c8667-deel-2 (11.46MB)

Download Report

Transcript c8667-deel-2 (11.46MB)

Door de zuidwestenwind wordt de oever van de Korendijkse Slikken langs het Haringvliet haast voortdurend aangevallen en dus aangetast. De getijbeweging was al lang verdwenen, maar van verdediging was bij het maken van deze
foto nog geen sprake.
Meteen na het wegvallen van de getijbeweging begonnen de windgolven de nog niet begroeide zandplaten aan te
tasten. Een oever in het nog jonge Grevelingenmeer.
27
Langs het nog maar kort geleden ontstane Volkerakmeer verdwijnen door windgolven de brokken oever
met kubieke meters tegelijk.
Langs een voormalig gors bij Ooitgensplaat.
28
Langs de oevers van het Haringvliet zijn en worden inmiddels vóóroeverbeschermingen aangebracht:
dammen van stortsteen die de golfslag weren. Langs de Korendijkse Slikken.
29
De zwaar aangevallen zuidwestpunt van de Korendijkse Slikken langs het Haringvliet vormt een goed voorbeeld van
vóóroeverbescherming. Het ondiepe water in de lagune bevriest in de winter sneller dan het open water.
De Slijkplaat in het westelijke Haringvliet (het groene eilandje op deze foto) is na het wegvallen van de
getijbeweging broedgebied voor zeldzame vogels geworden. Als gevolg van windgolven dreigde het echter te verdwijnen. Daarom is het door middel van dammen beschermd.
30
Na de afsluiting van het Veerse Meer moesten de ontstane platen en eilanden al in een vroeg stadium met behulp
van dammen worden beschermd tegen afslag. Het Aardbeieneiland.
Een vóóroeverbeschermingsdam van dichtbij. Op zichzelf ziet hij er niet milieuvriendelijk uit, maar de bedoeling is
goed: bescherming van de achterliggende oeverstroken. In de luwe lagune kunnen nieuwe natuurwaarden tot ontwikkeling komen.
31
Ook door natuurkrachten kunnen dammen worden opgeworpen, namelijk langs oude schelpenbanken.
De golven zeven het zand er uit en slaan de schelpen op tot zij er zelf niet meer overheen kunnen. De
schelpendammen vormen een zeer markant onderdeel van het landschap en een prima broedplaats voor
vogels (hier een scholekster met jong). Zulke dammen komen voor langs het Grevelingenmeer en het Volkerakmeer.
Langs de zeekust met haar sterke stromingen en stormvloeden is een zware en hoge oeververdediging
onontkoombaar. Westkapelle.
33
De meeste dijken in Zeeland zijn aan de buitenzijde zwaar bekleed. Vroeger gebeurde dit m.b.v. allerlei
soorten natuursteen, waar zich gewoonlijk veel zee-organismen op konden vestigen: het beroemd geworden zoute ,,openluchtaquarium" van de Oosterschelde. We moeten oppassen, dit biotoop niet kwijt te
raken door de toepassing van slecht begroeibare bekledingen.
•••••MnH^nni
Op sommige plaatsen is weinig ruimte beschikbaar tussen de zee en het land. De verdediging bestaat
daar dan ook uit een hoge, verharde dijk. Aan de landzijde kan deze toch wel worden voorzien van een
begroelbare helling, waar de vroegere flora weer min of meer een kans kan krijgen. Verzwaring van de
zeewering bij Westkapelle.
35
Bij de verzwaring van de zeewering in het kader van de Deltawerken langs de kust van Zeeuws Vlaanderen, werden
de reeds aanwezige, begroeide, duinachtige elementen vérgaand in de nieuwe dijken geïntegreerd. Een voorbeeld
nabij de Verdronken Zwarte Polder, ten westen van Breskens.
Bij de dijkverzwaring langs de kust van Zeeuws Vlaanderen zijn op enkele plaatsen hoekjes van polders afgesneden
en buitendijks blijven liggen. Zij vormen nieuwe landschapselementen, waaraan mens en natuur invulling kunnen geven. Een voorbeeld nabij Nummer Eén, ten oosten van Breskens.
