Zij sloeg haar ogen open hij sloeg ze weer dicht

Download Report

Transcript Zij sloeg haar ogen open hij sloeg ze weer dicht

meditatie voor de dienst op 23 maart 2014, Hagar door de stilte heen.
Gemeente in Christus,
Zij sloeg haar ogen open
hij sloeg ze weer dicht.
Een flauw en niet eens echt grappig rijmpje van Herman Finkers.
Toch kwam het bij me boven tijdens de voorbereiding.
Het lijkt, figuurlijk gezien, wel op wat er steeds gebeurt tussen Hagar en Sarai en Abram.
Sarai zoekt een oplossing voor het feit dat ze nog steeds geen kind van Abram heeft
gekregen.
Ze komt tot een oplossing die in die dagen wel vaker gebruikt werd: haar slavin wordt haar
draagmoeder.
Hagar voelt zich vereerd, voelt zich gezien.
Zij, de Egyptische, de slavin, mag de eerstgeborene van Abram dragen en baren.
Zij voelt zich bevrijd uit het knellende juk van ongeziene dienares, van iemand die er
eigenlijk niet bij hoort, een vreemdelinge in een voor haar vreemd land die het bezit is van
twee rijke mensen.
Niet vreemd dat zij zich door deze verandering anders gaat gedragen: zij behandelt haar
meesteres nu zoals zijzelf altijd behandeld is.
Ze laat alle respect varen richting Sarai.
Zij ziet niet langer de moeite en de worsteling van Sarai.
Minachting straalt uit haar ogen.
Hagar mag zich dan gezien voelen, het is de vraag of dat ook werkelijk zo was.
Het ging Sarai en Abram niet om Hagar, maar om het kind dat er moest komen.
Zij zagen niet de mens Hagar, maar zij vormde een middel om tot hun doel te komen.
Uiteindelijk durfden Sarai en Abram niet hun eigen onmacht in de ogen te kijken, hun eigen
worsteling, hun eigen verdriet.
Zij sloeg haar ogen open,
hij sloeg ze weer dicht.
Wanneer mensen zichzelf en elkaar niet werkelijk kunnen of willen zien, kan dat veel verdriet
en pijn geven. Je doet je ogen open om te zien, om gezien te worden – maar voor je het weet
word je juist daarin geraakt en gekwetst door een ander.
Ieder van ons heeft een bril op die gekleurd is door je karakter, je genen, je
levensgeschiedenis. En die bril bepaalt wat jij wilt zien en kunt zien.
Afgelopen week las ik een boek over een vrouw die na veertig jaar huwelijk gescheiden is
van haar man.
Hij heeft Asperger, een bepaalde vorm van autisme waarbij iemand op bepaalde vlakken heel
intelligent is, maar een soort blinde vlek heeft voor mensen.
Contact maken lukt niet.
Het leven tussen andere mensen kost dan ook veel energie en levert veel onmacht en
daarmee kwaadheid op.
Deze vrouw leerde pas na zo’n dertig jaar huwelijk het begrip Asperger kennen.
En toen begon ze pas een beetje te begrijpen hoe haar man in elkaar zat en waarom hun
verstandhouding zo moeizaam was en zo eenzaam voelde.
Voor die tijd was deze aandoening gewoon niet bekend.
Zij kon dus ook niet begrijpen wat er aan de hand was, en kon dus ook de onmacht en
moeite van haar man niet zien.
Wat dat met hen beiden deed, beschrijft ze in het boek.
Ik vond het beklemmend om te lezen.
De onmacht spat van de pagina’s.
Had ze niet beter kunnen nadenken?
Had ze niet eerder dingen kunnen begrijpen?
Nee, begreep ik, de bril die haar blik op het leven kleurde, maakte dat onmogelijk.
Pas gaandeweg, na zoveel jaren ellende, ontstond er langzaam inzicht.
Zo gaat dat.
Leren zien, inzicht krijgen, een ander werkelijk kunnen zien als de mens die hij of zij is – dat
is echt niet gemakkelijk. Jezelf zien zoals je bent is al een hele opgave, als dat al helemaal
lukt.
Wat dit betreft past dit verhaal wel bij de veertigdagentijd waarin we nu zijn.
Het is goed om tijd te maken om je eens te bezinnen op de bril die je op hebt, hoe je naar
jezelf en naar anderen kijkt, en of er momenten zijn waarop je werkelijk kunt ‘zien’.
