091. Ontbloot op de drempel - TESJOEVA

Download Report

Transcript 091. Ontbloot op de drempel - TESJOEVA

Ontbloot op de
drempel
091. Zav (Vloeiing)
Chesjwan IV (22 Chesjwan 5775, 15 november 2014)
Tora: Leviticus 15:1-24
Haftara: Jeremia 11:1-16
Sjaliach: Openbaring 18:20-24
Sjier: Psalm 80
Volgende week lezen we Ki jazoev (En zij vloeit):
Leviticus 15:25-16:34, Jesaja 4, Mat.11:1-12:8, Ps. 81
Zav
© 2014 Sjemajah www.sjemajah.nl.
Illustraties Tobias Lengkeek www.tobiaslengkeek.nl.
Deze uitgave is bedoeld voor liturgisch gebruik in de
Messiaanse gemeente Tesjoeva te Emmeloord
Chesjwan IV
www.tesjoeva-gemeente.nl
Wees welkom in onze samenkomsten om deze seder te bestuderen:
Elke 1e, 3e en 4e sjabbat van de maand om 10.00 uur
Buurthuis 'de Erven', Amstelland 2 te Emmeloord
Leviticus 15:1-13
Dan spreekt JHWH met Mozes en Aharon. Hij zegt: “Spreek met de
Israëlieten over de mannelijke vloeiing. Wanneer welke man dan ook een
bloedvloeiing heeft vanuit het lid van zijn vlees, dan is die afscheiding onrein.
Ook de man zelf wordt er onrein door, of zijn vloeiing nu zichtbaar vloeit, of
dat zijn vleselijk lid verstopt is door bijvoorbeeld nierstenen, in elk geval is hij
onrein geworden door de vloeiing. Elk bed waarop een man vloeit is onrein
en elke zitplaats waarop hij vloeit ook. Wie een dergelijk onrein meubel
aanraakt door gebruik, wordt er onrein door, zolang het niet gereinigd is. Hij
zal zijn kleren wassen en een bad nemen. Totdat de de schemering invalt, is
hij onrein. Wie een man die gevloeid heeft aanraakt door hem een hand te
geven of te omarmen, met hem te vechten of hoe dan ook, hij zal zijn kleren
wassen en zich baden, hij is onrein totdat de schemering invalt. Zelfs
wanneer de onreine die gevloeid heeft op een reine spuugt, draagt hij de
onreinheid op hem over. Hij zal zijn kleren wassen en zich baden, hij is
onrein totdat de schemering invalt. Andere erkende vormen van overdracht
zijn: Zadels en andere voorwerpen waarmee de man werkt, worden onrein,
en zullen door het gebruik ervan ook anderen onrein maken. Wanneer de
onreine iemand een hand geeft zonder eerst zijn hand af te spoelen, wordt de
ander onrein. Wanneer de onreine aarden potten en ander aarden gerei
aanraakt, wijkt de onreinheid pas bij het stukbreken ervan. Onrein geworden
houten voorwerpen kunnen afgespoeld worden.
Wanneer de vloeiende man stopt met vloeien en dus rein wordt doordat hij
geen bloed meer vloeit, zal hij een periode van zeven dagen van reiniging
ondergaan. Dan zal hij nogmaals zijn kleding wassen en zich baden in een
mikve, gevuld met stromend water, dan zal hij weer rein zijn.
In het midden van de Tora
We lazen over de vaderen, Abraham, Izak en Jakob, hun rechtvaardige wandel
en hun profetische ervaringen. We lazen over slaven die volledig beheerst
werden door de slang, maar bevrijd werden door JHWH, de Almachtige God
van de Hebreeën. We zagen dat God niet alleen bevrijden wil, maar ook
verlossen, en aannemen als scheppingspartner om de aarde te herscheppen tot
een Koninkrijk van heelheid en verrukking. We leerden Zijn Thuis kennen,
want ja, als partner kom je bij elkaar thuis, en leer je elkaar in detail kennen.
