Transcript Download
WERKGROEP “ZIEKENHUISACCREDITATIE - JCI” VERGADERING VAN 27 MAART 2014 VERSLAG AANWEZIG: mevrouwen A.BLUEKENS, E.CARLIER, I.DE KEERSMAECKER, V.DE TROYER, B.DEVOLDER, V.DRAELANTS, F.HAUSPIE, I.HUYGH, N.PAREDIS, E.PEETERS, M.ROGIERS, L.SCHUEREMANS, I.SEDEIJN, L.STAESSEN, K.VAN BRUSSEL, L.VAN DIJCK, N.VAN HOOF en A.VANNESTE de heren T.COOLEN, P.COSEMANS, M.DE BEUKELEER, M.HASPESLAGH, J.HELLINGS, J.RUTTEN, S.VANDECANDELAERE, H.VAN DER MUSSELE, S.VANDEPERRE en G.VERBRUGGEN * * * 1. Goedkeuring van het verslag van de vorige vergadering Het verslag van de vorige vergadering wordt goedgekeurd. 2. JCI en wetgeving Vanuit JCI wordt verwacht om het wetgevend kader aan een aantal standaarden te linken. In ‘The Survey Process Guide’ is een worksheet opgenomen waarin duidelijk wordt aangegeven welke items daarbij moeten bekeken worden. Naast het opsommen van de wetgeving dient ook te worden aangegeven in welke mate de vigerende wetgeving overeenstemt met de standaarden en al dan niet strikter is dan datgene wat JCI voorschrijft (tabel pagina 145). Dit is niet enkel een erg tijdsintensief proces, maar de meerwaarde om dit door ieder individueel ziekenhuis te laten uitwerken, is erg beperkt. Daartoe werd beslist om vanuit ICURO (in samenwerking met UZ Leuven) de oefening te maken en vervolgens dit overzicht ter beschikking te stellen aan de Vlaamse ziekenhuizen. Gert Verbruggen, binnen ICURO als projectmedewerker tewerkgesteld met een financiering van de Vlaamse overheid, heeft een eerste versie klaar en geeft toelichting omtrent een aantal punten in de werkgroep. Gert schetst welke stappen reeds zijn gezet in het opstellen van de tabel. UZ Leuven had in het verleden reeds drie keer (2 maal UZ en 1 maal UPC) de oefening gemaakt in het kader van de surveys voor het behalen van een accreditatielabel. Dit was steeds gebaseerd op de verwachtingen vanuit de 4de editie van de standaarden. Uit dit overzicht konden zeker heel wat elementen gehaald worden om vervolgens de vertaalslag te maken naar de 5de editie van de standaarden. Op dit moment wordt de tabel gefinaliseerd. Als lay-out werd de tabel zoals opgenomen in ‘The Survey Process Guide’ gebruikt. Er werd enkel een kolom aan toegevoegd om aan te geven welke standaarden bijkomend zijn opgenomen in vergelijking met de 4de editie van de standaarden. Pagina 1 van 10 Waar mogelijk wordt gerefereerd naar de bron. Enerzijds werd daarvoor het boek ‘De gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen’ (Ceuterick, G, 2013) gebruikt. Anderzijds werden uittreksels uit het Staatsblad gekopieerd en opgeslagen als een genummerd pdf-document. Deze documenten worden samen in de tabel aangeleverd. Praktisch wordt nog meegegeven dat het document op dit moment wordt gefinaliseerd. Alvorens de tabel kan verspreid worden in de sector, dienen nog een aantal punten te worden meegegeven: De oefening van het linken van de standaarden aan de wetgeving is uitgevoerd door de Q & S-medewerker. Er kunnen met andere woorden geen strikte garanties gegeven worden omtrent de volledigheid en de correctheid van de content. De ‘houdbaarheidstermijn’ van de tabel. Ten gevolge van wijzigende wet- en regelgeving zal het nodig zijn om de tabel op regelmatige basis (jaarlijks) te updaten. ICURO kan dit coördineren, maar eenieder voelt aan dat de betrokkenheid en de inbreng van alle ziekenhuizen hierin belangrijk zal zijn. Zo kan gevraagd worden of ziekenhuizen na het doorlopen van een (proef)audit de nodige feedback aanreiken om dit mogelijk te maken. De verspreiding kan enkel gebeuren mits akkoord van ICURO. Ziekenhuizen krijgen het advies om ter voorbereiding van een audit deze tabel toch op voorhand