Medewerking tijdens contactmomenten

Download Report

Transcript Medewerking tijdens contactmomenten

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

Medewerking tijdens contactmomenten

Omschrijving

Didactische teams (zie steekkaart ‘Didactisch team’) kunnen ervoor opteren om de medewerking van studenten tijdens contactmomenten (hoorcolleges, werkcolleges/practica, klinisch college, excur sies,…) te laten meetellen in de eindevaluatie of de eindevaluatie zelfs volledig daarop te baseren (via een systeem van permanente evaluatie: zie steekkaart ‘Permanente evaluatie’). Er bestaan verschillen de modellen van participatie van studenten, waaraan ook verschillende evaluatiecriteria kunnen wor den gekoppeld.

Waarover gaat het?

De mate waarin studenten actief zijn tijdens contactmomenten (hoorcolleges, werkcolleges/practica, klinisch college, excursies,…) kan een belangrijk evaluatiecriterium zijn voor een docent. Cruciaal is dat zo objectief mogelijke criteria worden uitgewerkt (door het didactisch team of in overleg met stu denten) op basis waarvan de medewerking zal worden beoordeeld en dat deze criteria ook duidelijk worden gecommuniceerd aan studenten zodat zij hun gedrag tijdens de contactmomenten hierop kun nen afstemmen.

Waaruit bestaat het?

De manier waarop medewerking aan contactmomenten kan worden geëvalueerd, hangt in belangrijke mate samen met de manier waarop participatie van studenten in de contactmomenten wordt inge bouwd. ‘Medewerking’ kan zeer uiteenlopende vormen aannemen, gaande van actief luisteren, vragen stellen en vragen beantwoorden, een presentatie brengen voor medestudenten (zie steekkaart ‘Presentatie’), het mee op poten zetten van een excursie tot het nauwgezet uitvoeren van een opdracht (zie steekkaart ‘Opdrachten’) of experiment tijdens een practicum. -

Medewerking tijdens discussies, groepsgesprekken

Cruciaal tijdens contactmomenten die zijn opgebouwd rond discussie of gesprekken is dat er verba le interactie plaatsvindt tussen (een lid van) het didactisch team, student en medestudenten, meer bepaald in de vorm van actief luisteren, kritisch volgen, meedenken, vragen formuleren en beant woorden, inhoudelijke input tijdens de discussie,... Meest voorkomend is de ‘open discussie’ of ‘groepsdiscussie’ (zie steekkaart ‘Discussie’), waar het didactisch team vragen stelt die specifiek als doel hebben de studenten aan te zetten tot een conver satie. Om deze vorm van participatie aan te moedigen, wordt vaak met een U- of cirkelvormige op stelling van het lokaal gewerkt. Een andere manier om studenten aan te zetten tot medewerking tijdens de contactmomenten is de zogenaamde ‘cold-calling’-methode. Hier duidt het didactisch team, na het stellen van een vraag, at random studenten aan om te antwoorden. Tenslotte kan de medewerking van studenten ook plaatsvinden binnen kleinere groepjes die via dis cussie naar een consensus zoeken (zie steekkaarten ‘Roezemoesgroepen’ en ‘Groepswerk’), waar van later verslag wordt uitgebracht in plenum.

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Medewerking tijdens (de uitvoering van) oefeningen

Andere vormen van ‘medewerking’ zijn te observeren tijdens contactmomenten waarin een opdracht of oefening moet worden uitgevoerd, zoals in practica, werkcolleges of oefenzittingen of eventueel tijdens een excursie (zie respectievelijke steekkaarten). De mate van participatie van de student heeft hier vnl. te maken met de actieve uitvoering van de opdracht of oefening, al dan niet zelfstandig of in groep, en de mate waarin de student duidelijk ‘weet waarmee hij bezig is’. Het gaat hier bijvoorbeeld om het nauwgezet uitvoeren van een experiment en ondertussen notitie ne men van de waarnemingen, met een medestudent overleggen in welke stappen een proef zal worden uitgevoerd, informatie opzoeken op internet en verwerken in een website, actieve deelname aan een rollenspel, inoefenen van manuele of technische vaardigheden met een medestudent,…

Waarvoor en hoe kan je het gebruiken?

Het is niet zo eenvoudig om tijdens contactmomenten ‘kwantitatief’ vast te stellen of een student al dan niet goed ‘meewerkt’. Vaak gaat het om een totaalindruk; door vlot te antwoorden, zaken voor te bereiden of niet, resultaten of observaties kunnen illustreren, bewijs te leveren van doorgenomen lec tuur, enz. laat de student een bepaalde indruk na. Om de participatie van studenten zo ‘objectief’ mogelijk te beoordelen, is een goede voorbereiding (wie, wat, wanneer, hoe evalueren?) en uitwerking van een duidelijk systeem (dimensies, criteria, scoring, weging in de eindevaluatie,…) noodzakelijk. Cruciaal is dan ook om studenten te informeren over: -

waarom

hun participatie tijdens de contactmomenten belangrijk is, namelijk welke doelstellingen het didactisch team hiermee nastreeft (bijv. leren een argumentatie opbouwen, kritisch denken demonstreren, spreek- en luistervaardigheden ontwikkelen,…);