36
Bij duinverzwaring gaat het tegenwoordig niet meer om een eentonig, dijkachtig zandlandschap. Het
zand kan in reliëf worden aangebracht en worden ingeplant met helm. Op den duur vestigen zich daar
ook andere planten, afkomstig uit de in de verzwaring geïntegreerde oude duinen. Hier de pas voltooide
duinverzwaring op Voorne.
37
Schema PMO-Overlegstructuur
38
Coördinatiegroep
voorzitter
leden
HID van de DWW
vz. Projectgroep Kanalen
vz. Projectgroep Rivieren
vz. Projectgroep Meren
vz. Projectgroep Getijdewateren
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Dienst Binnenwateren/RIZA
Dienst Getijdewateren
Hoofddirectie Rijkswaterstaat
Directie Flevoland
Projectgroep
Rivieren
vertegenwoordigers van:
RWS, Dir.
Overijssel
Gelderland
Zuid-Holland
Limburg
Dienst Weg- Waterbouwkunde
Dienst Binnenwateren/RIZA
Projectgroep
Kanalen
vertegenwoordigers van:
RWS, Dir. : Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Flevoland
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Dienst Binnenwateren/RIZA
Prov. Friesland
Projectgroep
Meren
vertegenwoordigers van:
RWS, Dir.
Zuid-Holland
Zeeland
Flevoland
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Dienst Binnenwateren/RIZA
Dienst Getijdewateren
Projectgroep
Getijdewateren
vertegenwoordigers van:
RWS, Dir.
Friesland
Groningen
)
Waddenzee
Noord-Holland
'
Zuid-Holland
Zeeland
Noordzee
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Dienst Getijdewateren
Bij duinverzwaring gaat het tegenwoordig niet meer om een eentonig, dijkachtig zandlandschap. Het
zand kan in reliëf worden aangebracht en worden ingeplant met helm. Op den duur vestigen zich daar
ook andere planten, afkomstig uit de in de verzwaring geïntegreerde oude duinen. Hier de pas voltooide
duinverzwaring op Voorne.
37
Bijlage: Het project milieuvriendelijke oevers bij
Rijkswaterstaat
Aanleidingen voor het instellen van het project
In de jaren 1980-1985 bleek bij allerlei instanties belangstelling op te komen voor een meer milieuvriendelijke oeverinrichting dan tot dan toe gebruikelijk was. Bij Rijkswaterstaat
leidde dit tot de instelling van het!Project Milieuvriendelijke
Oevers (PMO), teneinde deze grote en over het gehele land
verspreide beheersdienst zo snel en zo efficiënt mogelijk deze nieuwe benadering van de oeverproblematiek te laten opnemen. De aanleidingen hiertoe waren als volgt.
Rijkswaterstaat had de laatste decennia op allerlei plaatsen
vrij grote en opvallende oeververdedigingen aangelegd. Deze ,.verstening" van de oevers heeft in een aantal gevallen,
onder meer langs de grote rivieren, geleid tot reacties van
bezorgde instanties, zoals natuurbeschermingsverenigingen
en de Natuurbeschermingsraad.
Daarnaast werd in de nieuw ontstane deltameren geconstateerd dat door het wegvallen van de getijbeweging de oevers sneller gingen eroderen, waardoor grote oppervlakten
buitendijks oeverland (veelal natuurgebied) in de golven verdwenen. Dit heeft met instemming van onder meer de natuurbeschermingsinstanties geleid tot de aanleg van vóóroeverbeschermingen in de vorm van (stenen) dammen die
de aanrollende golven van de eigenlijke oevers afhielden.
Ook recreatiestroken langs de nieuwe meren konden op deze wijze worden behouden.
De inrichting van oeverstroken ten behoeve van natuur,
landschap en visstand kreeg ook de belangstelling van het
Ministerie van Landbouw en Visserij, dat op een aantal plaatsen in het land met de Rijkswaterstaat was gaan samenwerken, zoals bij de Overijsselsche Vecht, het Haringvliet en het
Wilhelminakanaal.
