Plan van aanpak beleid collectieve hoogwatervoorzieningen

Download Report

Transcript Plan van aanpak beleid collectieve hoogwatervoorzieningen

COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN
COMMISSIE SKK
ALGEMEEN BESTUUR
Agendapunt 6
Onderwerp: Plan van Aanpak beleid collectieve hoogwatervoorzieningen
Nummer: 796295
In D&H:
In Cie:
drs. H.A. van Hardeveld
5745
Planvorming en Advies
In AB:
Portefeuillehouder:
18-03-2014
BMZ
SKK 03-04-2014
Steller:
Telefoonnummer:
Afdeling:
Kromwijk
Dit onderwerp wordt geagendeerd
ter kennisneming
ter consultering
n.a.v. besluitvorming in het college d.d. 18-03-2013
ter advisering
In de vergadering van 18 maart 2014 heeft het college besloten:
1. het Plan van Aanpak voor het opstellen van beleid over collectieve hoogwatervoorzieningen vast te stellen;
2. het Plan van Aanpak ter consultatie aan de Commissie SKK aan te bieden.
Consulteringsvraag:
Wij vragen u om een consult betreffende het Plan van Aanpak. Wij vernemen graag in hoeverre u het eens
bent met de geformuleerde aanpak en welke aandachtspunten u hiervoor aan ons mee wilt geven.
Korte inhoudelijke omschrijving:
Op 28 april 2010 is door het Algemeen Bestuur een motie aangenomen over hoogwatervoorzieningen. De
motie draagt het college op in het kader van de op dat moment in voorbereiding zijnde nota Peilbeheer
onderzoek te doen naar nut en noodzaak van hoogwatervoorzieningen, inclusief de financiële
consequenties over de lange termijn voor het waterbeheer en dit af te wegen tegen alternatieven om de
bebouwing te beschermen.
Het onderzoek naar nut & noodzaak van hoogwatervoorzieningen toonde aan dat de totale jaarlijkse kosten in
situaties met en zonder uitbreiding van hoogwatervoorzieningen op korte termijn ongeveer gelijk zijn. Op lange
termijn komen de totale kosten in de situatie met uitbreiding 30% hoger te liggen dan in de situatie zonder
uitbreiding. In beide gevallen zullen de kosten voor het waterschap meer dan verdubbelen, terwijl de kosten voor
huiseigenaren met 90% dalen. Het probleem van funderingschade is namelijk tijdelijk. Nieuwe huizen hebben
betonnen funderingspalen en dus geen verzakkingschade. Het probleem van hoge beheerkosten is echter
blijvend is en kent een progressief verloop.
Op 13 augustus 2013 heeft het College de onderzoeksresultaten vastgesteld en besloten als vervolgactie
een beleidsnota op te stellen. Op 23 januari 2014 is de Commissie SKK hierover geconsulteerd.
Het Plan van Aanpak geeft invulling aan het besluit om een beleidsnota over collectieve
hoogwatervoorzieningen op te stellen, met inachtneming van het consult van de Commissie SKK. Het Plan
van Aanpak beschrijft de activiteiten die nodig zijn om beleid voor nieuwe en bestaande
hoogwatervoorzieningen op te stellen, inclusief een hardheidsclausule voor ingelanden die door het beleid
benadeeld worden. Tevens beschrijft het Plan van Aanpak de activiteiten die nodig zijn om te komen tot
richtlijnen voor peilbeheer en tot voorlichtingsmateriaal over alternatieve methoden om funderingschade te
voorkomen.
796295
-1-
Plan van Aanpak
beleid collectieve
hoogwatervoorzieningen
DM:
792960
Auteurs:
Henk van Hardeveld (P&A)
Status:
Definitief
Datum vaststelling:
D&H 18-03-2014
2
Plan van Aanpak
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3 1.1 Aanleiding
3 1.2 Achtergrond
3 1.3 Doelstelling en afbakening
5 1.4 Eindproducten en besluitvorming
5 2. 6 1.2.1 Hoogwatervoorzieningen in De Stichtse Rijnlanden
1.2.2 Het huidige beleidskader
Aanpak
3 4 2.1 Nieuwe hoogwatervoorzieningen
6 2.2 Bestaande hoogwatervoorzieningen
7 2.3 Peilbeheer
8 2.4 Advies alternatieve methoden
8 3. 9 2.1.1 Probleemschets
2.1.2 Geen nieuwe collectieve hoogwatervoorzieningen
2.1.3 Hardheidsclausule
2.2.1 Probleemschets
2.2.2 Collectieve hoogwatervoorzieningen naast boezemwater in stand houden
2.2.3 Niet duurzame collectieve hoogwatervoorzieningen uitfaseren
2.3.1 Probleemschets
2.3.2 Richtlijnen voor peilbeheer in een polder
2.3.3 Richtlijnen voor peilbeheer in een hoogwatervoorziening
Organisatie
3.1 Planning en taakverdeling
6 6 6 7 7 7 8 8 8 9 3.2 Personele en financiële consequenties
10 3.3 Externe communicatie
10 Beleid hoogwatervoorzieningen
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
3
Op 28 april 2010 is door het algemeen bestuur een motie aangenomen over
hoogwatervoorzieningen. De motie draagt het college op in het kader van de op dat
moment in voorbereiding zijnde nota Peilbeheer onderzoek te doen naar nut en noodzaak
van hoogwatervoorzieningen, inclusief de financiële consequenties over de lange termijn
voor het waterbeheer en dit af te wegen tegen alternatieven om de bebouwing te
beschermen.
Het onderzoek naar nut & noodzaak van hoogwatervoorzieningen toonde aan dat de
totale jaarlijkse kosten in situaties met en zonder uitbreiding van
hoogwatervoorzieningen op korte termijn ongeveer gelijk zijn. Op lange termijn
komen de totale kosten in de situatie met uitbreiding 30% hoger te liggen dan in de
situatie zonder uitbreiding. In beide gevallen zullen de kosten voor het waterschap
meer dan verdubbelen, terwijl de kosten voor huiseigenaren met 90% dalen. Het
probleem van funderingschade is namelijk tijdelijk. Nieuwe huizen hebben betonnen
funderingspalen en dus geen verzakkingschade. Het probleem van hoge beheerkosten is
echter blijvend en kent een progressief verloop. Uiteindelijk worden de beheerkosten voor
het waterschap qua orde grootte vergelijkbaar met wat het Rijk aan hypotheekrenteaftrek
verstrekt: vele duizenden euro’s per huis per jaar. Een uitfasering van
hoogwatervoorzieningen over enkele decennia, waarbij wordt voorkomen dat nieuwe
keringen ontstaan, lijkt financieel het meest gunstige perspectief.
Op 13 augustus 2013 heeft het College de onderzoeksresultaten vastgesteld en besloten
als vervolgactie een beleidsnota op te stellen. Op 23 januari 2014 is de Commissie SKK
hierover geconsulteerd. Het besluit en het consult leveren de volgende aandachtspunten
voor het op te stellen beleid:

Een afwegingskader voor geplande en bestaande hoogwatervoorzieningen, inclusief
de invulling van duurzaamheid als afwegingscriterium. De vraag is daarbij of ook de
beslisboom peilbesluit en gebouwschade (zie paragraaf 1.2.2) moet worden
aangepast.

De mogelijkheden van uitfasering van bestaande hoogwatervoorzieningen. De vraag
is daarbij of in het kader daarvan naast het dagelijks onderhoud ook het
vervangingsonderhoud kan worden overgedragen aan particulieren.

De toepassing van onderwaterdrainage.

Een gecombineerd beheer van keringen en hoogwatervoorzieningen.

Een richtlijn voor peilaanpassingen in collectieve hoogwatervoorzieningen.

De mogelijkheid om voorschriften te stellen aan funderingen van nieuwbouw.

De effecten van het niet meer indexeren van peilen.

Een heldere en bondige communicatieboodschap richting provincie en betrokken
bewoners.

Alternatieve methoden om paalrot te voorkomen.
1.2
Achtergrond
1.2.1
Hoogwatervoorzieningen in De Stichtse Rijnlanden
In het beheergebied van de Stichtse Rijnlanden is op dit moment ongeveer 2.600 hectare
hoogwatervoorziening aanwezig in het veenweidegebied, verdeeld over 240 km (zie figuur
1). Bijna alle lintbebouwing in het landelijke gebied is opgenomen in een
hoogwatervoorziening. Een aantal locaties wordt in de toekomst mogelijk nog ingericht
als hoogwatervoorziening.
4
Plan van Aanpak
Figuur 1. Locaties collectieve hoogwatervoorzieningen in het veenweidegebied.
1.2.2
Het huidige beleidskader
De afgelopen jaren zijn diverse notities en rapporten opgesteld betreffende
hoogwatervoorzieningen:

Onderhoud watergangen en kunstwerken binnen het tertiaire systeem
(in april 2007 vastgesteld door het College)
Het onderhoud van peilregelende kunstwerken in lintbebouwing en andere gestuwde
gebieden is aangemerkt als verantwoordelijkheid van het waterschap.