De enige manier om echt te kunnen, echt te durven zien, is met een liefdevolle blik.
Een blik die aanvaardt wat is, die zonder oordeel kan kijken.
Een blik die de worsteling van de ander ziet, daar respect voor heeft.
Een blik die tegen jezelf en tegen de ander zegt: jij mag zijn wie jij bent.
Een blik die een weg zoekt die begaanbaar is, een weg ten leven.
En daarin zit ‘m uiteindelijk precies de ommekeer voor Hagar.
In de woestijn komt er een moment waarop zij voelt: ik word gezien.
‘God is een God van het zien’, zegt ze.
Het is een soort paaservaring voor haar.
Jezelf werkelijk gezien weten is zo fundamenteel.
Het geeft je grond onder je voeten.
Een bodem waarop je kunt staan en waardoor je kunt zeggen: Ik ben die ik ben.
Niet voor niets dat zo’n ervaring kan aanvoelen als een Godservaring.
En dat je iemand die jou dat geschenk geeft, een engel noemt.
Op het oog verandert er voor Hagar niet veel.
Ze wordt gewoon weer teruggestuurd naar de situatie waar ze vandaan kwam.
Zoals dat ook bij ons gaat: het leven gaat zoals het gaat, je kunt niet ineens alles zomaar
veranderen.
Toch is er iets fundamenteels veranderd.
In het klein had ik een dergelijke ervaring tijdens de gespreksavond vorige week donderdag.
Met ruim 20 mensen uit het OP zaten we bij elkaar om na te praten over de doopdienst van
26 januari.
Die dienst had, zo hoorde ik van verschillende kanten, veel opgeroepen bij mensen.
Het ritueel om een huwelijk af te ronden riep vragen op, een derde doopvader was ook een
onbekend fenomeen.
En hoe goed is het dan om bij elkaar te gaan zitten en te proberen elkaar werkelijk te zien en
te horen.
We hoorden verschillende invalshoeken, we hoorden hoe bij de een dit was blijven hangen,
en bij de ander weer iets heel anders.
Alle gedachten, gevoelens en ideeën die werden verteld, werden aangehoord zonder oordeel.
Toen er zo een palet ontstond met kleuren die allemaal naast elkaar konden bestaan,
kleuren die gezien konden worden zonder dat er iets aan af of toe hoefde te worden gedaan,
bemerkte ik iets wat voor mij een parallel is met het verhaal van Hagar.
Mensen voelde zich gezien.
Er ontstond verzachting: nu kan ik me voorstellen dat jij het zo ziet.
Nuanceringen en inzichten volgden: voor mij was het eerst sus en zo, maar nu ik dit hoor ga
ik het toch anders zien.
Op het oog is er na deze gespreksavond niets veranderd in het OP.
We gaan gewoon verder.
Toch voelt het voor mij, en ik weet ook voor sommige anderen, anders.
Ik was even bang dat er in het OP geen ruimte meer was om elkaar werkelijk te willen zien
als mens.
Gelukkig bleek die angst ongegrond en ontstond er juist ruimte en openheid door het er met
elkaar over te hebben.
Ik vermoed dat de ervaring van Hagar fundamenteel is voor alle situaties waar mensen met
elkaar te maken hebben.
Leven in een gezin, in een familie, onder vrienden, in een samengesteld gezin, of in een
andere variant, leven in de samenleving of in een gemeente als het Open Pastoraat – de kern
blijkt toch steeds weer te zijn: elkaar als mens te willen zien. Elkaar aanzien in de ogen, je
laten raken door de ander. De onmacht zien, de kracht, het mooie en goede in de ander en
ook de worsteling van de ander.
Misschien kan een opmerking van een gemeentelid ons de komende weken door de woestijn
van de veertigdagentijd heen begeleiden.
Het was naar aanleiding van een dienst laatst, waarin ik tien afbeeldingen van God heb
getoond.
Iedereen mocht de hand opsteken als er een beeld bijzat waar je je in kon herkennen.
Achteraf zei een gemeentelid: ik zat te wachten op een plaatje van God als twee ogen die je
aankijken.
Amen.