Aanvulling 36 Ontwikkeling voor en na de geboorte

Download Report

Transcript Aanvulling 36 Ontwikkeling voor en na de geboorte

12.3 Zwangerschap
Met een echoapparaat kun je naar een ongeboren
baby kijken.
Zo kun je de groei en hartslag controleren.
Bron is vervallen.
Klopt het hart van een ongeboren baby sneller,
even snel of langzamer dan het hart van de
moeder?
A sneller
B even snel
C langzamer
Hoe veranderen moeder en kind?
De bevruchting is goed verlopen en het embryo is
ingenesteld in de baarmoeder. Nu gaat de ontwikkeling
heel snel. Al in de eerste twaalf weken van de
zwangerschap ontstaan alle organen van het kindje
(bron 1). Dit is de embryonale fase.
Aan het eind van de embryonale fase ziet het kindje er
vanbuiten en vanbinnen als een mensje uit, maar is nog
heel erg klein. Vanaf nu groeit het kindje alleen nog
en heet het foetus (spreek uit: feutus).
Aan de buik van de zwangere vrouw is die eerste
twaalf weken niet veel te zien. Wel kan ze zich moe en
misselijk voelen en trek hebben in ander eten. Pas als de
foetus ongeveer twintig weken oud is, wordt de buik
van de vrouw dikker. Ze kan het kindje nu ook voelen
bewegen.
Doordat de foetus steeds groter wordt, komen de
organen in de buik van de zwangere vrouw in de
verdrukking (bron 2). De vrouw kan daardoor last van
oprispend maagzuur krijgen. Ook moet ze vaker naar de
wc, omdat haar urineblaas geen ruimte meer heeft voor
veel urine.
De moeder krijgt ook grotere borsten. Het hormoon
progesteron stimuleert de groei van melkklieren in de
borsten. De borsten worden ook groter door extra vet.
Dit vet beschermt de melkklieren.
hersenen
55 mm
hart
armen
ogen
benen
oren
2
4
6
8
10
12
tijd (weken)
BRON 1 De
ontwikkeling van een embryo
long
melkklieren
lever
maag
dunne
darm
urineblaas
vagina
dikke
darm
baarmoeder
BRON 2 Tijdens de zwangerschap komen de organen van
een vrouw in de verdrukking.
81098-12-P-03
12 Voortplanting
© Noordhoff Uitgevers bv
Hoe leeft het kindje in de
baarmoeder?
foetus navelstreng- bloedvaten
ader
foetus
vruchtvliezen
bloedvaten spierlaag
moeder
In bron 4 zie je de embryo in de baarmoeder. Het
embryo (en later foetus) ‘zwemt’ in vruchtwater. Dat
vruchtwater beschermt het embryo tegen beschadiging
als de moeder haar buik stoot. Om het vruchtwater
liggen de vruchtvliezen. Op de plaats waar het embryo
ingenesteld zit, groeit de moederkoek of placenta. De
placenta bestaat uit bloedvaten van de baby en de
moeder.
De placenta houdt veel schadelijke stoffen en ziekte­
verwekkers tegen, maar nicotine uit sigaretten, alcohol,
drugs en het rodehondvirus komen via de placenta wel
bij het embryo. Deze stoffen zijn slecht voor de
ontwikkeling van het embryo of de foetus: het gaat
slechter groeien en kan afwijkingen krijgen of
doodgaan.
Schadelijke stoffen hebben vooral veel effect in de
eerste weken van de zwangerschap. Bron 5 laat dit zien
voor het rodehondvirus. Rodehond is een besmettelijke
ziekte. De ziekte is niet gevaarlijk, behalve voor
ongeboren kinderen die er onder andere oogafwijkingen
en gehoorverlies van kunnen krijgen.
De gevolgen van alcohol op de hersenen van een
ongeboren kind zijn groot. Door de alcohol groeien
de hersenen niet goed. Het kind heeft dan meestal
een verstandelijke beperking en is ook kleiner dan
leeftijdsgenoten.
Bij een op de tien zwangerschappen gaat er in de eerste
twaalf weken van de zwangerschap zonder aanwijsbare
redenen iets mis bij de ontwikkeling van het embryo.
Hierdoor sterft het embryo en wordt afgestoten. De
vrouw krijgt dan een miskraam.
vruchtwater
navelstreng
navelstrengslagaders
placenta
baarmoederwand
BRON 4 De foetus in de baarmoeder is via de navelstreng
verbonden met de
placenta.
8036D7E8
4B-2HV-L-12-3-04
100
%
De foetus is via de navelstreng met de placenta
verbonden. Door de navelstreng lopen drie bloedvaten:
twee navelstrengslagaders en één navelstrengader. In
de placenta lopen de bloedvaten van de foetus dicht
langs de bloedvaten van de moeder. De wanden van de
bloedvaten zijn zo dun dat hier stoffen kunnen worden
uitgewisseld.