te bestuderen zodat minimaal 1 medewerker goed op de hoogte is van de inhoud. Dit maakt het mogelijk om tijdens de audit snel te kunnen reageren op vragen van de surveyors omtrent de link naar wetgeving. Bespreking in de werkgroep Na de toelichting worden een aantal punten aangehaald: Vanuit het UZA wordt aangegeven dat zij intern ook deze oefening hebben afgewerkt. Er wordt afgesproken om beide versies naast elkaar te leggen. Binnen het UZA is daarbij gewerkt met hyperlinks wat het grote voordeel biedt dat in geval van een wijziging steeds wordt verwezen naar de meest recente versie. ICURO heeft dit ook overwogen, maar daarbij dient te worden nagegaan in welke mate sommige documenten auteursrechterlijk zijn beschermd. In de marge wordt aangegeven dat er vanuit de firma Kluwer interesse is om dit naar de toekomst toe aan te leveren. Hun expertise, grondigheid en vaardigheid inzake het opvolgen van wetgeving is daarbij zeker een sterk gegeven. Toch dienen ziekenhuizen zich ook te realiseren dat daar veelal een financieel prijskaartje aan wordt gekoppeld. ICURO gaat in de loop van de komende weken het gesprek aan met Kluwer teneinde de implicaties tot samenwerking/uit handen geven van dit werk te bespreken. Dit wordt zeker teruggekoppeld in de volgende vergaderingen. In één van de kolommen wordt gevraagd om aan te geven in welke mate de wetgeving strikter is ten aanzien van de verwachtingen opgenomen in de standaarden. Eén van de leden geeft aan dat het toch niet zo eenvoudig is om hier eenduidig aan te wijzen welke criteria worden gevolgd. Hieromtrent wordt aangegeven dat hierrond geen criteria kunnen meegegeven worden, maar veelal intuïtief wordt aangevoeld in welke mate de verwachtingen explicieter en uitgebreider zijn. Pagina 2 van 10 Tot slot wordt nog gevraagd in welke mate ook de eisen van het eisenkader zijn meegenomen in dit document. Hierop wordt aangegeven dat de vraag heel expliciet is gesteld aan JCI of zij deze eisen ook als lokale wet- en regelgeving beschouwen. JCI was daar heel formeel in dat dit niet zo wordt bekeken en heeft dit ook via e-mail bevestigd (evenals NIAZ trouwens). In de marge wordt meegegeven dat de conceptversie van deze tabel vanuit het Jan Ypermanziekenhuis werd voorgelegd aan de JCI-consultants tijdens hun MOCK-survey. Hieromtrent werden geen majeure opmerkingen aangekaart. 3. Ervaringen na een GAP/MOCK op basis van de 5de editie van de standaarden Heidi Werckx wordt door onvoorziene omstandigheden verontschuldigd voor dit agendapunt. De ervaringen vanuit het Ziekenhuis Oost-Limburg (Genk) zullen op een later tijdstip ingebracht worden in de werkgroep. Intussen heeft het Jan Ypermanziekenhuis (Ieper) ook een MOCK-survey gekregen, toegespitst op de 5de editie van de standaarden. Helaas kon er niet onmiddellijk iemand vanuit het ziekenhuis participeren aan dit overleg, maar hebben zij wel een aantal punten aangereikt om te delen met de leden van de werkgroep: Vanuit JCI werd streng toegekeken op het markeren van de operatiezone in het kader van IPSG 4. De consultants waren er erg formeel in dat dit dient te gebeuren door de chirurg die de heelkundige ingreep uitvoert. Andere scenario’s waarbij de markering wordt gedelegeerd en in een volgende fase wordt gecontroleerd, zijn niet aanvaardbaar. Binnen het AZ Maria Middelares (Gent) heeft men dezelfde feedback ontvangen waarbij ook werd aangegeven dat de assistent-arts deze taak niet kan overnemen. Er werden heel expliciete verwachtingen gesteld rond het informed consent voor bloedtransfusies, chemotherapie en dialyse. Een mondeling informed consent waarbij in het dossier werd opgenomen dat de procedure is besproken met de patiënt is daarbij