Rijkswaterstaat voelt zich als beheerder verantwoordelijk
voor de waarden van de oeverlanden in haar beheersgebied
als „wetlands" en houdt daarbij rekening met de Wetlandconventie.
Ook op kleinere schaal werd geprobeerd om oevers met behulp van bijvoorbeeld rietranden een meer natuurlijk aanzien
te geven. Zo wekten de aktiviteiten in het waterschap Het
Lange Rond bij Alkmaar de belangstelling van politici op. Dit
leidde in 1984 tot een discussie in cjle Tweede Kamer, waarbij de Minister van Verkeer en Waterstaat de toezegging
deed dat zou worden gestreefd naar de ontwikkeling en de
toepassing van nieuwe oeververdedigingssystemen die
meerfunkties zouden kunnen vervullen dan alleen de primair
waterstaatkundige.
Ook bij de proefnemingen met de zesbaksduwvaart in 1986
heeft de Minister in de Tweede Kamer gesteld dat eventueel
noodzakelijke extra oeververdedigingen langs de vaarroute
zo milieuvriendelijk mogelijk zouden worden uitgevoerd.
Doel van het PMO
Het is het doel van het PMO een analytische aanpak bij de
inrichting en het beheer van oevers te bevorderen, zodat aan
het multifunctionele karakter recht wordt gedaan. De landschappelijke en ecologische functies verdienen daarbij extra
aandacht.
Bij de analyse komen de volgende vragen aan bod:
- Wat zijn de functies van water, oeverstrook en land ter
plekke en in de omgeving?
- Welke eisen worden aan de inrichting en het beheer van
de oever gesteld?
- Welke mogelijkheden kunnen worden ontwikkeld?
- Wat zijn de mogelijke constructies en varianten voor oeverinrichting?
- Wat zijn de onzekerheden?
- Wat zijn de kosten?
- Hoe worden deze afgewogen?
- Welk voorbereidend onderzoek is er nodig en mogelijk?
Bijvoorbeeld: proetvakken?
- Is er tijd en geld voor voorbereidend onderzoek?
Voor de beantwoording van deze vragen kan gebruik worden gemaakt van onderzoek, doch ook van ervaringen die
op andere plaatsen zijn opgedaan.
Werkwijze in het PMO
Er werkt een klein bureau aan het PMO. Het organiseert een
overlegstructuur en het houdt deze aan de gang. Er nemen
vertegenwoordigers aan deel van de beheersdirecties, de
specialistische diensten van Rijkswaterstaat en andere instanties.
Het is hun taak:
- ervaringen en resultaten uit te wisselen;
- bij onderzoek samen te werken;
- belemmerende factoren te signaleren en weg te nemen;
- rapportage, publikaties, voordrachten e.d. te bevorderen.
De overlegstructuur is in het bijgevoegde schema weergegeven.
De vier projectgroepen Rivieren, Kanalen, Meren en Getijdewateren bestaan uit vertegenwoordigers van Rijkswaterstaatdirecties, die bezig zijn met ontwerp, inrichting of onderzoek
van milieuvriendelijke oevers in hun beheersgebied. Daarbij
gaat het om proefvakken en definitief ingerichte oevers. Voor
algemeen onderzoek naar zienswijzen, processen en technieken zijn speciale werkgroepen opgericht. Deze werkgroepen rapporteren aan de Coördinatiegroep PMO.
Werkgebied en contacten
Het Project Milieuvriendelijke Oevers is een project van Rijkswaterstaat. Het project is beperkt tot de oevers langs de rijkswateren met een totale oeverlengte van ca. 5000 km.
Rijkswaterstaat onderhoudt contacten met een aantal provincies en waterschappen. Zij beheren wateren waarvan de oevers problemen opleveren van dezelfde soort en op dezelfde
schaal. Deze oevers hebben ook een totale lengte van ca.
5000 km.
Contact onderhouden met beheerders van kleinere wateren,
met een totale oeverlengte van enkele honderduizenden kilometers zoals beken, boezem- en polderwateren, vaarten en
sloten, is ondoenlijk.
De problemen verschillen ook teveel.
