Ontwerp Verklaring van Geen Bedenkingen Provincie

Download Report

Transcript Ontwerp Verklaring van Geen Bedenkingen Provincie

Provincie
Noord-Holland
POSTBUS 3 0 0 7 2 0 0 1 DA H A A R L E M
Gemeente Bloemendaal
G e d e p u t e e r d e Staten
Uw contactpersoon
College van B&W
Ir. M. Hartman
T.a.v. dhr. J. Rozema
SVT/VC/OMG
Team Ruimtelijke Ordening
Brouwerskolkweg 2
Doorkiesnummer (023) 514 31 89
2051 EDOVERVEEN
[email protected]
Betreft: Ontwerp Verklaring Van Geen Bedenkingen inzake de
Verzenddatum
omgevingsvergunningaanvraag van Grontmij B.V. voor het gebruik
van een horecagelegenheid 'Buitenplaats Plantage' gelegen aan de
Vogelenzangseweg 49a in Vogelenzang.
- 3 JUNI 2014
Kenmerk
356502/374972
Geachte heer Rozema,
Uw kenmerk
Op 23 april 2014 heeft u om een Verklaring Van Geen Bedenkingen
2014014292
verzocht met betrekking tot een aanvraag voor een
omgevingsvergunning van Grontmij Nederland B.V. namens de heer en
mevrouw De Rijk inzake het gebruik van een horecagelegenheid nabij
Natura 2000-gebied "Zuid-Kennemerland" en voormalige beschermde
natuurmonumenten "Duinen bij Vogelenzang" en "Huis te Manpad".
Hierbij treft u de ontwerp Verklaring Van Geen Bedenkingen (WGB).
Wij zien de ontwerp-omgevingsvergunning zodra deze ter inzage w o r d t
gelegd graag tegemoet. Daarnaast vernemen wij graag of er zienswijzen
zijn ontvangen en per wanneer de definitieve W G B in uw bezit moet
zijn voor een goede afronding van de vergunnipgsprocedure.
Hoogachtend
Gedeputeerde Staten V/řfĩ^íóord-Holland,
namens dezen,
Postbus 3 0 0 7
2001 DA Haarlem
Telefoon (023) 514 3 1 4 3
Seeťormanager Vergunningen
Fax (023) 514 3 0 3 0
íw. drs. I.A.M.J. Sweep
Houtplein 33
Haarlem [2012 DE]
www.noord­holland.nl
NHoooi
o
i-»
•p..
o
M
O
O
2 I 13
356502/374972
Ontwerp Verklaring Van Geen Bedenkingen
OP VERZOEK VAN GEMEENTE BLOEMENDAAL
Aanvraagnummer I uw kenmerk: 2 0 1 4 0 1 4 2 9 2
Betreft:
Het gebruik van horecagelegenheid "Buitenplaats Plantage" nabij het
N2000-gebied "Kennemerland-Zuid" en voormalige beschermd
natuurmonumenten "Duinen bij Vogelenzang" en "Huis te Manpad"..
Locatie:
Vogelenzangseweg 49 a te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal.
INHOUDSOPGAVE
A VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN NATUURBESCHERMINGSWET
1998 PROVINCIE NOORD-HOLLAND
3
1
Onderwerp
3
2
Advies
3
3
Projectbeschrijving
3
4
Procedureel
4
5
Aanvullende gegevens
4
6
Ingekomen reacties
5
7
Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp van de w g b
5
8
Conclusie
5
9
Ondertekening en verzending
6
B VOORSCHRIFTEN
7
C OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN
7
Provincie
Noord­Holland
3 I 13
356502/374972
A V E R K L A R I N G VAN GEEN BEDENKINGEN
NATUURBESCHERMINGSWET 1998 PRO VINCIE NO O RD­
HOLLAND
Onderwerp
Gedeputeerde Staten hebben op 23 april 2014 een verzoek ontvangen
van de gemeente Bloemendaal om een Verklaring Van Geen
Bedenkingen (hierna: VVCB) naar aanleiding van een aanvraag om een
omgevingsvergunning. Het verzoek om een W G B heeft betrekking op
het gebruik van een horecagelegenheid nabij Natura 2000-gebied
(verder: N2000-gebied) "K ennemerland-Zuid" en voormalige beschermd
natuurmonumenten "Duinen bij Vogelenzang" en "Huis te Manpad". Het
verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 356502.
