Les 15. Water in kringetjes

Download Report

Transcript Les 15. Water in kringetjes

Les 15. Water in kringetjes
Werkvorm(en)
Bordspel en experiment
Plaats in project
Tijd
Voor of na het bezoek aan de Watervlo
Totaal:
± 70 minuten
Oriëntatie:
± 10 minuten
Kern 1:
± 30 minuten
Kern 2:
± 20 minuten
Evaluatie:
± 10 minuten
Doel
In deze les leren de leerlingen over de kringloop van het water. Ze leren dat water niet altijd
op één plaats blijft, maar zich verplaatst. De leerlingen leren op welke plaatsen water voor
kan komen en dat water verschillende vormen aan kan nemen. Bovendien kunnen de
leerlingen de processen verdampen en condenseren leren begrijpen.
Inleiding
Regen die op de aarde valt, stroomt via rivieren of de grond naar de zee. Daar verdampt
(van vloeibaar naar damp) het water door de warmte van de zon en vormt wolken van
watermoleculen. Boven land condenseren (van damp naar vloeibaar) de watermoleculen in
de wolk tot druppels. Vervolgens vallen de druppels als neerslag weer naar beneden op de
aarde. Deze processen gaan altijd door en worden samen de waterkringloop genoemd. Deze
les gaat in op de reis van het water door de waterkringloop. Voor een kortere les kan kern 2
eventueel overgeslagen worden. Vooral voor de hogere groepen is dit echter een goede
verdieping.
Voorbereiding
Kern 1: Print een spel en een set pionnen per groepje van 3 tot 4 leerlingen (bijlage 1).
Eventueel kunt u het spel plastificeren om het vaker te gebruiken.
Kern 2: Leg voor elk groepje de benodigdheden klaar voor het terrarium en/of maak zelf
alvast eentje.
Benodigdheden
•
•
•
•
•
•
•
•
Per groepje van 3 of 4 leerlingen een spel (bord+opdrachten+informatie) en set
pionnen
Glazen bak van ± 20x30x20 cm (of een schoenendoos)
Huishoudfolie
Klein bakje met water
Aarde
Klein plantje
Gewichtje (muntje, gum oid)
Evt. bureaulamp
Oriëntatie
Eggbird Eend vertelt:
“Hee, hallo kinderen! Hier is jullie vriend Eggbird Eend! Ik zat laatst lekker met mijn vrienden
te chillen in het riet. Toen begon het plotseling te regenen, zo hard dat het giet. Dat was echt
niet tof, al die druppels op mijn kop, maar ineens kwamen er een paar interessante vragen in
mij op: waar komen die druppels eigenlijk vandaan? Hoe zijn ze ontstaan? Waar naartoe
zullen ze gaan? Ik wil het heel graag weten, maar heb echt geen idee! Kinderen, helpen jullie
mij hiermee?”
Vragen die u naar aanleiding van het verhaal kunt stellen:
• Waar komen de regendruppels vandaan?
• Hoe komen de regendruppels in de lucht?
• Waar gaan regendruppels naartoe als ze uit de lucht gevallen zijn?
• Zijn er ook andere vormen waarin water uit de lucht kan vallen?
Kern 1
De leerlingen maken kennis met de waterkringloop door middel van een bordspel. Zij volgen
in het spel de route van een waterdruppel in de kringloop. Het spel speel je net als
ganzenbord met een dobbelsteen en pionnen. De leerlingen knippen eerst een pion uit en
zorgen dat die herkenbaar is met hun naam, een kleurtje of tekening. Net zoals in de echte
wereld kunnen waterdruppels in het spel verschillende routes “bewandelen”. Zit je op een
driehoekjesroute, dan blijf je die ook (zo ver mogelijk) volgen. De zwarte vakjes hebben een
nummer die hoort bij een opdracht. Iedereen die op dat vakje komt, voert de opdracht uit. De
witte vakjes hebben een letter die verwijst naar een stukje informatie over de waterkringloop.
De eerste speler die hier op of langs komt, leest de informatie voor. Het spel is afgelopen als
alle waterdruppels bij het einde zijn.
Bespreek na het spel de waterkringloop met de leerlingen. Stel bijvoorbeeld de volgende
vragen:
• Waar ben je allemaal langs gekomen met je waterdruppel?
• Hoe kan het dat niet iedereen dezelfde route heeft gelopen?
• Wat valt je op aan het begin en einde van het spel?
• Wat is nu een wolk?
• Wat gebeurt er met water in de rivier of in de grond?
Teken eventueel de waterkringloop nog eens na op het bord aan de hand van wat de
leerlingen zeggen.
Met de hogere groepen kunt u het volgende ook bespreken:
• Verandert de hoeveelheid water op de wereld of blijft die altijd hetzelfde?
• Kan water ook nog op andere plaatsten terecht komen of andere routes volgen?
Denk aan watergebruik door mensen en fabrieken of aan water opgedronken door
dieren of aan regen die meteen terug in de zee valt.
Kern 2
De processen verdampen en condenseren zijn moeilijke processen omdat ze meestal niet te
zien zijn. In een terrarium kunt u de processen duidelijker zichtbaar maken. De leerlingen
kunnen zelf een terrarium bouwen, maar het is ook mogelijk om er als docent eentje te
maken.
In figuur 1 is een voorbeeld van een terrarium weergegeven. Het resultaat van het
verdampen en condenseren zal niet meteen zichtbaar zijn, maar kan een paar uur duren.
