©Annemieke Gerrist Close reading Programma

Download Report

Transcript ©Annemieke Gerrist Close reading Programma

©Annemieke Gerrist Close reading Programma poëzie Mustafa Stitou voor de Nieuwe Liefde Het gedicht begint met het beeld van de zoon die zijn dode vader in een kist op zijn rug draagt. Zoon draagt vader, naar het einde van het leven. Dit beeld is precies het omgekeerde beeld van een geboorte: De vader die zijn zoon voor het eerst vasthoudt na de geboorte en draagt, het begin van het leven tegemoet. Hoe begint en eindigt een leven? Vaders dragen hun zonen in het begin, zonen dragen hun vaders aan het eind. We dragen elkaar; van generatie naar generatie. De zoon die de vader richting het graf draagt redt het niet meer; de last wordt te groot. De kist wordt zwaarder en zwaarder. Kennelijk wil de zoon de kist zelf dragen, (hij kan het ook met zijn familie dragen), maar er is iets in hem dat hij het alleen wil doen. Het gedicht heeft geen duidelijke omgeving. De zoon brengt zijn vader naar een onbekende plek; de dood. De jongen helpt de vader, maar terwijl hij zijn vader draagt, zal hij niet vergeten niet dat hij later ook ooit deze weg zal nemen, de angst van dit vertrek, en de angst van deze reis. En dan redt de zoon het niet meer., in het gedicht. Wordt het verdriet hier te groot? Zijn hart te zwaar? Is het de angst? Of is de afstand tot het graf te groot, en was de zoon overmoedig en stoer begonnen? Voordat we deze tomeloze diepte induiken, schrijft de dichter hier iets wat de zwaarte tegenhoudt: hij fluistert, heel intiem, surrealistisch en toch ook erg realistisch, licht bijna bij al de zwaarte van de dood: ‘Pap, kan je even opstaan en meelopen? Het wordt zwaar.’ Een kind aan het woord, dacht ik, toen ik het las. Een kind dat zegt: ‘Papa, ik kan het niet meer. Pap, wil je even helpen.‘ De vader wordt wakker vanuit de kist, op een manier waarop hij waarschijnlijk door zijn zoon wel eens ’s ochtends is gezien: met zijn haren door de war. Heel profaan. En tegelijkertijd vraagt de zoon of de vader even uit de dood wil opstaan, zoals de profeet Jezus. De kist blijft achter, de vader loopt zwijgend in zijn witte ondergoed verder, gevolgd door zijn zoon. Alsof de zoon zijn vader wil volgen. Is de vader een profeet voor zijn zoon? Kan de zoon het niet zelf opbrengen zijn vader te begraven? Wil hij de goedkeuring van de vader, dat het juist is dat de man wordt begraven? Moet de vader de weg bepalen? En de vader reageert zoals hij in het leven kennelijk ook reageert: zuchtend, spottend, hoofd schuddend, er is kennelijk niks veranderd door de dood. Voor mij raakt dit gedicht aan een klassieke vader en zoon relatie. Je kan je afvragen of dit gedicht gaat over de dood, het begraven van de vader. Het gedicht leest meer als een allegorie, een voorstelling, een droom waarin het gedicht in zijn geheel een metafoor is. Voor de relatie tussen vader en zoon? De zoon die hunkert naar de goedkeuring en erkenning van de vader. Is het daarom dat hij de loodzware kist alleen draagt? De vader die een voorbeeld is en voorop moet lopen. ©Annemieke Gerrist Close reading Programma poëzie Mustafa Stitou voor de Nieuwe Liefde Als je dit gedicht op deze manier leest, komen er nog meer beelden en betekenissen los. Het gedicht lijkt een ritueel te beschrijven, een ritueel van loslaten. Het loslaten van een gedeelde werkelijkheid misschien. Ze kunnen elkaar maar niet bereiken. Het lijkt erop dit er in dit gedicht geen contact bestaat tussen vader en zoon. De zoon probeert het wel. Hij schuift het deksel voorzichtig eraf, en vraagt zijn vader medewerking. De zoon is erg alleen in dit gedicht: in de kist dragen, en in het begraven. Er wordt niet gesproken. Er is geen erkenning. De zoon wijst bovendien zorgvuldig de god van de vader aan, ‘hij moet van zijn god met zijn gezicht naar het oosten liggen’ , wat kennelijk niet ‘onze god is’, een gedeelde god. De vader draait en keert in de aarde alsof hij in een bed ligt. Alsof hij niet dood is, hij is er immers zelf naartoe gelopen en is zelf gaan liggen. De relatie met je ouders, en hoe je je tot hen verhoudt is nooit dood, ookal heb je ze begraven. We komen vanuit een voor ons vreemde plek, uit een donkere baarmoeder, en eindigen in een vreemd einde; de donkere baarmoeder van de aarde. De vader gaat er liggen. En dan neemt de dichter het heft zelf in handen en dicht het graf, sluit het af. .