2
Advies
Wij verklaren dat er, gelet op het betrokken belang van de
Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbweť), geen bedenkingen zijn
tegen het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning. Wij geven
voor de omgevingsvergunningaanvraag daarom een positief advies
onder voorschriften. De in deze W G B opgenomen voorschriften dienen
aan de omgevingsvergunning te worden verbonden.
3
j
Pro ectbeschri
j ving
Het project waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd is als
volgt te omschrijven:
Voor de reeds gerealiseerde en in bedrijf zijnde horecagelegenheid
"Buitenplaats Plantage", loopt thans een vergunningprocedure in het
kader van de Wabo. De gelegenheid bestaat uit een 1,5 hectare grote
tuin met bomen en struiken, gelegen in Vogelenzang, voorheen de
showtuin 'van Roozen', midden in de bollenvelden. In de tuin staat een
grote kas die inmiddels is omgetoverd tot een unieke plek waar thema's
als f o o d , lokale producten, ontmoeten, verbinden en vooral genieten
centraal staan. In de kas wordt gekookt, groenten en kruiden verbouwd,
gegeten, vergaderd, geëxposeerd, geproost, genoten en gelachen. De
tuinen zijn weer in vorm, de moestuinen zijn in aanleg en er is een
overdekt terras die de kas omringt. Vanwege de ligging nabij het
N2000-gebied "K ennemerland-Zuid" (hemelsbreed ca. 150m van
landgoed Leyduin en ca. 860m van het duingebied) en de mogelijke
verkeersaantrekkende werking die vanuit de onderneming wordt
gefaciliteerd, zijn er effecten te verwachten op stikstofgevoelige
habitattypen waarvoor het N2000-gebied zich kwalificeert. Daaruit volgt
de noodzaak voor voorliggende W G B .
NHOOOI
4 I 13
356502/374972
4
Procedureel
Algemeen
Op 30 augustus 2013 is een aanvraag om een omgevingsvergunning
ingediend bij de gemeente Bloemendaal voor het onder punt 3
omschreven project.
Omdat de aangevraagde omgevingsvergunning geen betrekking heeft
op een activiteit of andere handeling zoals vermeld in het Besluit
vergunningen Natuurbeschermingswet, is ons College het bevoegd
gezag voor de beslissing op het WCB-verzoek voor dit onderdeel en
niet het ministerie van EZ.
Het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid" is gelegen in de
provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Indien een aanvraag van een
vergunning als bedoeld in artikel 1 9d, eerste lid, betrekking heeft op
een project of andere handeling die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben
voor een deel van een Natura 2000-gebied dat is gelegen binnen de
grenzen van één provincie, beslissen gedeputeerde staten van de
provincie waarin dat deel van het Natura 2000-gebied is gelegen over
de aanvraag. Overeenstemming met andere provincies waarin het
N2000-gebied is gelegen (art. 2 lid 5 Nbwet) is in dat geval niet nodig.
Gezien het feit dat de effecten van stikstofdepositie zich beperken
binnen een smalle zone van 1 200m van de onderneming op NoordHollands grondgebied, is overeenstemming met GS Zuid-Holland niet
nodig.
Omdat het hier een geval betreft als vermeld in artikel 19d j u n c t o
artikel 46b of 47b Nbwet, wordt de omgevingsvergunning pas verleend
nadat wij hebben verklaard dat daartegen geen bedenkingen zijn.
Verzoek om vvgb
Op 23 april 2014 hebben wij van gemeente Bloemendaal een exemplaar
van de aanvraag voor de omgevingsvergunning ontvangen. Daarbij is
verzocht om een W G B te geven.
5
Aanvullende
gegevens
Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde
regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft gegevens en bescheiden
die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden
overlegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is in
paragraaf 4.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) opgenomen, met
een nadere uitwerking in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor).