niet voldoende. Er wordt een schriftelijke verklaring van de patiënt verwacht waarbij hij instemt met deze interventies. Linda Staessen (AZ Maria Middelares) gaf aan dat zij hieromtrent geen opmerkingen hebben ontvangen. Binnen SQE wordt duidelijk aangegeven welke elementen dienen te worden meegenomen in een evaluatie van artsen (SQE11. Ongoing monitoring and evaluation compose the process of continuously accumulating and analyzing data and information on the behaviors, professional growth, and clinical results of medical staff members). Hieromtrent wordt aangegeven dat wel degelijk wordt gecheckt dat alle componenten zijn meegenomen in een evaluatie. SQE9. Verfication of licensure and credentials. Hieromtrent werd meegegeven dat men verwacht dat naast het diploma ook de correctheid van het RIZIV- en ordenummer wordt geverifieerd. In de databank (E-cad) (cfr. agendapunt ‘Primary source verification’ vorige vergadering) die consulteerbaar zou zijn voor de ziekenhuizen, worden deze nummers meegenomen. Binnen het Jan Ypermanziekenhuis had men een opmerking gekregen omtrent het bewaren van producten in kartonnen dozen op verpleegafdelingen. Dit werd ingegeven vanuit hygiënische redenen. Er was de verwachting dat kartonnen dozen zouden vervangen worden door plastic curverboxen. Pagina 3 van 10 Voor de standaard ASC3.2 rond ‘presedation assessment’ zijn de verwachtingen bijgesteld. Alle elementen (elementen a) tot e), p. 11) dienen hierin te worden meegenomen en moeten ook terug te vinden zijn in het patiëntendossier. Wat geneesmiddelenvoorschriften betreft, wordt een validatietermijn van 24 u niet langer aanvaard. Er wordt verwacht dat de arts zelf zijn order ingeeft in het systeem. Enkel indien de arts niet aanwezig is (in het kader van een telefonische opdracht), kunnen andere zorgverleners dit order inbrengen. Er wordt nog opgemerkt dat niet mag vergeten worden dat consultants op het moment van een MOCK-survey vaak de neiging hebben om de verwachtingen nog net iets scherper te stellen. Het zou immers voor hen een vervelende zaak zijn indien zij een goed rapport afleveren en het ziekenhuis vervolgens majeure opmerkingen krijgt tijdens de audit. Na het overlopen van deze opmerkingen geeft Linda nog twee kleine opmerkingen mee omtrent hun ervaringen met de audit. Zo waren de consultants erg verwonderd over de veiligheidscultuurmeting. Het feit dat een ziekenhuis reeds 2 maal participeerde aan een nationale benchmark en vervolgens deze resultaten heeft aangewend om verbeteracties te ondernemen, maakte de consultants bijna euforisch. Verder hebben zij heel wat opmerkingen gekregen omtrent brandveiligheid. De terugkoppeling van deze aandachtspunten kregen disproportioneel veel aandacht tijdens de briefings waardoor (onterecht) de indruk werd gewekt dat als het ziekenhuis hieraan kon voldoen, accreditatie meteen een haalbare kaart zou zijn. Er wordt met de leden afgesproken om ook naar de toekomst toe alle ervaringen met betrekking tot initial assessments, GAP-analyse, MOCK-surveys en audits terug te koppelen naar de werkgroep. Dit maakt het niet enkel mogelijk om te leren van elkaar, maar laat ook duidelijk verstaan dat auditoren toch niet steeds de normen op dezelfde wijze interpreteren. Indien hieromtrent majeure verschillen worden opgemerkt, dan kan dit vanuit ICURO opgenomen worden met JCI. 4. Q & A omtrent de rubrieken GLD en QPS Voorafgaand aan de vergadering werd een document doorgestuurd waarin alle vragen en antwoorden rond de standaarden van de JCI-hoofdstukken ‘Governance, Leadership and Direction’ en ‘Quality Improvement and Patient Safety’ werden gebundeld. Zoals aangegeven, vloeien de antwoorden voort uit