrachtgever of zijn vertegenwoordiger.
Na verkregen goedkeuring worden er productietekeningen gemaakt. Productie kan
plaatsvinden 5 werkdagen na de goedkeuring van de tekeningen.
In overleg met Tricon en de opdrachtgever wordt , na goedkeuring van de tekeningen
een stapel- en vrachtvolgorde bepaald. In verband met vorm- en lengteverschil is het
soms noodzakelijk om de levering hiervan af te wijken ( teneinde beschadiging te
voorkomen)
Planning en afroep
In verband met planning en productie bedraagt de tijd tussen afroep en de levering
van de vracht 15 wekdagen. Bijzondere leveringsafspraken dienen, door de
opdrachtgever, bij de afroep te worden gemeld.
De definitieve afspraak inzake de tijd van de levering dient in overleg met ons ,
minimaal 5 werkdagen voor de levering plaats te vinden.
Wijzigingen in de door de opdrachtgever goedgekeurde tekeningen kunnen
consequenties hebben voor de ( reeds afgesproken) levertijden. Tevens kan dit
leiden tot extra kosten, die dan aan de opdrachtgever worden doorberekend.
Annulering van de afroep is slechts mogelijk ingevolge van overmacht.
Verkoop/planning
kwaliteit
033-4500321
033-4500321
facturering
033-4500321
Brandwerendheid
De hoofdconstructeur is verantwoordelijk voor het opgeven van de brandwerendheid
van de constructieonderdelen.
In overleg met Tricon kan de wapening of de dekking worden aangepast.
BEREKENING BRANDWERENDHEID VOLGENS ART. 10.1.2 NEN 6071:2001
Matafwijkingen
De breedplaatvloer wordt geleverd onder de NEN 6725 +/-20mm
Levering
De aanvoer van de platen geschiedt, in volle vrachten ongelost. Het werk moet
bereikbaar voor onze vrachtwagens . met een maximale last van 25 ton.
De hoeveelheid m2 breedplaatvloer per wagen is afhankelijk van de dikte van de plaat en de
lengte.
Maximale wachttijd van 1,5 uur per vrachtwagen
Bij aflevering dienen de breedplaat elementen, alvorens deze worden gelost, te worden
gecontroleerd op uiterlijke gebreken. Opmerkingen dienen op de afleveringsbon te worden
gemeld, Reclames met betrekking toto de geleverde materialen dienen binnen 48 uur
aankomst van de elementen te worden gemeld aan Tricon.
Bij voorkeur dienen de elementen rechtstreeks in het werk te worden gemonteerd..
Richtlijnen breedplaatvloeren zonder hijsogen
Op de bouwplaats of op de kraan dient het volgende hijsgereedschap beschikbaar te zijn.
1) Vloerelement waarvan lengte < 6m. en gewicht < 2500 kg. een 4 -sprong met
een lengte van min. ca. 5-6m., SWL > 2500 kg.
2) Vloerelement waarvan lengte > 6m. en < 8m. en gewicht < 4000 kg. een 6 sprong met een lengte van min. elementlengte. (ca. 6-8m.), SWL > 4000 kg. Extra
inkorthaken nodig voor het inkorten van de middelste lengen (sprongen).
3) Vloerelement waarvan lengte > 8m. of gewicht > 4000 kg. een 8 -sprong met een
totale lengte van min. elementlengte. (> 8m.), SWL > elementgew. De 8 -sprong
kan bestaan uit (van boven af); 2 -sprong met een lengte van 2-4m., SWL >
elementgew., in elke haak een doorloopleng, bv. een eindloze hijsband (2st.) van
2-4m., SWL 3-4t. voorzien van D-sluitingen (4st.), in elke sluiting een 2 –sprong
(4st.) met een lengte van 2-5m., SWL 2-4t. Zie bijgaande schets. De
doorlooplengen zorgen automatisch voor gewichtsverdeling tussen de 4
tweesprongen.