Provincie
Noord-Holland
5 I 13
356502/374972
Ten aanzien van de aspecten van de aanvraag waarvoor een advies is
vereist, hebben wij aan de hand van de Mor beoordeeld of de aanvraag
volledig is en voldoende gegevens bevat. Wij zijn van oordeel dat de
aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van
die aspecten waarvoor een VVGB is vereist.
6
Ingekomen
reacties
Terinzagelegging
Tot <P.M.> heeft de gemeente het ontwerp van de
omgevingsvergunning en het ontwerp van de W G B ter inzage gelegd.
Tijdens de inzageperiode bestond de mogelijkheid tot het indienen van
adviezen en het naar voren brengen van zienswijzen.
Adviezen
Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp van de W G B
zijn er ^ . M ^ adviezen binnengekomen.
Zienswijzen
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van de VVGB is eenieder in
de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van
deze gelegenheid is ^ . M ^ gebruik gemaakt.
7
Wijzigingen
ten opzichte van het ontwerp
van de vvgb
Er is ^ . M ^ sprake van een naar voren gebrachte zienswijze.
Voorliggende definitieve W G B is gewijzigd ten opzichte van het
ontwerp van de W G B . De wijzigingen zijn als volgt: <P.M.>
8
Conclusie
Op grond van de Natuurbeschermingswet zijn er geen redenen om de
VVGB niet te verlenen. In deze VVGB zijn voor dit project relevante
voorschriften opgenomen. De gemeente dient deze voorschriften
overeenkomstig artikel 2.27 van de Wabo in de omgevingsvergunning
onverkort over te nemen.
NHoooi
6 I 13
356502/374972
9
Ondertekening
en
verzending
Ondertekening
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
namens dezen,
Sectormanager Vergunningen
Mw. drs. I.A.M.J. Sweep
Verzending
Deze ontwerp-VVGB wordt verzonden aan gemeente Bloemendaal.
Provincie
Noord-Holland
71 13
356502/374972
B
VOORSCHRIFTEN
Voorschriften
1.
Bij vergroting van het bruto vloeroppervlak (600m ) dient te worden
2
aangetoond dat de berekende stikstofdepositie zoals weergegeven
in tabel 1 en 2 op pagina's 11 en 1 2 van deze beschikking niet
toeneemt. Deze motivatie dient tijdig en schriftelijk te worden
verstrekt aan het servicepunt van provincie Noord-Holland o.v.v. het
zaaknummer. De contactgegevens van ons servicepunt zijn als
volgt: postbus 3007, 2001 DA Haarlem, fax. 023-5421 766, e-mail:
[email protected]) t.a.v. de directie SVT, unit
handhaving Natuurbeschermingswet
C
OVERWEGINGEN EN T O E T S I N G E N
Wettelijk kader Natuurbeschermingswet
Beoordeling
aanvraag
Toetsingskader
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19d tot en met 1 9ka van de
Nbwet vormt het toetsingskader voor de beoordeling van de aanvraag.
Het project wordt uitgevoerd in het Natura 2000-gebied "KennemerlandZuid" en het voormalige beschermd natuurmonument "Duinen bij
Vogelenzang". Wij verlenen de (ontwerp) W G B in het geval dat met
zekerheid vaststaat dat het aangevraagde project de natuurlijke
kenmerken van het Natura 2000-gebied op zichzelf en in cumulatie niet
significant aantasten tenzij - bij afwezigheid van alternatieve
oplossingen - dwingende redenen van groot openbaar belang het
verlenen van een W G B noodzaken. Ingevolge artikel 1 5a, derde lid,
Nbwet, heeft de bescherming van dat deel van het gebied, dat zijn
status als beschermd natuurmonument heeft verloren, mede betrekking
op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de
ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke
betekenis van het gebied zoals bepaald in het van rechtswege vervallen
besluit. Voor zover deze doelen niet overlappen of strijdig zijn met de
instandhoudingsdoelen van het N2000-gebied behouden deze doelen
hun zelfstandige betekenis.