ervaringen en interpretaties van medewerkers uit JCI-geaccrediteerde ziekenhuizen (UZ Leuven en az groeninge) en werd de inhoud niet gevalideerd door JCI zelf. Het voorafgaandelijk doorsturen van dit document maakt het mogelijk om tijdens de vergadering enkel verder in te gaan op blijvende onduidelijkheden of bijkomende vragen. Tijdens de vergadering wordt echter opgemerkt dat er geen issues worden aangekaart die een verdere bespreking vragen. Bij de vragen vanuit de sector kon opgemerkt worden dat ziekenhuizen voor de invulling van bepaalde standaarden vooral zochten naar inspirerende voorbeelden uit andere ziekenhuizen. Deze worden even opgelijst met de intentie ziekenhuizen te vinden die een mooi praktijkvoorbeeld kunnen en willen aanbrengen. Deze kunnen vervolgens ingepland worden voor de volgende vergaderingen. Zo wordt een best practice gevraagd omtrent: GLD.4.1 ME 2. Hospital leadership reports to governance include, at least once every six months, the number and type of sentinel events and root causes … Heidi Werckx (ZOL Genk) beleid omtrent ‘sentinel events’. Pagina 4 van 10 GLD.11 ME 4. Department and service quality measurement and improvement activities are integrated into and supported by the quality management and coordination structure of the organization. Tom Coolen (az groeninge Kortrijk) projectplanning en -opvolging (zie infra). GLD.6.1 ME 2. Quality data reported under contracts are integrated into the hospital’s quality monitoring program … Hierbij wordt gevraagd hoe ziekenhuizen de kwaliteitsopvolging ten aanzien van externe partners aanpakken. Tijdens de vergadering wordt vanuit een aantal ziekenhuizen aangegeven dat dit binnen hun instelling wordt toegepast voor een beperkt aantal contractanten (in functie van volume en risico). Daarbij worden onder meer de ambulancediensten en leveranciers van medische materialen (bijvoorbeeld Sterima) genoemd. Aan hen wordt dan gevraagd welke kwaliteitscontroles zij kunnen voorleggen. Eén van de ziekenhuizen werkt ook met een vast sjabloon voor leveranciersevaluatie. GLD.7.1 ME 4. Hospital leadership tracks critical supplies to prevent diversion or substitution. Kunnen openbare aanbestedingen een impact hebben, hang je een clausule aan je contracten (bijvoorbeeld met betrekking tot substitutiemogelijkheden bij stockbreuk)? Vermoedelijk zijn de ervaringen hieromtrent nog gering in aantal. GLD.11.1 ME 3. Department/service leaders implement measures that will be useful in the performance evaluation of other health professional staff. Dit is vaak een gevoelig thema. Zo zijn er ziekenhuizen die hiervoor kwaliteitsindicatoren die ziekenhuisbreed worden, gebruiken (bijvoorbeeld het gebruik van de SSC, de volledigheid van het dossier). Nadeel is dat je daarmee misschien het lerend effect van indicatoren bezoedelt. Er is een expliciete verwachting dat er eveneens een geschreven neerslag kan teruggevonden worden. Daarbij wordt aangegeven dat dit evaluatieformulier niet in het personeelsdossier belandt, maar steeds wordt bewaard door degene die eentje ‘hoger’ staat in rang (voor artsen bij medisch diensthoofd, voor medische diensthoofden bij hoofdarts). QPS.1 ME 5. The quality program is responsible for the regular communication of quality issues to all staff. Communicatie naar basismedewerkers toe. Aanvullend merkt één van de leden op dat het communicatiebeleid ook werd bevraagd bij een recente GAP-audit (meteen bij de openingsessie). In de vergadering wordt aangehaald dat het UZA recent een waaier heeft uitgegeven in het kader van het werken rond Q & S (en meer specifiek ter voorbereiding van accreditatie) en daarnaast ook werkt met screensavers. Zij zijn bereid om dit