Bijlage 2.Theorieboek KT1 Financieel 3

Download Report

Transcript Bijlage 2.Theorieboek KT1 Financieel 3

© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Elobase Detailhandel
Ondernemingsbeleid
Theorieboek
voor het theorie-examen kerntaak 1
Financieel 3
Tevens
Informatieboek
Financiering van het ondernemingsplan
Ondernemer
Financiering, Financiële kengetallen, Eigen vermogen
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financieringsplan
Wat ga je doen?
Een financieringsplan opstellen
Het maken van een investeringsbegroting.
Het bestuderen van de openings- en eindbalans.
Je leert hoe je het vermogen en de vermogensmutaties kunt berekenen van een eenmanszaak,
vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en besloten vennootschap.
Het opstellen van de winstverdeling voor een eenmanszaak, vennootschap onder firma,
commanditaire vennootschap of besloten vennootschap.
Het berekenen van betalingskorting en kredietbeperkingstoeslag.
Het bestuderen van de financiële kengetallen.
Financiële kengetallen van een bedrijf interpreteren.
Aan bod komen achtereenvolgens:






























Eigen Vermogen
Vreemd Vermogen
Bankkrediet
Leasing en factoring
Overige kredieten
Financieringsplan
Opbouw begroting
Investeren
Opstellen begroting
Openingsbalans
Winst-en-verliesrekening
Eindbalans
Eigen vermogen Eenmanszaak, vof en cv
Eigen vermogen Besloten vennootschap
Eigen vermogen in vof
Eigen vermogen in bv of nv
Winstverdeling vof en cv
Winstverdeling bv
Betalingskorting
Betalingskorting en kredietbeperkingstoeslag als financieringsmiddel
Financiële kengetallen
Werkkapitaal en Liquiditeit
Solvabiliteit
Current en quick ratio,
REV
RVV en RTV
Financiële kengetallen interpreteren
Normen voor kengetallen
Hefboomeffect
Prognoses
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kwalificatie, werkprocessen en competenties
Opleiding 90290
Ondernemer Detailhandel
Werkproces
1.3 Regelt het financiële gedeelte (van het opstarten) van de onderneming
1.5 Bewaakt de financiële positie van de onderneming
Beroepscompetentie
A Beslissen en activiteiten initiëren
Q Plannen en organiseren
Y Bedrijfsmatig handelen
Trefwoorden Vermogen en financieren
 Achtergestelde lening
 Afnemerskrediet
 Borgstelling MKB-kredieten
 Debiteur
 Dekkingswaarde
 Eigen vermogen
 Factoring
 Financiële leasing
 Financieren
 Financieringsplan
 Gouden balansregel
 Innovatie
 Kapitaaloptimum
 Kritische termijn
Trefwoorden Investeringsbegroting














Lang Vreemd Vermogen
Lange lening
Leasing
Lening
Leverancierskrediet
LVV
Middellange lening
Onderhandse lening
Operationele leasing
Rekening-courantkrediet
Seizoenskosten
Subsidie
Voorraadkosten
Vreemd vermogen












Kosten
Liquide middel
Materiële activa
Rentabiliteitswaarde
Vaste activa
Vlottende activa
Aanloopkosten
Boekwaarde
Goodwill
Immateriële activa
Investeren
Investeringsbegroting
Trefwoorden Balans opstellen
 Aandelen in portefeuille
 Hypothecaire lening
 Aandelenvermogen
 Rekening-courantkrediet
 Balans
 Reserves
 Bezittingen
 Scontrovorm
 Crediteuren
 Vaste activa
 Creditkant
 Vlottende activa
 Debetkant
 VOF
 Eenmanszaak
 Vreemd vermogen kort
 Eigen vermogen
 Vreemd vermogen lang
 Geplaatst aandelenvermogen
Trefwoorden Openingsbalans
 Balans
 Linkerzijde openingsbalans
 Beginbalans
 Openingsbalans
 Financieringsplan
 Rechterzijde openingsbalans
Trefwoorden Vermogen ondernemingen en Winstdeling
 Aandeel
 Gestort aandelenvermogen
 Agioreserve
 Herwaarderingsreserve
3
© Noordhoff Uitgevers
 Besloten vennootschap
 BV
 Commanditaire vennoot
 CV
 Eenmanszaak
 Geplaatst aandelenvermogen
Winst- en verliesrekening
 Dividend
 Dividendbelasting
 Fiscale winst
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)






Maatschappelijk aandelenvermogen
Nominale waarde
Uitgifte boven pari
Vennootschap onder firma
Vermogensmutatie
VOF




Tantième
Uitkeren
Vennootschapsbelasting
Winstverdeling










Rentabiliteit
REV rechtspersonen
RTV
RVV
Schuld
Solvabiliteit
Statische liquiditeit
Totaal Vermogen
Vreemd Vermogen
Werkkapitaal








Rentabiliteit Totaal Vermogen
REV
RTV
Schuldratio
Solvabiliteit
Solvabiliteit I
Solvabiliteit II
Window dressing
Betalingskorting
Kredietbeperkingstoeslag
Trefwoorden Financiële kengetallen










Bezitting
Current ratio
Debt ratio
Dynamische liquiditeit
Financieel
Gouden balansregel
Kengetal
Liquiditeit
Liquiditeitsbalans
Quick ratio
Trefwoorden Kengetallen interpreteren









Beginbalans
Current ratio
Debt ratio
Hefboomeffect
Liquiditeit
Prognose
Quick ratio
Rentabiliteit
Rentabiliteit Eigen Vermogen
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financieel 3
Inleiding
Alle cijfers van een (startend) bedrijf worden samengevat in een financieel plan.
Een beginnend ondernemer krijgt goed inzicht in de kosten die de start van het bedrijf met zich
meebrengt door het maken van een investeringsbegroting.
Deze investeringsbegroting geeft dus aan hoeveel geld er nodig is om de ondernemingsplannen
te financieren. Hoe die financiering eruit moet gaan zien, zet hij in een financieringsplan.
Een ondernemer zal kijken in hoeverre hij de investering zelf kan betalen. Hij kijkt dan naar zijn
Eigen Vermogen. Wanneer het Eigen Vermogen niet toereikend is, zal de ondernemer een lening
af moeten sluiten.
Een lening is Vreemd Vermogen: het komt immers van een ander.
Er zijn vele vormen van krediet die allemaal onder de naam Vreemd Vermogen verzameld worden.
In een overzicht van alle soorten krediet (bronnen van vermogen) van het financieringsplan wordt
aangegeven om welke soort Vreemd Vermogen het gaat.
Vreemd Vermogen heeft een ondernemer nodig.
Vermogen
Een ondernemer heeft twee mogelijkheden om aan geld te komen:


De ondernemer heeft zelf geld.
Als hij dit investeert in zijn onderneming heet dit Eigen Vermogen.
De ondernemer heeft onvoldoende Eigen Vermogen.
In dat geval moet er geld van derden komen. Dit geld heet Vreemd Vermogen.
Eigen Vermogen
Eigen Vermogen (EV) is het geld of de goederen die een ondernemer zelf in het bedrijf inbrengt.
Voor grote investeringen heeft de ondernemer vaak niet genoeg Eigen Vermogen. Een verbouwing
of de aanschaf van de inventaris bijvoorbeeld, zal behoorlijk hoge uitgaven met zich meebrengen.
De meeste beginnende ondernemers kunnen maar een gedeelte van deze uitgaven zelf opbrengen.
De ondernemer zal dus op zoek moeten naar geldschieters.
Hij kan een beroep doen op familie of vrienden.
Voor familie zijn er via de belasting speciale regels. Familieleningen worden tot het Eigen Vermogen
gerekend. Dit komt, omdat tegenover zo’n lening meestal geen zekerheden als tegenwaarde staan
en deze dus extra risicodragend zijn.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zit altijd minder in dan je nodig hebt.
Het grootste gedeelte van de investering moet vaak door de bank gefinancierd worden.
Het Eigen Vermogen wordt gebruikt voor de financiering van vaste activa, zoals grond, een pand,
verbouwingskosten, inventaris en een auto, omdat de ondernemer dit geld voor onbeperkte tijd ter
beschikking stelt aan het bedrijf.
Financieringsplan
Er zijn diverse bronnen van vermogen: vermogen van jezelf (Eigen Vermogen) en vermogen van
anderen (Vreemd Vermogen).
De bank vraagt om Eigen Vermogen en zal Vreemd Vermogen verstrekken op grond van wat
de ondernemer zelf inbrengt. De ondernemer beschrijft welk vermogen van welke bron afkomt
in een financieringsplan.
Als de ondernemer op een rijtje heeft hoe het benodigde Vreemd Vermogen zal worden
aangetrokken, zet hij ook dit op papier in een zogenoemd financieringsplan.
Een financieringsplan is een overzicht van het vermogen dat in totaal nodig is om investeringen
te financieren.
Er wordt in een financieringsplan aangegeven wat de herkomst is van dat geld, bijvoorbeeld
de eigen spaarrekening, de familiekring of de bank.
Subsidies
Een ondernemer kan zijn Eigen Vermogen ook aanvullen door middel van subsidies.
Subsidies zijn een soort giften, je hoeft ze dus niet terug te betalen. Om deze reden komt dit
bij het Eigen Vermogen.
Subsidies bestaan uit geld en/of goederen die beschikbaar zijn gesteld door de overheid
of andere particuliere instanties om bepaalde activiteiten te stimuleren.
Je kunt als ondernemer in bepaalde gevallen een subsidie aanvragen bij de gemeente, de provincie
of het Rijk.
Per begrotingsjaar worden de subsidies bepaald.
De overheid verstrekt subsidies om bepaalde sectoren of activiteiten van het bedrijfsleven
te stimuleren omdat ze dat belangrijk vindt voor de gemeenschap.
De gemeente kan het bijvoorbeeld belangrijk vinden dat ouderen niet geïsoleerd raken. Of de
gemeente zoekt een zinvolle dagbesteding voor gehandicapten.
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Tot op heden kan subsidie verkregen worden bij investeringen of voor het verlagen van bedrijfskosten,
onder andere de volgende zaken:







personeelsaanname (kansarmen, zoals langdurig werklozen, gehandicapten);
scholing en opleiding;
energiebesparing (HR-machines);
energieopwekking (zonnepanelen)
exportbevordering, ontwikkelingssamenwerking;
milieuverbetering (groene stroom, afvalverwerking);
innovatie, technologie en onderzoek.
Het is ook mogelijk verschillende subsidies naast elkaar aan te vragen.
Financieringsvoorbeeld:
Financiering
Doel
Voorbeelden
Eigen Vermogen
eigen middelen
geld of goederen zoals een auto
subsidies
geld of goederen die beschikbaar zijn
gesteld door de overheid of andere
instanties
een laadpunt voor elektrische auto’s
achtergestelde
lening
leningen verkregen binnen de familiekring
Lening of borgstelling voor onbepaalde tijd
van je ouders
Ibrahim wil samen met zijn studiegenoot Alex een bedrijfje beginnen.
Ze willen een boodschappenservice opzetten voor oudere mensen die slecht ter been zijn. Alex is
lange tijd werkloos geweest. Hij heeft geen plezierige herinneringen aan die tijd. Vandaar dat hij
met Ibrahim van plan is langdurig werkloze jongeren aan te nemen.
Alex en Ibrahim kunnen een etage huren in een zijstraat van een grote winkelstraat in de stad.
Ibrahim heeft al een tijd gewerkt voor een baas en heeft aardig wat geld op zijn spaarrekening.
Alex heeft veel minder geld op zijn spaarrekening, maar toen zijn ouders hoorden van zijn plannen
waren ze direct bereid te investeren in het plan.
Samen hebben Alex en Ibrahim voldoende geld om een deel van de kosten op te brengen.
Daarnaast vragen ze bij de gemeente een subsidie aan. De gemeente is bereid een subsidie
te verstrekken bij aanname van langdurig werklozen en bij diensten die de zorg voor ouderen
in de gemeente verbeteren.
Alex en Ibrahim schrijven een financieringsplan en gaan hiermee naar een bank.
Sommige activiteiten worden behalve door de overheid, ook door particuliere instellingen en fondsen
gestimuleerd. Deze bijdragen worden ook als subsidies aangeduid.
Er is namelijk sprake van subsidiëring als er door de subsidieverstrekkers bepaalde eisen gesteld
worden aan activiteiten wanneer zijzelf deze activiteiten niet uitvoeren, maar wel financiële
ondersteuning geven als anderen ze uitvoeren.
Je kunt informatie verkrijgen over de nieuwste bedrijfssubsidies bij de Kamer van Koophandel,
de vak- en brancheorganisaties. Voor algemene subsidies moet je navraag doen bij de gemeente of
het Ministerie van Economische Zaken.
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vreemd Vermogen
Bij grote investeringen beschikt een ondernemer vaak niet over voldoende Eigen Vermogen.
De ondernemer moet onderzoeken of hij elders aan geld kan komen. Dit doet hij bijvoorbeeld
door gebruik te maken van instellingen die Vreemd Vermogen verstrekken (banken bijvoorbeeld).
Vreemd Vermogen (VV) is geld dat door lening is verkregen.
Geld lenen is een mogelijkheid om ondernemingsplannen te financieren.
Het lenen van geld kost echter geld, omdat je over het geleende geld rente moet betalen. In plaats
van het woord rente spreekt men ook wel over interest.
Om krediet (een lening) te verkrijgen is de inbreng van eigen geld belangrijk. Zo kan een ondernemer
de kredietverlenende instantie laten zien dat hij zelf bereid is risico’s te nemen en daardoor het risico
niet alleen voor de geldgever is.
De looptijd van een lening kan zijn:


voor een korte periode zijn (minder dan een jaar): kort Vreemd Vermogen (KVV);
voor een langere periode (meer dan een jaar): lang Vreemd Vermogen (LVV).
Kort Vreemd Vermogen
Het kan zijn dat een organisatie voor een relatief korte periode geld nodig heeft, bijvoorbeeld voor:



innovatie
seizoeninvloeden
aanhouden van voorraden.
Innovatie
De kost gaat voor de baat is een Nederlands spreekwoord. Hiermee wordt bedoeld dat elke
verandering of vernieuwing (= innovatie ) binnen de organisatie onderzocht moet worden.
Dit onderzoek moet gefinancierd worden en hiervoor is kortdurend geld nodig. Er kan volstaan worden
met een lening voor minder dan een jaar.
Seizoenskosten
Voor een ondernemer is het gemakkelijk indien de omzet gelijkmatig door het jaar heen zou
plaatsvinden. De kosten zijn namelijk wel gelijkmatig.
De ondernemer kan voor een korte periode geld nodig hebben voor kosten vanwege
seizoeninvloeden.
Afhankelijk van het seizoen wordt er meer of minder verkocht. Een horecazaak met een terras zal in
de zomer meer omzetten, terwijl een hobbyzaak waarschijnlijk in de winter het best loopt. Toch moet
het bedrijf het hele jaar draaien. Voordat het seizoen waarop het bedrijf zich richt begint, zijn er dus al
kosten gemaakt, zoals personeelskosten of huur.
Voorraadkosten
Om een klant goed te bedienen, is een vaak voorraad nodig. Afhankelijk van de omzetsnelheid kan
de voorraad van tevoren betaald moeten worden, terwijl nog niets is omgezet. Denk bijvoorbeeld aan
de extra voorraad die een speelgoedwinkel nodig heeft voordat de Sinterklaasverkoop plaatsvindt.
Ook voor de kosten voor het aanhouden van voorraden (rente, ruimte en risico) kan een ondernemer
kort Vreemd Vermogen nodig hebben.
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Lang Vreemd Vermogen
Behalve financiële middelen voor de korte termijn zijn er ook financiële middelen voor de lange termijn
nodig. Investeringen in gebouwen, inventaris en transportmiddelen worden gefinancierd met lang
Vreemd Vermogen (LVV) en deels met Eigen Vermogen.
Het is vergelijkbaar met een persoonlijke lening welke een particulier afsluit om een nieuwe auto te
kunnen kopen. De ondernemer gebruikt dit vermogen (LVV) om bijvoorbeeld een bedrijfsverbouwing
te financieren.
De lening wordt over het algemeen terugbetaald in delen (termijnen) met daarbovenop een
rentepercentage.
Financieringsvoorbeeld:
Financiering
Doel
Voorbeelden
Kort
Vreemd Vermogen
innovatie
kosten voor onderzoek en marketing
seizoensinvloeden
in bepaalde seizoenen zet je meer/minder om,
dit vereist extra investeringen of
overbruggingskapitaal
De ijssalon heeft in het voorjaar extra
geld nodig voor voorraad en ‘s winters
loopt de huur door
aanhouden
voorraden
voordat het bedrijf start, moet er een voorraad
en gereedschappen zijn die je betaald hebt
Bedenk zelf wat dat in het geval van
Ibrahim en Alex zou inhouden
Lang
Vreemd Vermogen
lening voor een lange periode
hypotheek op het winkelpand
Overzicht van diverse bronnen van Vreemd Vermogen
Bankkrediet
Er zijn verschillende vormen van financiering met Vreemd Vermogen mogelijk. Banken geven diverse
kredieten zoals:



rekening-courantkrediet
middellange leningen
lange leningen.
Vreemd Vermogen kan ook van andere bronnen komen:






leasing (leasemaatschappij)
leverancierskrediet (leveranciers)
afnemerskrediet (consumenten)
onderhandse lening (verschillende bronnen)
achtergestelde lening (verschillende bronnen)
factoring.
Bankkrediet
Rekening-courantkrediet (R/C) is een van de kredieten die door de bank verstrekt wordt. Veel
ondernemingen beschikken over een rekening-courantkrediet bij de bank om lopende rekeningen
te betalen. De ondernemer moet eerst kunnen investeren voordat hij kan omzetten.
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij een rekening-courantkrediet mag de kredietnemer (de ondernemer) tot een afgesproken maximum
‘rood’ staan op een rekening bij de bank (kredietlimiet).
Dit rood-staan mag ontstaan door kasopnames en/of overboekingen. Het rekening-courantkrediet
is een betaalrekening waarop men positief en negatief mag staan.
Het gaat dus om een zeer flexibele financieringsmogelijkheid. De te betalen rente voor deze lening is
flexibel, meestal relatief hoog, omdat ze afhankelijk is van de ontwikkelingen op de geldmarkt.
Deze financieringsmogelijkheid is het meest geschikt voor de financiering van vlottende activa. zoals
voorraden die op korte termijn betaald moeten worden en die niet lang meegaan.
Een rekening-courantkrediet valt onder het kort Vreemd Vermogen.
Leningen op middellange termijn
Bij middellange leningen, met een looptijd van twee tot vijf jaar, kan een bedrag ineens
of in gedeelten worden opgenomen en volgens een vooraf afgesproken aflossingsschema
terugbetaald worden.
De rente ligt vast voor één of een aantal jaren.
Ook middellange leningen worden afgesloten bij een bank.
Deze financieringsmogelijkheid is het meest geschikt voor de financiering van vaste activa, zoals de
inventaris. Deze gaat langere tijd mee en kost veel, maar kan met een middellange lening binnen
een paar jaar betaald worden. Middellange leningen vallen onder het lang Vreemd Vermogen.
De bank wil haar risico zo veel mogelijk beperken. Zekerheid kan bij leningen gevraagd worden
door overdragen van debiteuren of voorraden.
Deze hebben een bepaalde dekkingswaarde.
Het Ministerie van Economische Zaken kan ook een garantie afgeven.
Deze regeling heet Regeling Borgstelling MKB-kredieten (BMKB). Het bedrijf moet daarvoor wel aan
bepaalde voorwaarden voldoen.
Leningen op lange termijn
Een lange lening heeft een looptijd van 5 tot 10 jaar, of zelfs meer dan tien jaar.
In het algemeen zijn deze leningen bedoeld om onroerende zaken (het pand en de grond)
te financieren. Leningen op lange termijn worden verstrekt met de onroerende zaak als onderpand
(hypothecaire geldlening). Ook bij deze leningen wordt rente berekend over het nog niet afgeloste
deel. De rente is meestal vastgelegd voor 5 jaar of voor gehele leenperiode.
De zekerheid voor de geldgever is hierbij dus dat bij niet-nakomen van de verplichtingen
de onroerende zaak verkocht mag worden.
Vaste activa worden altijd met lang Vreemd Vermogen gefinancierd.
Berekening van de kosten van geldlening
Gebruikelijk is om eerst te bekijken, hoe lang je over een bepaald kapitaal wilt beschikken.
Lenen op korte termijn is over het algemeen duurder dan lenen op lange termijn wanneer je alleen
kijkt naar de rentepercentages die je moet betalen.
De hoogte van de rentepercentages worden door de conjunctuur en de vraag naar geld door overheid
en bedrijfsleven (geldmarkt) bepaald.
Het kan dus voorkomen dat korte of middellange termijn lenen duurder is dan lange termijn lenen.
Lenen op de lange termijn geeft je de contractuele zekerheid dat je over een lange termijn over geld
kunt beschikken, ook als de conjunctuur veranderd.
Vergeet echter niet dat als je op lange termijn leent, je ook veel langer rente moet betalen over de
hoofdsom. In geld betaal je voor een lening op lange termijn dus meestal meer.
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Renteberekening
Om rente te kunnen berekenen, moet je altijd drie zaken weten:



K = kapitaal: hoeveel geld staat er nu nog uit waarover je rente moet betalen?
Het is gebruikelijk dit bedrag voor renteberekening af te ronden op hele euro’s.
P = percentage: hoeveel procent rente moet je per jaar betalen?
T = tijd: over hoeveel dagen, maanden of jaren moet je rente betalen?
De formule wordt dan:
Afhankelijk of de tijd in jaren, maanden of dagen wordt uitgedrukt, is het getal onder de streep (C):



tijd in jaren
c=
100
tijd in maanden c = 1.000
tijd in dagen
c = 36.000
Bij bankkredieten (rekening-courant) tellen niet alleen de rente maar ook nog andere kosten mee:




debetrente (voor in het rood staan)
kredietprovisie (voor het beschikbaar stellen)
omzetprovisie (van de totale mutaties)
afsluitprovisie (deze ben je alleen verschuldigd bij het afsluiten).
voorbeeld:
Bob de Boer heeft een rekening-courantovereenkomst met de bank.
Zij hebben samen het volgende afgesproken:




maximaal toegestaan krediet:
debetrente:
kredietprovisie per kwartaal:
omzetprovisie:
€ 40.000 (kredietlimiet)
8% van het gemiddeld debetsaldo (rood staan)
0,5% van het hoogste debetsaldo in het kwartaal
0,3% van alle debetmutaties.
In het laatste kwartaal had Bob de volgende cijfers:



gemiddeld debetsaldo:
hoogste debetstand:
totaalbedrag van alle mutaties:
€ 15.000
€ 28.000
€ 60.000.
De vragen zijn nu:
a. Hoeveel kost dit krediet in euro’s in het afgelopen kwartaal?
b. Hoeveel procent is dit op jaarbasis (dit heet de kredietprijs)?
Uitwerking
a.
Het bedrag dat Bob aan de bank verschuldigd is voor dit krediet bestaat dus uit drie onderdelen:
Rente:
8% van € 15.000 × 3/12 =
€ 300
Kredietprovisie: 0,5% × € 28.000 =
€ 140
Omzetprovisie:
0,3% × € 60.000 =
€ 180
Totale kosten voor dit krediet in het laatste kwartaal
€ 620
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
b.
Het heeft Bob dus € 620 gekost om dit kwartaal gemiddeld € 15.000 te gebruiken van zijn krediet.
Dat zou per jaar dus zijn: 4 x € 620 =
€ 2.480.
Het geleende bedrag is
€ 15.000.
De all-in rente (kredietprijs) bedraagt dus: 2.480/15.000 x 100 = 16.53%.
Leasing en factoring
Leasing
Een aparte financieringsvorm is leasing, een vorm van korte tot middellange (1-5 jaar) financiering van
bedrijfsmiddelen. Leasing is huren, maar dan met veel verschillende mogelijkheden.
Er is sprake van leasing als een leasemaatschappij (‘lessor’) als het ware een krediet verschaft
door een bedrijfsmiddel te verstrekken aan een ondernemer (‘lessee’).
Leasing kent twee vormen:


financiële (financial) leasing
operationele (operational) leasing.
Financial leasing
Een contract bestaat uit drie onderdelen:



de aanbetaling
de termijn, het aantal en het bedrag
de slottermijn.
In het termijnbedrag zit een vergoeding voor het risico van de lessor (bijvoorbeeld rente).
Het huurcontract is hierbij niet op te zeggen.
In het algemeen heeft de lessee de mogelijkheid om aan het eind van de contractperiode
het bedrijfsmiddel te kopen tegen een relatief lage prijs. Hij kan het blijven huren voor een geringe
prijs. Hij kan een contract aangaan voor een nieuw bedrijfsmiddel.
Het bedrijfsmiddel is het juridisch eigendom van de leasemaatschappij en het economisch eigendom
van de lessee.
De lessee kan hierdoor als economisch eigenaar gebruikmaken van fiscale faciliteiten, zoals
afschrijving en BTW. De kosten van onderhoud en reparatie voor zijn rekening van de lessee.
Operational leasing
Bij operationele leasing is veel meer sprake van huur en verhuur.
De leasemaatschappij ‘verhuurt’ het functioneren van bedrijfsmiddelen aan gebruikers
tegen een bepaalde vergoeding.
Verzekerings- en onderhoudskosten en risico van slijtage komen voor rekening van
de leasemaatschappij, maar ook de fiscale faciliteiten zijn voor de leasemaatschappij.
Het bedrijfsmiddel is in dit geval zowel het juridisch eigendom als het economisch eigendom
van de leasemaatschappij.
Na afloop van het contract gaat het bedrijfsmiddel terug naar de leasemaatschappij.
De lessee kan de overeenkomst wel opzeggen, mits aan een gestelde opzegtermijn wordt voldaan.
Operationele leasing komt veel voor bij bedrijfsmiddelen die aan snelle veroudering onderhevig zijn.
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld:
Chantal heeft voor haar onderneming een auto nodig, waarmee ze in de namiddag bestellingen
kan rondbrengen. Ze kan echter geen bedrijfsauto aanschaffen van haar eigen geld.
Eventueel onderhoud aan een auto kan ze wel betalen.
Van een leasemaatschappij kan ze een goede auto leasen. Ze maakt gebruik van de financiële
leasing, waardoor de auto uiteindelijk toch haar eigendom zou kunnen worden.
Serife heeft voor de winkel die ze wil openen een kopieerapparaat nodig. Zo’n apparaat is behoorlijk
duur en ze heeft onvoldoende eigen geld om er een aan te schaffen.
In een tijdschrift zag ze de mogelijkheid kopieerapparaten te leasen. Ze maakt gebruik van de
operationele leasing. De leasemaatschappij zorgt in dat geval voor reparaties en onderhoud.
Dit bespaart haar een hoop regelwerk als het apparaat vastloopt en weet ze van te voren wat het
apparaat haar elk jaar zal kosten.
Factoring
Bij verkopen op rekening ontstaan er vorderingen op klanten (debiteuren).
Voor de financiering van deze op rekening kopende klanten (debiteuren) is vermogen nodig, want je
moet de verkochte voorraden wel direct kunnen aanvullen, terwijl de klant dus nog niet betaald heeft.
Door middel van factoring kan een onderneming dit vermogenstekort uitbesteden.
Factoring houdt in dat een bank of een factoorbedrijf de door hem goedgekeurde debiteuren van
een onderneming overneemt. Je bent dan als ondernemer verplicht om alle vorderingen op
de debiteuren aan de bank aan te bieden.
De ondernemer verkoopt in feite zijn debiteuren aan de bank of factoorbedrijf.
- De vorderingen op deze debiteuren worden aan de ondernemer direct uitbetaald.
- De bank of factoormaatschappij rekent een percentage voor kosten en risico.
- De bank of het factoorbedrijf neemt de administratie, het innen van de overgenomen vorderingen
en het risico van niet-betalen op zich.
De ondernemer kan zo bijvoorbeeld direct geld krijgen voor verkochte producten.
Overige kredieten
Naast de bank zijn er andere bronnen van krediet. Goederen worden geleverd maar hoeven nog niet
meteen betaald te worden. In Nederland geldt een betaling binnen 30 dagen als een contante
betaling. Deze 30 dagen, zijn, wanneer je deze benut, dus een vorm van krediet.
Of er wordt vooruitbetaald (aanbetaald of termijnbetalingen).
Leningen lopen niet altijd via officiële regelingen of kanalen. Er zijn heel veel mogelijkheden, waarvan
we de belangrijkste noemen.
Leverancierskrediet
In principe leveren ondernemers onderling op rekening. Dit levert dus een kredietperiode op.
Om een ondernemer tegemoet te komen en als klant te behouden, wordt door sommige leveranciers
zelfs wel eens een langer leverancierskrediet verstrekt.
Dit houdt in dat de producten al wel geleverd worden door die leverancier, maar dat de ondernemer er
nog niet direct voor hoeft te betalen.
Het gebruikmaken van een leverancierskrediet is een vorm van goederenfinanciering. Het vermogen
wordt namelijk niet in de vorm van geld maar in de vorm van goederen beschikbaar gesteld.
De leverancier bepaalt de voorwaarden waaronder het leverancierskrediet wordt afgesloten. Hij stelt
daarbij een termijn (of valutadatum) vast, waarbinnen de producten moeten worden betaald. Bij de
bepaling van deze voorwaarden worden meestal de bepalingen gehanteerd die gebruikelijk zijn
binnen een branche of sector.
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het bedrag dat we bij de financiering opnemen als leverancierskrediet kunnen we eenvoudig
berekenen. We moeten weten:


de begrote inkopen op rekening;
de termijn waarop betaald moet worden.
We gaan er hierbij van uit dat zowel bestellingen als betalingen gelijkmatig verlopen.
Voorbeeld:
Gegeven:
Begrote jaarinkopen op rekening
€ 96.000, betaaltermijn 30 dagen = 1 maand
Er staat dus altijd
96.000/12 = € 8.000 open aan nog te betalen leveranciers. Dit is het bedrag
dat bij de financiering wordt opgenomen.
Afnemerskrediet (of leverancierskrediet)
Het kan voorkomen dat een afnemer voor goederen of diensten moet betalen voordat die worden
geleverd. Een leverancier kan dit om verschillende redenen doen:


De leverancier levert een product op maat: hij bouwt dan door middel van het vooruitbetaalde
bedrag een bepaalde zekerheid in dat de klant het product ook daadwerkelijk koopt.
De leverancier hoeft minder geld voor te schieten. Uitgevers van dagbladen en tijdschriften
financieren hun lopende zaken op deze manier. De abonnementsgelden vormen voor hen
het afnemerskrediet. Je betaalt immers het abonnement voor een krant of tijdschrift
per maand, kwartaal of halfjaar, terwijl je nog niets ontvangen hebt.
Andersom kun je als ondernemer bijvoorbeeld servicecontracten met vooruitbetaling bij je klanten
afsluiten, waardoor jij in dat geval zelf extra krediet verwerft.
Betalen tijdens de bouw als een gedeelte klaar is.
Eerst betalen, dan gebruiken.
Onderhandse lening
Een onderhandse lening is een lening die niet openbaar is. Dat wil zeggen dat de omvang,
samenstelling en leenvoorwaarden via onderling overleg tussen geldgever en geldnemer zijn
vastgesteld.
Onderhandse leningen worden verstrekt door onder andere verzekeringsmaatschappijen,
pensioenfondsen, algemene banken, maar ook door familieleden, klanten en relaties.
In het midden- en kleinbedrijf worden de meeste onderhandse leningen verstrekt door de banken
als een – al dan niet tijdelijke - verlenging van het rekening-courantkrediet.
Een hypothecaire geldlening en financiële leasing kunnen ook onderhands worden aangegaan.
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Achtergestelde lening
Een achtergestelde lening is een lening die pas terug mag of hoeft te worden betaald als alle andere
schulden zijn afgelost. Het is belangrijk de overeengekomen voorwaarden van zo’n lening in een
contract vast te leggen.
De verstrekker van een dergelijke lening moet wel een verklaring tekenen dat zijn lening ook
daadwerkelijk mag worden achtergesteld. Dat betekent dat degene die jou het geld leent ermee
akkoord gaat dat je de lening pas terugbetaalt als al je andere schulden zijn afgelost.
Veelal zijn dit leningen die verkregen zijn binnen de familie.
Een achtergestelde lening wordt door andere geldgevers (de bank) gezien als een financieringsvorm
om het Eigen Vermogen te vergroten.
Rangschikken van de vermogens
Het is gebruikelijk leningen te rangschikken in de volgorde van aflossingsafspraken. Bovenaan staat je
Eigen Vermogen, daaronder de familieleningen en achtergestelde leningen, want die zijn bij aflossing
het laatste aan de beurt. Daaronder komt langlopend, dan middellanglopend krediet. Het kortlopende
vreemd vermogen staat helemaal onderaan in de rij van leningen.
Financieringsplan samenstellen
Een financieringsplan kan de ondernemer inzicht geven in de mate waarin iets realiseerbaar is.
Het kan eventuele kredietverschaffers ook informeren of het verstandig is een lening te verstrekken.
De ondernemer maakt daarmee een overzicht van zijn Eigen Vermogen (EV) voor het aantrekken van
Vreemd Vermogen. Voordat hij begint, is het verstandig bij een aantal instanties vragen te stellen.
De ondernemer start slechts eenmaal zijn bedrijf. Diverse organisaties hebben van het starten van
ondernemingen meer verstand.
Advies en informatie
Er zijn diverse instanties die advies kunnen geven bij het opzetten van een onderneming, niet alleen
denkend aan geld. Er zijn vier belangrijke instanties:
1. Werkgeversorganisatie. MKB-Nederland geeft advies onder andere op het gebied van
vestigingsplaatsonderzoek, bedrijfsdoorlichting en ruimtelijke ordening.
2. Accountants verzorgen financiële administratie, subsidieaanvragen, keuze van
ondernemingsvormen, de belastingaangifte en de kostenbewaking.
3. De Kamer van Koophandel verzorgt de inschrijving van ondernemingen, voorlichting aan
fabrikanten en leveranciers en voorlichting aan starters. Verder geeft zij cursussen en beschikt
zij over adressenbestanden.
4. Banken verstrekken leningen, zoals rekening-courantkrediet en hypotheek. Leasing, factoring en
verzekering behoren eveneens tot bankactiviteiten.
Je zag reeds, er zijn behoorlijk wat financieringsvormen. Bij elke vorm is aangegeven waar het krediet
het beste voor gebruikt kan worden.
Vaste activa (duurzame bedrijfsmiddelen) moeten altijd gefinancierd worden met Eigen Vermogen
aangevuld met lang Vreemd Vermogen (LVV). Bedrijfsmiddelen zijn geschikt als dekkingswaarde
(onderpand) en het langlopende kredietcontract biedt een zekerheid voor de bedrijfscontinuïteit.
Vlottende activa moeten gefinancierd worden met kort Vreemd Vermogen net zoals liquide middelen
en aanloopkosten. Hiervoor wordt vooral het rekening courant krediet (in het rood staan) gebruikt,
omdat zonder dekkingswaarde een bank over een directe opzeggingsmogelijkheid wil beschikken.
Lang Vreemd Vermogen heeft doorgaans een lager rentepercentage dan kort Vreemd Vermogen.
Het nadeel van lang Vreemd Vermogen is dat je ook rente betaalt als je het geld niet gebruikt.
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Je kunt het dan op een rekening zetten zodat je rente ontvangt, maar dat is natuurlijk altijd minder
dan je betaalt.
Naast LVV en EV is het ook nodig om over kort Vreemd Vermogen te beschikken, bijvoorbeeld om
bepaalde tegenvallers op te kunnen vangen.
Bij vermogensbehoeften kun je jezelf steeds de vraag stellen of je deze met kort Vreemd Vermogen of
met lang Vreemd Vermogen zult financieren.Het is dan belangrijk dat je jezelf afvraagt welke kosten
de verschillende financieringsvormen met zich meebrengen.
Voor het afwegen van die keuze voor kort of lang Vreemd Vermogen kun je gebruikmaken van de
zogenoemde kritische termijn. De kritische termijn is de termijn (het aantal maanden) waarbij lang
Vreemd Vermogen (inclusief retourrente) net zo duur is als kort Vreemd Vermogen.
Vaak is het rendabeler om een korte tijd een iets hoger rentepercentage te betalen, dan een deels
onnodige lening met een lager percentage. Uiteindelijk is het voor elke ondernemer natuurlijk
belangrijk dat de totale kosten voor het aantrekken van Vreemd Vermogen zo laag mogelijk zijn.
De samenstelling van het totale vermogen (Eigen Vermogen, kort en lang Vreemd Vermogen) is dan
optimaal (zo goed mogelijk). Dit wordt dan ook wel het kapitaaloptimum genoemd.
Als de ondernemer een overzicht heeft hoe het benodigde vermogen zal worden aangetrokken,
zet hij ook dit weer op papier in een zogenoemd financieringsplan.
Overzicht vermogensbronnen
Eigen vermogen
• Spaargeld (inclusief ingebrachte bedrijfsmiddelen)*
€+
• Achtergestelde lening
€
Lang Vreemd Vermogen
Leningen
€
Kort Vreemd Vermogen
• Rekening-courant
€
• Leverancierskrediet
€_____________
Totaal
€
* Bij een beginnend ondernemer kan hierbij gedacht
worden aan een eigen auto die voor de onderneming
gebruikt wordt.
Financieringsplan
Een financieringsplan is een overzicht van het vermogen dat nodig is om investeringen te financieren
en van de herkomst van dat geld. Met een daaraan voorgaande investeringsbegroting bepaal je
hoeveel geld je gaat investeren. Die verkregen gegevens gebruik je bij het opstellen van een
financieringsplan.
Je zet in het financieringsplan of het gaat om Eigen Vermogen, lang Vreemd Vermogen of kort
Vreemd Vermogen. Ook geef je aan om welke bedragen het gaat.
Op die manier krijg je een totaalplaatje van de financiering.
Het is dus een planningsoverzicht van de gelden (vermogens) waarmee de geplande investeringen
worden gefinancierd.
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een financieringsplan ziet er
bijvoorbeeld als volgt uit.
Eigen vermogen
• Spaargeld
€ 20.250
Lang Vreemd Vermogen
• Hypothecaire lening
€ 97.500
• Onderhandse lening
€ 20.000
Kort Vreemd Vermogen
• Rekening-courant
€
2.500
• Leverancierskrediet
€
8.750
Totaal
€ 149.000
+
Aanwending van vermogen
Uit een financieringsplan valt niet meteen op te maken welke activa met welk soort vermogen
gefinancierd gaan worden.
Om problemen met terugbetalen te voorkomen wordt uitgegaan van de gouden balansregeling.
De gouden balansregel zegt dat vaste activa gefinancierd worden met Eigen Vermogen aangevuld
met lang Vreemd Vermogen. Dit is om te voorkomen dat geld dat op lange termijn geïnvesteerd is,
snel terugbetaald moet worden.
Voor dit langlopend vreemd vermogen wordt veelal een dekkingswaarde (onderpand) verlangd.
Vlottende activa worden in principe gefinancierd met kort Vreemd Vermogen.
Door de wisselende hoogte van de dekkingswaarde is het meestal moeilijk om langlopend vreemd
vermogen te verkrijgen op vlottende activa.
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Investeringsbegroting
Starten van een onderneming begint met een goed idee. Maar dan? In welke plaats ga je beginnen?
Heb je een bedrijfspand nodig? Pand kopen of huren? Wat heb je binnen dat pand nodig? Moet er
verbouwd worden? Welke bedrijfsuitrusting komt erbij kijken?
Alles wat je wilt kost geld, meestal meer dan je denkt. Je hebt al gezien dat er mogelijkheden zijn o
m aan startkapitaal te komen.
Maar voor welke uitgaven of investeringen heb je eigenlijk startkapitaal nodig?
Om alle bedragen overzichtelijk bij elkaar te krijgen, maak je een investeringsbegroting.
Je weet daardoor wat het totale bedrag is dat je nodig hebt om jouw ideeën te realiseren.
van Amerongen, utrecht
Hoe ontstaat hieruit jouw nieuwe bedrijf?
Opbouw begroting
Er zijn twee hoofdgroepen op de investeringsbegroting:


vaste activa
vlottende activa.
Vaste activa
Vaste activa zijn bezittingen die langer dan een jaar meegaan, zoals een auto en een winkelpand.
Zowel materiële als immateriële activa vallen hieronder.
Deze activa staan als eerste, dus bovenaan op de investeringsbegroting.
Goodwill
Een bijzonder immaterieel vast activum is goodwill. Goodwill wordt betaald bij de overname van
een bestaand bedrijf. In een bestaand bedrijf zit immers een bepaalde loop, er is een klantenbestand,
er zijn vaste klanten.Ook mag je vaak de naam van het bedrijf blijven gebruiken.
Voorbeeld
De oom van Freddy is toe aan zijn pensioen. Het bedrag waarvoor hij zijn zaak kan overdoen, zal hij
nodig hebben voor zijn oude dag. Freddy wil het bedrijf van zijn oom overnemen. Freddy betaalt zijn
oom hiervoor meer dan de waarde van alleen zijn bedrijfspand. Freddy neemt de bedrijfsnaam van
zijn oom over en hoopt daarmee een deel van de klanten, automatisch te behouden.
De waarde van het pand wordt als gebouwen geboekt en de meerprijs die Freddy heeft betaald
als immaterieel actief. Dit immaterieel actief noemt men goodwill.
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa
Vlottende activa zijn bezittingen die altijd korter dan een jaar in het bedrijf zijn.
De term wordt meestal gebruikt om drie zaken aan te geven:
 vlottende activa zelf, zoals voorraad, debiteuren;
 liquide middelen: tegoeden bij de bank en in de kas;
 aanloopkosten.
In de investeringsbegroting gebruiken wij deze onderverdeling van de vlottende activa.
Vlottende activa
Naast de voorraad en de debiteuren staat op de investeringsbegroting een apart bedrag
voor voorgefinancierde BTW. Een ondernemer betaalt al zijn rekeningen inclusief BTW.
Na een voorgeschreven periode (meestal een kwartaal) verrekent hij de ontvangen BTW van
klanten en de uitgegeven BTW met de Belastingdienst.
Als je begint, betaal je eerst de BTW maar je ontvangt nog niets. Jij financiert dus voor.
De bank is meestal bereid deze financiering van jou over te nemen, omdat de Belastingdienst
een zekere factor is.
Liquide middelen
De liquide middelen rekenen we ook tot de vlottende activa. Het zijn de bedragen op
bankrekening(en) en in kas. Hierover kan de ondernemer direct beschikken.
Aanloopkosten
Tot slot neem je in de investeringsbegroting de aanloopkosten op.
Dit zijn de kosten voor het op gang brengen van een onderneming, zoals notariskosten, eenmalige
financieringskosten, kosten voor inschrijving bij het handelsregister en onderzoekskosten.
Onder aanloopkosten vallen ook de kosten voor het levensonderhoud tijdens de eerste maanden.
In de eerste maanden kun je namelijk nog niet voldoende winst verwachten om ervan te kunnen
leven. Deze periode moet daarom overbrugd worden.
Omschrijving
Omschrijving
Voorbeeld
Vaste activa
Kosten voor zaken die
langer dan een jaar
meegaan.
· grond
· gebouwen
· inventaris, machines,
gereedschappen
· auto
Goederen, niet direct
bestemd om in geld om te
zetten.
Bestemd voor
bedrijfsvoering; er wordt op
afgeschreven
Kosten voor zaken die niet
direct zichtbaar zijn. Ze gaan
langer dan een jaar mee,
dus ook op afschrijven.
Vlottende activa
· verbouwingskosten
· computer met toebehoren
goodwill
Zaken die zo snel mogelijk
in geld moeten worden
omgezet.
· voorraden
· vorderingen op debiteuren
· voorgefinancierde BTW
Liquide middelen
Aanloopkosten: kosten voor
het op gang brengen van
een onderneming
· notariskosten
· onderzoekskosten
· kosten voor inschrijving bij
19
© Noordhoff Uitgevers
Omschrijving
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Omschrijving
Voorbeeld
een Kamer van Koophandel
Zo zou je investeringsbegroting eruit kunnen zien
Gaan investeren
Een ondernemer moet heel veel keuzes maken voordat hij daadwerkelijk met zijn zaak kan beginnen.
Hij moet kiezen waarin hij wil investeren. Je zult doorgaans heel wat geld uit moeten geven voordat
je iets gaat verdienen. Elke vraag die je jezelf stelt, lijkt geld te kosten.
 Hoe presenteer jij het bedrijf naar de doelgroep?
 Welke producten kies jij?
 Welke prijsklasse hoort hierbij?
 Hoeveel personeel heb jij nodig?
 Welke benader je jouw toekomstige klant?
 Welke promotionele activiteiten horen hierbij?
Een van de keuzes die je moet maken, is het aantal personeelsleden waarmee je wilt beginnen.
De eerste maanden zul je niet veel verdienen, maar het personeel moet wel al betaald worden.
Immateriële en materiële middelen
Investeren betekent het gebruiken van materiële en immateriële middelen om daar op termijn profijt
van te trekken.
Immateriële middelen
Immateriële middelen zijn zaken als goodwill, tijd en kennis.
Wil jouw idee ooit werkelijkheid worden, dan moet er veel denkwerk verricht worden. Je moet
nadenken over de voor- en nadelen van zelfstandig ondernemen, en over de consequenties en
de risico’s voor de directe omgeving. Gaat jouw idee wel genoeg opleveren?
Al dit denkwerk en alle berekeningen en plannen vooraf worden immateriële middelen genoemd.
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Materiële middelen
Materiële middelen (activa) zijn zaken zoals geld en bezittingen. Na de ideeën komen tastbare
en zichtbare zaken. Hoe ziet het pand eruit? Moet er verbouwd worden? Neem je bedrijfsmiddelen
over van de vorige eigenaar? Tegen boekwaarde? Wat voor inventaris heb je nodig?
Gereedschappen, machines? Welk assortiment wil je op voorraad hebben? Welk personeel heb
je nodig? Er dient veel geregeld te worden en … het moet ook betaald worden.
Investeringsbegroting
Hoeveel geld heb jij in totaal nodig om te starten? Om hierin inzicht te krijgen, maakt de startende
ondernemer dus een investeringsbegroting.
Een investeringsbegroting is een totaaloverzicht van de bedragen die nodig zijn om een onderneming
te kunnen starten.
In de investeringsbegroting zet je zowel de investeringen die al gedaan zijn als toekomstige
investeringen. Ook zaken die je al eerder met je eigen (spaar)geld al hebt aangeschaft en nu voor het
bedrijf wilt inzetten, kun je inbrengen. Bijvoorbeeld een computer en je auto.
Investeringen die nog gedaan moeten worden, zijn kosten die je nog moet maken. Je kunt dan denken
aan de uitgaven voor inventaris, gereedschap en voorraad.
Opstellen begroting
Het totale investeringsbedrag is het geld dat nodig is om de onderneming te starten.
Het gaat vaak om een groot bedrag. Veel ondernemers kunnen dat niet zelf opbrengen.
Zij zullen een lening moeten aanvragen bij financiers, zoals banken.
Om inzichtelijk te krijgen hoeveel geld er nodig is om te starten, kun je het best een
investeringsbegroting maken. Voor de financiers is dan duidelijk hoeveel geld er nodig is
en waarvoor het gebruikt wordt. Voor jezelf heb je een overzicht of je aan alles gedacht hebt.
Gegevens verzamelen
De investeringsbegroting kun je niet zomaar invullen. Wat wil je in jouw bedrijf hebben,
hoe moet het eruit gaan zien?
Vragen waarop je eerst een antwoord moet hebben en daarna wordt het zoeken naar
de mogelijkheden.
De ondernemer moet zich goed oriënteren op de kosten van inventaris, goederen enzovoort.
Uiteindelijk wil een ondernemer natuurlijk goede materialen of een goed assortiment inkopen
voor de laagste prijs.
Kortom: voordat een ondernemer een investeringsbegroting opstelt, zal hij zichzelf en anderen
heel wat vragen moeten stellen. Vervolgens zal hij hier gegevens over moeten verzamelen.
Ook zal hij voor zover mogelijk, berekeningen en schattingen moeten maken.
Vragen die je je als toekomstig ondernemer vooraf moet stellen zijn de volgende:



Ga ik een pand kopen of huren?
Ga ik overnemen of starten?
Zal ik moeten verbouwen?
Op de investeringsbegroting worden ook posten opgenomen als debiteuren en kassaldo.
Hoe kom je aan deze gegevens? Er zijn bedrijfsorganisaties en andere instanties waar je gegevens
kunt verkrijgen, bijvoorbeeld over leveranciers, branchegemiddelden, gemiddelde debiteurensaldi,
voorraadhoogten en dergelijke.
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Je kunt informatie opvragen bij:





de Kamer van Koophandel
brancheorganisaties
het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK)
het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM)
een bedrijfschap, zoals het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD).
Berekeningen
Als je een bedrijf overneemt, wordt er meestal meer betaald voor het bedrijf dan de waarde op papier.
Hoeveel meer? Dat kun je berekenen.
Berekening van de goodwill
Goodwill is een verhaal apart. Voor goodwill wordt in het algemeen een berekening gemaakt.
Bij overname is het normaal dat de resultaten (nettowinst) van de laatste vijf jaar en het Eigen
Vermogen van het bedrijf bekend zijn. Je mag van een onderneming verwachten dat de nettowinst
in ieder geval op het branchegemiddelde zit.
Voorbeeld berekening van de goodwill
Netto-opbrengst van de laatste vijf jaar gemiddeld € 35.000. Deze gegevens heeft de ondernemer
beschikbaar.
Gemiddeld rendementspercentage branche 7%. Deze gegevens zijn via het bedrijfschap, bijvoorbeeld
het HBD, beschikbaar.
Eigen Vermogen op de overnamebalans € 450.000. Dit gegeven komt weer van de ondernemer.
Het branchegemiddelde geeft het volgende aan: 7% x € 450.000 = € 31.500. Er is echter een winst
van € 35.000.
Dit winstbedrag hoort dus bij een hoger Eigen Vermogen.
Op grond van het gemiddelde branchepercentage zou het Eigen Vermogen van deze zaak
moeten zijn:
35.000/7 x 100 = € 500.000.
Dit bedrag wordt de rentabiliteitswaarde genoemd.
Op de overnamebalans staat een Eigen Vermogen van € 450.000. Deze organisatie maakt
een hogere winst dan het branchegemiddelde.
Dit verschil wordt bij de overname in één keer verrekend: de goodwill.
Rentabiliteitswaarde
€ 500.000
Eigen vermogen overname
€ 450.000
Goodwill
€ 50.000
–
Bij de overname wordt dus door de nieuwe ondernemer geïnvesteerd in alle vaste en vlottende activa
plus € 50.000 voor de goodwill (te verwachten winst).
Dit bedrag wordt opgenomen in de investeringsbegroting en in vijf jaar afgeschreven.
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Berekening van de voorraad
Het aanhouden van voorraad is per branche of sector verschillend. Kengetallen die hierover bestaan
zijn: omzetsnelheid en aankoopfrequentie.
Berekening gemiddeld debiteurensaldo
je gaat er bij het gemiddelde debiteurensaldo van uit dat de aankopen op rekening gelijkmatig over het
jaar verdeeld zullen zijn. Het gemiddelde debiteurensaldo zet je in de investeringsbegroting bij de
vlottende activa onder de post debiteuren.
Voorbeeld berekening gemiddeld debiteurensaldo
Gegevens:


Verwachte consumentenomzet € 400.000
Omzet op rekening 45%
De omzet op rekening is dus 45% van € 400.000 = € 180.000.
Gebruikelijke termijn van betaling op rekening is 30 dagen (jaar is 360 dagen).
Gemiddeld debiteurensaldo is dan:
180.000 x 30/360 = € 15.000.
Dit bedrag zet je in de investeringsbegroting bij de vlottende activa onder de post debiteuren.
Zodra je investeringsbegroting compleet is, kun je gaan kijken hoe je die investeringen wilt gaan
financieren. Het financieringsplan wat daarvan het gevolg is, leidt tot de openingsbalans: je financiële
positie bij de opstart van je onderneming.
Wat is een balans?
Een balans is een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van
een onderneming op een bepaald moment. Je kunt op een balans dus zien waarin de onderneming
heeft geïnvesteerd, wat de bezittingen zijn en waar het geld daarvoor vandaan is gekomen: uit
eigen vermogen of geleend geld.
Meestal stel je de balans op in scontrovorm. Dat wil zeggen dat de balans verdeeld is in een
linkerkant en een rechterkant.
De linkerkant noem je de debetkant.
De rechterkant is de creditkant.
Men spreekt ook wel van activa (debet) en passiva (credit) op de definitieve begin- en eindbalans.
Op de debetkant noteer je de bezittingen (activa) van de onderneming.
De schulden en het eigen vermogen (passiva) noteer je op de creditkant.
Voorbeeld:
Balans per 1 januari
Debet
Bezittingen
Credit
€
€
213.000
213.000
Eigen vermogen
€
100.000
Schulden
€
113.000
€
213.000
23
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een beginbalans is een balans die wordt opgesteld aan het begin van een periode. De periode is
meestal een maand.
De totalen op de balans zijn aan beide kanten altijd gelijk.
Dat betekent:
Bezittingen = Eigen vermogen + Schulden
of:
Bezittingen - Schulden = Eigen vermogen
Voorbeeld:
Sandra Riemersma begint een bedrijf per 1 februari. Ze heeft een bedrag gespaard van € 60.000.
Ze heeft een bedrijfspandje gekocht ter waarde van € 100.000.
Hierop heeft ze een 6% hypothecaire lening afgesloten van € 80.000.
Kasten, rekken en meubels hebben haar € 20.000 gekost. Ze heeft voor € 18.000 voorraad
aangeschaft. Het geld dat over is, stort ze op de bank.
Haar vriend Mark stelt de volgende beginbalans van het bedrijf op.
Balans per 1 februari
Debet
Credit
Bedrijfspand
€
100.000
Inventaris
€
20.000
Voorraad goederen
€
18.000
Bank
€
2.000
Totaal
€
140.000
Eigen vermogen
€
60.000
6% Hypothecaire lening
€
80.000
Totaal
€
140.000
De balans is altijd in evenwicht.
24
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Indeling van de balans
Aan de creditkant van de balans (passiva) zie je waar het geld vandaan komt. Een deel is geld dat de
eigenaar zelf heeft ingebracht: het eigen vermogen. Voor de rest hebben anderen gezorgd: het
vreemd vermogen ofwel de schulden.
De debetkant (activa) laat zien aan welke bezittingen het vermogen is besteed en voor welke
bedragen.
Voorbeeld: Eric Knopper heeft voor zijn fietsenzaak de volgende balans opgesteld:
Balans per 1 januari
Debet
Credit
Winkelpand
€
145.000
Eigen vermogen
€
100.000
Winkelinventaris
€
22.000
6% Hypothecaire lening
€
95.000
Voorraad fietsen
€
30.000
Crediteuren
€
18.000
Debiteuren
€
4.000
Postbank
€
10.000
Kas
€
2.000
€
213.000
€
213.000
Totaal activa
Totaal passiva
Debetkant balans
De posten op de debetkant van de balans, de activa, splits je op in:


vaste activa
vlottende activa.
Creditkant balans
De passiva op de creditkant geven gespecificeerd het vermogen aan waarmee de activa zijn
gefinancierd. De passiva kunnen we onderscheiden in:



eigen vermogen
vreemd vermogen lang
vreemd vermogen kort.
Eigen vermogen eenmanszaak en vof
Het eigen vermogen is het vermogen dat de eigenaar/eigenaars van de onderneming in het bedrijf
heeft/hebben gestoken.
Bij een eenmanszaak komt dat uit het privé-vermogen van één persoon.
Een vennootschap onder firma (vof) heeft meerdere eigenaars.
Het eigen vermogen van een vof bestaat uit het geld dat de verschillende eigenaars hebben
ingebracht. Van iedere eigenaar of vennoot wordt het eigen vermogen apart vermeld.
25
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld:
Balans per 1 januari
Debet
Credit
Vermogen A. Kroon
€
250.000
Vermogen J. van Swieten-Kroon
€
175.000
€
425.000
Eigen vermogen bv
Bij de besloten vennootschap (bv) is het ‘eigen vermogen’ verdeeld in aandelen.
Bij de eenmanszaak en de vof zijn de eigenaars persoonlijk aansprakelijk tegenover de schuldeisers.
Dit geldt niet voor de eigenaars van een bv, aandeelhouders genoemd.
Voorbeeld:
Balans per 1 januari
Debet
Credit
Aandelenvermogen
€
450.000
Aandelen in portefeuille
€
50.000
Geplaatst aandelenvermogen
€
400.000
Aandelen die nog niet verkocht zijn, noem je aandelen in portefeuille.
Het geplaatste aandelenvermogen is het bedrag van de verkochte aandelen.
Het totale aandelenvermogen bestaat dus uit aandelen in portefeuille plus het geplaatste
aandelenvermogen.
Vreemd vermogen lang
Het vreemd vermogen lang bestaat uit langlopende leningen of schulden.
Dit vermogen hoef je pas op de lange termijn, over meer dan een jaar, al of niet in gedeelten
(termijnen) terug te betalen. Voorbeelden zijn de hypothecaire lening en andere leningen met
een looptijd langer dan een jaar.
Vreemd vermogen kort
Het vreemd vermogen kort bestaat uit kortlopende leningen of schulden.
Dit vermogen moet binnen een jaar worden terugbetaald. Voorbeelden van vreemd vermogen kort
zijn crediteuren, een rekening-courantkrediet van de bank en een belastingschuld die binnen een jaar
betaald moet worden.
Crediteuren zijn leveranciers die artikelen hebben geleverd die pas over bijvoorbeeld een maand
hoeven te worden betaald. De ondernemer heeft aan die leveranciers dus een schuld. Hier is sprake
van leverancierskrediet.
Rekening-courantkrediet is een negatief banksaldo. De bank heeft dan met de ondernemer
afgesproken dat deze tot een bepaald bedrag ‘rood’ mag staan.
Voorbeeld
26
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Balans per 1 januari
Debet
Credit
vaste activa
€
167.000
Vlottende activa
€
46.000
€
Eigen vermogen
€
100.000
Vreemd vermogen lang
€
95.000
Vreemd vermogen kort
€
18.000
€
213.000
213.000
De openingsbalans (beginbalans)
In de investeringsbegroting heeft de ondernemer vastgesteld hoeveel geld hij nodig heeft.
In het financieringsplan heeft hij beschreven waar dit geld vandaan moet komen.
Hij kan beginnen als hij al het geld dat hij nodig heeft, bij elkaar heeft gebracht.
De investeringsbegroting en het financieringsplan worden naast elkaar gezet in een openingsbalans:
de investeringsbegroting links (debet) en het financieringsplan rechts (credit).
De totalen van links en rechts zijn even groot, de balans is in evenwicht.
Een investeringsbegroting geeft weer hoeveel middelen nodig zijn en een financieringsplan
geeft weer hoeveel geld beschikbaar is voor een onderneming.
Als de cijfers uit beide overzichten worden samengevoegd, ontstaat één groot overzicht. Dit is de
balans. Bij de start van een onderneming heet dit de openingsbalans. Aan het begin van een bepaalde
periode, bijvoorbeeld een jaar: de beginbalans. De openingsbalans is een informatiebron van een
onderneming.
De balans geeft een financieel overzicht van de bezittingen, het Eigen Vermogen en de schulden
van de onderneming. Je kunt zien waar het geld vandaan komt en waaraan het is besteed.
Door in de loop van de tijd een balans met eerder gemaakte balansen te vergelijken, kan
een overzicht verkregen worden van de financiële ontwikkeling van een onderneming.
Linkerzijde openingsbalans
Aan de linkerzijde van een openingsbalans staat de investeringsbegroting. Voor de linkerzijde van een
balans bestaan verschillende benamingen die allemaal hetzelfde begrip dekken:





debetzijde
activa
bezittingen
boekwaarde
aanwending (besteding) van het vermogen.
Rechterzijde openingsbalans
Aan de rechterzijde van de openingsbalans staat het financieringsplan. Voor de rechterzijde van een
balans bestaan verschillende benamingen:




creditzijde
passiva
schulden (vreemd vermogen) en het eigen vermogen (schuld van het bedrijf
aan de eigenaar en familie van het bedrijf)
bronnen van het vermogen, waar komt het geld vandaan.
27
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: De openingsbalans van Egbert ziet er als volgt uit (alle bedragen in euro’s):
Het totaal van de activa, minus het totale vreemd vermogen, levert het eigen vermogen op.
Beide zijden van de balans laten altijd hetzelfde totaalbedrag zien.
In één oogopslag is te zien waar het geld aan besteed wordt (debetzijde) en waar het vandaan
komt (creditzijde).
Geld van familie en vrienden reken je bij het eigen vermogen, maar specificeer je wel op de balans.
Meestal staan de schulden aan de Belastingdienst ook apart op een balans. Omdat het hier een
openingsbalans betreft, zijn er nog geen belastingschulden. Wel zou de aan de investeringen
klevende BTW, als een post die nog te vorderen is op de belastingen, onder vlottende activa kunnen
worden gespecificeerd.
Het leverancierskrediet staat op de balans genoemd als Crediteuren en het rekening-courantkrediet
(de lopende rekening) als Bank. De andere bankkredieten worden bij naam genoemd,
zodat met bank altijd het rekening-courantkrediet bedoeld wordt.
Functie van de balans
Een balans is een steeds momentopname van de financiële stand van zaken binnen
een onderneming. Een balans laat zien hoe de onderneming er op een bepaald moment financieel
voorstaat.
Met de cijfers uit een balans kunnen allerlei verhoudingen weergegeven worden, bijvoorbeeld
de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
Wanneer het eigen vermogen groot is ten opzichte van het vreemd vermogen, dan staat de
onderneming er goed voor.
Vreemd vermogen dat zeer groot is ten opzichte van het eigen vermogen, is niet erg goed voor
de onderneming. Het betekent namelijk dat er veel geleend geld in de onderneming zit en
veel minder geld van de ondernemer zelf. De onderneming zal dan niet altijd op tijd de schuldeisers
kunnen betalen.
Het is ook belangrijk te weten hoe de onderneming gefinancierd is.
28
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Voorbeeld: Van de onderneming van Jasper Lems in Arnhem zijn per 1 mei de volgende gegevens
bekend over de financiering met vreemd vermogen:



Het bedrijfspand van € 125.000 is voor 50% gefinancierd met vreemd vermogen lang.
De inventaris van € 38.000 is gefinancierd met 80% vreemd vermogen lang.
De voorraad goederen ter waarde van € 25.000 is gefinancierd met 10% vreemd vermogen lang
en 15% vreemd vermogen kort.
Met deze gegevens kun je de bedragen aan eigen vermogen, vreemd vermogen lang en vreemd
vermogen kort berekenen:
Gefinancierd met:
Eigen vermogen
Vreemd Vermogen Lang
Vreemd Vermogen Kort
Bezittingen
Gebouw
€ 62.500
€ 62.500
Inventaris
€ 7.600
€ 30.400
Voorraad goederen
€ 18.750
€ 2.500
€ 3.750
Totaal
€ 88.850
€ 95.400
€ 3.750
Op de balans ziet dat er zo uit:
Balans per 1 mei
Debet
Credit
Bedrijfspand
€
125.000
Eigen vermogen
€
88.850
Inventaris
€
38.000
Vreemd vermogen lang
€
95.400
Voorraad goederen
€
25.000
Vreemd vermogen kort
€
3.750
Totaal
€
188.000
Totaal
€
188.000
Belangrijk is ook de verhouding tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn.
Als de vlottende activa groter zijn dan de schulden op korte termijn, zal de onderneming
op korte termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen, oftewel haar schuldeisers kunnen betalen.
Voorbeeld:
Balans 'De Suikerspin' per 1 juni
Debet
Credit
Bedrijfspand
€
198.000
Eigen vermogen
€
36.000
Inventaris
€
12.500
6% Hypothecaire lening
€
160.000
Voorraad snoep
€
20.000
7% Lening
€
23.000
Bank
€
5.000
Crediteuren
€
17.000
Kas
€
500
Totaal
€
236.000
Totaal
€
236.000
29
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De balans wordt aan het begin van een bepaalde periode, bijvoorbeeld een maand, opgesteld.
Dit is de beginbalans. Aan het eind van de maand wordt er weer een balans opgesteld, de eindbalans.
Vergelijking tussen de beginbalans en eindbalans geeft informatie over de ontwikkelingen in een
onderneming in de betreffende periode.
Balans Marjan Ponsen per 1 januari
Debet
Credit
Vaste activa
€
147.000
Vlottende activa
€
33.000
Totaal
€
180.000
Eigen vermogen
€
100.000
Vreemd vermogen lang
€
65.000
Vreemd vermogen kort
€
15.000
Totaal
€
180.000
Balans Marjan Ponsen per 31 januari
Debet
Credit
Vaste activa
€
147.500
Vlottende activa
€
40.000
Totaal
€
187.500
Eigen vermogen
€
107.000
Vreemd vermogen lang
€
60.500
Vreemd vermogen kort
€
20.000
Totaal
€
187.500
Het verschil tussen deze begin- en eindbalans over januari laat zien dat het eigen vermogen groter
is geworden. De bezittingen zijn dus toegenomen en dat zit voornamelijk in de vlottende activa.
Maar Marjan heeft meer kortlopende schulden.
Deze informatie is niet alleen belangrijk voor de ondernemer zelf. Belanghebbenden buiten het bedrijf
willen weten of de ondernemer zijn schulden op korte of lange termijn kan terugbetalen. Dit is van
belang voor bijvoorbeeld de bank.
In een bedrijf zijn tussenbalansen altijd momentopnamen.
Wanneer een tussenbalans gebruikt wordt voor een financieringsbespreking, wordt er vaak een
vergelijkende kolom van de openings- of beginbalans naast geplaatst. Ook wordt een begroting
opgesteld van de verwachte eindbalans.
Zo voorkom je dat een momentopname verkeerd wordt uitgelegd. Op een tussenbalans kan
het bijvoorbeeld lijken alsof de langlopende lening is afgelost door het rekening-courantkrediet
(of kortlopende lening) in het rood te laten oplopen. Terwijl dat komt doordat tegelijkertijd veel
andere facturen zijn betaald.
Het totaalplaatje van begin-, tussen- en eindbalans geeft de financier een beter beeld.
Ook de Belastingdienst is geïnteresseerd in de financiële stand van zaken.
De ondernemer moet immers allerlei belastingen aan de fiscus afdragen. Leveranciers willen vaak
ook graag weten of de ondernemer zijn bestellingen op korte termijn kan betalen.
Leveranciers kunnen daarom, bij grotere bedrijven, bv’s en nv’s, via de Kamer van Koophandel
in de jaarrekeningen van ondernemingen inzage krijgen.
30
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Winst-en-verliesrekening
Het berekenen van diverse soorten kosten leerde je al.
Met de totaalbedragen van de kostenrekeningen en de opbrengstrekeningen wordt de winst-enverliesrekening samengesteld. Een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode,
waaruit afgemeten kan worden hoeveel winst of verlies is gemaakt.
De winst-en-verliesrekening welke het jaar geheel afdekt, heet ook wel de resultatenrekening, omdat
hierop het jaarresultaat te lezen is.
Ook de inkoopprijs en de opbrengst van de verkopen komen voor op dit overzicht.
Presentatie van de winst-en-verliesrekening
In en buiten de onderneming wordt de winst-en-verliesrekening vaak afzonderlijk gepresenteerd
(los van de balans).
Voorbeeld: Het resultaat van de onderneming van Anne Leeflang viel haar niet tegen. Met enige trots
presenteert ze dan ook de volgende winst-en-verliesrekening:
Winst- en verliesrekening over augustus
Debet
Credit
Inkoopprijs verkopen
€
14.000
Reclamekosten
€
600
Afschrijvingskosten
€
750
Huurkosten
€
1.000
Voorraadverschillen (derving)
€
350
Kasverschillen
€
40
Overige bedrijfskosten
€
200
Nettowinst
€
4.660
Totaal
€
21.600
Opbrengst verkopen
€
21.600
Totaal
€
21.600
Een debetbedrag in de balans (= kosten) komt in de winst-en-verliesrekening ook debet te staan.
Een creditbedrag in de balans (= opbrengsten) noteer je in de winst-en-verliesrekening ook credit.
Wat je privé opneemt, komt niet op de winst-en-verliesrekening en niet op de balans!
Het saldobedrag privéopnames wordt, zoals je later nog zult zien, verrekend met het eigen vermogen.
Op de winst-en-verliesrekening kun je berekenen of er sprake is van een nettowinst of
een nettoverlies. Als de opbrengsten (creditkolom) hoger zijn dan de kosten (debetkolom),
heb je winst gemaakt.
Wanneer de kosten (debetkolom) hoger zijn dan de opbrengsten, heb je verlies gemaakt.
Je vult in een van de kolommen het ontbrekende bedrag in om de eindtotalen van de kolommen
in evenwicht te brengen.
Een nettowinst noteer je in de debetkolom van de winst-en-verliesrekening, een eventueel nettoverlies
boek je in de creditkolom. De winst-en-verliesrekening moet dus altijd, net als de balans, in evenwicht
zijn.
31
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Eindbalans
Berekening eigen vermogen
Het eigen vermogen is de belangrijkste post op de eindbalans.
Wanneer alles ingevuld en opgeteld is kun je het eigen vermogen pas berekenen.
De rekening Eigen vermogen moet je dus als laatste op de balans noteren. Hiervoor moet je eerst een
berekening maken. Je kunt het eigen vermogen op de eindbalans op twee manieren berekenen.
Voorbeeld:
Berekening Eigen Vermogen
Manier 1:
Eigen Vermogen oud (op de beginbalans)
€ 187.000
Privéopnamen (= debet)
€
619
min
€ 186.381
Winstsaldo
€
Eigen vermogen nieuw (op de eindbalans)
€ 191.041
4.660
plus
Manier 2:
Bezittingen
€ 313.302
Schulden
€ 122.261
Eigen Vermogen nieuw (op de eindbalans)
€ 191.041
min
Zoals je ziet moet je de privéopnamen en privéstortingen gebruiken bij de berekening van het nieuwe
eigen vermogen. Dat waren feitelijk door de ondernemer genomen voorschotten op de nettowinst.
Eventuele privéstortingen (= credit) moet je optellen bij de winst. De post Privé komt, zoals eerder
gemeld, dus niet op de resultatenrekening en niet op de eindbalans voor; die gebruik je alleen in de
berekening van het eigen vermogen.
Wanneer bij de berekening van het nieuwe eigen vermogen de uitkomst geen winst, maar een
verliessaldo is, ontstaat natuurlijk een negatieve (-/-) post.
Het vermogen van een onderneming verandert voortdurend.
32
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Presentatie van de balans
Voorbeeld:
De eindbalans van de eenmanszaak van Anne Leeflang ziet er dan als volgt uit:
Eindbalans per 31 dec.
Debet
Credit
Bedrijfspand
€
230.000
Eigen Vermogen
€
191.041
Winkelinventaris
€
17.700
6% Hypothecaire lening
€
106.000
Bestelauto
€
22.550
Crediteuren
€
12.138
Voorraad goederen
€
12.750
Te betalen BTW
€
4.123
Debiteuren
€
4.685
Te vorderen OB
€
2.090
Kruisposten
€
9.000
Postbank
€
13.433
Kas
€
1.094
Totaal
€
313.302
Totaal
€
313.302
Door het eigen vermogen op de eindbalans te vergelijken met het eigen vermogen op de beginbalans,
kun je zien of de afgelopen periode succesvol is geweest.
Eigen vermogen in een eenmanszaak, vof en cv
Om bezittingen te kunnen financieren, is vermogen nodig: vreemd vermogen en eigen vermogen.
Vreemd vermogen moet in z’n geheel terugbetaald moet worden. Eigen vermogen van een
onderneming zal veranderen door winst of verlies en door privéopnamen en -stortingen.
Voor een ondernemer is het belangrijk om te weten hoe hij er financieel voorstaat en daarom berekent
hij regelmatig de omvang van het eigen vermogen. Ongeacht de ondernemingsvorm is het voor elke
ondernemer belangrijk dat hij niet alleen zakelijk, maar ook privé een duidelijke administratie voert.
Dit is onder andere belangrijk in het kader van vermogen, want zo zijn misverstanden tussen de zaak
en privé makkelijk oplosbaar.
Eenmanszaak
De eigenaar van de eenmanszaak verschaft zelf het eigen vermogen van de zaak. Hij doet dat
door het storten van geld en het verstrekken van privégoederen aan het bedrijf. Het eigen vermogen
geeft dus aan welk deel van de bezittingen is gefinancierd door de eigenaar.
De omvang van het eigen vermogen verandert in de loop van de tijd. Deze veranderingen worden ook
wel (vermogens)mutaties genoemd.
Het eigen vermogen neemt toe door:


het maken van winst
het storten van privémiddelen in de onderneming.
33
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het eigen vermogen neemt af door:


het lijden van verlies
het opnemen van geld uit de onderneming.
Minimaal één keer per jaar, bij het opstellen van de jaarrekening, zal de ondernemer nagaan
welke mutaties er in het eigen vermogen zijn geweest en of het eigen vermogen per saldo is toeof afgenomen.
Hiervoor voert de ondernemer de volgende berekening uit:
Eigen Vermogen aan het begin van de periode
+ Nettowinst*
+ Privé-stortingen
- Privé-opnamen
= Eigen Vermogen aan het eind van de periode
* Bij een nettoverlies wordt dit afgetrokken van het Eigen Vermogen.
Nettowinst wordt ook wel bedrijfsresultaat genoemd, overal waar het begrip nettowinst genoemd wordt
kan dus ook het begrip bedrijfsresultaat genoemd worden.
Voorbeeld:
Een ondernemer heeft op 1 januari een Eigen Vermogen van € 131.000.
De nettowinst in dat jaar bedraagt € 41.000.
De ondernemer heeft in de loop van het jaar € 37.000 opgenomen uit de onderneming voor
privédoeleinden. Hij heeft ook stortingen in de onderneming gedaan in de vorm van het betaling
van verschillende bedrag uit zijn privévermogen. Het ging daarbij om een totaalbedrag van € 5.400.
Het eigen vermogen aan het eind van dat jaar, op basis van deze gegevens, is:
Eigen vermogen aan het begin van het jaar
€ 131.000
+ nettowinst
€
41.000
– opgenomen uit de onderneming
€
37.000
+ stortingen
€
5.400
= eigen vermogen aan het eind van het jaar
€ 140.400
Het eigen vermogen is in dit boekjaar toegenomen met € 140.400 - € 131.000 = € 9.400.
34
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vennootschap onder firma (VOF)
Bij een vennootschap onder firma is er sprake van twee of meer eigenaren. Elke eigenaar van een
VOF brengt eigen vermogen in in de onderneming.
Op de balans van een VOF is aangegeven welk deel van het eigen vermogen van welke eigenaar
afkomstig is.
Elke eigenaar of firmant heeft in de boekhouding een eigen vermogenrekening en een privérekening.
Een rekening is de optelling van alle bedragen welke bij een bepaalde kostenpost of bepaalde
persoon horen.
In bijvoorbeeld de firma Boerkamp en Van Es kom je binnen het eigen vermogen de volgende
rekeningen tegen:




Vermogen Boerkamp
Vermogen Van Es
Privé Boerkamp
Privé Van Es.
Soms spreken vennoten af dat ze een bepaald bedrag reserveren voor de onderneming, maar
dat bedrag nog niet storten, omdat het bijvoorbeeld niet direct nodig is.
Deze bedragen komen debet op de balans te staan, als Vermogen nog te storten.
Voorbeeld:
Buurmannen Arie en Bart willen samen een bedrijf starten met als ondernemingsvorm
de vennootschap onder firma (vof).
Arie heeft € 25.000 als privévermogen en Bart € 12.000.
Ze besluiten elk € 10.000 in de firma te storten. Het resterende bedrag van hun privévermogen
reserveren ze voor een eventuele inbreng in de toekomst.
Het vennootschapsvermogen bedraagt door de inbreng van Arie en Bart € 20.000.
Op de balans staan de volgende posten:
Bart heeft op een bepaald moment € 1.000 uit de onderneming genomen om een tweedehands motor
te kopen.
Arie ziet graag dat de onderneming geen last heeft van de opname van Bart en stort daarom
€ 1.000 extra in de onderneming. Op de balans komt dat er als volgt uit te zien:
35
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Wanneer de winst wordt verdeeld of de vennoten voor privégebruik stortingen of opnamen doen,
komt dit apart op de balans te staan. Hiervoor wordt de grootboekrekening Privé gebruikt.
De verdeling van het eigen vermogen, zoals die is afgesproken tussen de vennoten, moet namelijk
zichtbaar blijven op de balans.
Over hoe de winst verdeeld moet worden bestaan geen wettelijke regels.
Vergeet nooit bij een VOF dat de vennoten elkaar rekenschap moeten afleggen.
Een vervelende privésituatie bij een vennoot kan ook gevolgen hebben voor het bedrijf.
Scherm dat van te voren zo goed mogelijk af door je te laten adviseren door de Kamer van
Koophandel en/of een juridisch adviseur.
Commanditaire vennootschap
Bij een commanditaire vennootschap worden twee soorten vennoten onderscheiden, de beherende
vennoot en de stille vennoot.
De beherende vennoot brengt het geld in de vennootschap, geeft leiding in de organisatie en is
hoofdelijk aansprakelijk.
De stille vennoot wordt ook commanditaire vennoot genoemd en is uitsluitend geldschieter en
mag zich niet bemoeien met het beheer. Hij is daarom alleen aansprakelijk voor schulden tot de
hoogte van zijn inbreng en niet met zijn hele privévermogen.
De balans van een commanditaire vennootschap wijkt niet af van de balans van een VOF, behalve
dat de commanditaire vennoot geen opnamen en stortingen doet en er dus alleen een creditpost
‘vermogen commanditaire vennoot’ is en eventueel aan de debetzijde een post ‘nog te storten
vermogen commanditair vennoot’.
Reserve
Het bedrag dat een ondernemer privé niet opneemt, maar in het bedrijf laat zitten, wordt ook wel het
reserve genoemd.
Reserves behoren ook tot het eigen vermogen. Het is het gedeelte van de winst dat aan het eind van
een boekjaar in de onderneming blijft. Deze winst wordt bijvoorbeeld gereserveerd voor toekomstige
investeringen.
Besloten vennootschap
Het eigen vermogen van een BV ontstaat door de uitgifte van aandelen. Dat zijn eigendomsbewijzen
van de BV, die je ontvangt als je door een financiële deelneming (betalen van een bepaald bedrag)
mede-eigenaar van de onderneming wordt.
Het aandelenvermogen bestaat meestal uit aandelen die een deel van het totale vermogen vormen.
Aandelen kunnen variëren in waarde van € 5 tot € 5.000, maar bij een BV hebben de aandelen van
de verschillende aandeelhouders meestal dezelfde waarde.
Als een BV bijvoorbeeld een maatschappelijk vermogen heeft van € 500.000 dan kan dat bestaan
uit 500 aandelen van € 1.000.
Vereiste is dat bij oprichting in ieder geval een minimumkapitaal van ongeveer € 18.000 moet worden
ingelegd om een BV te kunnen oprichten.
Het eigen vermogen van een BV bestaat uit de volgende onderdelen:



het aandelenvermogen
winst
reserves.
36
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De omvang van het aandelenvermogen is vastgelegd bij de oprichting van de BV. Dit wordt
het maatschappelijk aandelenvermogen genoemd. Het is een bedrag dat bij de oprichting is
vastgelegd als maximaal aandelenvermogen.
Niet altijd worden die aandelen meteen geplaatst. De aandelen die niet meteen worden uitgegeven,
zijn zogenaamde aandelen in portefeuille.
Het verschil tussen het maatschappelijk aandelenvermogen en de aandelen in portefeuille noemen we
het geplaatst aandelenvermogen .
Ook bij aandelen in een BV kan het zijn dat de aandeelhouders nog niet alle aandelen hebben gestort.
Het bedrag dat nog niet is gestort komt dan debet op de balans te staan als ‘aandelen nog te storten’.
Het vermogen waarover de BV voor het ondernemen kan beschikken, is het gestort
aandelenvermogen . Vatten we het stukje theorie over aandelenvermogen bij een BV samen, dan
komen we tot het volgende schema:
Maatschappelijk aandelenvermogen
– Aandelen in portefeuille
= Geplaatst aandelenvermogen
– Aandelen nog te storten
= Gestort aandelenvermogen
Voorbeeld:
De balans van Tuincentrum De Hazelaar ziet er na oprichting als volgt uit:
De post activa (van € 80.000 in het voorbeeld hierboven) die weergeeft hoe het vermogen is gebruikt,
is gelijk aan het gestorte aandelenvermogen. Dit is ook logisch want in een balans staat aan de
debetzijde waarvoor het vermogen wordt aangewend en aan de creditzijde staat het vermogen.
In dit geval moet het vermogen aan de creditzijde worden gecorrigeerd met de posten aan
de debetzijde die met datzelfde vermogen te maken hebben.
Het eigen vermogen van een BV bestaat behalve uit het gestort aandelenvermogen ook uit reserves
en de winst van het lopende boekjaar.
Reserves kunnen ontstaan door:



winstinhouding
uitgifte van aandelen boven pari (agioreserve)
herwaarderingsreserves.
De ingehouden winst - dat is de winst na de winstverdeling die in de BV blijft - komt op de balans
bij de winstreserve te staan.
Net als bij een BV is bij een NV sprake van aandelen. Om van een NV te mogen spreken moet er een
bepaald minimaal vermogen aanwezig zijn. Het minimumbedrag in 2011 is € 45.000.
37
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Wanneer de aandelen bij een NV boven de oorspronkelijke waarde (nominale waarde) worden
uitgegeven, ontstaat een extra vermogen dat apart op de balans komt te staan als agioreserve .
De uitgifte van aandelen boven de nominale waarde heet uitgifte boven pari .
Uitgifte onder de nominale waarde mag niet. De agioreserve ontstaat dus door het positieve verschil
tussen de nominale waarde en de hogere waarde bij uitgifte.
De agioreserve doet zich alleen voor bij een NV.
Een herwaarderingsreserve ontstaat wanneer de kapitaalgoederen of de voorraad die
een onderneming bezit tegen actuele prijzen worden gewaardeerd en blijkt dat die waarde veel hoger
is dan de waarde op de balans.
Voorbeeld:
Een onderneming heeft de volgende balans op 1 januari.
De onderneming heeft dat jaar het pand opnieuw laten taxeren en de taxateur kwam tot de conclusie
dat een waarde van € 180.000 beter de waarde weergaf.
De nog te storten aandelen zijn door de eigenaar volgestort.
Verder zijn er aandelen uitgegeven boven pari, om de inrichting te kunnen vernieuwen en de voorraad
uit te breiden. Er zijn 50 aandelen van € 1.000 nominaal uitgegeven voor € 1.150 per aandeel.
Er is in dat jaar wel winst gemaakt, maar daarvan is slechts € 5.000 gereserveerd en in
de onderneming gebleven.
De nieuwe balans op per 31 december ziet er als volgt uit:
Balans kledingmagazijn Dubois nv
Aandelen in portefeuille
€
150.000
Maatschappelijk aandelenvermogen
€
300.000
Bedrijfspand
€
180.000
Agioreserve
€
7.500
Overige activa
€
242.500
Herwaarderingsreserve
€
60.000
Winstreserve
€
5.000
Vreemd vermogen
€
150.000
Totaal
€
522.500
Totaal
€
522.500
38
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Winstverdeling
Wat er met de winst gebeurt, is een belangrijke vraag.
Wordt de winst weer in de onderneming gebruikt of krijgen de eigenaren een deel?
Voor de meeste bedrijven is vastgelegd hoe de winst verdeeld gaat worden. Een eenpersoonszaak
kent dit probleem niet want die hoeft alleen rekening te houden met de Belastingdienst.
Winstverdeling bij de eenpersoonszaak
Bij een eenpersoonszaak komt de winst volledig aan de eigenaar toe. Van deze winst moet hij in
eerste instantie leven, het is zijn inkomen.
Over de winst moet de eigenaar van een eenpersoonszaak inkomstenbelasting betalen. Hoe hoog de
inkomstenbelasting is, is afhankelijk van de hoogte van de winst. Voor sommige ondernemers is het
inkomstenbelastingtarief de reden om een bv op te richten. Dat kan interessant zijn, wanneer de winst
boven de € 50.000 komt. Of dat echt ‘voordeliger’ is hangt van de situatie af.
Wanneer een ondernemer tussentijds geld opneemt voor privégebruik heeft dat wel invloed op het
Eigen Vermogen, maar niet op de winst.
Winstverdeling bij een firma (vof)
De winstverdeling van een vof wordt vastgelegd in de oprichtingsakte of het firmacontract. Bij de
oprichting van een vof spreken de vennoten af hoeveel vermogen ze inbrengen en hoe de winst
verdeeld wordt.
Vaak is de winstverdeling gekoppeld aan de vermogensinbreng, maar dat hoeft niet.
Als de ene vennoot bijvoorbeeld veel meer tijd in de vof steekt dan de andere, kunnen de vennoten
afspreken dat diegene ook een groter deel van de winst krijgt.
De bedrijfswinst is, net als bij de eenmanszaak, voor de vennoten vaak hun enige inkomstenbron.
Manieren om de winst in een vof te verdelen zijn onder andere:
 op basis van vermogensinbreng
 op basis van tijdsinvestering
 op basis van een combinatie van tijd en vermogen.
Rekening houdend met tijdsinvestering en rentevergoeding


op basis van een vooraf ingeschat percentage
op basis van de omzet die de vennoten genereren.
Wanneer vennoten kiezen voor een winstverdeling waarbij de tijdsinvestering een rol speelt, kunnen
ze gebruikmaken van een gewaardeerd loon: de hoogte van de vergoeding wordt dan geschat op het
loon dat de vennoot in loondienst verdiend zou hebben voor soortgelijk werk.
Bij een vof die bestaat uit twee vennoten zal het over het algemeen eenvoudiger zijn tot afspraken te
komen, dan wanneer er meer vennoten zijn. Het is belangrijk de afspraken duidelijk vast te leggen.
Achteraf blijkt ‘dat regelen we later wel’ toch niet altijd goed uit te pakken.
Voorbeeld:
Twee broers hebben een garagebedrijf. De ene broer Hans steekt meer tijd in het bedrijf dan
de andere, Erik. Hans werkt zo’n 50 uur per week. Erik werkt 30 uur per week, zodat hij ook nog tijd
over heeft om te gaan racen, zijn grote hobby.
Hans heeft bij de oprichting een vermogen van € 100.000 ingebracht en Erik heeft een vermogen
van € 150.000 ingebracht.
39
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Erik verkoopt gemiddeld meer auto’s dan Hans, omdat Hans zich ook bezig houdt met de werkplaats.
Bij de oprichting van hun bedrijf hebben ze de volgende mogelijkheden voor de winstverdeling op
een rij gezet:






Hans ontvangt 40% van de winst (100/250) en Erik ontvangt 60% van de winst (150/250).
De winst gaat voor 5/8 (50/80) naar Hans en voor 3/8 naar Erik.
Hans ontvangt € 50.000 uit de winst en Erik € 30.000.
Als de winst meer dan € 80.000 is, dan verdelen ze die in de verhouding 40% voor Hans en 60%
voor Erik.
Is de winst minder, dan verdelen ze die in de verhouding 5/8 voor Hans en 3/8 voor Erik.
Hans ontvangt € 50.000 uit de winst en Erik € 30.000.
Als de winst meer dan € 80.000 bedraagt, ontvangt Hans een rentevergoeding van € 6.000
(6% van 100.000) en Erik ontvangt een rentevergoeding van € 9.000.
De rest wordt 50/50 verdeeld.
Om het eenvoudig te houden, verdelen ze de winst 50/50.
Omdat Erik meer omzet genereert, ontvangt hij 60% van de winst en Hans ontvangt 40% van de
winst.
De broers die het erg goed met elkaar kunnen vinden, kiezen ervoor om ieder 50% van de winst te
ontvangen.
De winst van een vof vermeld je op een aparte rekening ‘Winstsaldo’. Deze winst wordt daarna tussen
de vennoten verdeeld volgens de afspraken in de oprichtingsakte.
Het winstaandeel van elk van de vennoten boek je op de privérekeningen van de vennoten. Bij winst
verreken je deze op de privérekeningen . Bij verlies zul je deze rekeningen, zoals het heet: debiteren.
Let er goed op dat de privérekeningen bij een vof wel op de balans voorkomen.
Zo kun je op de balans zien hoeveel voorschot op de winst elke eigenaar heeft opgenomen.
Tweede voorbeeld:
De balans van vof Kraay & Dalemans in Breda ziet er voor de winstverdeling als volgt uit:
Balans per 31 dec.
Debet
Credit
Privé Kraay
€
15.000
Vermogen Kraay
€
75.000
Privé Dalemans
€
37.500
Vermogen Dalemans
€
45.000
Diverse activa
€
240.000
Vreemd Vermogen
€
105.000
Saldo winst
€
67.500
Totaal
€
292.500
Totaal
€
292.500
Volgens de oprichtingsakte wordt de winst over een bepaald jaar als volgt verdeeld:


firmant Kraay krijgt € 31.500 van de winst;
firmant Dalemans krijgt € 36.000 van de winst.
40
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De winstverdeling is:
Datum
31/12
Debet
€
Winstsaldo
Credit
67.500
€
Aan Privé Kraay
Aan Privé Dalemans
31.500
36.000
De balans van vof Kraay & Dalemans ziet er na de winstverdeling zo uit:
Balans per 31dec.
Debet
Credit
Privé Dalemans
€
1.500
Diverse activa
€
240.000
Totaal
€
241.500
Vermogen Kraay
€
75.000
Vermogen Dalemans
€
45.000
Privé Kraay
€
16.500
Vreemd Vermogen
€
105.000
Totaal
€
241.500
Voordat de winst werd verdeeld, had de vof € 15.000 tegoed (debet) van firmant Kraay.
Hij had privéopnamen gedaan.
Bij de winstverdeling krijgt firmant Kraay € 31.500 (credit).
De vof krijgt nu een schuld van € 16.500 (credit) aan firmant Kraay.
Bij firmant Dalemans is de vordering van de vof op deze firmant teruggelopen van € 37.500
naar € 1.500.
Dalemans had dus teveel voorschot genomen op de nettowinst!
Winstverdeling bij Commanditaire vennootschap (cv)
De winstverdeling is bij een cv, net als bij de vof, vastgelegd in het firmacontract.
Ook bij de cv zijn er verschillende manieren om de winst te verdelen over de vennoten. Daarbij zal
de tijdsinvestering of het aandeel in de omzet niet gebruikt worden voor de commanditair vennoot,
omdat die geen beheer en leiding in de onderneming voert.
Voorbeeld:
Khalid heeft de groetenwinkel van zijn vader overgenomen. Zijn vader laat het vermogen in
de onderneming achter en wordt commanditair vennoot van ‘Groen en fruitig cv’.
De afspraken over de winstverdeling zijn:



De vader van Khalid ontvangt 10% vergoeding over zijn ingebrachte vermogen.
Khalid ontvangt een bedrag van € 20.000.
De rest van de winst wordt gelijk verdeeld onder de vennoten.
De winst over een bepaald jaar was € 30.000.
41
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De winst wordt op de volgende manier verdeeld:
Khalid
10% van € 65.000
Vader Khalid
€ 6.500
Vaste vergoeding € 20.000
€ 20.000
€ 30.000 - € 26.500 = € 3.500
€ 1.750
€ 1.750
Totaal
€ 21.750
€ 8.250
Eigen vermogen in bv of nv
Op de plek van Eigen vermogen komt bij een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap
(nv) het eigen vermogen op de balans voor onder de naam Aandelenvermogen en Reserve.
Het aandelenvermogen zijn de uitgeschreven aandelen.
Aandelen zijn eigendomsbewijzen in een bv/nv.
Nog niet verkochte aandelen zie je op de balans met de rekeningnaam Aandelen in portefeuille of
Ongeplaatst aandelenvermogen.
De eigenaars van een bv/nv noem je aandeelhouders.
Winstverdeling bij de bv/nv
In een bv is de winst voor de eigenaren, de aandeelhouders.
Voor het beschikbaar stellen van hun geld als bedrijfsvermogen, wordt aan de aandeelhouders
dividend als winstuitkering betaald.
Is er geen of te weinig winst, dan kunnen de aandeelhouders ook beslissen een jaar geen
dividenduitkering te willen ontvangen.
Het salaris van de directeur wordt vastgesteld door de aandeelhouders.
Maar in veel gevallen is bij een bv de directeur gelijk de eigenaar van de meeste aandelen. Men
spreekt dan van een directeur/eigenaar.
Zo’n directeur staat ook gewoon op de loonlijst van de bv, net als de andere werknemers. Hij heeft dus
feitelijk zijn eigen salaris bepaald.
De Belastingdienst gaat er in een dergelijk geval van uit dat minimaal een ‘gebruikelijk loon’ door
de directeur wordt ontvangen. De hoogte van gebruikelijk loon wordt jaarlijks opnieuw zij vastgesteld
en lag in 2012 op € 42.000,-.
Ontvangt de directeur/eigenaar van de bv minder dan het ‘gebruikelijk loon’, dan heft
de Belastingdienst toch over dat bedrag inkomstenbelasting, omdat de Belastingdienst ervan uitgaat
dat elke directeur/eigenaar salaris nodig heeft.
Alleen als er heel weinig winst wordt gemaakt maakt de Belastingdienst een uitzondering.
Na dat aangetoond te hebben, kan de directeur/eigenaar ook met minder salaris genoegen nemen.
Vaak kan ervan uit gegaan worden dat er ook na de betaling van het loon (en alle andere kosten) aan
de directeur/eigenaar nog een stukje winst over is. Van die winst zal een deel in reserve worden
gehouden voor de toekomst van het bedrijf. Ook kunnen extra uitkeringen gedaan worden in de vorm
van dividend voor de aandeelhouders of tantième voor het personeel en directie.
Over het dividend moet door een directeur/eigenaar (dga) 25% dividendbelasting worden betaald.
Deze belasting wordt door de bv op de dividenduitkering ingehouden en afgedragen aan de
Belastingdienst.
Over het tantième moet de ontvanger inkomstenbelasting betalen.
42
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij de verdeling van de uiteindelijke winst van een bv moet rekening gehouden worden met de
belastingafdracht: de vennootschapsbelasting.
De vennootschapsbelasting over de eerste schijf is in onderstaande berekening € 22.689. Schijven en
percentages veranderen regelmatig. Als rekenvoorbeeld worden hier 29% en over de rest van de
winst (de volgende schijf) 34,5% aan vennootschapsbelasting betaald.
De belasting over de winst is dan als volgt te berekenen:
Voorbeeld:
De winst die na alle winstverdelingen nog resteert, wordt in de bv opgenomen als eigen vermogen
onder de post winstreserve.
In onderstaand voorbeeld zie je hoeveel winstuitkeringen en belastingsoorten er kunnen voorkomen.
Doordat er bij een bv zoveel extra’s komen kijken om de jaarrekening op te kunnen stellen, zal men dit
veelal aan een accountant overlaten.
Voorbeeld 2:
Fotoshop Ostade bv heeft de volgende gegevens over 2003 op een rij gezet:
 gestort aandelenvermogen:
€ 72.000
 bedrijfsresultaat:
€ 63.000
 uit te keren tantième:
€ 14.000
 niet-fiscale kosten:
€ 7.000
 dividendbelasting dga.:
25%
 hier gehanteerde vennootschapsbelasting:
29% over de eerste € 22.689
en over de rest 34,5% (afronden op hele euro’s)
 de niet-verdeelde winst wordt aan de winstreserve toegevoegd.
De winstverdeling is als volgt te berekenen:
Fiscale winst:
Bedrijfsresultaat
€ 63.000
Tantième
€ 14.000
–
€ 49.000
Niet-fiscale kosten
€
Fiscale winst
€ 56.000
7.000
+
Leuker kunnen we het niet maken...
43
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De verdeling van de winst wordt dan:
Bedrijfsresultaat (nettowinst)
€ 63.000
Vennootschapsbelasting:
€ 18.072
29% over € 22.689 = € 6.580
34,5% over € 33.311 = € 11.492
Winst na belasting
€ 44.928
Tantième
€ 14.000
Dividend 75% van 10% van € 72.000
€
5.400
Dividendbelasting 25% van 10% van € 72.000
€
1.800
Te reserveren winst
€ 23.728
Reserve is dus de niet-uitgekeerde winst, die als extra vermogen in het bedrijf blijft voor
toekomstmogelijkheden. Je mag deze twee vermogensonderdelen (aandelen en reserves) niet bij
elkaar optellen, omdat de aandelen van aandeelhouders zijn en de reserve van de bv zelf is.
Hoe de winst precies wordt verdeeld tussen de verschillende aandeelhouders, staat in de statuten
(het bedrijfsreglement) of wordt vastgesteld op de algemene vergadering van aandeelhouders.
van wie de aandelen zijn, behoeft niet in de balans te worden opgenomen.
Voorbeeld:
De balans van nv Lambroza in Zoetermeer ziet er voor de winstverdeling als volgt uit:
Balans per 31 dec. voor winstuitkering
Debet
Diverse activa
Totaal
Credit
€
€
3.000.000
3.000.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
45.000
Vreemd Vermogen
€
155.000
Nog niet uitgeleerde winst
€
400.000
Totaal
€
3.000.000
Volgens de resultatenrekening van dit jaar is de winst € 400.000.
De aandeelhoudersvergadering heeft de volgende winstverdeling vastgesteld:




vennootschapsbelasting € 140.000
dividend € 120.00 (waarvan de in te houden dividendbelasting, 25%* van € 120.000
= € 30.000)
tantièmes € 40.000
toevoeging aan de reserve € 100.000.
* dividendbelasting van anderen dan de directeur/aandeelhouder heeft een ander tarief.
44
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Alleen door de toevoeging aan de reserve is het eigen vermogen dus met € 100.000 toegenomen.
Dit noem je interne financiering.
Het bedrijf heeft nu € 100.000 meer om mee te werken als eigen kapitaal.
De uitbetalingen van het dividend betekent dat er liquiditeit nodig is. Door de winst te verrekenen met
de belanghebbenden (aandeelhouders, personeel) raakt het bedrijf een groot deel van het
werkkapitaal kwijt, dat dit jaar juist was toegenomen.
De balans van nv Lambroza in Zoetermeer ziet er na de winstverdeling zo uit:
Balans per 31 dec. na winstuitkering vanuit liquide middelen
Debet
Diverse activa
Totaal
Credit
€
€
2.700.000
2.700.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
145.000
Vreemd Vermogen
€
155.000
Totaal
€
2.700.000
Wanneer er in dit jaar extra is geïnvesteerd, dan zou er in ‘diverse activa’ onvoldoende liquiditeit
kunnen zitten om de winstuitkering uit te betalen om toch genoeg werkkapitaal over te houden. In dat
geval zal geleend moeten worden en groeit het vreemd vermogen.
bijvoorbeeld zo:
Balans per 31 dec. na winstuitkering met geleend geld
Debet
Diverse activa
Totaal
Credit
€
€
3.000.000
3.000.000
Aandelenvermogen
€
2.400.000
Reserve
€
145.000
Vreemd Vermogen
€
455.000
Totaal
€
3.000.000
Aantekeningen:
45
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kortingen en toeslagen als onderdeel van de financiering
Op vooral goederenleveringen worden kortingen gegeven of toeslagen geheven om een vlotte
betaling te bevorderen. Wanneer een ondernemer over voldoende liquide middelen beschikt,
kan hij de betalingskorting gebruiken om zijn rendement te verhogen.
Kredietbeperkingstoeslag zal het rendement verslechteren.
Let op: om als klant een betalingskorting te benutten of om als ondernemer een kredietbeperkingstoeslag te rekenen aan je afnemers, moeten deze in de verkoopvoorwaarden vermeld zijn!
Betalingskorting
Een betalingskorting is een korting die verleend wordt wanneer het te betalen bedrag direct en in
één keer betaald wordt. Meestal is de termijn om voor betalingskorting in aanmerking te komen 8 tot
14 dagen. Door het verlenen van een betalingskorting kan een klant gemotiveerd worden om vlot te
betalen in plaats van een andere optie te kiezen, zoals traag betalen of in termijnen.
De betalingskorting heeft geen invloed op de btw. De ondernemer mag dus het oorspronkelijke
btw-bedrag aftrekken zonder rekening te houden met de betalingskorting. Een andere benaming
voor betalingskorting is contant korting.
Voorbeeld:
Een ondernemer heeft een klant die diverse apparatuur bij hem wil kopen. De klant krijgt van
de ondernemer twee betalingsmogelijkheden. Wanneer de klant direct afrekent, dan geeft de
ondernemer een betalingskorting van 5% over het totale aankoopbedrag exclusief btw.
De andere optie is om in termijnen te betalen. De klant dient dan het totaalbedrag in 12 maandelijkse
termijnen te voldoen.
Hoeveel betaalt de klant wanneer hij de aankoop van € 2.238,50 direct betaalt?
Wanneer de klant de aankoop direct betaalt dan ontvangt hij 5% korting over het aankoopbedrag
exclusief btw. Het btw-bedrag in de aankoop is € 2.238,50 / 121 x 21 = € 385,50.
Het aankoopbedrag exclusief btw is € 2.238,50 - € 385,50= € 1.853,-.
De korting die de ondernemer zal verlenen bij direct en volledig betalen is 5% van € 1.853,-.
Dit is een bedrag van € 92,65.
De klant zal dan betalen:
€ 1.850 - € 92,65 + € 385,50 = € 2.145,85.
Kredietbeperkingstoeslag
Een kredietbeperkingstoeslag is een toeslag waarmee een leverancier de prijs voor gefactureerde
goederen kan verhogen. De kredietbeperkingstoeslag geeft de ondernemer de mogelijkheid om
de kosten van een krediet dat hij een klant geeft te dekken. Meestal is dat een percentage per maand.
Een klant mag de kredietbeperkingstoeslag van het totale bedrag aftrekken, wanneer hij de factuur
betaalt binnen een door de leverancier aangegeven periode.
De kredietbeperkingstoeslag wordt berekend over het factuurbedrag exclusief btw.
Door je als ondernemer te vrijwaren van kredietbeperkingstoeslag, kun je veel financieringskosten
besparen.
Een ondernemer betaalt bij zijn bank 7% rente per jaar over zijn opgenomen bedrijfskrediet. Normaal
betaald de ondernemer in 8 dagen met 2% betalingskorting.
Op een bepaalt moment vergeet hij een factuur te betalen. Hij moet daarom 2% kredietbeperkingstoeslag betalen voor de maand die hij te laat betaald.
Hierdoor koopt hij deze goederen (2 + 2) – 7/12 = 4 - 0,58 = 3,42% duurder in dan normaal.
46
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Een computerleverancier verkoopt 5 laptops aan een basisschool. De prijs van de laptops is € 499 per
stuk (exclusief 21% btw). De computershop hanteert een kredietbeperkingstoeslag van 2%.
Vul op basis van deze gegevens het volgende overzicht in:
Aankoopprijs exclusief btw
€
Kredietbeperkingstoeslag
------------------
Totaal exclusief btw
€
btw 21%
------------------
Factuurbedrag
€
Het ingevulde overzicht komt er als volgt uit te zien:
Aankoopprijs exclusief btw 5 x € 499
€ 2.495
Kredietbeperkingstoeslag 2% van € 2.495
-
49,90
-----------------Totaal exclusief btw
€ 2.544,90
btw 21%* over € 2.495,-
-
*geen btw hanteren over kredietbeperkingstoeslag
------------------
Factuurbedrag
€ 3.068,85
523,95
De school betaald direct en trekt daarom de kredietbeperkingstoeslag af: € 3018,95
Een financieringsvoorbeeld:
Een ondernemer wil zijn goedereninkoop van € 50.000,- financieren bij een bank tegen 7% rente. Dit
krediet kost hem 7/12 x 50.000,- = € 291,66 per maand.
Zijn leveranciers hanteren zowel betalingskorting als kredietbeperking. Door contant te betalen
bespaart de ondernemer zich (2+2)/12 x 50.000,- = € 166,66.
Tweede financieringsvoorbeeld:
Een ondernemer betaald zijn leverancier elke maand kredietbeperkingstoeslag over de leveringen
van € 10.000,- , omdat hij over onvoldoende liquiditeit beschikt. De leverancier biedt in zijn
betalingsvoorwaarden ook een betalingskorting van 2%, maar daar komt de ondernemer nooit aan toe
met zijn huidige kaspositie. Hij gaat met zijn bank overleggen of hij dit bedrag niet beter als
bedrijfskrediet kan opnemen.
Aan de leverancier betaald hij 2% kredietbeperkingstoeslag en hij mist 2% betalingskorting = € 400,per maand.
Wanneer hij over voldoende liquiditeit zou beschikken kan hij binnen 8 dagen contant betalen en wint
daarmee 30 – 8 dagen = de 22 dagen waarover hij nu kredietbeperkingstoeslag betaald.
Wanneer de bank hem het bedrag leent tegen 7% rente, levert hem dat een voordeel op van:
€ 10.000,- x 7/360 = 1,94 rente per dag. € 400,- - (1,94 x 22) 42,77 = € 357,23 per maand.
47
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Financiële kengetallen
Financiële kengetallen zijn handige hulpmiddelen om te zien of een bedrijf gezond is. Je kunt ze
gebruiken om een vinger aan de pols te houden van je bedrijf. Daarnaast worden ze door de bank
gevraagd als je een lening of een rekening-courantkrediet wilt hebben. Ook aandeelhouders en
familieleden waarvan je geld leende, kunnen een bedrijf beoordelen aan de hand van de financiële
kengetallen.
Is mijn bedrijf nog wel gezond (genoeg)?
Ondernemer wordt je niet zomaar. Als ondernemer ben je voor veel dingen verantwoordelijk:
het personeel, de omzet, het assortiment, wetgeving, belastingen etc. Daarom willen ondernemers
ook goed verdienen met hun bedrijf. En ze willen zeker niet failliet gaan.
Als ondernemer houd je voortdurend in de gaten hoe het gaat met de financiële kant van je bedrijf.
De boekhouding en de externe accountants berekenen voor een onderneming voortdurend financiële
kengetallen. Dit zijn cijfers die inzicht geven in de gezondheid van de bedrijfsfinanciën. Daarnaast
kan een ondernemer ook andere kengetallen gebruiken, bijvoorbeeld voor personeel of omzet.
Kengetal
Wat is een kengetal? Een kengetal is een verhoudingsgetal waarmee je de verhouding aangeeft
tussen meerdere grootheden. Bijvoorbeeld de omzet gedeeld door het aantal vierkante meters
vloeroppervlak. Of de inkoopwaarde gedeeld door de netto-omzet.
Bedrijven werken met kengetallen omdat je die makkelijk kunt vergelijken. Bijvoorbeeld als een
voorraadhoudende ondernemer de inkoopwaarde deelt door de netto-omzet en hij komt uit op 75%.
Dat is dan een voor de meeste branches erg hoog inkoopaandeel vergeleken met andere bedrijven uit
hun branche. Het kan dus betekenen dat hij heel duur inkoopt. Of dat de verkoopprijzen te laag zijn.
Als je als ondernemer dit weet, kun je hierop reageren door je inkoopbeleid (of je verkoopprijzen)
aan te passen.
Financiële kengetallen
Als het gaat om de financiële situatie van het bedrijf beoordelen, kan men drie soorten kengetallen
toepassen:
1. liquiditeit;
2. solvabiliteit;
3. rentabiliteit.
48
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Elk kengetal geeft inzicht in een ander onderdeel van de financiële situatie van een onderneming.
Liquiditeit
De liquiditeit is een getal dat laat zien of een onderneming liquide is. Dat er direct geld voorhanden is.
Met ‘liquide’ wordt bedoeld: de ondernemer is in staat om op tijd aan zijn verplichtingen te voldoen.
Met andere woorden: hij is in staat zijn rekeningen op tijd te betalen.
Solvabiliteit
De solvabiliteit is een kengetal dat inzicht geeft in de financiering van een bedrijf.
Dit cijfer geeft aan in hoeverre een ondernemer, als hij morgen met zijn bedrijf stopt, in staat is om
uit de verkoop van zijn bezittingen zijn schulden te voldoen.
Het cijfer berekent men dan ook op basis van bezittingen en schulden.
De solvabiliteit kan echter ook berekend worden met behulp van het Eigen Vermogen en het Vreemd
Vermogen.
Rentabiliteit
Ten slotte zal iedere ondernemer rekening moeten houden met de rentabiliteit van zijn bedrijf.
Het woord rentabiliteit betekent ‘winstgevendheid’.
Om te beoordelen hoe winstgevend een bedrijf is, moet je de winst delen door het geïnvesteerde
vermogen. Als je bijvoorbeeld in een bepaald jaar € 25.000 winst maakt op een geïnvesteerd
vermogen van € 500.000, dan is dat een rendement van 5%.
Dat is veel beter dan als men hetzelfde bedrag aan winst maakt bij een geïnvesteerd vermogen
van € 2.000.000. In het laatste geval had men het geld op de bank kunnen zetten, want het rendement
is slechts 1,25%.
Berekenen van financiële kengetallen uit de balans
De liquiditeit en de solvabiliteit kunnen aan de hand van de liquiditeitsbalans worden berekend.
Voor het berekenen van de rentabiliteit moet men beschikken over een resultatenrekening
en een balans over minimaal twee jaar.
Wat is een liquiditeitsbalans? De liquiditeitsbalans is een indeling van bedrijfsmiddelen (activa)
naar investeringsduur en van vermogen (passiva) naar beschikbaarheidsduur.
Als de investeringsduur langer dan een jaar is, spreken we van vaste activa, als de investeringsduur
korter dan een jaar is, spreken we van vlottende activa.
Als de beschikbaarheidsduur van Vreemd Vermogen langer is dan een jaar, wordt dit Lang Vreemd
Vermogen genoemd.
Als dit korter dan een jaar is, spreken we van Kort Vreemd Vermogen. In het algemeen ziet een
liquiditeitsbalans er als volgt uit.
Dit noemen we een verkorte liquiditeitsbalans.
Bij het berekenen van kengetallen werk je meestal met de uitgebreide liquiditeitsbalans.
Dit is dezelfde balans, alleen zijn de gegevens verder uitgesplitst.
49
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
In de volgende tabel staat de uitgebreide liquiditeitsbalans van de firma Vogelwijk weergegeven.
De liquiditeitsbalans in deze vorm kom je tegen bij de eenmanszaak en andere private
ondernemingsvormen.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren* voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950
€
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
* Met ijzeren voorraad wordt de minimale voorraad aangeduid die altijd in een bedrijf aanwezig is,
om te kunnen waarborgen dat de onderneming kan blijven leveren. De ijzeren voorraad wordt in
de administratie niet tot de vlottende activa maar tot de vaste activa gerekend, zoals in
de bovenstaande balans te zien is. Bij de meeste ondernemingen wordt de ijzeren voorraad
overigens niet apart in de balans opgenomen.
De liquiditeitsbalans van een BV ziet er wat anders uit. Er is bij een BV namelijk sprake van
aandeelhouders en aandelenvermogen. Een ander verschil met de eenmanszaak is dat er sprake kan
zijn van reserves. In de volgende balans is daar sprake van in de vorm van een winstreserve.
50
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
In het volgende voorbeeld zie je de liquiditeitsbalans van besloten vennootschap Miss Beautiful BV.
Miss Beautiful BV per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 2.200.000
Inventaris
€
600.000
Bestelwagens
€
120.000
€ 2.920.000
Vlottende activa
€ 1.570.000
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 750.000
Voorziening onderhoud
€ 150.000
Vorderingen
€ 350.000
Lening o/g
€ 1.800.000
€ 1.100.000
Liquide middelen
€ 1.950.000
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 75.200
Krediet in rekening-courant
€ 200.000
Kas
€ 42.300
Crediteuren
€ 320.000
Overige korte schulden
€ 97.500
€ 117.500
€ 617.500
Totaal
€ 4.137.500
Totaal
€ 4.137.500
In de voorgaande balans komen voorzieningen voor.
Een voorziening is een post op een balans waarop een onderneming regelmatig bedragen stort
met als doel het saldo dat ontstaat op enig moment in de toekomst te gebruiken voor het doel
waarvoor de voorziening opgebouwd is. Bij Miss Beautiful zal dat, gezien de vermelding op de balans,
het onderhoud aan een bedrijfspand zijn.
Liquiditeit
De liquiditeit laat zien of de ondernemer in staat is om op korte termijn aan zijn verplichtingen te
voldoen. De liquiditeit kan op drie manieren worden bepaald:



met behulp van de current ratio;
met behulp van de quick ratio;
met behulp van het werkkapitaal.
Current ratio
De current ratio (CR) is een veel gebruikte maatstaf.
De current ratio is het getal dat wordt gebruikt door banken bij het verlenen van een kortlopend
krediet. Dit kengetal berekent men door de waarde van de vlottende activa (inclusief de liquide
middelen) te delen door het kort Vreemd Vermogen.
Het gaat dus om de verhouding tussen de korte activa en de korte passiva. De current ratio laat zien
in hoeverre kort krediet wordt gedekt door korte vorderingen, liquiditeiten en voorraden.
51
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
De formule voor de current ratio is:
We berekenen hier de current ratio voor van de firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€
950
€
80.000
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
7.500
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Bij een current ratio van 2 is de liquiditeit bevredigend.
Heeft het voorraadhoudend bedrijf voldoende winstverwachtingen of is de omzetsnelheid hoog, dan
mag de current ratio ook wel iets lager liggen.
Quick ratio
De andere manier om de liquiditeit te berekenen, is met behulp van de quick ratio.
De quick ratio laat ook zien in hoeverre een kortlopend krediet van bijvoorbeeld een bank, gedekt is
door kortlopende vorderingen en middelen.
Zelfs de snellopende, korte voorraad wordt hier niet meegeteld. De reden om dit niet te doen is dat
een bedrijf voorraden heeft die tegen een bepaalde prijs gewaardeerd worden. Als het echter zover
komt dat men die voorraden op stel en sprong moet verkopen, dan zullen ze vaak veel minder
opbrengen dan waarvoor ze in de boeken gewaardeerd staan.
52
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Bij het berekenen van de current ratio neemt men de voorraad mee. Er ontstaat dan dus eigenlijk
een te positief beeld van de liquiditeit. Daarom berekent men liever de quick ratio.
De formule voor het berekenen van de quick ratio (QR) is:
We berekenen nu de quick ratio voor de firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€
950
80.000
€ 55.950
Liquide middelen
€ 540.000
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De quick ratio wordt vaak toegepast om de liquiditeitspositie te beoordelen van winkels met een lage
omzetsnelheid. Bij dit soort winkels, zoals een boekhandel of een winkel die serviezen verkoopt, heeft
men relatief veel voorraad.
De norm voor de quick ratio, dus zonder de voorraad, is 1.
53
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Werkkapitaal
De liquiditeit kan ook beoordeeld worden met behulp van het begrip werkkapitaal. Het werkkapitaal is
dat gedeelte van de vlottende activa dat gefinancierd is met lang vermogen. Het lang vermogen
bestaat uit lang Vreemd Vermogen en Eigen Vermogen. Als het werkkapitaal positief is, dan bestaat
er als het ware een overschot aan lang vermogen. Dit overschot kan dus enige tijd worden gebruikt
om zaken te doen, zoals het inkopen van extra voorraden om de omzet te verhogen.
Het werkkapitaal kan op twee manieren worden berekend. Deze berekeningen komen op hetzelfde
neer en geven dus altijd dezelfde uitkomst.
Let op: Het werkkapitaal is eeb absoluut bedrag en geen verhoudingsgetal. Je hoeft niets te delen.
Het werkkapitaal is dus heel anders dan de andere liquiditeitsmaatstaven.
1. Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen - kort Vreemd Vermogen
2. Werkkapitaal = Eigen Vermogen + lang Vreemd Vermogen - vaste activa
We berekenen hier het werkkapitaal van de firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950
€
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Het werkkapitaal van de firma Vogelwijk bedraagt:
Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen - kort Vreemd Vermogen
= € 55.950 + € 35.500 - € 61.450 = € 30.000
54
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als je dit met de andere formule berekent, is de uitkomst hetzelfde. Controleer dit aan de hand van
de volgende berekening:
Werkkapitaal = Eigen Vermogen + lang Vreemd Vermogen - vaste activa
= € 480.000 + € 540.000 - € 990.000 = € 30.000
Het werkkapitaal geeft aan in hoeverre een onderneming voldoet aan de gouden balansregel.
Deze regel luidt als volgt:
De vaste activa moeten gefinancierd worden met Eigen Vermogen en lang Vreemd Vermogen,
terwijl de vlottende activa groot genoeg moeten zijn om de schulden op korte termijn te betalen.
Simpel gezegd: investeringen met een lange looptijd moeten worden gefinancierd met langdurig
beschikbaar vermogen, investeringen met een korte looptijd moeten gefinancierd worden met
kortlopende schulden.
Heb je uit de langlopende financieringen toch middelen over voor je vlottende activa, dan
spreekt men dus over een positief werkkapitaal.
Statische en dynamische liquiditeit
De liquiditeit die op één datum bepaald wordt, noemt men de statische liquiditeit.
Statisch betekent namelijk ‘stilstaand’ of ‘onveranderlijk’.
De balans wordt op één datum opgemaakt, echter de verschillende kengetallen en het werkkapitaal
kunnen van de ene op de andere dag sterk verschillen.
In deze getallen wordt er geen rekening mee gehouden dat er bijvoorbeeld nog aflossingen worden
gedaan. Ook kun je er niet in zien of een ondernemer met ingang van morgen kan beschikken
over een nieuwe lening. Het is daarom gevaarlijk om als ondernemer, of geldschieter, alleen maar van
deze kengetallen uit te gaan.
Tegenover statische liquiditeit staat dynamische liquiditeit.
Dynamisch betekent: veranderlijk of beweeglijk. De dynamische liquiditeit bepaalt men meestal
voor een halfjaar vooruit, bij het opstellen van de begroting.
De dynamische liquiditeit laat zien of er tekorten in de kas en op de lopende rekening te verwachten
zijn. In de dynamische liquiditeit houdt men wel rekening met geldstromen die wegvallen of juist ter
beschikking komen.
Om de dynamische liquiditeit te bewaken, kan de liquiditeitsbegroting gebruikt worden.
In de liquiditeitsbegroting worden de verwachte ontvangsten en uitgaven weergegeven.
Hieronder een voorbeeld van de liquiditeitsbegroting van de Firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbegroting Firma Vogelwijk
Januari
Februari
€ 35.500
Liquide middelen begin maand
€ 14.100
Ontvangsten
Contante verkopen
€ 23.700
€ 33.800
Debiteuren
€ 75.000
€ 97.000
Totaal
€ 98.700
€ 130.800
55
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Uitgaven
Betaling aan crediteuren
€ 82.600
Afdracht btw
€ 12.500
€ 72.500
Aflossing Lening
€ 5.000
Rente Lening
€ 4.000
Overige Bedrijfskosten
€ 25.000
Investering
€ 27.000
Totaal
€ 120.100
€ 133.500
Liquide middelen einde maand
€ 14.100
€ 11.400
€ 14.100
€ 11.400
Opname bankkrediet
Liquide middelen na opname
In dit voorbeeld is te zien dat zowel over januari als februari geen problemen ontstaan. Wanneer
de investering echter € 15.000 hoger geweest zou zijn zouden er niet voldoende liquide middelen
aanwezig geweest zijn. Dit had opgevangen kunnen worden met een opname uit het bankkrediet.
Solvabiliteit
De solvabiliteit is het kengetal dat aangeeft of een ondernemer, als hij morgen met zijn zaak zou
stoppen, in staat is om de schulden af te betalen. Deze schulden moeten dan terugverdiend worden
uit de verkoop van de bezittingen.
Deze vraag is met name van belang voor geldschieters: het geeft aan of men kan vertrouwen op de
winkelier of het bedrijf waaraan men geld uitleent.
Roeland van Santbrink
De solvabiliteit laat zien of men bij het stoppen van de zaak, de schulden kan afbetalen.
56
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zijn drie manieren om de solvabiliteit te berekenen:
1. uit bezittingen en schulden;
2. uit Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen;
3. met behulp van de schuldratio (debt ratio).
Een bedrijf wordt solvabel geacht met een solvabiliteitspercentage tussen de 150% en de 200%. Bij
voorraadhoudende bedrijven, zoals de detailhandel, geldt die 150%.
Bij de berekening van solvabiliteit kan verwarring ontstaan over de familieleningen. Is dat nu geleend
geld of Eigen Vermogen? Ga er daarom bij berekening van uit, voor wie je de berekening maakt. Een
achtergestelde lening geldt voor de bank als Eigen Vermogen. Maar wanneer je familie om je
solvabiliteitspercentage vraagt, dan moet je voor hen wel hun lening als lang Vreemd Vermogen
rekenen.
Elke berekening gaat uit van een andere definitie van ‘solvabiliteit’. De berekeningen geven dus
meestal verschillende uitkomsten.
Solvabiliteit
De eerste manier om solvabiliteit te berekenen, is die uit bezittingen en schulden.
De formule hiervoor is:
Voorbeeld:
We berekenen de solvabiliteit uit bezittingen en schulden voor de firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950
€
55.950
€ 540.000
57
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De bezittingen van de firma Vogelwijk staan op de linkerkant van de balans.
Omdat alle posten op de linkerkant van de balans bezit zijn, is het totaal van de bezittingen gelijk aan
het balanstotaal.
De schulden van de firma Vogelwijk staan op de rechterkant van de balans.
Deze zijn gelijk aan het lang Vreemd Vermogen plus het kort Vreemd Vermogen.
Het Eigen Vermogen wordt niet gezien als schuld.
Als we de bezittingen en de schulden optellen, levert dit het volgende op:
De solvabiliteit is dus gelijk aan 180%. Voldoende voor dit voorraadhoudende bedrijf.
Debt ratio
Een andere manier om de solvabiliteit te bepalen, is met behulp van de schuldratio.
Dit benoemt men ook met de Engelse term debt ratio. ‘Debt’ is het Engelse woord voor ‘schulden’
of ‘schuld’. De debt ratio berekent men door de schulden te delen door het Totale Vermogen.
Dit doet men met de volgende formule:
Let op: De debt ratio berekent men niet maal 100%
Voorbeeld:
We berekenen de debt ratio voor de firma Vogelwijk.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
58
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950
€
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
De debt ratio is hier dus 0,56. Dit betekent dat van het Totale Vermogen 56% Vreemd Vermogen is.
Naarmate de uitkomst van de debt ratio hoger is, is de kans tevens groter dat er sprake is van een
mindere solvabiliteit.
Hierop sluit een andere manier aan om de solvabiliteit van de firma Vogelwijk uit te rekenen:
het Eigen Vermogen (EV) delen door het Totaal Vermogen (TV).
In formulevorm is dit:
Voorbeeld:
We berekenen nu de solvabiliteit op basis van de debt ratio van de firma Vogelwijk, dat wil zeggen
uit het Eigen en het Totaal Vermogen.
Liquiditeitsbalans Firma Vogelwijk Dierbenodigdheden per 1 januari
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 750.000
Inventaris
€ 170.000
Auto
€ 45.000
IJzeren voorraad
€ 25.000
€ 480.000
€ 990.000
59
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Vlottende activa
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 55.000
6,4% Hypotheek
€ 460.000
Vorderingen
€
Lening Mevrouw 't Hoogh
€ 80.000
950
€
€ 540.000
55.950
Liquide middelen
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€ 28.000
3,8% Lening
€ 32.000
Kas
€ 7.500
Crediteuren
€ 19.000
Rekening-courant
€ 10.450
€
35.500
€
Totaal
€ 1.081.450
61.450
€ 1.081.450
Invullen levert:
De solvabiliteit op basis van het debt ratio bedraagt dus 44% (ook wel het solvabiliteitspercentage
genoemd). Om verwarring te voorkomen, vermeld je de gekozen rekenmethode:
solvabiliteit op basis van de debt ratio.
REV
Bij rentabiliteit kun je denken aan het begrip rendabel. Wanneer iets rendabel is brengt het
voldoende geld op.
Maar wanneer brengt iets voldoende geld op? Wanneer heeft het zin om geld in een bedrijf
te stoppen en wanneer kun je het beter op een spaarrekening zetten?
Of het rendabel is te investeren in een onderneming wordt bepaald door de renteopbrengsten
van het moment.
Wanneer net 3% rente haalbaar is met sparen, is het investeren in een onderneming rendabeler
dan wanneer de rentestand op 12% staat.
Rendementen binnen de meeste bedrijven schommelen doorgaans tussen 2% en 12%.
Natuurlijk zijn er uitschieters naar boven en beneden. Geld lenen aan bedrijven behelst altijd
een risico.
Rentabiliteit geeft dus de winstgevendheid van een onderneming weer. Mensen stoppen vermogen
in een onderneming. Degene die geld in de onderneming stopt kan de eigenaar zelf zijn, maar
het kunnen ook vennoten of aandeelhouders zijn.
Het geld dat door deze partijen is ingebracht in de vorm van contanten of goederen, noemen we
het Eigen Vermogen.
Daarnaast kunnen familieleden of vrienden, de bank of andere partijen Vreemd Vermogen
verschaffen.
Wie geld aan een onderneming heeft geleend, ontvangt daar rente voor en weet dus wat
zijn geïnvesteerde geld hem oplevert.
60
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Maar daarnaast wil de investeerder graag weten wat het totaal aan investeringen heeft opgeleverd,
dat geeft een zuiverder beeld over de onderneming. Daarom berekent men het kengetal rentabiliteit.
De rentabiliteit geeft aan hoe de opbrengst zich verhoudt tot het geïnvesteerde vermogen.
De rentabiliteit drukt men uit in een percentage van het gemiddelde geïnvesteerde vermogen.
Je kunt de rentabiliteit berekenen voor het Eigen Vermogen, dus het geld dat de eigenaar zelf
in zijn zaak heeft gestopt.
Ook kan de rentabiliteit berekend worden over het Vreemd Vermogen of over het Totaal Vermogen.
Er zijn drie kengetallen voor rentabiliteit, te weten:
1. de rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV);
2. de rentabiliteit van het Vreemd Vermogen (RVV);
3. de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV).
Rentabiliteit van het Eigen Vermogen
De rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV) geeft aan hoe de opbrengst in euro's zich verhoudt
tot het geïnvesteerde Eigen Vermogen.
Daarbij zijn twee stappen nodig.
1. De behaalde opbrengst, ofwel het rendement Eigen Vermogen leest men af uit de verlies- en
winstrekening (ook wel exploitatierekening genoemd) van een bepaald jaar.
2. Het geïnvesteerde Eigen Vermogen berekent men door het Eigen Vermogen aan het begin
en het einde van een jaar te middelen.
Dit doet men door het Eigen Vermogen aan het begin van het jaar en het Eigen Vermogen
aan het eind van het jaar bij elkaar op te tellen en de som te delen door twee.
De formule voor het gemiddeld geïnvesteerde Eigen Vermogen is:
De REV bereken je verschillend voor natuurlijke ondernemingsvormen en voor rechtspersonen.
Bij natuurlijke personen corrigeert men het berekende rendement voor het gewaardeerd loon.
Het gewaardeerd loon is het bedrag dat de ondernemer zichzelf als beloning voor het in
de onderneming werkzaam zijn toerekent, zijn ‘salaris’.
Dit bedrag is bij de berekening van de nettowinst niet onder de kosten opgenomen en moet dus
alsnog van de nettowinst worden afgetrokken.
Voor natuurlijke ondernemingsvormen geldt:
In de hier gemaakte berekeningen gaat het steeds om de nettowinst voordat er belasting wordt
betaald. In sommige gevallen is het van belang om bij de berekening van REV de nettowinst te
verminderen met de te betalen belastingen. Als dit zo is, wordt het vermeld in de opgave.
Voorbeeld:
We berekenen de REV van een natuurlijke ondernemingsvorm.
Het gaat om de eenmanszaak Nathalie Forrester.
Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari vorig jaar € 230.000 bedroeg en
per 1 januari dit jaar € 240.000.
Het Vreemd Vermogen bedroeg op 1 januari vorig jaar: € 165.000 en op 1 januari dit jaar: € 175.000.
61
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het Totaal Vermogen bedraagt per 1 januari vorig jaar: € 395.000 en op 1 januari dit jaar: € 415.000.
Bereken met behulp van de volgende exploitatierekening de rentabiliteit op het Eigen Vermogen
(REV) van deze eenmanszaak over het afgelopen jaar.
Exploitatierekening Nathalie Forrester over het afgelopen jaar
Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 –
€ 400.125
Omzet
Inkoopwaarde
€ 244.076 –
€ 156.049
Brutowinst
Exploitatiekosten:
• Betaalde interest
€ 7.202
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€ 9.243
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€ 2.321
• Overige kosten
€ 2.801
Totale exploitatiekosten
€ 69.262 –
Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
Uitwerking
De REV van een natuurlijke ondernemingsvorm bereken je met de formule:
De arbeid van de ondernemer is uitgedrukt in gewaardeerd loon.
Om de exploitatieopbrengst te kennen, moet het gewaardeerd loon afgetrokken worden van
de nettowinst. De exploitatieopbrengst minus Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen vormt
het Economisch Resultaat.
De nettowinst en het gewaardeerd loon kunnen we uit de exploitatierekening aflezen. Het gemiddeld
Eigen Vermogen over het afgelopen jaar bereken je uit het Eigen Vermogen op 1 januari van dat jaar
plus het Eigen Vermogen op 1 januari van het daaropvolgende jaar, gedeeld door 2.
62
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Het gemiddeld Eigen Vermogen is dus: (€ 230.000 + € 240.000)/2 = € 235.000.Invullen levert:
De REV is dus 13,94%.
REV bij rechtspersonen
Bij het berekenen van de REV van een rechtspersoon, meestal is dit een BV, gaat men volgens
hetzelfde principe te werk. Hier wordt echter niet gecorrigeerd voor gewaardeerd loon. Daarom geldt:
Voorbeeld:
We berekenen hier de REV van Miss Beautiful BV over het afgelopen jaar.
Gegeven is de liquiditeitsbalans per 1 januari van dat jaar. Daarnaast is gegeven dat het Eigen
Vermogen per 1 januari van het daaropvolgend jaar bedraagt: € 1,89 miljoen.
De nettowinst bedraagt over het afgelopen jaar € 42.000.
Miss Beautiful modezaken BV per 1 januari van het afgelopen jaar
Vaste activa
Eigen Vermogen
Bedrijfspanden
€ 2.200.000
Inventaris
€ 600.000
Bestelwagens
€ 120.000
€ 2.920.000
Vlottende activa
€ 1.570.000
Lang Vreemd Vermogen
Voorraad
€ 750.000
Voorziening onderhoud
€ 150.000
Vorderingen
€ 350.000
Lening o/g
€ 1.800.000
€ 1.100.000
Liquide middelen
€ 1.950.000
Kort Vreemd Vermogen
Bank
€
75.200
Krediet in rekening-courant
€ 200.000
Kas
€
42.300
Crediteuren
€ 320.000
Overige korte schulden
€
€
117.500
97.500
€
Totaal
€ 4.137.500
Totaal
617.500
€ 4.137.500
Het gemiddeld Eigen Vermogen over het afgelopen jaar:
(€ 1,31 miljoen + € 1,89 miljoen) / 2 = € 1,6 miljoen.
63
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Invullen levert:
De REV is dus 2,63%.
RVV en RTV
Rentabiliteit van het Vreemd Vermogen
Personen en instanties die Vreemd Vermogen verschaffen, krijgen hiervoor een vergoeding. Dat kan
zijn in de vorm van rente voor het verstrekken van een lening (bij Eigen Vermogen komen beloningen
voor in de vorm van winstuitkeringen, dividenden, aandelen en dergelijke).
Bij het berekenen van de rentabiliteit op het Vreemd Vermogen kijkt de onderneming wat zij voor
het gebruik van dit Vreemd Vermogen betaald heeft.
De formule waarmee men de RVV berekent, is:
Bij natuurlijke ondernemingsvormen en rechtspersonen berekent men de RVV op dezelfde manier.
Bijvoorbeeld:
We berekenen de RVV voor de eenmanszaak van Nathalie Forrester.
Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari van het afgelopen jaar bedraagt:
€ 230.000 en per 1 januari van het daaropvolgende jaar: € 240.000.
Het Vreemd Vermogen bedraagt op 1 januari van het afgelopen jaar: € 165.000 en op 1 januari van
het daaropvolgende jaar: € 175.000.
Het Totale Vermogen bedraagt op 1 januari van het afgelopen jaar: € 395.000 en op 1 januari van
het daaropvolgende jaar: € 415.000.
Het gemiddeld Vreemd Vermogen bedraagt dus voor het afgelopen jaar:
(€ 165.000 + € 175.000)/2 = € 170.000.
Exploitatierekening van Nathalie Forrester over het afgelopen jaar
Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 –
€ 400.125
Omzet
Inkoopwaarde
Brutowinst
€ 244.076 –
€ 156.049
64
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Exploitatiekosten:
• Betaalde interest
€
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€
2.321
• Overige kosten
€
2.801
7.202
9.243
Totale exploitatiekosten
€ 69.262 –
Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
In de vergoeding voor het Vreemd Vermogen zit minimaal de betaalde interest (rente).
Uit bovenstaande exploitatierekening lezen we af dat de betaalde interest € 7.202 bedraagt.
Overige lasten ten behoeve van het Vreemd Vermogen, zijn er niet.
De rentabiliteit op het Vreemd Vermogen bedraagt dus:
Rentabiliteit van het Totaal Vermogen
Hoe rendabel de onderneming is geweest met het Totaal Vermogen blijkt uit de berekening van
de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV).
Om de rentabiliteit van het Totaal Vermogen te berekenen, moet je eerst nagaan of je te maken hebt
met een natuurlijke ondernemingsvorm (eenmanszaak, VOF en CV) of een rechtspersoon (vaak een
BV). Bij natuurlijke ondernemingsvormen moet de nettowinst zonder het gewaardeerd loon worden
gerekend. Dit is hetzelfde als bij de berekening van de rentabiliteit van het Eigen Vermogen.
Roeland van Santbrink
De RTV is een belangrijke maatstaf voor het verkrijgen van krediet.
65
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Ook bij het berekenen van de RTV moet je eerst het gemiddelde Totaal Vermogen over een bepaalde
periode vaststellen.
Dit kun je berekenen door het gemiddelde te nemen van het Totaal Vermogen aan het begin van
de desbetreffende periode, en aan het eind van die periode.
Dit berekent men door de waarde van het Totaal Vermogen aan het begin van het jaar en aan het
einde van het jaar vast te stellen. Vervolgens telt men deze bij elkaar op en deelt door 2. De formule
voor het gemiddeld Totaal Vermogen is:
Met behulp van de exploitatierekening kun je nu de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV)