1 Vanuit de verwerkingsvoorschriften
a) Handelingen met betrekking tot hijsen, opslag en transport mogen geen aanleiding geven
tot beschadiging en/of scheurvorming van de vloerelementen. Indien tussenopslag
noodzakelijk is, dienen de elementen vrij van de grond worden gestapeld en gelijkmatig
worden onderstopt. Ondergrond dient draagkrachtig te zijn, eventueel de
ondersteuningsoppervlakte
vergroten of stapelhoogte verlagen. Ondersteuningspunten dienen zich recht
boven elkaar te bevinden (fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade t.g.v.
tussenopslag).
b) De vloerelementen mogen uitsluitend gehesen worden in de hoek tussen een opgaande
en neergaande diagonaal van de tralieliggers. Aanpikpunten moeten zich bevinden aan
buitenste tralieligger en tussen 1 – 1,25m. van einde plaatlengte. De aanpikker dient hier
nadrukkelijk op te worden gewezen.
c) Voor het lossen en monteren van elementen ≥ 8.00 m1, ≥ 6.00 m1of ≤ 6.00 m1
dienen de elementen op respectievelijk minimaal 8, 6 of 4 plaatsen te worden aangepikt.
Elementen met een gewicht ≥ 2500 kg dienen altijd op min. 6 plaatsen te worden
aangepikt.
De kleinste hoek tussen kabels en element moet tenminste 60 graden bedragen. Alle
aanpikpunten dienen gelijkmatig belast te worden, eventueel een aanpikpunt één ‘
hoekpunt’
verplaatsen om de benodigde lengte aan te passen. De overstekken in de lengterichting
hebben ook een beperking. De elementen dienen gelijkmatig en horizontaal te worden
gehesen, waarbij gelet moet worden op een goede gewichtsverdeling. Het hijsen, laten
zakken en neerleggen dient zonder schokken of stoten plaats te vinden.
Hijsen
a) Indien hijsogen aanwezig, deze te gebruiken.
b) De afstand tussen plaateinde en hijspunt (overstek in lengterichting) ligt tussen 1/5lt.
c) Over de breedte gezien zitten de hijspunten altijd aan de buitenste tralieliggers
d) Als hijspunt dient u de knoop van de tralieligger aan te houden
e) Het aantal hijspunten is afhankelijk van de plaatlengte: tot 6 m1 is 4 toereikend, van 6 tot 8
m1 6 hijspunten. Boven de 8 m1 8 hijspunten.
f) Een plaat met een gewicht groter dan 2500 kg dient, ongeacht de plaatlengte, op minimaal
6 punten te worden aangepikt. Boven de 4000 kg op minimaal 8 punten. Raadpleeg tabel.
g) De kleinste hoek tussen de kettingen en het element dient minimaal 60 graden te
bedragen
h) Tijdens het hijsen dient de aanpikker zich niet op, onder of tussen de elementen te
bevinden. Bespreek met de machinist de draairoute en zorg ervoor dat zich hierin geen
mensen bevinden.
i) Na het plaatsen van het element en het afkoppelen van de haken, dienen de haken te
worden gesloten en begeleid langs de tralieliggers om spontaan inhaken te voorkomen.
j) Bij asymmetrische elementen zijn meestal extra verlengers, of inkorthaken nodig om het
element gelijkmatig en horizontaal te hijsen. Geef extra aandacht aan smalle (zwakke)
plaatsen in elementen en laat de machinist voorzichtig hijsen.