NHoooi
8 I 1 3
356502/374972
Beheerplan
Voor elk Natura 2000-gebied moet op termijn een beheerplan worden
opgesteld. Het beheerplan zal gedetailleerde informatie bevatten over
de aanwezigheid van natuurwaarden, de realisatie van de
instandhoudingsdoelstellingen en maatregelen die daartoe getroffen
dienen te worden. Het beheerplan kan daarnaast beschrijven welke
handelingen en ontwikkelingen het bereiken van de
instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen. Met de wijziging
van de Nbwet op 1 8 maart 201 0 (Stb. 201 0, 1 35) is de uitwerking
van de "oude" doelen van voormalige beschermde natuurmonumenten
in het beheerplan facultatief geworden, in plaats van dat daartoe een
verplichting geldt.
Voor het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid" is op dit moment
nog geen beheerplan als bedoeld in artikel 1 9a van de Nbwet
vastgesteld, zodat het beheerplan niet bij de beoordeling van de
aanvraag kan worden betrokken. Wel is de verspreiding van
kwalificerende soorten en habitattypen ten behoeve van het
beheerplanproces in beeld gebracht.
Deze kennis is wel gebruikt bij de toetsing van de aanvraag en het
opstellen van voorliggende ontwerpbeschikking.
Natuurlijke
kenmerken
van het Natura 2000-gebied
"Kennemerland-
Zuid"
Habitatrichtlijn
Het Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid" is aangemeld als speciale
b e s c h e r m i n g s z o n e a l s b e d o e l d in R i c h t l i j n 92/43/EEC van de Raad van
de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1 992 inzake de
instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
(hierna: de Habitatrichtlijn).
Bij beschikking van 7 december 2004 is dit
gebied door de Europese commissie onder de naam "KennemerlandZuid" en onder nummer NL 100001 2 geplaatst op de lijst van gebieden
van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio.
Het gebied kwalificeert zich voor de onderstaande habitattypen en
habitatsoorten:
Habitattypen
H2110
Embryonale duinen
H2120
Witte duinen
H21 30A
*Grįjze duinen (kalkrijk)
H2130B
*Grijze duinen (kalkarm)
H21 30C
*Grijze duinen (heischraal)
H2150
*Duinheiden met struikhei
H2160
Duindoornstru
w elen
Provincie
Noord-Holland
9|13
356502/374972
H2170
Kruipwilgstruwelen
H2180A
Duinbossen (droog)
H2180B
Duinbossen (vochtig)
H2180C
Duinbossen (binnenduinrand)
H21 90A
Vochtige duinvalleien (open water)
H21 90B
Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
H2190C
Vochtige duinvalleien (ontkalkt)
H2190D
Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten)
De met een * aangegeven habitattypen hebben de kwalificatie van
prioritair; voor deze typen geldt een zwaarder beschermingsregime.
Habitatsoorten
Hl 014
Nauwe korfslak
Hl 31 8
Meervleermuis
H l 903
Groenknolorchis
Beschermd Natuurmonumenten
Omdat de inrichting is gelegen buiten de begrenzing van het N2000gebied en de voormalige beschermde natuurmonumenten die binnen
het N2000-gebied zijn gelegen hun status hebben verloren met de
definitieve aanwijzing van het gebied als N2000-gebied, is externe
werking ten aanzien van de nabijgelegen voormalige beschermde
natuurmonumenten 'Duinen Vogelenzang' en 'Huis te Manpad' niet
langer aan de orde. Daarom zal hier niet nader op worden ingegaan.
Natura 2000
Het Habitatrichtlijngebied "Kennemerland-Zuid" en de voormalige
beschermde natuurmonumenten w a a r o n d e r v o r m e n gezamenlijk het
Natura 2000-gebied "Kennemerland-Zuid". Dit gebied is op 25 april
201 3 door de Minister van EZ definitief aangewezen als Natura 2000gebied. Ten opzichte van het ontwerp-aanwijzingsbesluit is de gevlekte
witsnuitlibel (complementair) komen te vervallen en is de
meervleermuis (overwintering) als soort van de Habitatrichtlijn
toegevoegd.
Effectenanalyse
Over de mogelijke effecten van de aangevraagde activiteiten op de
instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden merken
wij het volgende op.