berekenen. Voor natuurlijke ondernemingsvormen geldt:
Voorbeeld:
De berekening van de RTV van Nathalie Forrester over het afgelopen jaar is als volgt.
Uit de balans is bekend dat het Eigen Vermogen op 1 januari van het afgelopen jaar bedraagt:
€ 230.000 en per 31 december van dat jaar: € 240.000.
Het Vreemd Vermogen bedraagt op 1 januari van dat jaar: € 165.000 en op 31 december van dat jaar:
€ 175.000.
Het Totale Vermogen bedraagt per 1 januari van het afgelopen jaar: € 395.000 en op 31 december:
€ 415.000.
De exploitatierekening laat de volgende resultaten zien.
Exploitatierekening van de eenmanszaak Nathalie Forrester over het afgelopen jaar
Omzet inclusief btw
€ 476.149
Btw
€ 76.024 –
€ 400.125
Omzet
Inkoopwaarde
€ 244.076 –
€ 156.049
Brutowinst
Exploitatiekosten:
• Betaalde interest
€
• Huur en energie
€ 25.208
• Afschrijvingen
€
• Betaalde loonkosten
€ 22.487
• Verkoopkosten
€
2.321
• Overige kosten
€
2.801
Totale exploitatiekosten
7.202
9.243
€ 69.262 –
66
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Exploitatierekening van de eenmanszaak Nathalie Forrester over het afgelopen jaar
Nettowinst
€ 86.787
Gewaardeerd loon
€ 54.017 –
Exploitatieopbrengst
€ 32.770
Gewaardeerde interest op Eigen Vermogen
€
Economisch resultaat
€ 23.167
9.603 –
Uitwerking
Het gemiddelde totaal geïnvesteerde vermogen van Nathalie Forrester is
(€ 395.000 + € 415.000) / 2 = € 405.000.
De betaalde interest bedraagt € 7.202. Het gewaardeerde loon bedraagt € 54.017.
De nettowinst bedraagt € 86.787. We vullen nu de formule in.
De rentabiliteit op het Totale Vermogen (RTV) bedraagt dus 9,87%.
Voor rechtspersonen geldt dezelfde formule voor de berekening van de RTV, behalve dat hier niet
gecorrigeerd wordt voor het gewaardeerd loon.
Het loon van de eigenaar of directeur van de BV wordt namelijk wél bij de kosten van de onderneming
geteld. Alle winstuitkeringen en rentebetalingen worden uitgesloten.
De formule voor de RTV van een niet-persoonlijke onderneming is:
Van een bedrijf zijn de volgende zaken bekend.
Rentekosten in het afgelopen jaar
€ 144.000
Nettowinst in het afgelopen jaar
€ 450.000
Totaal vermogen op 1 januari van dat jaar
€ 4.137.500
Totaal vermogen op 31 december van dat jaar
€ 4.250.000
Bereken de rentabiliteit op het Totale Vermogen van het afgelopen jaar.
Uitwerking
Het gemiddelde geïnvesteerde vermogen is (€ 4.137.500 + € 4.250.500) / 2 = € 4.194.000.
Invullen levert op:
De RTV is dus 14,16%.
67
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Kengetallen interpreteren
Het is belangrijk voor een ondernemer om inzicht te hebben in de stand van zaken van zijn
onderneming. In de eerste plaats wil hij natuurlijk weten of de omzet zich naar wens ontwikkelt. Ook
zal een ondernemer in de gaten moeten houden hoe de kosten zich ontwikkelen en of hij voldoende
winst maakt. Om dit te beoordelen maken ondernemers gebruik van voornoemde financiële
kengetallen.
Financiële kengetallen worden bepaald op vaste momenten in het jaar.
De balans wordt meestal één keer per jaar opgemaakt en wel per 1 januari. Tussentijdse overzichten
van opbrengsten en kosten maakt men een keer per drie maanden, of bij grotere ondernemingen
één keer per maand. Als een ondernemer de boekhouding volgens de regels voert en zijn accountant
op tijd informeert over de komende ontwikkelingen, is steeds duidelijk hoe het bedrijf rendeert.
Om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen, maakt men gebruik van normen.
Voor elk financieel kengetal is bekend wat het minimaal moet (of maximaal mag) zijn bij een gezond
bedrijf.
Financiële kengetallen geven inzicht in de financiële gezondheid en groeimogelijkheden van een
bedrijf. De getallen zijn nodig voor het verkrijgen van leningen en krediet.
Ook is het wenselijk om als ondernemer zelf steeds goed te blijven kijken hoe de financiële situatie
van het bedrijf is. De kengetallen moeten in ieder geval één keer per jaar goed worden bekeken.
Een goed moment hiervoor is als de jaarstukken, waaronder de balans, de exploitatierekening en
het jaarverslag, worden opgesteld. Meestal zijn deze klaar in de maand maart of april.
De belangrijkste financiële kengetallen zijn de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit.
Elk getal kan weer op verschillende manieren worden gemeten.
De verschillende liquiditeitskengetallen staan in het volgende schema.
68
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Samenvatting
Omdat dit lastige materie is, vatten we nog even kort samen hoe elk kengetal is samengesteld en
wordt berekend.
Liquiditeit
Bij liquiditeit gaat het om verplichtingen met betrekking tot het kort Vreemd Vermogen.
Zo kan bijvoorbeeld worden nagegaan of je in staat bent om het krediet dat verleend werd voor
de aanschaf van goederen, binnen de afgesproken termijn terug te betalen.
Een onderneming die haar kortetermijnschulden moet aflossen, gebruikt hiervoor liquide middelen en
vlottende activa. Met andere woorden: geld dat snel beschikbaar is.
Als een onderneming in staat is om alle kortlopende schulden op te vangen met liquide middelen en
vlottende activa, noemen we de onderneming liquide.
Kengetallen voor de liquiditeit zijn de current ratio en de quick ratio. Het werkkapitaal is wel een
maatstaf voor de liquiditeit maar geen kengetal.
De current ratio (CR) is de meest gebruikte maatstaf.
De current ratio is het getal dat wordt gebruikt door banken bij het verlenen van een kortlopend
krediet. De current ratio laat zien in hoeverre kort krediet wordt gedekt door korte vorderingen,
liquiditeiten en voorraden.De formule voor de current ratio is:
De andere manier om de liquiditeit te berekenen is met behulp van de quick ratio (QR).
De quick ratio laat ook zien in hoeverre een kortlopend krediet van bijvoorbeeld een bank, gedekt is
door kortlopende vorderingen en middelen. De voorraad wordt hier niet meegeteld. De formule voor
het berekenen van de quick ratio (QR) is:
Het werkkapitaal kan op twee manieren worden berekend.
Deze berekeningen komen op hetzelfde neer en geven dus altijd dezelfde uitkomst.
Dit is hetzelfde als:
Solvabiliteit
Personen en instanties die de leningen aan de onderneming verstrekt hebben, willen weten of
de ondernemer in staat is deze schuld af te lossen.
De solvabiliteit is een kengetal dat aangeeft in welke mate een onderneming bij bedrijfsbeëindiging
in staat is alle schulden terug te betalen. Bij een onderneming met een slechte solvabiliteit lopen
verschaffers van Vreemd Vermogen een groter risico.
Een onderneming die solvabel is, kan zelfs bij een faillissement met de waarde van haar bezittingen
de schulden aflossen. In de praktijk zal een onderneming die solvabel is niet failliet gaan.
Zowel bij de solvabiliteit als bij de liquiditeit van een onderneming staat het afbetalen van schulden
centraal. Het verschil is dat het bij solvabiliteit gaat om de vraag of een onderneming in staat is al
haar schulden te betalen, terwijl het bij liquiditeit gaat om de vraag of de onderneming in staat is
haar kortlopende schulden te betalen.
69
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Er zijn drie manieren om de solvabiliteit te berekenen:
1. uit bezittingen en schulden;
2. uit Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen;
3. met behulp van de schuldratio.
Elke berekening gaat uit van een andere definitie van ‘solvabiliteit’. De berekeningen geven dus
meestal verschillende uitkomsten.
De eerste manier om solvabiliteit te berekenen, is die uit bezittingen en schulden. De formule hiervoor
is:
Een andere manier om de solvabiliteit uit te rekenen is, om het Eigen Vermogen (EV) te delen door
het Totaal Vermogen (TV). De formule hiervoor is:
De derde manier om de solvabiliteit te bepalen, is met behulp van de schuldratio (debt ratio). De debt
ratio berekent men met de volgende formule:
Rentabiliteit
Mensen stoppen vermogen in een onderneming. Dit kan de eigenaar zelf zijn of eventuele vennoten,
maar het kunnen ook mensen of instellingen zijn die Vreemd Vermogen verschaffen.
De personen en instanties die geld geïnvesteerd hebben in de onderneming willen graag weten
wat die investering heeft opgeleverd. Deze vraag kan worden beantwoord met het kengetal
rentabiliteit van het vermogen.
De rentabiliteit van het Eigen Vermogen (REV) geeft aan hoe de opbrengst zich verhoudt tot het
geïnvesteerde Eigen Vermogen. De formule waarmee de REV bepaald kan worden luidt:
of bij een natuurlijke ondernemingsvorm:
Personen en instanties die Vreemd Vermogen verschaffen krijgen een vergoeding daarvoor.
De rentabiliteit van het Vreemd Vermogen (RVV) berekent men met de volgende formule:
De rentabiliteit van het Totale Vermogen (RTV) geeft aan hoe rendabel de onderneming als geheel is
geweest. De RTV berekent men in het algemeen met de formule:
70
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Normen voor kengetallen
Financiële kengetallen gebruikt men om te beoordelen of een onderneming kredietwaardig is.
In de loop van de tijd zijn er normen ontstaan, waaraan de kengetallen in principe moeten voldoen.
Aan de hand van het volgende voorbeeld is te zien wat deze normen zijn en hoe je zelf de
kredietwaardigheid van een onderneming kunt beoordelen.
Lees deze casus welke steeds terugkomt gedurende de samenvatting :
Pedro Passolini is samen met zijn vrouw Margje Pannekoek vijf jaar geleden een eigen zaak
begonnen onder de naam ‘Tempo Libre’. Pedro en Margje willen het bedrijf uitbreiden en daartoe
het naastliggende pand aankopen. De kosten daarvan zijn € 200.000.
Ze vragen jou of je hun een lening wilt verstrekken van € 120.000 tegen een rente van 6%. We gaan
ervan uit dat jij over dit geld beschikt. Moet je hierin stappen?
Het is niet gemakkelijk om hier zo direct een oordeel over te geven. Met goede gegevens kun je zelf
financiële kengetallen berekenen, welke je kunnen helpen om een beslissing te nemen. Zulke
gegevens, zoals de laatst bekende balans, ziet er als volgt uit:
Tempo Libre liquiditeitsbalans per 1 januari van het lopende jaar:
Verbouwing bestaande pand
€ 22.000
Eigen Vermogen
€ 155.000
Inventaris
€ 65.000
Familielening lang
€ 50.000
9% Geldlening lang
€ 35.000
Auto
€ 16.000
Crediteuren
€ 12.000
Vaste voorraad
€ 85.000
Te verrekenen btw
€
Vlottende voorraad
€ 40.000
Debiteuren
€
Liquide middelen
€ 26.000
Totaal
€ 260.000
Totaal
€ 260.000
8.000
6.000
Normen voor liquiditeit
Een positief werkkapitaal geeft aan dat een onderneming liquide is.
Het werkkapitaal is een absoluut getal en geen kengetal. Daarom moet je altijd goed kijken wat de
grootte is van de onderneming.
Reken even mee voor Tempo Libre:
De current ratio voor Tempo Libre bedraagt 3,6.
Afhankelijk van de branche of onderneming wordt uitgegaan van een norm van 1,5 à 2.
Bij een current ratio van 1,5 of hoger is de onderneming liquide en kan zij de kortlopende schulden
binnen korte termijn aflossen met vlottende activa en liquide middelen.
Banken vragen vooral naar een goede current ratio als een ondernemer een korte banklening
wil afsluiten.
Hoe hoger de quick ratio, hoe beter je in staat bent om het kortlopend Vreemd Vermogen snel af
te lossen zonder dat je de voorraden daarvoor hoeft te verkopen.
De norm bij de quick ratio is 1. Als de quick ratio groter is dan 1, dan is de onderneming liquide
te noemen. De quick ratio van Tempo Libre is 1,6 en ook dat is goed.
71
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als men bij Tempo Libre besluit om alle crediteuren af te betalen met liquide middelen, levert dat
een current ratio van 7,5 op.
Het is echter de vraag of de liquiditeit van Tempo Libre werkelijk zo veel beter is geworden.
Reken maar even na: De liquide middelen zijn door deze betaling bijna gehalveerd.
Zo’n ogenschijnlijke verbetering van de liquiditeit wordt ook wel window dressing genoemd.
Stel dat de 9% Geldlening lang over 6 maanden moet worden afgelost, dan heeft dat grote gevolgen
voor de liquiditeit. Deze geldlening zou daarmee opgenomen moeten worden in het Kort Vreemd
Vermogen. De current ratio zou daarmee op 1,3 terechtkomen.
Het opnemen van deze lening in het Lang Vreemd Vermogen is daarmee ook een vorm van window
dressing.
Een getal op zich zegt nog niets.
Bijvoorbeeld een werkkapitaal van € 250.000 kan voor een bedrijf met één vestiging een heel aardig
bedrag zijn maar voor een keten van twintig vestigingen is het veel te weinig.
Het werkkapitaal van Tempo Libre bedraagt € 52.000.
Gezien het balanstotaal van € 260.000 is dit een mooi bedrag.
Soms is er erg veel werkkapitaal beschikbaar. Dat wil zeggen dat er te veel geld beschikbaar is waar
niets mee gedaan wordt. Dat is bijvoorbeeld het geval in een familiebedrijf waarvan de leiding aan
het afbouwen is. Of als men geen uitbreidings- en vernieuwingsplannen wil maken.
De onderneming is dan overliquide. In zo’n situatie zal men er vaak voor kiezen om met een gedeelte
van het overschot te gaan beleggen of sparen (wellicht als pensioenvoorziening bij een eenmanszaak
of firma) of op een andere manier het geld te beheren.
Normen voor solvabiliteit
Er zijn drie verschillende berekeningswijzen om te bepalen of een onderneming solvabel is.
Elke berekeningswijze levert een bepaald solvabiliteitspercentage op. Bij elk percentage kan een
solvabiliteitseis worden geplaatst die een verschaffer van Vreemd Vermogen kan hanteren.
De mate van solvabiliteit die voor een onderneming noodzakelijk is kan per branche verschillen.
Dit heeft onder andere te maken met de wijze waarop de activa zijn samengesteld.
Een gangbaar uitgangspunt met betrekking tot solvabiliteit is echter dat, wanneer men solvabiliteit
berekent uit bezittingen en schulden, de solvabiliteit ten minste 150% tot 200% zou moeten zijn.
Bij startende ondernemingen die een overtuigend marketingplan neerleggen, neemt de bank soms
met minder genoegen.
De solvabiliteit (I) uit bezittingen en schulden van Tempo Libre bedraagt 248%. Die is dus ruim
voldoende.
De solvabiliteit (II) wordt berekend uit het Eigen Vermogen en het Totaal Vermogen.
Die berekening wordt veel gebruikt door banken die willen bepalen of zij krediet willen verlenen.
Banken eisen (wanneer er geen sprake is van een overtuigend marketingplan) vaak dat het Eigen
Vermogen minimaal een derde uitmaakt van het Totale Vermogen. Het minimumpercentage is
dus in procenten 33,3%. Een onderneming met een solvabiliteit (II) van meer dan 33,3% wordt
solvabel genoemd.
De solvabiliteit uit Eigen Vermogen en Totaal Vermogen van Tempo Libre bedraagt 160%.
Dat is dus heel goed.
De debt ratio van een onderneming geeft juist aan hoeveel het aandeel van de schulden is in
de totale bezittingen. De schulden mogen maximaal 2/3-deel (66,7%) uitmaken van het Totale
Vermogen. De debt ratio mag daarom niet hoger liggen dan 0,67.
De debt ratio van Tempo Libre bedraagt 0,4 en dat is ruim binnen de marge.
72
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Normen voor rentabiliteit
Als het gaat om rentabiliteit dan werkt men met de kengetallen REV, RVV en RTV.
Om de rentabiliteit van een onderneming te kunnen berekenen, moet men beschikken over de balans
aan het begin en aan het einde van het jaar en de exploitatierekening.
De eigenaren van Tempo Libre laten je via hun accountant de volgende cijfers toesturen.
Op basis van de verstrekte gegevens blijkt dat de REV van Tempo Libre in dat jaar 9,46% bedraagt.
Om te beoordelen of dit goed of slecht is, moet je kijken naar de stand van de lange rente bij de bank.
Het Eigen Vermogen is namelijk geld dat door de eigenaren langdurig is vastgelegd in hun bedrijf.
In principe hadden ze dit geld ook op een langlopende rekening kunnen vastzetten. Het is wenselijk
dat het Eigen Vermogen minimaal evenveel opbrengt als de rente bij de bank.
De lange rente bij banken wisselt in de tijd. In dat jaar bedroeg deze ongeveer 3,0%.
Er is dus sprake van een prima rentabiliteit op het Eigen Vermogen.
De RVV van Tempo Libre bedraagt 5,38% in dat jaar. Men betaalt respectievelijk 5% en 9% rente voor
de lange leningen, maar over het korte krediet wordt geen rente betaald. Daardoor valt de RVV
gunstig uit.
De RVV geeft inzicht in de kosten die een ondernemer maakt voor het geleende vermogen.
Ook hier is het verstandig om als ondernemer te bekijken of je niet te veel rente betaalt.
De tarieven voor langlopende leningen verschillen ook in de tijd. Het is echter niet altijd mogelijk om
een langlopende lening kosteloos te ontbinden en elders over te sluiten.
De RTV geeft inzicht in de vraag: ‘Wat levert het geld op dat in deze onderneming gestoken is?’
De RTV van Tempo Libre bedraagt 7,77% in dat jaar.
De RTV kan, net zoals de REV, het beste vergeleken worden met de lange marktrente op
een bepaald moment.
De RTV van 7,77% is veel hoger dan de lange rente van ongeveer 3,0%. Ook deze is dus prima in
orde.
73
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
We hebben nu alle financiële kengetallen van het bedrijf Tempo Libre berekend en beoordeeld.
De uitkomsten zijn:
Current ratio 3,6
Quick ratio
1,6
Werkkapitaal € 52.000
248% Solvabiliteit (I) bezittingen en schulden
60%
Solvabiliteit (II) eigen en Vreemd Vermogen
0,4
Debt ratio
REV 9,46%
RVV 5,38%
RTV
7,77%
Alle ratio’s zijn zeer goed te noemen.
Op basis van de financiële kengetallen is het zeker verantwoord om geld aan de eigenaren van
Tempo Libre uit te lenen. Een geldschieter zal overigens in een situatie zoals hier is beschreven vaak
nog aanvullende informatie willen, voordat een definitieve beslissing genomen wordt.
Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een omzetprognose voor een langere periode
(de geldschieter leent het geld immers voor een langere periode uit) en informatie met betrekking
tot een eventueel onderpand als zekerheid met betrekking tot de langlopende lening.
Hefboomeffect
Een belangrijk begrip dat samenhangt met de rentabiliteit van een onderneming is het begrip
financieel hefboomeffect. Het hefboomeffect houdt in dat er winst wordt gemaakt op het gebruik
van Vreemd Vermogen.
Wat daarmee bedoeld wordt, laten we zien aan de hand van de vrijetijdszaak Tempo Libre.
De REV van Tempo Libre bedroeg 9,46%.
De RVV bedraagt 5,38% en de RTV bedraagt 7,77%.
De REV ligt hoger dan de RTV. Hoe kan dit?
Dit komt omdat de eigenaren van Tempo Libre minder rente betalen voor het Vreemd Vermogen dan
de rentabiliteit die ze realiseren op het Totale Vermogen. De aanwezigheid van het goedkope Vreemd
Vermogen maakt dat de REV hoger uitvalt. In deze situatie is het natuurlijk heel aantrekkelijk om
Vreemd Vermogen aan te trekken, omdat men daar als het ware op verdient.
Men kan Vreemd Vermogen blijven aantrekken, zolang hiervoor minder hoeft te worden betaald dan
de RTV.
Zolang de RTV groter is dan de RVV maakt een ondernemer winst op het Vreemd Vermogen.
Dit wordt een positief hefboomeffect genoemd.
Als de RTV kleiner is dan RVV is er sprake van een negatief hefboomeffect.
De mate waarin de hefboom doorwerkt, is afhankelijk van de vermogensverhoudingen. Hoe groter het
verschil tussen Vreemd Vermogen en Eigen Vermogen, hoe sterker de hefboom werkt.
Berekenen van het hefboomeffect
Het hefboomeffect kan door middel van de volgende formule worden berekend:
74
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer Kerntaak 1 Theorieboek (Financieel 3)
Als we de gegevens van Tempo Libre erbij nemen, kunnen we de omvang van het hefboomeffect
berekenen.
REV 9,46%
RVV 5,38%
RTV
7,77%
GEV = € 148.000
GVV = € 105.000
GTV = € 253.000
Het hefboomeffect is hier dus:
Wat betekent het gevonden hefboomeffect nu precies?
Door de aanwezigheid van het Vreemd Vermogen valt de REV hoger uit.
Als Tempo Libre geen Vreemd Vermogen had aangetrokken, dan zou de REV ‘slechts’ 7,77% zijn.
Hoeveel hoger het REV uitvalt, kan men berekenen aan de hand van de volgende formule:
In het geval van Tempo Libre geldt dus: REV = 7,7668% + 1,6956% = 9,46%.
Prognoses
Vaak worden de financiële kengetallen achteraf bepaald op basis van feitelijke gegevens. Maar het is
ook mogelijk kengetallen vooruit te berekenen op basis van een prognose. Een prognose is een
voorspelling voor de toekomst. Zo’n prognose maakt men bijvoorbeeld bij het starten van een bedrijf.
Er zijn dan nog geen feitelijke verkopen maar als ondernemer kun je wel inschattingen maken.
Voor deze inschatting is het in de eerste plaats nodig om een beginbalans op te stellen.
In de openingsbalans staan alle bedrijfsmiddelen die je nodig hebt.
Je zet ze tegen aanschafwaarde op de linkerzijde van de balans. Aan de rechterkant laat je zien hoe
je denkt de financiering rond te krijgen.
Vervolgens moet je voor minimaal twee jaar inschatten hoe hoog de kosten en de omzetten zullen
zijn. Dit geef je weer in het exploitatiebudget.
Let daarbij op het verschil tussen uitgaven en lasten en tussen ontvangsten en opbrengsten. Uit het
exploitatiebudget blijkt wat de te verwachten winst is.
Naast het exploitatiebudget heb je als ondernemer een liquiditeitsbudget nodig.
Uit het liquiditeitsbudget blijkt wat er aan geld binnenkomt en uitgaat. Het gaat hier om kasstromen,
dus om concrete nota’s, voorschotten, betalingen en ontvangsten.
Ten slotte heb je als ondernemer een investeringsplan of investeringsbegroting nodig.
Hiermee laat je als ondernemer zien op welk moment je de benodigde grote investeringen denkt
te gaan doen. Het investeringsplan dient ook als basis voor de te begroten afschrijvingen.
Op basis van de beginbalans, het exploitatiebudget, het liquiditeitsbudget en het investeringsplan
kan de ondernemer de te verwachten balans aan het einde van de periode opstellen.
Meestal maakt men in ieder geval een prognose voor het einde van het eerste jaar.
75