Beslisboom peilbesluit en gebouwschade
(in maart 2010 ter kennisname aangeboden aan de commissie SKK)
Afwegingen of de kosten van een hoogwatervoorziening opwegen tegen de te
verwachten gebouwschade komen aan de orde in deze beslisboom. De principes
worden momenteel vooral toegepast bij de afweging van nieuwe individuele
hoogwatervoorzieningen.

Beleidsnota Peilbeheer, paragraaf 6.2.5 hoogwatervoorzieningen
(in mei 2011 vastgesteld door het AB)
De nota geeft op hoofdlijnen de kaders voor hoogwatervoorzieningen. Indien het
peilbeheer enkel de bodemdaling volgt (oftewel een peilaanpassing), legt het
waterschap geen hoogwatervoorzieningen aan. Indien een voorgestelde peilverlaging
groter is dan de bodemdaling (oftewel een peilwijziging), wordt een bijdrage aan het
aanleggen van een voorziening op basis van een doelmatigheidstoets (de beslisboom
peilbesluit en gebouwschade) afgewogen tegen alternatieve maatregelen. Binnen de
geldende kaders bestaat tevens de mogelijkheid voor particulieren om zelfstandig een
voorziening aan te leggen.

Vervangingsonderhoud peilscheidingsconstructies
(in september 2011 vastgesteld door het College)
Het kader uit de beleidsnota Peilbeheer wordt verder gespecificeerd: door het
vervangingsonderhoud van de peilscheidingsconstructies als verantwoordelijkheid van
het waterschap aan te merken, houdt het waterschap de hoogwatervoorziening in
stand. Het dagelijks onderhoud wordt via de legger bij de grondeigenaren gelegd.
Beleid hoogwatervoorzieningen
1.3
5
Doelstelling en afbakening
Het doel is te komen tot een duurzaam beleid voor collectieve hoogwatervoorzieningen.
Dit vereist een zorgvuldige afweging van ecologische effecten, economische effecten (de
kosten en baten) en de verdeling van die effecten. Het beleid gaat in op de volgende
aspecten:

Het stoppen met de aanleg van nieuwe hoogwatervoorzieningen.

De uitfasering van bestaande hoogwatervoorzieningen.

Het peilbeheer in collectieve hoogwatervoorzieningen.

De advisering over alternatieve maatregelen.
De volgende aspecten komen niet aan bod:

Aanpassing van de beslisboom peilbesluit en gebouwschade. Dit vereist uitwerking
van beleid voor individuele hoogwatervoorzieningen, afgewogen tegen alternatieve
maatregelen. Deze aspecten worden integraal beschouwd in beleid over afkoop van
schade dat medio 2014-2015 wordt opgesteld.

Het beheer en onderhoud van hoogwatervoorzieningen. De kaders uit het
Collegebesluit over vervangingsonderhoud peilscheidingsconstructies blijven
vooralsnog van toepassing.

Het gecombineerde beheer van keringen en hoogwatervoorzieningen en de toepassing
van onderwaterdrainage. Hiervoor worden aparte beleidstrajecten doorlopen. De
exacte invulling en planning moet nog worden bepaald. Vooralsnog wordt uitgegaan
van uitwerking in de periode 2015-2016, zoals ook is voorgesteld in de lijst met
vervolgactiviteiten op het onderzoeksrapport “nut en noodzaak
hoogwatervoorzieningen”, waarmee het College op 13-08-2013 heeft ingestemd.