voorbeeld mee te brengen naar een volgende werkgroep. QPS.5 The data analysis process includes at least one determination per year of the impact of hospitalwide priority improvements on cost and efficiency. QPS.6 The hospital uses an internal process to validate data. Tom Coolen (az groeninge): zie infra. QPS.11 ME 1. The hospital’s risk management framework includes a) through f) in the intent. Er wordt verwezen naar de FOD die al verschillende keren initiatieven heeft genomen om te komen tot een enterprise risk management. Hierbij wordt meteen het voorbeeld van het az groeninge aangehaald. Jan De Leu heeft op een studiedag toegelicht hoe zij dit intern hebben geïnterpreteerd en geïmplementeerd. Pagina 5 van 10 Vanuit het GZA wordt aangegeven dat hun projectplan ook klaar ligt om intern te laten goedkeuren. Vanuit het ziekenhuis wordt aangegeven dat zij graag zijn bereid dit op een volgend overleg toe te lichten. Het UZA heeft een prioritiseringstool uitgewerkt om te bepalen wat de grootste risico’s zijn. In functie daarvan distilleert de werkgroep ‘Procesoptimalisatie en -innovatie’ jaarlijks de grootste knelpunten om hieromtrent acties te ondernemen. De leden van de werkgroep worden gevraagd om intern te bespreken omtrent welke items zij wat praktijkervaring kunnen inbrengen. Dit kan gemeld worden aan Vera De Troyer. Planning voor de volgende vergadering De vraag wordt gesteld of de gehanteerde werkwijze (vragen oplijsten, bespreken met experten, uitsturen van voorbereidend document en vervolgens een aantal praktijkvoorbeelden zoeken om verder te bespreken in de werkgroep) zinvol lijkt. Hierop wordt bevestigend gereageerd. Voor de volgorde waarin de verschillende hoofdstukken zullen opgenomen worden, wordt verwezen naar de prioritiseringsoefening die ooit gebeurde (nog op basis van de 4de editie van de standaarden). Deze volgorde mag aangehouden worden. Concreet betekent dit dat volgende hoofdstukken in de loop van de komende maanden zullen geagendeerd worden: 1ste set: 2de set: 3de set: 4de set: COP en ASC. FMS en PCI. PFR en PFE. SQE en MOI. 5. Projectplanning en -opvolging Bij het oplijsten van de vragen omtrent de hoofdstukken QPS en GLD werd gevraagd naar een good practice omtrent de planning en opvolging van projecten. Tom Coolen (az groeninge) was graag bereid hun methodiek toe te lichten. De presentatie wordt bij het verslag gevoegd. Toelichting Tom geeft aan dat de insteek werd gegeven door de uitgetekende strategie binnen het ziekenhuis. Deze is opgebouwd uit 6 strategische doelstellingen waarbij voor iedere doelstelling een aantal kritische succesfactoren (KSF’en) werden bepaald. Om deze succesfactoren te realiseren, wordt gewerkt met projecten en indicatoren. Voor de opvolging van de indicatoren gebeurt de terugkoppeling aan de hand van de balanced scorecard die elke 3 maanden wordt besproken in het directiecomité en halfjaarlijks op de raad van bestuur. Wat de planning en opvolging van (verbeter)projecten betreft, werd bepaald dat het belangrijk was om het aantal behapbaar te houden. Daartoe werd als één van de belangrijkste criteria gesteld dat alle projecten moeten kunnen gelinkt worden aan de vooropgestelde kritische succesfactoren. Voor de meeste projecten wordt een projectaanpak uitgewerkt onder de vorm van een projectfiche. Ook de opleidingsbeleidsplannen en de budgettaire cyclus worden zoveel mogelijk gekoppeld aan de projecten die in het jaarplan van elk departement zijn opgenomen. Pagina 6 van 10 Vervolgens wordt dit totaalpakket voorgesteld op het directiecomité teneinde alle overlappingen te kunnen bekijken en te bepalen welke projecten voor dat jaar zullen opgenomen worden. Voor de opvolging