Toen bleek dat niet alleen Israël bepaalde gevoeligheden had, maar JHWH ook,
net zo goed. Zo had Israël moeite om te wachten op de volle zegen, en een tijd
van ontbering wilden ze niet uit Zijn hand ontvangen. Zo was het voor God
zwaar te verteren dat Israël een andere god net zo makkelijk vereren kon, en dat
ze onbedachtzaam Zijn grenzen vergaten toen de priesters Nadav en Avihoe
doordrongen tot in de meest intieme plaats van God.
Zo zijn we in het midden van de Tora aangekomen. De seder van deze week en
die van de komende twee weken, bestrijken het midden van de Tora. In het
midden kunnen we vinden wat het meest te koesteren is, wat het meest te
beschermen is, maar ook wat ons in verlegenheid brengt, omdat de laatste
bedekking wordt weggenomen en we in onze naaktheid zichtbaar worden. Dat
geldt voor ons, en ook voor God.
Intiem
Als we de afgelopen sedariem nog eens door onze gedachten laten gaan, blijkt
nu, dat we dit ook met een heel andere insteek kunnen lezen. Als buitenstaander
leek het allemaal zo heftig wat er gebeurde, dood, ziekte en afzondering,
waarom zoveel ellende in de tekst? Is Gods huis dan gevuld met ellende en
gebrokenheid?
Maar nu blijkt dat we insiders zijn geworden! We zijn meegevoerd langs alle
rottigheid van het leven, zijn er deel van geworden en hebben het een plek
gegeven. Het is de rode draad van het bloedvloeien dat het lijden laat zien,
lijden dat in wat voor vorm dan ook, het leven aantast, ons van het leven
berooft. De rode kleur van het lijden ging aan Israël niet voorbij, en gaat ook
ons niet voorbij. Het is zelfs een deel van Gods Woning geworden, en ook een
deel van onszelf, als bouwstenen van die Woning. We worstelden ons er
doorheen, en zijn met de gereinigde melaatse als het ware ingewijd tot het
gezalfde priesterschap (afl. 89) waartoe heel het volk Israël geroepen is. We
hebben het lijden niet veracht, en het onrechtvaardige ervan niet volledig
afgewezen maar aanvaard uit Gods hand. En nu worden we als mens zichtbaar,
zonder kleren, inclusief onze intiemste verlangens (vs. 16-18). Daar staan we
dan, naakt, verlegen en onrein, want wie zijn wij?
En dan... dan wil God ons binnenlaten in Zijn Intiemste kamer, het
Allerheiligste. Wat een paradox! Maar juist dit, bewijst Zijn intieme liefde voor
die beschaamde mens! Schaamte maakte de mens tot een balling (Gen. 3:10),
schaamte is nog steeds ons deel nu we in alle naaktheid, op het punt staan God
te ontmoeten.
Vloeiingen
Nu we als mens op deze plaats in naaktheid zichtbaar worden, vloeit er van
alles. Bloed, maar ook zaad en eitjes. Die laten allebei iets zien van de ultieme
'werken van de mens', het laat namelijk iets zien van de vrucht (dat wat ergens
uit voortvloeit) van wat hij in het leven doet. In fysieke zin brengen we bloed
en ongebruikt zaad en ongebruikte eitjes voort, maar ook in heel onze
levenswandel en handel doen we dat.
Wanneer we bloed voortbrengen, leert ons dat hoe we het leven verspillen.
Leven van onszelf, maar ook en vooral dat van de ander die door ons toedoen
soms een stuk leven verliest. Wanneer je eenmaal tot het besef komt dat dit
inderdaad voorkomt in jouw situatie, dat er dus door jouw toedoen een stuk
leven wegvloeit, kun je er soms ook nog eens niets aan doen. Je staat erbij en je
kijkt ernaar. Het een realiteit waaruit ontsnappen onmogelijk lijkt. Een realiteit
waardoor het schaamrood je naar het hoofd stijgt.
Wanneer we ongebruikt zaad of ongebruikte eitjes voortbrengen, dan hebben
we juist iets gemist! We kregen kansen en mogelijkheden van God in
overvloed, maar we misten de kans, zodat de potentie om het leven te herstellen
en te voeden en te vermeerderen, door ons toedoen niet kon uitkomen. Ook om
die reden stijgt het schaamrood ons soms boven het hoofd. We vloeien van
alles, maar wat bestemd is voor het leven, bewerkt negen van de tien keer dood
en vruchteloosheid.