Door de warmte van de zon/lamp zal het water uit het bakje verdampen. De leerlingen zullen
zien dat het bakje steeds leger wordt. Er zullen waterdruppels gevormd worden aan het
afdekfolie door condensatie van het verdampte water. Als je geluk hebt, gaat het precies
boven de planten regenen. Laat dit aan de leerlingen zien en leg uit wat er gebeurt bij
verdampen en condenseren:
•
Verdampen: als water verwarmd wordt, dan komen onzichtbaar kleine waterdeeltjes
(moleculen) los uit de grote watermassa. De waterdeeltjes stijgen op in de lucht. Er
blijft minder water over in het waterbakje/de zee.
•
Condenseren: De waterdeeltjes stijgen op in de lucht. Hoog in de lucht is het koud
waardoor de waterdeeltjes dicht bij elkaar gaan zitten en waterdruppels vormen.
Zon of een bureaulamp
Klein gewichtje (bv een muntje of gum) Doorzichtig folie
Kleine plantjes
Bakje met water
Aarde Figuur 1: Zijaanzicht van een terrarium
U kunt in de uitleg allerlei voorbeelden uit het dagelijks leven gebruiken, zoals plassen op
straat die opdrogen (verdampen), was die droogt (verdampen), tegen een spiegel ademen
(condenseren) of de wolkjes die uit je mond komen als het buiten koud is (condenseren)
Evaluatie
Laat de leerlingen vertellen wat ze geleerd hebben van deze les. Kunnen ze in hun eigen
woorden de waterkringloop uitleggen? Benadruk wat het belangrijkste was van deze les en
wat de leerlingen dus moeten onthouden. Het is mogelijk om terug te komen op het
verhaaltje van Eggbird Eend en nogmaals de vragen die aan het begin gesteld zijn te
bespreken. Als het goed is weten de leerlingen nu de antwoorden.
Bijlage Waterkringloopspel
Opdrachten bij de zwarte vakjes
1. Het is vandaag lekker zonnig en warm. Het water in de zee verdampt heel
snel. Ga drie plaatsen vooruit.
2. Helaas is het windstil. Sla één beurt over.
3. Er staat een harde westenwind. De wolken gaan sneller vooruit dan normaal.
Ga drie plaatsen vooruit.
4. Er staat een harde oostenwind. De wolken worden terug geblazen in de
richting van de zee. Ga drie plaatsen terug.
5. De regen gaat over in een hevige stortbui. Ga drie plaatsen vooruit.
6. Je zit vast in de eeuwige sneeuw bovenop de berg. Sla één beurt over.
7. Je komt in een lawine terecht. Je glijdt daardoor razendsnel van de berg. Ga
drie plaatsen vooruit.
8. Het is erg mistig. De waterdruppels blijven daardoor zweven boven de grond.
Je kan niet verder. Sla één beurt over.
9. Je bent opgedronken door een dorstige bever. Sla één beurt over.
10. De regen gaat over in een hevige stortbui. Ga drie plaatsen vooruit.
11. Blub! Je bent ingeslikt door een vis. De vis neemt je mee stroomopwaarts. Ga
drie plaatsen terug.
12. Hap! Je zit in snavel van een meeuw. Hij neemt je mee naar de zee. Ga door
naar het einde!
13. Het grondwater stroomt hier heel langzaam. Het water komt bijna niet vooruit.
Sla één beurt over.
14. Je komt in een ondergrondse rivier met een stroomversnelling terecht. Je
spoelt snel vooruit. Ga door naar het einde!
Informatie bij de witte vakjes
A. Het water in de zee wordt opgewarmd door de zon. Als een waterdruppel het
warm genoeg krijgt, dan kan hij verdampen. Bij verdampen valt een
waterdruppel uit elkaar in hele kleine, onzichtbare waterdeeltjes. De
waterdeeltjes stijgen op in de lucht.
B. Hoog in de lucht is het koud. De kleine waterdeeltjes gaan dicht bij elkaar
zitten. Er worden weer waterdruppels gevormd. Je kunt de waterdruppels zien
in de vorm van wolken. Wolken zijn gemaakt van heel veel waterdruppels bij
elkaar.
C. De wind kan wolken alle kanten op blazen. Daardoor kunnen wolken bij elkaar
komen. Er ontstaan dan grotere wolken.
D. Als wolken heel groot en donker worden, dan gaat het regenen. De
waterdruppels in de wolken vallen dan uit de lucht.
E. Hoog in de bergen is het koud. Als regendruppels daar uit de wolken vallen,
dan krijg je sneeuw.
F. De sneeuw in de bergen kan smelten. Dan ontstaat er water. Het water
stroomt langs de berg naar beneden. Er ontstaat een rivier.
G. Niet al het water blijft in de rivier. Een deel van het water zakt door de bodem
van de rivier de grond in. Dat water noemen we grondwater.
H. Het grondwater staat niet stil onder de grond. Het stroomt in de richting van de
zee.
I. Regenwater valt op de grond. Het water zakt weg in de grond. Dat water heet
grondwater.
J. Grondwater kan opgezogen worden door bomen. Bomen hebben water nodig
om te kunnen leven.
K. Het water uit de bomen verdampt. Het water stijgt op in de lucht als
onzichtbare waterdeeltjes.
L. Het water dat verdampt uit de bomen komt in de lucht weer bij elkaar. Er
ontstaan wolken.
M. Het water is weer terug bij de zee. De hele kringloop van het water kan weer
opnieuw beginnen.
N. Het water is weer terug bij de zee. De hele kringkoop van het water kan weer
opnieuw beginnen.
KNIP DEZE DRUPPELS UIT EN GEBRUIK ZE ALS PION IN HET SPEL