De effecten van het niet meer indexeren van waterpeilen. Deze komen aan bod in het
project “Toekomstverkenning bodemdaling”, waarvan de eindresultaten in de loop van
april 2014 worden verwacht.
Hoofdstuk twee geeft een nadere toelichting op de beoogde aanpak. De planning,
taakverdeling, personele en financiële consequenties en de beoogde
communicatiestrategie worden toegelicht in hoofdstuk drie.
1.4
Eindproducten en besluitvorming
Het eindproduct betreft een beleidsrapport, met daarin een achtergrond van de
problematiek en een uitgewerkte beleidslijn voor de in paragraaf 1.3 benoemde aspecten.
Tevens wordt voorlichtingsmateriaal opgesteld over alternatieve maatregelen. De
planning is het beleidsrapport medio september ter inzage te leggen en medio december
ter vaststelling aan te bieden aan het algemeen bestuur.
6
Plan van Aanpak
2.
Aanpak
2.1
Nieuwe hoogwatervoorzieningen
2.1.1
Probleemschets
Het onderzoek naar nut & noodzaak hoogwatervoorzieningen toont aan dat op korte
termijn de beheerkosten van nieuwe hoogwatervoorzieningen vrijwel gelijk zijn aan de
baten van vermeden funderingschade. Maar op lange termijn zijn de kosten tientallen
keren hoger dan de baten. Ook de effectscores voor landschap, ecologie en
beheerbaarheid vallen negatiever uit. De daaruit volgende aanbeveling is het
afwegingskader voor nieuwe hoogwatervoorzieningen (de beslisboom peilbesluit en
gebouwschade) voortaan te baseren op duurzaamheid op de lange termijn in plaats van
doelmatigheid op korte termijn.
2.1.2
Geen nieuwe collectieve hoogwatervoorzieningen
Bij de invulling van duurzaamheid als criterium wordt gekeken naar ecologische effecten,
economische effecten (de kosten en baten) en de verdeling van die effecten. Het
onderzoek naar nut & noodzaak toont op basis van economische en ecologische effecten
aan dat nieuwe collectieve hoogwatervoorzieningen per definitie niet duurzaam zijn. Het
beleid moet dus verdere uitbreiding van collectieve hoogwatervoorzieningen voorkomen.
Hier wordt een beleidsregel over opgesteld, waarbij de resultaten van het onderzoek naar
nut & noodzaak dienen als onderbouwing.
2.1.3
Hardheidsclausule
Duurzaamheid vraagt dat er naast de ecologische en economische effecten op zich, ook
wordt gekeken naar de verdeling hiervan. Ten aanzien van hoogwatervoorzieningen
vormen de kosten voor huizenbezitters een verdelingsvraagstuk dat aandacht verdient.
Het niet aanleggen van een hoogwatervoorziening is maatschappelijk gezien voordelig,
maar zadelt deze groep mensen met hoge kosten voor funderingschade op.
Daarnaast is met de destijds vastgestelde watergebiedsplannen de verwachting gewekt
dat het waterschap dit probleem gaat aanpakken, voor zover panden aantoonbaar risico
lopen. Juridisch gezien hoeft het waterschap in principe niets te doen aan bescherming
van bebouwing, indien de peilen alleen aangepast worden aan maaivelddaling. Maar
omdat in het watergebiedsplan is aangegeven dat er bescherming van de bebouwing
plaatsvindt door middel van hoogwatervoorzieningen, behoort het waterschap dit ook te
doen op grond van het zogenaamde ‘vertrouwensbeginsel’. Daarnaast geldt dat versnelde
peilaanpassing (in ‘sprongen’) aan de natuurlijke maaivelddaling, in situaties dat het
waterschap jarenlang heeft nagelaten om de peilen aan te passen aan die maaivelddaling,
tot civiele schadeclaims kan leiden vanwege het nalaten van het nemen van
beschermende maatregelen voor funderingen tegen die noodzakelijk geworden versnelde
peilaanpassing.
Vanwege de ongelijke verdeling van kosten en baten en het vertrouwensbeginsel is een
hardheidsclausule wenselijk. De hardheidsclausule bestaat er uit dat bewoners die kunnen
aantonen nadeel te hebben van het beleid, in aanmerking kunnen komen voor
tegemoetkoming in de kosten voor funderingsherstel of preventieve maatregelen. Nadere
uitwerking is vereist van:

De locaties waarvoor de hardheidsclausule geldig is. Het idee is de clausule alleen toe
te passen voor locaties waarvoor a) in het watergebiedsplan Kamerik-Kockengen een
collectieve hoogwatervoorziening was voorzien en b) peilwijzigingen plaats vinden.