39
In de kleinere wateren is minder stroming, er komt een andere bodemsamenstelling voor (veen) en er zijn minder golven.
Maar de processen zijn dezelfde en bovendien is het nieuwe
beleid in principe ook op deze soorten wateren van toepassing.
Daarom vindt er wel overleg plaats met de Unie van Waterschappen en met de Vereniging van Hoofden van Technische Diensten bij de Waterschappen.
Rijkswaterstaat maakt gebruik van advies- en onderzoeksinstanties, van aannemersbedrijven, en werkt samen met ministeries die betrokken zijn bij het oeverbeheer: Ministerie van
Landbouw en Visserij (Natuur-, Milieu- en Faunabeheer,
Staatsbosbeheer, Directie der Visserijen), universiteiten (Wageningen, Delft, Leiden), ANWB, de georganiseerde visserij
en natuurbeschermingsverenigingen.
Tijdschema en stand van zaken bij het onderzoek
Het Project Milieuvriendelijke Oevers is eind 1985 ingesteld
voor ca. 5 jaar. Het loopt dus eind 1990 af.
Deze periode is te verdelen in:
- 1985-1987: - verspreiden van de benaderingswijze;
- verzamelen van bekende gegevens;
- opzetten van de projectstructuur en van de
contacten;
- opzetten van het onderzoek;
- 1987-1989: - consolideren en uitbouwen van de contacten;
- verspreiden van de eerste onderzoeksresultaten;
- uitbouwen van het onderzoek;
- bekend maken van werkzaam gebleken
constructies en varianten;
- bevorderen van de aanleg van proefvakken en van complete milieuvriendelijke
oevers;
- 1989-1990 - nagaan of de benaderingswijze voldoende
in de diensten is verankerd (het werk verschuift steeds meer naar de diensten);
- compileren van de onderzoeksresultaten
en van werkzaam gebleken constructies in
een handboek e.d.;
- uitbrengen van nota's over het beleid voor
milieuvriendelijke oevers, en over het verder benodigde onderzoek.
De stand van zaken eind 1988
Er wordt veel onderzoek gedaan naar praktische oplossingen. Het onderzoek is verdeeld in:
- algemeen onderzoek: naar problemen waarmee veel beheerders te maken hebben;
- projectgebonden onderzoek: inrichting en evaluatie van
proefvakken en van complete oevers met milieuvriendelijke varianten.
- de fysische processen bij oeverafslag:
gedrag van bodemmateriaal langs rivieroevers, al dan
niet voorzien van kribben;
toepassing van zandsuppletie voor het herstel van oevers langs rivieren en getijdewateren;
. gedrag van oeverbekleding langs grote vaarwateren;
gevolgen van de zesbaksduwvaart;
- planten als hulpmiddel bij oeverversterking:
inrichting en beheer van rietoevers;
inrichting en beheer van oevers met biezen, wilgen en
moerasvegetaties;
- beschrijving en documentatie van oeverzones:
beschrijving van de ecologie in oeverzones;
. opstelling van een typologie voor oevers (uiterwaarden) langs grote rivieren en ook voor de oevers van
andersoortige wateren;
- eigenschappen van toegepaste materialen:
. opstelling van een overzicht van de milieu-hygiënische
eigenschappen van voor oeververdediging gebruikte
materialen, zoals stortsteen, slakken, puin enz.;
- kosten van milieuvriendelijke varianten:
vergelijking van de kosten van civiel-technische en milieuvriendelijke varianten, rekening houdend met
investerings-, onderhouds- en vervangingskosten;
- beoordeling en keuze van alternatieven:
. opstelling van een leidraad (1989) annex handboek
(1991) over milieuvriendelijke constructies, onder
auspiciën van de C.U.R.
De resultaten van deze studies moeten door alle beheerders
kunnen worden gebruikt. Het is dan niet nodig de diverse
aspecten voor elke afzonderlijke oever uit te zoeken.
Projectgebonden onderzoek
Projectgebonden onderzoek bestaat uit evaluatie-onderzoek
van nieuwe, milieuvriendelijk ingerichte oevers en proefvakken. De projecten zijn verdeeld in: rivieren, kanalen, meren
en getijdewateren.