Hijsinstructie
plaatlengte.. Met een plaatbreedte van 2400 mm
schildikte
50
60
70
75
tot
l= 4 m
1152
1382
1613
1728
kg
kg
kg
kg
tot
l= 5 m
1140
1728
2016
2160
kg
kg
kg
kg
tot
l=6 m
1728
2074
2419
2592
kg
kg
kg
kg
tot
l= 7 m
2016
2419
2822
3024
kg
kg
kg
kg
tot
l= 8 m
2304
2765
3226
3456
kg
kg
kg
kg
tot
l= 9 m
2592
3110
3629
3888
hijsen aan 4 hijspunten
hijsen aan 6 hijspunten
hijsen aan 8 hijspunten
Hijsinstructie breedplaatvloeren
D-sluiting
viersprong
zessprong
achtsprong
kg
kg
kg
kg
tot
l= 10 m
2880
3456
4032
4320
kg
kg
kg
kg
Montage
De tijdelijke ondersteuningen (balken) dienen te worden geplaatst haaks op de
hoofddraagrichting van de breedplaat elementen( (lengterichting tralieliggers), waarbij deze
voor het plaatsen van de breedplaat elementen op de juiste hoogte worden gesteld.
Voor voldoende (zijdelijkse) stabiliteit van de tijdelijke ondersteuning dient te worden gezorgd
De maximale afstand van de tijdelijke ondersteuning staan vermeld op de
breedplaattekening. De breedplaat elementen moeten met een zodanige opbolling (toog)
worden geplaatst dat deze in het midden een toog vertonen van min 1/600 van de
overspanning tussen de bouwmuren.
Hierbij dient in acht te worden genomen dat de breedplaat elementen op de bouwmuur cq
balken rusten.
- lengte 0 tot 2 m
: toog 0 mm
- lengte 2 tot 5 m
: toog 3-7 mm
- lengte 5 tot 9,95 m : toog 7-15 mm
Bij het aanbrengen van de toog dient rekening worden gehouden met de doorbuiging van de
onderliggende vloer waarop wordt afgestempeld.( extra toog ).
Indien de oplegging van de breedplaat elementen, op de balk of wand, minder dan 60 mm
bedraagt dient de eerste tijdelijke ondersteuning op maximaal 400 mm vanuit de oplegging te
worden geplaatst
De volgorde en de nummering van de breedplaat elementen is aangegeven op de
plaatoverzicht. De Laadvolgorde correspondeert met de legvolgorde, tenzij dit vanwege de
vorm van de breedplaat elementen en ter voorkoming van beschadigingen niet kan worden
gerealiseerd.
Het elementnummer staat aangegeven op het label en op een willekeurige plaats op het
element.
Om de juiste positie van het element te kunnen bepalen dient men zich te oriënteren op de
vorm van het element of op de plaats van de sparingen. Bij elementen zonder sparingen
maar met een versterkte strook in de wapening dient zich te oriënteren op de extra
tralieligger van de plaatrand.
Aanbrengen leidingen en sparingen
De bovenstaven en diagonaalstaven van de tralieliggers mogen alleen ,gedeeltelijk, worden
verwijderd indien hier ter plaatse extra lokale tempels worden geplaatst.
Dit om doorzakken van de breedplaat tijdens het storten te voorkomen.
De tralieligger verzorgen immers de sterkte en stijfheid van de bekistingsplaat tijdens de
onderstempelingsfase.
Voor het op de bouwplaat aanbrengen van sparingen waarvan de grootste maximale 200
mm bedraagt, dient de , eventule , verwijderde wapening naast de sparing te worden
bijgelegd. Sparingen met een grotere afmeting dan 200 mm en kokers en leidingbundels
met een grotere doorsnede dan 40 mm, dienen uitsluitend in overleg ( met de
hoofdconstructeur) te worden aangebracht.
Wapening druklaag
De wapening op de plaat( bijvoorbeeld koppelwapening, voegwapening en raveelwapening)
dient conform tekening te worden aangebracht. Ter plaatsen van de plaatnaden moet de ,
overeenkomstig de milieuklasse, benodigde dekking zijn gewaarborgd.