• Alle stoffen die het embryo nodig heeft, zoals
voedingsstoffen en zuurstof, gaan van het bloed van
de moeder via de navelstrengader naar het embryo.
• Afvalstoffen, zoals koolstofdioxide, gaan van het
kindje door de twee navelstrengslagaders naar het
bloed van de moeder.
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
eerste 10 weken week 11-12
week 13-14
(Gegevens: www.rijksvaccinatieprogramma.nl)
week 15-16
BRON 5 De kans op ernstige afwijkingen door het
rodehond­
virus in de eerste vier maanden van de zwangerschap.
8036D7E9 4B-2HV-L-12-3-05
Bron is vervallen.
81098-12-P-03
12 Voortplanting
© Noordhoff Uitgevers bv
ontsluiting
BRON 7 De
uitdrijving
nageboorte
drie fasen van een bevalling
Hoe gaat de bevalling?
Een zwangerschap duurt gemiddeld veertig weken. Dan
is de baby klaar om geboren te worden. De baby ligt
met het hoofdje naar beneden, tegen de baarmoeder­
mond aan (bron 7). Een arts of verloskundige helpt bij de
bevalling.
Bron is vervallen.
Vanaf zes weken voor de bevalling heeft de vrouw af
en toe een wee. Een wee is het samentrekken van de
spieren in de baarmoederwand. Door deze eerste weeën
komt de baby met zijn hoofdje goed voor de baar­
moeder­mond te liggen. Deze weeën heten indalings­
weeën.
De bevalling zelf gaat in drie fasen (bron 7).
1 De bevalling begint als de weeën met regelmatige
tussenpozen komen. Door deze weeën gaat de
baarmoedermond open. Dat heet ontsluiting. Vlak
voor of tijdens de onsluiting breken de vruchtvliezen.
Het vruchtwater loopt via de vagina naar buiten.
2 De uitdrijving begint als de baarmoedermond ver
genoeg open is. Sterke persweeën duwen de baby
door de vagina naar buiten.
3 Nadat de baby geboren is, begint de nageboorte.
Een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de
resten van de navelstreng naar buiten.
Bron is vervallen.
Nadat de baby geboren is, begint hij te ademen. Daarom
maakt de verloskundige snel het mondje schoon. Dan
knijpt ze de navelstreng dicht met twee klemmetjes.
De navelstreng wordt tussen de twee klemmetjes
doorgeknipt. Het stompje navelstreng dat nog
aan de baby zit, valt na een paar dagen af. Het litteken
dat overblijft, is de navel.
81098-12-P-03
© Noordhoff Uitgevers bv
12.3 Zwangerschap De baby ligt voor de geboorte niet altijd met het hoofd
voor de baarmoedermond. In bron 10 zie je een
stuitligging en een dwarsligging. Bij een dwarsligging
kan de baby niet via de vagina geboren worden. De arts
besluit dan om een keizersnede te doen. Dat is een
operatie, waarbij een chirurg een snee maakt onder in
de buik. Ook als de placenta voor de baarmoedermond
ligt, wordt een baby met een keizersnede geboren.
stuitligging
Hoe ontstaat een tweeling?
BRON 10 Soms
mond.
Soms groeien er twee baby’s in de baarmoeder: een
tweeling. In bron 11 zie je dat een tweeling op twee
manieren kan ontstaan.
1 Een eeneiige tweeling ontstaat uit één eicel en één
zaadcel. Tijdens de eerste delingen van de bevruchte
eicel splitst het bolletje cellen zich in tweeën. De
twee bolletjes cellen nestelen zich allebei in de
baarmoeder en groeien elk uit tot een baby. Doordat
de baby’s uit één eicel zijn ontstaan, zijn ze altijd van
hetzelfde geslacht en lijken ze sprekend op elkaar.
2 Een twee-eiige tweeling ontstaat als er bij de
eisprong twee eicellen tegelijk vrijkomen. Vaak komt
dit doordat in beide eierstokken tegelijk een eicel
rijpt. Als beide eicellen bevrucht worden, ontstaan er
twee baby’s. Deze baby’s kunnen op elkaar lijken,
maar dat hoeft niet. Het kunnen zussen zijn of
broers, maar ook broer en zus.
Bij een twee-eiige tweeling zijn er altijd twee placenta’s
en heeft ieder embryo zijn eigen vruchtvliezen (bron 12).
De placenta’s kunnen wel met elkaar vergroeien.
Als bij een eeneiige tweeling de splitsing vóór de
innesteling plaatsvindt, heeft ieder embryo ook zijn
eigen placenta en vruchtvliezen. Bij één procent van de
eeneiige tweelingen vindt de splitsing pas plaats na de
innesteling. De embryo’s delen dan de placenta en de
vruchtvliezen (bron 12).