De evaluatie-rapporten over een aantal reeds lang bestudeerde oevers, zoals de oevers langs de deltameren, zijn en
komen beschikbaar, maar ze behandelen niet alle problemen. Goed veldonderzoek duurt jaren, omdat het aanslaan
van vegetatie en het gedrag van fauna moet worden bestudeerd. De definitieve resultaten zullen pas na de voor het
PMO gestelde termijn (1990) verschijnen.
De projecten veranderen voortdurend. Onderzoeken worden
afgerond en nieuwe worden opgestart. Er moeten veel uitvoeringen van milieuvriendelijke (multifunctionele) oevers
worden bestudeerd, omdat rekening moet worden gehouden met veel verschillende situaties langs veel verschillende
wateren. Het onderstaande overzicht is dus niet lang actueel.
Maar het biedt een goed inzicht in de problemen van het milieuvriendelijk inrichten van oevers.
Algemeen onderzoek
Rivieren
Er zijn onderzoeken naar algemene problemen in gang gezet, uitgevoerd door geselecteerde onderzoeksinstellingen.
Enkele rapporten zijn al verschenen. Binnen enkele jaren
wordt de publikatie van meer resultaten verwacht.
De onderzoeksonderwerpen zijn in de volgende kategorieën
ondergebracht:
40
Overijsselsche Vecht; Dir. Overijssel.
Aanleg en evaluatie van oeverbeschermingen en van een
vistrap. De rivier heeft waardevolle geaccidenteerde uiterwaarden en soms desastreus hoge afvoeren, waarmee rekening gehouden moet worden.
Bovenrijn, Waal en IJssel; Dir. Gelderland.
Op diverse plaatsen zijn de oeverbeschermingen de laatste
jaren zo milieuvriendelijk mogelijk iuitgevoerd.
Dit zal in de toekomst ook gebeuren. Erosie wordt tegengegaan door:
-
zandsuppletie, die geregeld herhaald zal worden;
het achterwaarts verlengen van kribben, waardoor achterliggende uiterwaarden niet meer worden uitgespoeld;
aanleg van vóóroeverbeschermingsdammen voor kribvakverdediging. Een voorbeeld: bij Opijnen, langs de
noordoever van de Waal.
Beneden Merwede; Dir. Zuid-Holland.
Langs een afgeslagen zandoever is een kunststof zandworstenmat aangelegd. Deze moet verdere verdwijning van
een er langs gelegen natuurreservaat tegengaan. Nagegaan
worden: de bedekking van de mat met opslaand zand en de
begroeiing van het geheel.
Nieuwe Merwede en Bergse Maas; Dir. Zuid-Holland.
Een krib en een oeververdediging moeten worden hersteld.
Er zal levend riet (zoden) en levend griendhout (verwerkt in
een zinkstuk) worden toegepast. Nagegaan zal worden: het
lichter houden van de steenconstrgctie en het bereiken van
een groen uiterlijk op korte termijn.
Kanalen
Twenthekanaal; Dir. Overijssel.
Aanleg van een nieuwe oeverbeschoeiing. Het lichte flugsand wordt toegepast zodat een relatief lichte constructie kan
voldoen. Er wordt rekening gehouden met de plantengroei.
Lage Vaart, Zuid Flevoland; Dir. Flevoland
Proefvak met een piasberm met vóóroeverbescherming en
ingeplant riet. Nagegaan wordt of muskusratten extra gevaar
opleveren door de aanwezigheid van zo'n oever. Langs veel
kanalen en vaarten in de Flevopolders liggen al oeverbeschermingen, ook milieuvriendelijke.
Wilhelminakanaal; Dir. Noord-Brabant.
Proefvakken met piasbermen, aangebracht achter een stalen
damwand. De moerassige stroken staan door gaten in de
damwand in verbinding met het kanaalwater. De begroeiing
van deze bermen komt spontaan op of bestaat uit ingeplant
riet of ingeplante wilgen.