De bovenstaven kan op de in de plaat aanwezige tralieligger worden aangebracht. Het is
mogelijk dat aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn om de benodigde dekking te
realiseren ( zoals bijvoorbeeld bij vloerdikten groter dan 280 mm en o.a. ter plaatse van
netoverlappingen)
Druklaag
Het aanbrengen van de druklaag dient op een zodanige wijze te geschieden dat
opeenhoping en een grote valhoogte van de betonmortel wordt voorkomen. Dit om lokale
overbelasting van de bekistingsplaat te voorkomen
Verwijderen tijdelijke ondersteuningen
Tijdelijke ondersteuningen mogen slecht worden verwijderd in overleg met de
hoofdconstructeur. Zolang de aanwezigheid van de tijdelijke ondersteuning uit oogpunt van
sterkte noodzakelijk is , mag deze niet worden verwijderd. Het ontlasten van de stempels
moet geleidelijk, niet abrupt en met de nodige omzichtigheid gebeuren.
Verwijderen van de randstempels kan geschieden indien de gemiddelde kubusdruksterkte
van de druklaag (x3) minimaal 14 N/mm2 gedraagt ( voor een druklaag C20/25)
De middenstempels mogen in verband met doorstempelen van de bovenliggende verdieping,
niet worden verwijderd. ER dienen altijd minimaal twee verdiepingen worden
doorgestempeld.
Steenachtige wanden op de vloer
Ter voorkoming van de onnodige scheurvorming dienen steen achtige wanden van
bijvoorbeeld gips, gasbeton of kalkzandsteen pas op de vloer worden te aangebracht nadat
deze de eindsterkte heeft bereikt em de onderstempeling is verwijderd.
Bij steenachtige wanden dient u een advies van de steenachtige wanden op te vragen.
Platte daken
Alle materialen vertonen krimpverschijnselen . Deze worden veroorzaakt door uitdroging van
de gebruikte materialen. Het vocht dat tijdens het bouwproces aanwezig is in de dakvloer zal
tijdens de gebruiksperiode uit de constructie willen verdampen . Door de dakbedekking wordt
de dakvloer aan de bovenzijde dampdicht afgesloten. De onderzijde van de dakvloer zal
krimpen terwijl de bovenzijde van de vloerconstructie nauwelijks krimpt. Dit leidt tot ongelijke
krimpverkortingen tussen de onderzijde en de bovenzijde van de vloerconstructie.
Hierdoor zal de dakvloer de neiging hebben om bol te gaan staan,. Afhankelijk van de
overspanning en hoeveelheid vocht in de vloer kan deze opbolling oplopen tot 10 a 20 mm
Om krimpverschijnselen van de dakvloer ter plaatsen van de oplegging correct op te kunnen
vangen , is het aan te bevelen om hier ter plaatse een oplegvilt of degelijk toe te passen.
Bij de aansluiting van de binnenwanden met de onderzijde van de dakvloer dient met
mogelijke opbolling rekening te houden . Dit kan middels aan het plafondplinten. Deze
dienen aan de plafond te worden bevestigd, waarbij enige ruimte moet worden gehouden
tussen plint en wandafwerking.
Afwerking onderzijde
De onderzijde van de breedplaatvloer is vlak en glad.
Hierdoor is het geschikt voor afwerking met spuitpleister. Het is om esthetische redenen aan
te bevelen het oppervlak af te werken.
Door zijn gladde oppervlak is het aanbrengen van een stuclaag , zonder een
voorbehandeling van het oppervlak af te raden.
Het dichtzetten van de naden tussen de elementen is , in verband met onvermijdelijke krimp
en kruip af te raden
Deze kunnen het beste met een V-groef worden afgewerkt. De aansluitingen tussen
scheidingswanden en plafond dan wel bouwmuur, kunnen het beste flexibel worden
uitgevoerd. Door spuitwerk ter plaatsen van de aansluiting “in te snijden”voorkomt men dat er
door krimp en kruip een onesthetische scheur in de voeg ontstaat.
Terzake adviseren wij U de richtlijnen van de stukadoor op te volgen