welke vorm van medewerking

van hen wordt verwacht (bijv. voorbereid naar de les komen, op vragen van het didactisch team en/of medestudenten kunnen antwoorden, kritische bemerkingen geven bij (kranten)artikels of nieuwsitems die tijdens het contactmoment worden getoond, zelf standig een experiment kunnen uitvoeren en observaties neerschrijven,…); de het didactisch team of in overleg met de studenten worden bepaald. De medewerking van studenten kan op verschillende dimensies worden geëvalueerd: • • • • •

criteria

op basis waarvan hun medewerking zal worden beoordeeld; deze criteria kunnen door

cognitief

: logica, structuur, kennis, creativiteit,…

expressief

: duidelijkheid, vlotheid, bondigheid,…

affectief

: enthousiasme, interesse, openheid voor andere meningen,…

uitvoerend

: nauwgezetheid, zelfstandigheid, initiatief nemen, creativiteit,…

bijdrage aan het leerproces

: waardevolle suggesties, constructieve kritiek, relevante observa ties,… Naast het uitwerken van zo objectief mogelijke criteria is het belangrijk om een

duidelijk systeem

uit te werken om de participatie van studenten te evalueren. Enkele mogelijkheden zijn: de opmaak van een ‘fiche’ per student (een foto kan handig zijn) waarop na elk contactmoment scores worden genoteerd voor verschillende dimensies van medewerking; studenten zichzelf en/of elkaar te laten beoordelen (zie steekkaart ‘Peer-assessment’) op basis van de opgestelde evaluatiecriteria en deze oordelen als input gebruiken voor het eindoordeel; tijdens een practicum bij elke student een kijkje gaan nemen hoe de oefening verloopt, welke ob servaties werden genoteerd, welke stappen nog worden gepland,… (hieruit kan al gauw worden afgeleid in welke mate de student ‘weet waarmee hij bezig is’, hoe zelfstandig en nauwgezet alles verloopt,…), en

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

een ‘rotatiesysteem’ uitwerken waardoor tijdens elk contactmoment een aantal studenten specifiek wordt geobserveerd en over het geheel van de contactmomenten alle studenten even vaak aan bod zijn gekomen. Hieronder staat een voorbeeld van een schaal voor de beoordeling van medewerking tijdens contact momenten (vrij overgenomen uit Bean, J.C. & Peterson, D. (1998). Grading class room participation,

New Directions for Teaching and Learning, No. 74

, p. 33-40).

Holistic rubric for scoring class participation

6 *

A student receiving a 6 comes to the class prepared, contributes readily to the conversation but doesn’t dominate it, makes thoughtful contributions that advance the conversation, shows interest in and respect for others’ views, participates actively in small groups

5 4 3

A student receiving a 3 comes to the class prepared, but does not voluntarily contribute to discussions and gives only minimal answers when called upon. Nevertheless these students show interest in the discussion, listen attentively and take notes. Students in this category may be shy or introverted. The instructor may choose to give such students a 5 if they participate fully in small groups discussions or if they make progress in overcoming shyness as the course progresses. Sympathetic counselling of such students often helps.

2-1

Students in this range often seem on the margins of the class and may have a negative effect on the participation of others. Students receiving a 2 often don’t participate because they haven’t read the material or done the homework. Students receiving a 1 may be actually disruptive, radiating negative energy via hostile or bored body language or be overtly rude.

*

Comes to the class prepared and makes thoughtful comments when called upon, contributes occasionally without prompting, shows interest in and respect for others’ views, participates actively in small groups. A 5 score may also be appropriate to an active participant whose contributions are less developed or cogent than those of a 6 but still advance the conversation. A student receiving a 4 participates in the discussion but in a problematic way. Such students may talk too much, make rambling or tangential contributions, continually interrupt the instructor with digressive questions, bluff their way when unprepared, or otherwise dominate discussions, not acknowledging cues of annoyance from instructor or students. Students in this category often profit from a conference with the instructor. This scoring guide assumes regular attendance; the instructor may lower participation scores for absences or tardiness.

*

Preparation can be measured by quizzes, by brief writing assignments at the start of class, by completion of out-of-class journal entries or other homework or by evidence from direct questioning. During class discussions of this rubric was found that students often want to reverse the 4’s and 3’s. They will argue that a quiet student who actively listens deserves more points than the dominating/annoying student. Teachers may wish to follow this suggestion.

Aanbevelingen en valkuilen

Medewerking tijdens contactmomenten: quoteren of niet?

Het is moeilijk algemeen vast te stellen in welke situaties medewerking tijdens contactmomenten best wel of niet in de evaluatie wordt opgenomen; alles hangt af van de doelstellingen (zie steekkaart ‘For muleren van doelstellingen’) die het didactisch team hiermee nastreeft. Het opnemen van participatie van studenten als evaluatiecriterium heeft als een

nadeel voordeel

dat 1) studenten kunnen leren van elkaar en 2) op die manier worden aangespoord tot een actievere verwerking van de leerstof. Anderzijds schuilt er in het quoteren van de medewerking tijdens contactmomenten: wellicht worden studenten

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

aangezet tot actieve participatie indien dit mee wordt geëvalueerd, maar hun motivatie (zie steekkaart ‘Motivatie’) kan grotendeels extrinsiek zijn.