De ontsluiting van kennis over (zowel historische en toekomstige) bodemdaling
waarop de clausule wordt gebaseerd.
Beleid hoogwatervoorzieningen
7

De vereisten waar een huiseigenaar aan moet voldoen om aan te tonen dat het beleid
nadelig uitpakt. In ieder geval moet inzichtelijk worden gemaakt wanneer het huis is
gebouwd, hoe het huis is gefundeerd en wat de staat van de fundering is.

De hoogte van de tegemoetkoming in kosten voor funderingherstel of preventieve
maatregelen. De hoogte van het bedrag hangt af van de levensduur van funderingen,
de autonome bodemdaling en de kosten voor maatregelen.

De financiering van de tegemoetkomingen. Het idee is hiervoor een fonds in te
stellen, gevuld met de vervallen investeringen uit het watergebiedsplan KamerikKockengen.
2.2
Bestaande hoogwatervoorzieningen
2.2.1
Probleemschets
De vraag of een hoogwatervoorziening duurzaam is, beperkt zich niet tot nieuwe
hoogwatervoorzieningen. Het onderzoek naar nut & noodzaak toont aan dat ook bij
bestaande hoogwatervoorzieningen op termijn de kosten en baten niet meer in evenwicht
zijn. Het knikpunt heeft enerzijds te maken met het aantal en de leeftijd van huizen met
houten funderingen en anderzijds met het hoogteverschil met de omringende polder. Op
een gegeven moment is het hoogteverschil dermate groot dat een kering nodig is,
waardoor de kosten sterk toenemen. Het meest gunstige financiële alternatief is daarom
de bestaande hoogwatervoorzieningen uit te faseren, zodat geen extra keringen nodig
zijn en de stijging van kosten beperkt blijft.
2.2.2
Collectieve hoogwatervoorzieningen naast boezemwater in stand houden
De uitwerking van deze beleidslijn vergt allereerst een onderscheid tussen
hoogwatervoorzieningen naast een boezemwater enerzijds en hoogwatervoorzieningen in
een polder anderzijds. Naast een boezemwater is sowieso een waterkering nodig.
Daarnaast zijn de meeste boezemwateren gesitueerd in oude rivierbeddingen, waar geen
bodemdaling optreedt. Een hoogwatervoorziening naast een boezemwater leidt dus
relatief tot weinig meerkosten. Een eerste uitgangspunt is daarom dat deze categorie
hoogwatervoorzieningen in stand gehouden kan worden. De vraag hoe dergelijke
hoogwatervoorzieningen en waterkeringen integraal te beheren zijn, wordt uitgewerkt in
een apart beleidstraject.
2.2.3
Niet duurzame collectieve hoogwatervoorzieningen uitfaseren
De overige hoogwatervoorzieningen zouden om kostenstijgingen te beperken op termijn
uitgefaseerd moeten worden. Dat betekent niet dat ze geheel hoeven te verdwijnen, maar
wel dat de peilverschillen met de omringende polders beperkt moeten blijven. De factor
tijd speelt daarbij een belangrijke rol. Indien het tijdstip te vroeg wordt gekozen, kan dat
leiden tot funderingschade en worden sommige huizenbezitters onevenredig getroffen.
Ook bij deze beleidslijn moet dus rekening worden gehouden met de verdeling van kosten
en baten. Nadere uitwerking is vereist van:

Per locatie de termijn waarop een kering noodzakelijk wordt.

Per locatie de ontwikkeling van kosten per strekkende km en per huis (waarvan de
fundering bescherming nodig heeft). Het onderzoek naar nut & noodzaak laat zien dat
de kosten in de huidige situatie net onder de € 10.000 per strekkende km liggen,
maar op termijn toenemen tot € 20.000 – 25.000. De kosten per huis bedragen nu
circa € 750 – 950, maar nemen op termijn toe tot duizenden euro’s per huis. Nader
inzicht in deze ontwikkeling kan helpen om het tijdstip van uitfasering te bepalen.

De wenselijkheid van verschillen in aanpak voor lintbebouwing en kleine woonkernen.
Indien voor kleine woonkernen de kosten per huis ook op termijn beperkt blijven, is
te overwegen collectieve hoogwatervoorzieningen op deze locaties in stand te houden.

Per locatie waarvoor uitfasering gewenst is, een termijn waarop dit moet gebeuren.