werd oorspronkelijk gewerkt met een Exceltabel, naderhand werd overgeschakeld naar een Sharepoint applicatie. De opvolging van het geheel gebeurt in de praktijk door de cel strategie in het ziekenhuis. Deze is samengesteld uit de dienst beleidsinformatie, de stafmedewerker strategie en een kwaliteitsmedewerker. Tom licht toe hoe het jaarplan patiëntenzorg in 2012 concreet werd opgenomen. Vooreerst werd in een extra zorgoverleg geselecteerd welke projecten werden weerhouden. Daarvoor werd uitgegaan van het beleidsplan 2011-2016 waarin werd aangegeven om in 2012 de aandacht toe te spitsen rond de doelstelling ‘financiële duurzaamheid’, nieuwbouw, JCI en KWS. Voor ieder project werd een projectfiche opgesteld waarbij steeds een zorgmanager werd aangeduid als verantwoordelijke. In een driemaandelijks overleg werd in een extra zorgoverleg een kleurcode toegekend aan ieder project om de voortgang van het project aan te duiden. Ook in 2013 werden dezelfde strategische doelstellingen vooropgesteld. Bij de selectie van de projecten werd enerzijds voortgebouwd op de evaluatie van het jaarplan van 2012 en anderzijds rekening gehouden met de link tussen een project en de strategische doelstellingen. Om het aantal projecten enigszins in te perken, werden in eerste instantie departementale jaarplannen uitgewerkt waarop vervolgens de jaarplannen van de afdelingen dienden te worden geënt. Deze aanpak had het grote voordeel dat men op die manier zicht kreeg op de departementale ziekenhuisbrede projecten in het kader van standaardisatie en kleinere projecten konden geïntegreerd worden in een groter geheel. Voor 2014 werd dezelfde methodiek gehanteerd waarbij de focus kwam te liggen op projecten gekoppeld aan de strategische doelstellingen transmurale zorg en kostenreductie. De kleurcodering werd echter verlaten, maar er werd afgesproken om de evaluatie van het project (en/of de voortgang) in kaart te brengen door te werken met minstens 1 indicator per project. Tom licht nog kort toe hoe zij, mede in functie van de verwachtingen van QPS 2, hebben beslist om hun processen te herontwerpen volgens een vaste methodiek. Daarvoor werd in eerste instantie een richtlijn opgesteld hoe een project moet aangepakt worden. Deze richtlijn is gebaseerd op het Model for Improvement van de IHI (Institute for Healthcare Improvement). Daarin worden onder meer de volgende stappen meegenomen: Definiëring van het project: wat wenst men te doen? Bepalen van het verbeterteam waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de werkgroep en de stuurgroep (aan wie wordt gerapporteerd?). Gebaseerd op het IHI Model for Improvement is het volgende belangrijk: Wat zijn de doelstellingen voor het project; wat willen wij bereiken? Hoe kunnen wij bepalen of een verandering ook daadwerkelijk een verbetering is? Welke verbeteracties gaan wij dan concreet nemen? Testen van de veranderingen. Implementeren van de veranderingen waarbij duidelijk wordt aangegeven om deze eerst door te voeren voor een beperkte groep en vervolgens uit te breiden (en eventueel ziekenhuisbreed te implementeren). Pagina 7 van 10 Hoe dit dan vervolgens in de praktijk werd aangepakt, licht Tom toe aan de hand van zowel een voorbeeld van een managementproces (wachttijden) als een klinisch proces (decubitus). Daarbij wordt aangegeven dat voor de opstart van een project ook een Gantt Chart wordt opgesteld, wat het grote voordeel heeft dat de processtappen kunnen gepland worden (volgorde, timing), maar dat dit overzicht meteen ook een excellent hulpmiddel is om de voortgang van het project naderhand op te volgen. Nabespreking Na de toelichting kan een grote fascinatie opgemerkt worden voor de aanpak