De beoordeling van de aanvraag en de bijbehorende belangenafweging
vindt plaats in 4 stappen:
NHoooi
10 113
356502/374972
1. identificeren mogelijke negatieve effecten;
2. toets aan de instandhoudingsdoelstellingen en kenmerkende
waarden;
3. bepalen van cumulatieve effecten vanwege de uitvoering van andere
activiteiten;
4. noodzaak tot het nemen van mitigerende of andere maatregelen om
eventuele schadelijke effecten te beperken.
Voor de beoordeling van de aanvraag hebben wij gebruik gemaakt van
de volgende bij de omgevingsvergunningaanvraag ingediende stukken:
«
Aanvraagformulier Omgevingsvergunning 30 augustus 201 3
t
Habitattoets Buitenplaats Plantage: Efţectonderzoek
de Natuurbeschermingswet
in het kader
van
(Grontmij Nederland B.V., 19 maart
2014).
Daarnaast is gebruik gemaakt van de volgende documenten:
«
Profielendocumenten Habitattypen (Min. LNV, 2008)
»
Definitief aanwijzingsbesluit N2000-gebied K ennemerland-Zuid
»
Jaspers, C.J., M. Mouissie, D. Tuitert à F. K wadijk, 2010.
Stikstofdepositie
en natuur:
het slot en de sleutel. Toets: vakblad
over effectrapportage 1 7 ( 1 ) , 6 - 1 1 .
Ad 1. Identificeren
mogeli
j ke
negatieve
effecten
Van verstoring (externe werking) van habitatsoorten waarvoor het
Natura 2000-gebied is aangewezen is geen sprake gezien de ligging van
de horecagelegenheid buiten het N2000-gebied en de ongevoeligheid
van
de soorten
groenknolorchis
en nauwe korfslak voor zaken als licht
en geluid. De meervleermuis is wel gevoelig voor verstoring door licht
en geluid. De winterverblijfplaatsen waarvoor het gebied is aangewezen
zijn echter gelegen op geruime afstand van de planlocatie, effecten ten
gevolge van het gebruik van de horecagelegenheid zullen dan ook niet
optreden.
Een aantal habitattypen waarvoor het Natura2000 gebied is aangewezen
zijn wel gevoelig voor effecten van stikstofdepositie, als gevolg van de
mogelijke verkeersaantrekkende werking die van de horecagelegenheid
uit kan gaan. Voorliggende beschikking beperkt zich daarom alleen tot
de effecten van stikstofdepositie.
Ad 2. Toets aan de
instandhoudingsdoelstellingen
Voor de analyse van de effecten van stikstofdepositie van de
verkeersaantrekkende werking die de onderneming mogelijk zal
veroorzaken, is aansluiting gezocht bij de kentallen uit de CROW.
Hieruit volgen kengetallen voor het aantal motorvoertuigen per etmaal
op basis van het type inrichting en het bruto vloeroppervlak (BVO).
Provincie
Noord-Holland
11 I 1 3
356502/374972
Voor de Buitenplaats Plantage is uitgegaan van een BVO van 600 m wat
2
resulteert in 380 motorvoertuigen per etmaal. Met het rekenprogramma
OPS-Pro 201 3 (4.3.1 6) en emissiecijfers van het wegverkeer zoals
verstrekt door gemeente Bioemendaal zijn vervolgens
stikstofberekeningen uitgevoerd. Hierbij is de berekening aanvankelijk
uitgevoerd voor het gehele N2000-gebied waarna vervolgens het
invloedgebied is vastgesteld als zijnde het gebied waarbij de berekende
stikstoftoename > 0,05 m o l / h a / j a a r is. Berekende modeluitput kleiner
dan 0,05 mol is zodanig klein dat deze geen statistische
betrouwbaarheid meer geeft als relevante meetwaarde (stochastisch
betrouwbaarheidsinterval). Berekende waarden kleiner dan 0,05 m o l /
ha/jaar hebben dan ook geen ecologische effecten op de betreffende
habitattypen. Uit de gebiedsbrede analyse volgt dat het uiteindelijke
planeffect tot maximaal 1200m van de Vogelenzangseweg weg reikt.