Een communicatiestrategie om de bewoners van uit te faseren
hoogwatervoorzieningen bewust te maken van de consequenties.
8
Plan van Aanpak
2.3
Peilbeheer
2.3.1
Probleemschets
In het veenweidegebied beïnvloedt het peilbeheer zowel de landbouwfunctie als de
woonfunctie. De functies stellen tegengestelde randvoorwaarden aan het peilbeheer, wat
het moeilijk maakt beide functies goed te faciliteren. Een hoogwatervoorziening zorgt
voor een scheiding van functies, waardoor de afweging makkelijker wordt. Zonder
hoogwatervoorzieningen blijft de uitdaging van een goede peilafweging onverminderd
voortbestaan. Een beleid dat resulteert in minder hoogwatervoorzieningen is daarom niet
compleet zonder richtlijnen hoe hiermee om te gaan.
Hetzelfde geldt voor het peilbeheer binnen een hoogwatervoorziening. Hoewel daar maar
één functie aanwezig is, spelen ook hier tegengestelde belangen. Aan de ene kant moet
het peil zo hoog mogelijk blijven, om funderingschade te beperken. Aan de andere kant is
enige mate van peilindexatie wenselijk, om vochtschade en de kosten voor periodiek
ophogen van tuinen en wegen te beperken (ondanks de hoge peilen zal bodemdaling
namelijk niet helemaal stoppen, wat periodiek ophogen nodig maakt).
De richtlijnen moeten verduidelijken hoe peilafwegingen worden gemaakt. Het omzetten
van de richtlijnen in normen voor peilbeheer valt buiten de reikwijdte van dit
beleidstraject, maar komt in de loop van de komende jaren aan bod bij de herziening van
de nota Peilbeheer en het opstellen van beleid voor onderwaterdrainage.
2.3.2
Richtlijnen voor peilbeheer in een polder
Richtlijnen voor een peilafweging in een polder waarin de landbouwfunctie en de
woonfunctie beide voorkomen, moeten voldoende reikwijdte hebben ten aanzien van
zowel de te beschouwen opties als de te beschouwen effecten. Daarom wordt in beeld
gebracht welke opties er zijn voor het indexeren van peilen, met speciale aandacht aan
de snelheid waarmee achterstallige indexaties ingelopen worden. Tevens worden opties
voor het scheiden van functies en het toepassen van onderwaterdrainage beschouwd.
Naast richtlijnen voor peilvarianten, worden richtlijnen opgesteld voor een werkwijze die
borgt dat alle relevante effecten voor alle relevante partijen zo goed mogelijk in beeld
komen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze die momenteel samen
met de provincies Utrecht en Zuid-Holland wordt ontwikkeld in het kader van het project
“Toekomstverkenning Bodemdaling”. Dat project beoogt namelijk medio 2014 een breed
gedragen werkwijze op te leveren waarmee alle effecten van bodemdaling inzichtelijk te
maken zijn, inclusief de verdeling van de effecten over betrokken partijen.
2.3.3
Richtlijnen voor peilbeheer in een hoogwatervoorziening
De nota Peilbeheer stelt dat in bebouwd gebied de peilen in overleg met de betrokken
gemeente worden afgewogen. Bezien wordt of dit uitgangspunt in stand gehouden kan
worden, of dat een richtlijn voor peilindexatie in collectieve hoogwatervoorzieningen
wenselijk is. Daarnaast dient bepaald te worden welke indexaties wenselijk zijn in de
hoogwatervoorziening en de omringende polder, vanaf het moment dat de
hoogwatervoorziening wordt uitgefaseerd.
2.4
Advies alternatieve methoden
Het beleid richt zich op collectieve hoogwatervoorzieningen. Er worden vooralsnog geen
voorschriften opgesteld voor de aanpak van individuele situaties. Indien nog geen schade
is opgetreden, heeft de huiseigenaar diverse alternatieven om de schade te voorkomen.
Een optie is om een individuele hoogwatervoorziening in te stellen. Een andere optie is
om infiltratievoorzieningen aan te leggen. In beide gevallen zal ook het risico op
grondwateroverlast in beschouwing moeten worden genomen. Het waterschap schrijft
geen aanpak voor, maar kan wel adviseren over de kosten en de effecten van alternatieve
methoden. Hiervoor wordt voorlichtingsmateriaal opgesteld.
