1b Catalogusbladen - Glas - Omgeving in de Praktijk

Download Report

Transcript 1b Catalogusbladen - Glas - Omgeving in de Praktijk

Glas
UDC 691.6
Glass
CATblad 01-1
Vensterglas, verwering van glas
Literatuur
R.G. Newton, W.E.S. Turner - recollections and
developments, Glass Technology Vol. 26 No. 2 April
1985, p. 93 - 103.
In dit weinig bekende artikel wordt de
duurzaamheid van glas besproken en de oude wijze
van glasmaken. Er bestond een belangrijk verschil
tussen de glasovens in het zuiden van Europa en die,
grofweg gezegd, ten noorden van de Alpen. Die in
het zuiden waren bijenkorfvormig met een afkoelruimte bovenin; in het noorden lagen glassmeltoven
en afkoelruimte naast elkaar. In het noorden werd
beukehout gebruikt om de ovens te verhitten en de
as ervan werd weer bij de glasfabricage gebruikt. In
het zuiden komt de beuk niet voor, waardoor andere
brandstoffen werden gebruikt. Newton betoogt dat
dit een wezenlijk verschil betekent, onder meer voor
de condities waaronder de samenstellende materialen oxyderen tijdens de afkoelingsperiode. Dit heeft
weer invloed op de kleur van het glas. Vermeld
wordt dat eerst in 1449 in Engeland gekleurd glas
werd gemaakt. Voor dat jaar moest men dit uit
Frankrijk betrekken. Het mogelijk gebruik van
eikehout in plaats van beukehout wordt ook aan de
orde gesteld.
Het artikel is opgenomen in de verzameling 'Losse
gegevens' onder 'Glas' (UDC 691.6) in de Documentatie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te
Zeist.
H. Janse (red.), Kleurig glas in monumenten. Conservering van gebrandschilderd glas. 's-Gravenhage
1985.
In deze publikatie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg worden onder meer behandeld de
fabricage, de samenstelling en de kleuren van
vensterglas en gebrandschilderd glas. Veel aandacht
wordt besteed aan de verwering van en de bescherming tegen aantasting van glas.
H. Janse, Glas-in-lood patronen,
Restauratievademecum RVblad Glas-in-lood 01
(1987). In het artikel komt de toepassing van vensterglas van de 14de tot de 17de eeuw aan de orde.
H. Janse, Middeleeuws gebrandschilderd glas in
Groninger kerken, Groninger kerken 8 (1991), p. 49.
Het artikel is geschreven naar aanleiding van enkele
vondsten van 13de-eeuws glas in de provincie
Groningen en behandelt onder meer de samenstelling, het maken en de kleuren van glas.
L. Simis (bewerking H. Janse), Grondig Onderwys in
de Schilder- en Verw-kunst, in: Schilder- en Verfkunst. Restauratievademecum. RVbijdrage 13, Zeist/
's-Gravenhage 1992, p. 71 - 74. Simis vermeldt de
kennis, zoals hij die in het begin van de 19de eeuw
vergaarde over de oorprong en eigenschappen van
RDMZRV 1995/37-63
het glas. Ook bespreekt hij het 'weer' in het glas en
geeft enkele opmerkingen over het snijden van glas.
Spiegel. Tenslotte beschrijft Simis hoe men spiegels
maakte door glas met foelie (amalgaam van tin en
kwik) te bedekken.
M. Stokroos, Bouwglas in Nederland. Het gebruik
van glas in de bouwnijverheid tot 1940. Amsterdam
1994.
Dit is de eerste samenvattende publikatie over
vensterglas en andere glasprodukten in de bouw in
Nederland. In vogelvlucht worden de samenstelling,
eigenschappen en produktie van vensterglas besproken. Glas werd in het buitenland in schijven uitgeslingerd en sedert het begin van de 16de eeuw
ook als cilinders geblazen en daarna 'gestrekt'. Ook
in Nederland zijn enkele pogingen gedaan een
permanente vensterglasfabricage in gang te zetten,
maar dat mislukte doorgaans na enkele jaren.
Spiegelglas werd sedert 1687 gegoten, gerold en
daarna geslepen en gepolijst.
Eerst in het begin van de 20ste eeuw lukte het de
glasproduktie te mechaniseren en pas rond de Eerste
Wereldoorlog vond de Belgische fabrikant Emile
Fourcault een bruikbare techniek uit om glas mechanisch te trekken. In dit verband is het interessant dat
publikaties uit die tijd, dit getrokken glas nog niet
noemen. Zo vermeldt J.F. de Meyier in de tweede
druk van De Technische Vraagbaak uit 1917 alleen
geblazen glas en gegoten glas en ook F. Wind
spreekt in Kern der materialenkennis (Arnhem
19182, p. 145) nog over geblazen glas in afmetingen
tot 1,65 x 1,02 m. De Bouwkundige Encyclopedie van
Winkler Prins uit 1955 vermeldt, dat voor 1920
vensterglas werd geblazen.
De herkomst van glas, de kwaliteiten en formaten
komen hierna aan de orde. Daarna volgt het zetten
van glas-in-lood in houten roeden door de glazenmaker.
Bij het bewerken van vlak glas zijn sedert de 19de
eeuw het zandstralen en etsen van belang; zeker
sedert de periode van de Jugendstil. Mousselineglas
of tuleglas werd eerst met sjablonen gezandstraald
en vervolgens op de ruwe plaatsen geëmailleerd en
ingesmolten. Voor deze werkwijze werd in 1840 een
octrooi verleend aan een glashandelaar in Den
Haag.
Kathedraalglas, draadglas en enkele andere glassoorten worden besproken.
Glazen dakpan. Glazen dakpannen in de vorm van
gegolfde Hollandse pannen zijn sedert de tweede
helft van de 19de eeuw in gebruik. Er zijn ook
glazen pannen in de vorm van de kruispan en de
tuile-du-Nord die machinaal gemaakt zijn.
Glazen bouwstenen. Verschillende soorten glastegels
en glazen bouwstenen passeren de revue. Met name
de 'Briques Falconnier' werden sedert 1897 in
Nederland toegepast. Terzijde moet worden opgemerkt dat het Bouwbesluit glazen bouwstenen niet
Glas
CATblad 01-2
meer toestaat.
Het boekje wordt gecompleteerd met de bespreking
van enkele glasverwerkende bedrijven en bijzondere
toepassingen.
J.W. Kohier, Glas in de technische schijnwerper,
Eisma's vakpers 96 (1994 - '95) nr. l, p. 10-11.
Het artikel gaat in op moderne toepassingen van
vlakglas. Het Bouwbesluit heeft gevolgen voor
toepassing van glas in gebouwen. Glasdikten moeten
worden berekend. Dit kan ingewikkeld berekend
worden volgens NEN 2608, maar een vereenvoudigde methode geeft NPR 3599. Warmte reflecterende glassoorten en brandwerende glassoorten en
constructies worden ook behandeld.
H.J.
Zie ook de CATbladen Gebrandschilderd glas.