Medewerking tijdens contactmomenten: kwantiteit of kwaliteit?

Een ander moeilijk punt bij het evalueren van de medewerking van studenten is of men vooral

kwanti teit

of

kwaliteit

oefeningen? van de participatie laat doorwegen. Houdt men vnl. rekening met het aantal keren dat iemand heeft gereageerd in een discussie, het aantal keren dat een vraag juist werd beantwoord, het aantal keren dat tijdens een practicum een oefening zelfstandig en correct wordt uitgevoerd of houdt men bij de beoordeling ook rekening met de moeilijkheidsgraad van de gestelde vragen of opgegeven Door duidelijke criteria hieromtrent vast te leggen, wordt voorkomen dat meer timide studenten die zelden, maar wel een kwalitatief goede bijdrage leveren even fair worden beoordeeld als mondigere studenten die vaker, maar niet altijd even ‘to the point’ antwoorden of opmerkingen geven of hun oefening kunnen becommentariëren.

Medewerking tijdens contactmomenten: elke student eerlijk beoordelen

Enkele algemene tips i.v.m. de evaluatie van de medewerking van studenten tijdens contactmomenten: - Door studenten op de hoogte te brengen van de evaluatiecriteria die zullen worden toegepast, kan hun vrees dat de beoordeling van hun medewerking al te subjectief zou verlopen afnemen. - Neem zo kort mogelijk na elk contactmoment nota’s of vul een scoringsformulier in m.b.t. de medewerking van elke student (vertrouw niet op het geheugen om dit over een heel semester te kunnen onthouden). Informeer studenten regelmatig over hun (tussentijdse) score m.b.t. hun medewerking tijdens de con tactmomenten en voorzie richtlijnen voor bijsturing waar nodig. Een belangrijk

gevaar

bij de beoordeling van de medewerking van studenten tijdens contactmomenten is dat zeer mondige of dominante studenten de medewerking van andere (stillere) studenten overscha duwen. Om op een eerlijke manier de participatie van studenten te kunnen evalueren, moet een omge ving worden gecreëerd waarin alle studenten evenveel kansen hebben om aan bod te komen. Enkele tips om dit te realiseren zijn: - -

Bouw het contactmoment op rond activiteiten die studenten thuis kunnen voorbereiden:

voorbereid. een lid van het didactisch team kan dan bijvoorbeeld een student aanduiden om een samenvatting te geven van wat werd voorbereid of uit te leggen welke stappen tijdens een oefening moeten worden doorlopen. Meer timide studenten voelen zich immers vaak meer op hun gemak voelen als zij zich hebben

Voorzie naast het contactmoment ook een mogelijkheid tot ‘elektronische’ participatie:

een discussieforum of vragen stellen via e-mail. sommige studenten die in een groep zeer schuchter zijn, durven wel makkelijker deelnemen aan bijvoorbeeld - - -

Voorzie voldoende responstijd:

duiden om te antwoorden. men kan na het stellen van een vraag de studenten eerst even tijd geven om hun antwoord in stilte voor te bereiden/neer te schrijven en pas daarna iemand aan te

Gebruik technieken om ‘dominante’ studenten tijdens een discussie te temperen:

denten in welk contactmoment worden aangeduid. men kan bijvoor beeld één of twee studenten de rol van ‘observator’ toekennen die na de discussie moet becommen tariëren in welke mate iedereen heeft deelgenomen aan de discussie. In een ‘cold-calling’ opzet kan men ook zelf in de hand houden dat alle studenten over het geheel van de contactmomenten even vaak aan bod komen door op voorhand een roterend systeem uit te werken dat vastlegt welke stu-

Coach minder vlotte studenten en uit waardering voor vooruitgang:

oordelen. het kan zinvol zijn om tijdens een persoonlijk gesprek met een student na te gaan waarom participatie voor hem moeilijk ligt en (kleine) stappen af te spreken waarop het didactisch team de vorderingen van deze student zal be-

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

Gebruik van een digitaal leerplatform

Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe een digitaal leerplatform kan worden ingezet bij het evalueren van de medewerking tijdens contactmomenten: verduidelijken van de verhouding tussen deze evaluatievorm en andere evaluatievormen; informatie geven over de evaluatiecriteria; tussentijdse feedback geven m.b.t. de medewerking via mail, discussiefora,…; ...

Wil je er meer over weten?

Bean, J.C. & Peterson, D. (1998). Grading class room participation.

New Directions for Teaching and Learning, 74

, 33-40. Gopinath, C. (1999). Alternatives to instructor assessment of class participation.

Journal of Education for Business

, September/October, 10-14. Walker, M. & Warhurst, C. (2000). In most classes you sit around very quietly at a table and get lectured at …: Debates, assessment and student learning.

Teaching in Higher Education, 5

(1), 33-49.