binnen het az groeninge en worden nog een aantal vragen gesteld: Zo wordt nog specifiek gevraagd waar de verschillende projecten worden opgevolgd. Tom licht toe dat de input steeds wordt geleverd door de medewerkers op het terrein die zelf voorstellen lanceren voor projecten. De opvolging gebeurt op twee niveaus. Op driemaandelijkse basis wordt van iedere projectleider verwacht de voortgang te evalueren. Tweemaal per jaar worden de projecten ook geagendeerd voor het directiecomité met de intentie om (1) projecten te selecteren in functie van de beleidsprioriteiten en (2) de opvolging te garanderen. Eén van de leden vraagt wanneer iets als een project wordt beschouwd. Het onderscheid tussen een verbeteractie en een -project is niet altijd makkelijk te maken. Zoals aangegeven, worden projecten geselecteerd op directieniveau en zijn het veelal activiteiten waar ook een financieel kaartje aan vasthangt. Tom geeft aan dat het in het begin zeker een beetje zoeken is, maar dit een leerproces is dat zichzelf uitfiltert op termijn. Indicatoren binnen het ziekenhuis worden gezien als een methodiek om continu een ‘vinger aan de pols’ te houden en te kunnen opvolgen of de kwaliteit kan gegarandeerd worden in de basisprocessen. Projecten worden ingezet ter verbetering van deze processen of ter invoering van een nieuw proces. 6. Datavalidatie Vanuit de leden werden eveneens een aantal vragen gesteld omtrent datavalidatie en measure sampling voor LoM indicatoren. Tom Coolen werd bereid gevonden om hierrond iets voor te bereiden en aan de hand van een aantal praktische voorbeelden toe te lichten hoe zij dit hebben aangepakt. Datavalidatie Vanuit JCI wordt verwacht dat bij indicatoren (zeker in geval van klinische indicatoren) de validiteit is gegarandeerd waarbij dan met name wordt gekeken naar de ‘interrater reliability’. Concreet wordt hiermee bedoeld dat 2 verschillende beoordelaars (of raters) tot hetzelfde resultaat komen als zij zich baseren op dezelfde steekproef of gegevens. In het kwaliteitsplan van het az groeninge wordt de datavalidatie van klinische indicatoren specifiek opgenomen. Daarbij wordt zowel vermeld wanneer dit dient te gebeuren, als hoe dit concreet wordt aangepakt. Pagina 8 van 10 Zo wordt een datavalidatieproces gestart bij (1) de eerste meting, (2) alvorens een resultaat wordt gepubliceerd op de website, (3) bij een wijziging van databron of wijze waarop gegevens worden verzameld, (4) een onverklaarbare afwijking in het meetresultaat en (5) een belangrijke verandering in het klinisch domein dat wordt gemeten (bijvoorbeeld nieuw protocol, behandelwijze). Daarbij wordt ook aangegeven hoe zo een proces dient te verlopen waarbij wordt gesteld dat (1) de 2de beoordelaar niet was betrokken bij de 1ste meting, (2) de steekproef statistisch significant hoort te zijn, (3) de resultaten uit de 1ste en de 2de meting worden vergeleken en (4) de gemiddelde betrouwbaarheid wordt berekend. Elk datavalidatieproces wordt gedocumenteerd als bijlage bij de indicatorenfiche. Tom toont een aantal praktische voorbeelden voor de indicatoren ‘Intramuraal verworven decubitus’, ‘Percentage eerste sectio’s’ en ‘Transporttijd voor stalen voor kritische parameters’ waarbij wordt aangegeven wie de beoordelaars waren, de data van de registratie, de werkwijze, het resultaat en het gevolg van de oefening (wat werd bijgestuurd) wordt meegegeven. Tom geeft nog aan dat het uitvoeren van dergelijke oefeningen wel degelijk een grote meerwaarde heeft naar de betrouwbaarheid van de gegevens. Vermits klinische indicatoren een aanduiding vormen van de kwaliteit van de geleverde zorg en op basis daarvan verbeteracties worden opgezet, is het belangrijk