Behalve tweelingen, worden er soms ook drielingen,
vierlingen of zelfs nog meer baby’s tegelijk geboren uit
één moeder. De natuurlijke kans op een meerling is heel
klein: voor een drieling 1 op 6400 zwangerschappen,
voor een vierling 1 op half miljoen en voor een vijfling 1
op 40 miljoen.
Een meerlingzwangerschap geeft wel meer risico op een
te vroege geboorte dan een zwangerschap van één
baby. Met meer baby’s in één baarmoeder is er minder
ruimte voor elke baby apart. Daardoor worden ze vaak
te vroeg geboren.
dwarsligging
liggen baby’s niet goed voor de baarmoeder­
één bevruchting
twee bevruchtingen
bolletje
cellen
splitst
zich
twee-eiige tweeling
eeneiige
tweeling
BRON 11 Het
tweeling
ontstaan van een twee-eiige en een eeneiige
BRON 12 Hoe tweelingen in de baarmoeder zitten. De situatie
op de rechtertekening komt zelden voor.
81098-12-P-03
12 Voortplanting
© Noordhoff Uitgevers bv
Veranderingen tijdens de zwangerschap
• Als het embryo twaalf weken oud is, heet het een
foetus en heeft het alle organen. Het groeit alleen nog.
• Bij de moeder groeien de melkklieren in de borsten
en komen haar organen in de buik in de verdrukking
doordat de foetus groeit
In de baarmoeder
• Het vruchtwater beschermt de foetus.
• Het embryo (foetus) krijgt stoffen en geeft stoffen af
via de placenta en navelstreng:
– uit het bloed van de moeder gaan via de
navelstrengader voedingsstoffen en zuurstof naar
het bloed van het embryo
– uit het bloed van het embryo gaan via twee
navelstrengslagaders afvalstoffen naar het bloed
van de moeder
• Via de placenta kunnen ook schadelijke stoffen bij
het embryo komen.
Bevalling
• Door indalingsweeën komt de baby goed voor de
baarmoedermond te liggen.
• Ontsluiting: door weeën gaat de baarmoedermond
open. De vruchtvliezen breken.
• Uitdrijving: door persweeën komt de baby naar
buiten.
• Nageboorte: de placenta met vruchtvliezen en resten
van de navelstreng komen naar buiten.
• Een keizersnede is een operatie waarbij de arts de
baby via een snee uit de buik haalt, bijvoorbeeld bij
een dwarsligging.
Tweelingen
• Een eeneiige tweeling is ontstaan uit één eicel en
één zaadcel. Ze zijn altijd van hetzelfde geslacht.
• Een twee-eiige tweeling is ontstaan uit twee eicellen
en twee zaadcellen. Ze zijn niet altijd van hetzelfde
geslacht.
Ivf
Sommige vrouwen kunnen niet
zwanger worden, bijvoorbeeld
doordat de eileiders verstopt zijn.
De vrouw is dan onvruchtbaar.
2 Met een naald worden
uit een eierstok een paar
rijpe eicellen gehaald.
Als een vrouw toch zwanger wil
worden kan een arts de eicellen
buiten het lichaam van de vrouw
bevruchten. Dat heet ‘in vitro
1 Een vrouw krijgt extra
hormonen. Hierdoor rijpen
er meerdere eicellen.
3 De eicellen worden in
een schaaltje met
voedingstoffen gedaan.
4 Bij de eicellen
worden zaadcellen
van de man gedaan.
5 In het schaaltje worden
enkele eicellen bevrucht. Deze
groeien uit tot een bolletje cellen.
BRON 13 Zo
6 Een bolletje cellen wordt in
de baarmoeder gebracht.
Hier nestelt het bolletje cellen
in en groeit uit tot een baby.
fertilisatie’ of ivf.
Ivf betekent bevruchting (fertilisatie)
in glas (vitro). Een baby die zo ont­
staat, heet ook wel reageer­buisbaby.
In bron 13 zie je hoe ivf gaat.
Eerst krijgt de vrouw een behande­
ling met hormonen. Hierdoor rijpen
er meerdere eicellen tegelijk.
De arts haalt een aantal rijpe eicellen
uit de eierstokken en doet ze in een
schaaltje. Dan doet hij er zaadcellen
van de man bij. Bevruchte eicellen
gaan zich dan delen. De arts brengt
op dag 3 of 4 na de bevruchting
maximaal twee bolletjes cellen
(embryo’s) in de baarmoeder. De
bolletjes cellen kunnen zich dan
gaan innestelen. Dat gebeurt niet
altijd: ongeveer 1 op de 5 bolletjes
cellen groeit uit tot baby.
gaat ivf.
81098-12-P-03
© Noordhoff Uitgevers bv
12.3 Zwangerschap