Beleid hoogwatervoorzieningen
3.
Organisatie
3.1
Planning en taakverdeling
9
Het opstellen van het beleid is sterk verbonden met de uitvoering van watergebiedsplan
Kamerik-Kockengen. Dit project is aangemerkt als een groot project en kent
dientengevolge een interne stuurgroep, die wordt voorgezeten door hoogheemraad Jan
Kromwijk. De voorzitter van de stuurgroep heeft tevens de rol van bestuurlijk
opdrachtgever voor dit beleidstraject. Afdelingshoofd WSB is ambtelijk opdrachtgever.
Een compacte projectgroep voert het beleidstraject uit. De projectgroep bestaat uit
adviseurs van de afdeling P&A en wordt voorgezeten door projectleider Henk van
Hardeveld. De projectleider heeft tevens de rol van opdrachtnemer. Naast het
coördineren van de werkzaamheden, houdt de projectleider tevens de stuurgroep
frequent op de hoogte van de stand van zaken.
Op meerdere momenten vraagt de projectgroep consult aan uiteenlopende groepen.
Tabel 1 geeft hiervan een overzicht. Na vaststelling van het Plan van Aanpak door het
College in maart, wordt de commissie SKK in april om consult gevraagd over de
uitvoering van het Plan van Aanpak. In april wordt tevens het eerste concept beleid en de
concept richtlijnen voor peilbeheer voorgelegd aan een brede groep adviseurs van diverse
afdelingen binnen HDSR. In mei worden de bijgestelde beleidsvoorstellen en richtlijnen
voorgelegd aan dezelfde groep adviseurs, aangevuld met externe adviseurs van
gemeenten, provincies en belangengroepen. Tenslotte wordt in juni nogmaals de
commissie SKK om consult gevraagd, waarna de beleidsvoorstellen en richtlijnen worden
afgerond. Medio augustus legt het College het ontwerp beleid ter inzage. De vaststelling
is voorzien in het AB van 17 december 2014. Parallel hieraan wordt gewerkt aan het
opstellen van voorlichtingsmateriaal.
Tabel 1. Planning.
10
3.2
Plan van Aanpak
Personele en financiële consequenties
Het opstellen van het beleid vraagt in totaal een halve fte aan werktijd gedurende heel
2014. Met deze tijdbesteding is rekening gehouden in de capaciteitsplanning van afdeling
P&A. De kosten voor extern deskundig advies bedragen circa € 20.000. Kosten worden
gedekt vanuit de exploitatiebegroting van afdeling P&A.
3.3
Externe communicatie
In eerste instantie wordt vooral contact gezocht met vertegenwoordigers van overheden
en belangengroepen, met als doel uitwisseling van kennis en ervaring. De aanpak bestaat
uit een combinatie van internetdiscussies en werksessies. Via internet wordt gevraagd te
reageren op het concept beleid en de mening te beargumenteren. De aspecten waarover
de meningen uiteen lopen en waarover de meeste discussie plaats vindt, worden gericht
uitgediept in werksessies.
Nadat het beleid in ontwerp gereed is, wordt het ter inzage gelegd. In deze fase wordt
voorlichting gegeven over het ontwerp beleid aan geïnteresseerde ingelanden en worden
meningen bediscussieerd. De exacte inzet van communicatiemiddelen tijdens deze fase
wordt gedurende het project nader bepaald. Mogelijke onderdelen vormen een
inloopavond, een nieuwsbrief en discussie via internet. Na vaststelling van het beleid,
richt de communicatie zich voornamelijk op informeren. Het te ontwikkelen
voorlichtingsmateriaal speelt hierbij een grote rol.
Aandachtspunt is dat het opstellen van het beleid grote raakvlakken kent met de
uitvoering van watergebiedsplan Kamerik-Kockengen. Beide onderwerpen worden zoveel
mogelijk in combinatie met elkaar gecommuniceerd met de streek. De ervaring leert dat
dergelijke trajecten vereisen dat de communicatie helder is en dat het te doorlopen
proces goed moet aansluiten bij de behoeften en verwachtingen die er in de streek leven.
Deze vereisten vragen om flexibiliteit in de aanpak. Indien de gekozen aanpak leidt tot
weerstand in de streek, kan het wenselijk zijn omwille van een constructieve dialoog het
beleidsproces te vertragen.