Heet onder de voeten
Zo leren we de mens kennen, in Gods Woord. Hij windt er nu geen doekjes om,
het is triest gesteld met ons. Maar dan wordt er niet de gereformeerde bijl op
losgelaten! Het gaat hier niet over “De mens die sléchts geneigd is tot het
kwaad, en die tot niets goeds in staat is, brandhout voor de hel.” Dat wordt hier
niet gezegd! Als Hij laat zien hoe de mens eruit ziet, houdt Hij hem slechts de
spiegel voor. En dan overkomt ons de schaamte. We durven bijna geen stap
meer te zetten, want zo dichtbij God, wordt het ons heet onder de voeten. Maar
wat een hel zou moeten zijn (de realiteit van Gods aanwezigheid als een vuur
dat ons zomaar verteren kan) blijkt liefde en genade te zijn! De God van
barmhartigheid, die het leven wil, en niet de dood. Hij zegt niet, “Blijf asjeblieft
weg, jij zondaar!” maar “Kom verder!” Zoals hij eens aan Mozes liet zien dat je
in het vuur kunt verblijven, zonder te verteren (afl. 49). Het is misschien niet zo
prettig om op deze manier ontmaskerd te worden, en om in alle naaktheid
bekeken te worden, dat is ook zo. Maar bij God brandt nu eenmaal alles weg
dat de dood dient, zodat het naakte leven overblijft. En Hij heeft de naakte
mens niet slecht gemaakt! En Hij wil ook niet dat hij beschaamd blijft. Hij wil
hem welkom heten. Welkom in het vuur van Zijn aanwezigheid.
Thuiskomen
Het punt is dus niet dat de mens in wezen slecht is, maar dat hij onrein is. En
die onreinheid is tijdelijk. Want een periode van reiniging is bepaald over
iedereen die stopt met het dienen van dood en onvruchtbaarheid. Zeven dagen
geeft God aan hem, om van onreinheid naar reinheid terug te keren. Zeven
dagen geduld, en dán kan de mens weer zonder schaamte en volkomen rein zijn
in Gods ogen. Ondanks zijn werken die de dood hebben gediend en ondanks
zijn onvruchtbaarheid. Dat is de bijbelse boodschap! God ontmoeten kan wél,
ook al ben je zo schuldig dat je je schaamte niet de baas kunt. Het hoeft
gelukkig niet ogenblikkelijk, Hij heeft zeven dagen gegeven om je reinheid ook
door te laten werken in heel je leven. Die zeven dagen komen steeds terug in de
Tora. Zeven scheppingsdagen, en op de achtste dag is er opstanding. Zeven
dagen of millennia, waarop onreinheid een risico is, en dan de achtste dag van
volmaaktheid. Dat is de dag dat God bij de mensen komt wonen, omdat er dan
geen dood meer is, geen lijden, geen pijn en tranen. Op die dag, komen we
Thuis bij Hem.
Verdiepende verbanden:
Onvruchtbaarheid en gebrokenheid neemt de mens mee tot op de drempel van
de hemel. Maar dan maakt God er een einde aan, en verwelkomt de mens. (Lev.
15:13-15, Jer. 11:15-16, Ps. 80:17, 20, Op. 18:21)
 De mens brengt dood en onvruchtbaarheid voort, zodat hij in het
huidige leven niet geschikt is om bij God te wonen. Die strekking
hebben Tora en Profeet en Apostel.
 Maar de Psalm bidt, dat God tóch blinkend verschijnen zal, ondanks
onze onreinheid (vs. 2-4).
 De vruchtbare wijnstok in de Psalm (vs. 9-12) en de goede olijf in de
Profeet (vs. 16), laten Israël in haar hoogtijdagen zien. Hoe kan het dat
het volk Israël dit inderdaad bereikte? Dat God bij hen woonde terwijl
zij vloeiden met allerlei onrecht?
 De rol van de Hogepriester (volgende week) lijkt op de rol van de Zoon
in de Psalm (vs. 16-18). Hoe zijn zij verbonden? Wat zegt dit over toen
Israël bloeide en vruchtbaar was? Wat zegt dit over Israël? En wat zegt
het in ultieme zin over Jesjoea?