om met valide data te werken. In de praktijk hebben zij bijvoorbeeld voor de indicator van decubitus ervaren dat de resultaten voor een graad I-decubitus erg verschillen indien de observaties worden verricht door een referentieverpleegkundige wondzorg op de afdeling en een wondzorgspecialist binnen het ziekenhuis. Daaruit kan vastgesteld worden dat er een grote nood was om referentieverpleegkundigen te informeren hoe een graad I kan en moet gedetecteerd worden. Na deze informatiesessie waren de resultaten erg vergelijkbaar. Zonder de validatie-oefening zou men hebben gestuurd op verkeerde gegevens. Measure sampling voor LoM indicatoren In een tweede luik wordt ingegaan op de verwachtingen rond de steekproefbepaling voor indicatoren geselecteerd uit de Library of Measures. Ter voorbereiding van dit punt heeft Tom een aantal richtlijnen vanuit JCI samengebracht. Zo geeft Tom aan dat het belangrijk is dat de steekproef voldoende groot is. Om dit te bepalen, dient men eerst de totale populatiegrootte vast te stellen op basis van de in- en exclusiecriteria die worden aangegeven voor een indicator. Voor het aantal observaties die moeten meegenomen worden, worden in onderstaande tabel enkele richtgetallen aangegeven: Measure Sampling Table Total Monthly Initial Patient Required Monthly Sample Size (n) Population Size (N) for the selected Measures ≥ 59 58 ≤ 56 No sampling: 100 % population required Vermits wordt uitgegaan van een sampling op maandbasis betekent dit dat de steekproefgrootte kan verschillen van maand tot maand. Pagina 9 van 10 Een tweede vereiste is dat er wordt gewerkt met een systematische random selectie uit de populatie. Daartoe dient men eerst het sampling interval (k) te bepalen om vanuit een volledige populatie een voldoende aantal cases te kunnen halen. Stel dat de totale populatie bestaat uit 580 patiënten, dan kan uit bovenstaande tabel afgeleid worden dat je 58 patiënten dient te includeren in de steekproef. Dit wil dus zeggen dat om de 10 patiënten eentje wordt meegenomen in de steekproef. Vervolgens kan willekeurig een eerste patiënt geselecteerd worden (nr. 1 tot 10). Eenmaal de eerste is bepaald, is het iedere volgende 10de patiënt die wordt meegenomen. Indien bijvoorbeeld werd geopteerd om te starten met de 3de patiënt, dan wordt vervolgens de 13de, 23ste, … meegenomen. Daarna registreert de eerste beoordelaar alle gegevens (volgens bovenstaand algoritme). De tweede beoordelaar neemt een selectie van ongeveer 5 % uit de steekproef van de eerste beoordelaar. Deze selectie gebeurt ofwel op basis van een systematische random sampling (cfr. methode hierboven beschreven) of aselect (op basis van een rangschikking van de dossiers). Voor wat de workflow van de datavalidatie voor deze indicatoren betreft, maakt JCI een onderscheid tussen twee methodes. Enerzijds kan een ‘measure category assignment match rate comparison’ uitgevoerd worden waarbij werd nagegaan of de geselecteerde dossiers beantwoorden aan de vooropgestelde inclusie- en exclusiecriteria. Anderzijds is er sprake van een ‘data-element agreement rate comparison’ waarbij de datavalidatie het doel heeft na te gaan dat de variabelen (dataelements) correct werden geregistreerd. Bij de eerste methode wordt verwacht dat de correcte dossiers voor alle indicatoren hoger ligt dan 75 %. Bij de tweede methode dient men een score van minimaal 80 % te behalen. Tom wordt hartelijk bedankt voor de beknopte, maar erg duidelijke toelichting. In de vergadering wordt voorgesteld om deze richtlijnen toch ook over te maken aan de Trusted Third Party en de leden van het QID-Bestuur van het VIP². Vera De Troyer Verslaggever Johan Hellings Voorzitter Pagina 10 van 10