Voor het gebied binnen deze effectafstand is de maximale en
gemiddelde toename van de stikstofdepositie bepaald voor de huidige
situatie (2014) en tevens de situatie over 1 0 jaar (2024) met inbegrip
van autonome ontwikkelingen (tabel 3.6 Habitattoets). Ook is gekeken
wat de betreffende oppervlakten zijn van de habitattypen binnen deze
zone en welk aandeel daarvan een verhoging van de stikstofdepositie
ondervindt ten gevolge van het plan (tabel 3.7 habitattoets). In
combinatie met de habitattype-specifieke gevoeligheid voor stikstof
(Kritische Depositie Waarde I KDW) en de mate waarin het habitattype
onder druk staat (overschrijding KDW nu en in de toekomst) is
vervolgens een uitspraak gedaan over het daadwerkelijke planeffect.
Het berekende planeffect is samengevat als volgt (tabel 1 en 2):
Tabel 1: Het berekende planeffect in de huidige situatie
(2014).
Arealen betreffen de oppervlakten van het betreffende habitattype waarop de
berekende depositie van toepassing is. Ngem = gemiddelde stikstoftoename en
Nmax is de maximale toename. Voor de relatieve bijdrage t.o.v. de KDW is in
onderstaande tabel alleen de maximale stikstoftoename gebruikt (worst-case).
Ngem
Nmax
toename
toename
(mol/ha/jr)
(mol/ha/jr)
H2130A
0,06
0,16
0,015
2,9
0,18
H2130B
0,06
0,18
0,025
20,1
2,39
H2160
0,05
0,08
0,004
1,3
0,07
H2180A
0,15
3,6
0,336
179,6
19,91
H2180B
0,04
0,07
0,003
0,19
0,16
H2180C
0,19
1,90
0,106
54,7
17,65
H2190B
0,07
0,2
0,014
3,4
4,72
H2190D
0,08
0,16
^,007
0,9
5,63
Habitattype
NHOOOI
% KDW
Areaal
% areaal t.o.v.
(ha)
totaal binnen
invloedsgebied
12|13
356502/374972
Tabel 2: Het berekende planeffect in de toekomstige situatie (2024).
Habitattype
Ngem
Nmax
toename
toename
X KDW
Areaal
"/o areaal t.o.v.
(ha)
totaal binnen
(mol/ha/jr)
(mol/ha/jr)
H2130A
0,05
0,14
0,01 3
1,6
0,10
invloedsgebied
H2130B
0,05
0,16
0,022
1 3,7
1,63
H2160
0,04
0,06
0,003
0,5
0,03
H2180A
0,1 3
3,2
0,299
1 51,7
16,82
H2180B
0,04
0,05
0,002
0,2
0,1 7
34,5
11,13
H2180C
0,1 7
2,2
0,1 23
H2190B
0,06
0,22
0,01 5
2,2
3,06
H2190D
0,07
0,12
«c0,005
0,4
2,50
Uit de berekende stikstofdepositie (zie ook tabellen 3.3 -h 3.5-3.7
Habitattoets) blijkt het volgende:
»
Voor 2024 is de depositie voor alle gevallen feitelijk lager dan nu als
gevolg van het dalen van de uitstoot van wegverkeer. Dat resulteert
tevens in een kleiner areaal dat wordt beïnvloed door het planeffect.
»
De berekende situatie voor 2024 is een worst-case benadering
omdat onder andere als gevolg van beheersmaatregelen in het
kader van Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) uitbreiding en
verbetering van habitattypen in de toekomst wordt beoogd. Nu is
uitgegaan van de arealen zoals die thans aanwezig zijn.
«
De berekende toenames en relatieve bijdragen ten opzichte van de
KDW leiden niet tot meetbare veranderingen in de kwaliteit van de
habitattypen. Deze waarden zijn namelijk in de praktijk zo klein dat
eventuele effecten op vegetatieniveau niet meer waarneembaar zijn
en daarmee toe te schrijven aan een individuele stikstofbron. De
waarden vallen volledig weg tegen de natuurlijke fluctuatie in de
achtergronddepositie. In het achtergronddocument van de
depositiekaart [RIVM, Grootschalige concentratie- en
depositiekaarten Nederland, Rapportage 2011] staat hierover
vermeld dat: Onvermijdelijke
variaties
in jaargemiddelde
X. Met deze onzekerheden
gehouden bij het gebruik
«
meteorologische
concentraties
en variaties
fluctuaties
geven
en deposities van 5 tot 10
moet rekening
van de concentratie
- en
worden
depositiekaarten.