Nagegaan wordt hoe de oevergemeenschap zich ontwikkelt,
vooral vegetatie, vis en visvoedselorganismen.
Wilhelminakanaal; Dir. Noord-Brabant.
Proefvakken met damwandplankeh. Deze worden op verschillende hoogten ingeheid: op 40;cm boven het kanaalpeil
(zoals gebruikelijk), op het waterniveau en lager. Nagegaan
wordt of het achterliggende land nog extra versterking behoeft.
Kanaal Wessem-Nederweert; Dir. Limburg.
Bij de verbreding van dit kanaal zijn oeverstroken van
moeras- en piasbermen ontworpen. Het gaat om direct langs
het water gelegen grond èn om stroken buiten de waterkering en andere aanliggende landschapselementen.
Gestreefd wordt naar een aaneengesloten vochtige overgangszone tussen het kanaal en het land.
Noordhollandsch Kanaal; Dir. Noord-Holland.
Aanleg van verlaagde damwanden en piasbermen. Er wordt
geëxperimenteerd met plantengroei, o.a. met het inzaaien
van riet.
Merwedekanaal; Dir. Zuid-Holland.
Aanleg van piasbermen achter nieuw aan te brengen oeverbeschoeiing. De ontwikkeling van aquatische flora en fauna
wordt onderzocht.
Bathse Spuikanaal; Dir. Zeeland.
Er zijn langs dit spuikanaal, dat overtollig water uit het Zoommeer naar de Westerschelde loost, achter een stortstenen
vóóroeverbescherming piasbermen aangebracht. Daarvan
wordt de natuurlijke vegetatie-ontwikkeling op langere termijn
bekeken.
Kanaal door Zuid-Beveland; Dir. Zeeland.
Dit kanaal moet worden verbreed. De sluis in Wemeldinge zal
verdwijnen, zodat de getijbeweging vanuit de Oosterschelde
vrije toegang krijgt. Dit opent perspectieven voor de begroeiing van de stenen oeverbeschoeiingen met zoutwaterflora en
-fauna. Dat zal worden nagegaan.
Meren
Lauwersmeer; Dir. Flevoland.
Er zijn na de afsluiting van het Lauwersmeer allerlei constructies toegepast om de afslag van de ontstane oevers tegen te
gaan. De als goed ervaren constructies zijn ook elders toegepast, zoals in het Deltagebied.
Noorderpias bij Almere; Dir. Flevoland.
Er zijn rietoevers geplant achter een tijdelijke vóóroeverbescherming, weg te graven als de rietkraag voldoende ontwikkeld is.
Nagegaan wordt hoe de rietstekken zich houden.
Veerse meer en Grevelingenmeer; Dir. Zeeland, Dienst Getijdewateren en Dir. Flevoland.
Deze bekkens zijn ontstaan door de afsluiting van vroegere
zeegaten. Hierna zijn verschillende soorten oeverbescherming aangelegd om afslag van natuur- en recreatie-oevers
tegen te gaan.
Vóóroeverbeschermingen van stortstenen dammen in het
water op enkele tientallen meters van de eigenlijke oeverlijn
leverden goede resultaten op. Ook natuur-technische milieubouw met verdedigde zanddammen voldoet goed.
Volkerakmeer-Zoommeer; Dir. Zeeland, Dienst Getijdewateren en Dir. Flevoland.
Dit meer ontstond in 1987. Het is inmiddels verzoet en er
vindt in sterke mate oeverafslag plaats. Er worden plannen
gemaakt om dit te stoppen, zodat de ecologische functies
van de oeverzones tot ontwikkeling kunnen komen.
Hollandsch Diep en Haringvliet; Dir. Zuid-Holland.
Er worden op grote schaal vóóroeverbeschermingen aangebracht, zoals in de Zeeuwse deltabekkens.
Nagegaan wordt wat de toegevoegde waarde is van de ontstane luwe, ondiepe oeverwateren voor vogels en planten.
Het gaat hier om zoet water met een rijke oeverbegroeiing,
in tegenstelling tot de meeste Zeeuwse bekkens. Daar is het
oppervlaktewater zout of brak. Dat heeft een ander soort oeversituatie tot gevolg.
41
Getijdewateren
Aangroei van dijkbekleding; Dir. Zeeland en Dienst Getijdewateren.
De waterschappen hebben de laatste jaren langs de Oosterschelde aanpassingswerken en reparaties aan dijkglooiingen
uitgevoerd met allerlei materialen. Er is begonnen met een
evaluatie. Gekeken wordt naar de hervestiging van onderzeese flora en fauna op de nieuwe afdekiagen. De stenen
onderwater-oevers langs de Zeeuwse kusten zijn beroemd
door hun rijke begroeiing. De keuze van het materiaal bij herstel of nieuwbouw van dijkbekledingen zou bepalend kunnen
zijn voor de toekomst van dit „openlucht- aquarium".
Steen was vreemd in dit gebied en in dit milieu. Het is nu
geaccepteerd, als landschapselement en als substraat voor
aquatische flora en fauna.
Bescherming van de randen van schorren en platen in het
Oosterscheldegebied; Dir. Zeeland en Dienst Getijdewateren.
Het kombergingsvolume in het Oosterscheldegebied is door
de Deltawerken afgenomen. Hierdoor zijn de stroomsnelheden verkleind en is er minder aanvoer van zand naar de platen. De golfwerking is nagenoeg niet veranderd, zodat de
randen van schorren en platen op sommige plaatsen meer
worden aangetast dan vroeger. Er worden pogingen ondernomen hen te beschermen. Bijvoorbeeld door kleisuppletie.
Inpassing van deltadijken; Waterschappen en Dir. Zeeland.
Een aantal dijken langs de Westerschelde en elders in Zeeland moest in het kader van deltawerken worden versterkt.
Het multifunctionele karakter van zo'n dijk of duinregel, die
soms een waardevolle vegetatie bezat, krijgt veel aandacht.
42
Het behoud en de versterking van zulke oeverstroken wordt
gestimuleerd. Nagegaan wordt hoe één en ander zich ontwikkelt.
Functioneren van kleine zandstrandjes; Dir. Zeeland en
Dienst Getijdewateren.
In de Ooster- en Westerschelde zijn diverse kleine zandstrandjes, van nature aanwezig of kunstmatig opgespoten. Zij
dienen voor oeverrecreatie. Er is onderzoek naar de morfologische ontwikkelingen en het functioneren van de zandstrandjes óp langere termijn.
Toepassing van groene overslagdijken langs het Waddengebied; Waddenzeedirecties.
Er wordt gediscussieerd over de toepassing van dijken, die
langs de Duitse kusten van de Waddenzee al bestaan. Het
zijn brede, begroeide dijken, die niet zo hoog zijn dat zij alle
golftoppen tegengehouden. Bij stormtij kan dus zoute overslag optreden. Deze moet worden opgevangen in een buitenpolder, die vaak al aanwezig is. Zo'n groene dijk is landschappelijk aantrekkelijker dan een dijk van asfalt op deltahoogte. Hij kan dezelfde veiligheid bieden tegen wellicht dezelfde kosten.
Informatie over het Project Milieuvriendelijke oevers
Projectbureau Milieuvriendelijke Oevers,
Rijkswaterstaat
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Postbus $044
2600 GA DELFT
Tel. 015-699475
Verantwoording:
Tekst:
Jan Kooien
P.P. In Taal
Foto's:
pag. 7b, 23b, 37b.: KLM-Aerocarto
pag. 7o-9o, 17b-22o, 23o-26b, 28b en o,
32b-33o, 35b.: Jan Kooien
pag. 10b.: Jacques van der Neut
pag. 10o.: Hans Bekker
pag. 26o, 29b en o, 35o, 36b.: Deltaphot
pag. 27b en o, 30b, 31b en o.: Harry van Reekf
pag. 30o.: Flying Camera
pag. 34b en o.: Rijkswaterstaat DWW
pag. 36o.: Slagboom en Peeters
pag. 37o.: Geesje Veenbaas
grafische verzorging:
meetkundige dienst
afdeling reprografie