V o o r d e habitattypen H2160 Duindoornstruweel, H2180 B
Duinbossen (vochtig), H2180C Duinbossen (binnenduinrand) en
H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) wordt de KDW
niet overschreden door de achtergronddepositie zowel nu als in de
toekomst.
»
Voor de habitattypen H2180A Duinbossen (droog) en H21 80C
Duinbossen (binnenduinrand) is sprake van grote variatie in de
omvang van de deposities op het aanwezige areaal binnen het
invloedsgebied wat ook de verschillen tussen de gemiddelde
bijdrage en de maximale bijdrage verklaart.
\ * é ė ŕ
Provincie
Noord­Holland
13 113
356502/374972
Nader bezien (tabel 3.7 Habitattoets) blijkt voor H21 80A 161,8 ha
te vallen in de depositieklasse 0,05-0,5 mol; 11,8 ha in de klasse
0,5-1 mol, 5,5 ha in de klasse 1-2 mol en slechts 0,5 ha in de klasse
2-4 mol. Los van het feit dat ook de maximale stikstofbijdragen
ecologisch gezien geen toename van betekenis geeft (zie
voorgaande tekst), blijkt hieruit dat het berekende effect voor 9096
van het aanwezige areaal binnen het invloedsgebied betrekking
heeft op deposities tussen de 0,05 en 0,5 mol en als de klasse 0,5-1
mol daarbij wordt betrokken 9796. Hoewel voor de duinbossen van
de binnenduinrand de K DW niet wordt overschreden zowel met als
zonder het planeffect, geldt nagenoeg hetzelfde als voor de droge
duinbossen als het gaat om de verdeling van de deposities over het
aanwezige areaal. 82,4 96 van het areaal heeft een depositietoename
van 0,0-0,5 mol en 92,396 als daar de klasse 0,5-1 mol bij genomen
wordt.
»
De autonome daling van de achtergronddepositie voor de
habitattypen waarbij de achtergronddepositie in 2024 (excl.
planeffect) nog altijd hoger is dan de K DW (H21 30A, H21 30B,
H21 80A)) is vele malen groter (-1 52 tot -1 59 m o l / h a / j r ) dan de
berekende stikstoftoenamen die maximaal op een klein gedeelte
van het areaal zijn berekend (max. 0,16 - 3,6 m o l / h a / j r . ) . De
berekende waarden leiden dan ook niet tot een verminderde afname
van de autonome door beleid gegenereerde daling van de
achtergronddepositie en vormen dan ook geen belemmering voor
uitbreiding of kwaliteitsverbetering van de habitattypen waarop de
instandhoudingsdoelstellingen zien, zodat significante effecten zijn
uitgesloten.
Ad 3. Cumulatieve
effecten
Op grond van de Nbwet dient bekeken te worden of een te vergunnen
project afzonderlijk, maar ook in combinatie met andere projecten
significante gevolgen kan hebben.
Deze cumulatietoets is vooral van belang voor projecten die een
mogelijk negatief (maar niet significant) gevolg hebben, om te bezien of
een project in cumulatie alsnog t o t een significant effect zou kunnen
leiden. Gezien de verwaarloosbare individuele stikstofbijdragen (vele
malen kleiner dan 0,596 van de K DW waarboven sprake zou kunnen zijn
1
van relevante gebiedsbijdragen ) die wegvallen tegen natuurlijke
fluctuaties in achtergronddepositie, lokaal werkzaam zijn op een
beperkt areaal en daarmee niet kwalificeren als gebiedsrelevante bron
en ook in geen geval de autonome daling in gevaar kunnen brengen, is
van significante effecten geen sprake.
' Zie Jaspers et al. 2 0 1 0
NHoooi