Waarderingsregels in IAS. (A)

Download Report

Transcript Waarderingsregels in IAS. (A)

Waarderingsregels in IAS. (A)

OVERZICHT BEGRIPPEN Prof. dr. Erik De Lembre 2004

OVERZICHT

• Waarderingssystemen • Waarderingsaanpassing 2

WAARDERING BINNEN RAAMWERK

• In « "raamwerk" » geeft men aan hoe men waarde kan uitdrukken: –

Historische kostprijs:

• Geldmiddelen of kasequivalent die nodig zijn om een actief te verwerven of een verplichting af te wikkelen • Of reële waarde van de vergoeding die is geleverd voor de verwerving van het actief of het afwikkelen van de verplichting (RW 100) 3

WAARDERING BINNEN RAAMWERK

• Binnen raamwerk: –

Actuele waarde (current cost):

het bedrag aan geldmiddelen of kasequivalenten die zou moeten worden betaald indien eenzelfde of gelijkwaardig actief zou worden verworven, of die zou moeten worden besteed om een verplichting af te wikkelen.

Komt dus overeen met het begrip « vervangingswaarde ».(R100) 4

WAARDERING BINNEN RAAMWERK

• Raamwerk –

Bruto - Opbrengstwaarde (Realisable (settlement) cost) :

geldmiddelen of kasequivalenten die zouden worden verkregen bij het realiseren van activa, of die zouden moeten worden besteed bij het afwikkelen van verplichtingen (R100) 5

WAARDERING BINNEN RAAMWERK

• Raamwerk : –

Contante waarde (Present value)

: actuele waarde van toekomstige netto instroom aan geldmiddelen die het actief normaal zou genereren; of de actuele waarde van de netto uitstroom die de afwikkeling van verplichtingen zou vereisen. (R100) 6

Historische kostprijs

• Voorraden (IAS 2): kostprijs van voorraden dient alle inkoopkosten, conversiekosten en andere kosten te omvatten die voortvloeien uit het transport van de voorraden naar hun huidige locatie en de verwerking van de voorraden tot hun huidige toestand (2.10 -16) • Het is mogelijk voor “in aanmerking komende voorraden financieringskosten in de kostprijs op te nemen (23.11) 7

Historische kostprijs

• Onderhanden projecten in opdracht van derden: de kosten omvatten – Kosten die rechtstreeks verband houden met het project, – Kosten die kunnen worden toegewezen aan de globale activiteiten van het project – Andere kosten die volgens de voorwaarden van het contract kunnen worden aangerekend (11.16 – 21) • Projecten worden geactiveerd als het totaal van de kosten hoger is dan som van de verliezen en uitgeschreven facturen; in het omgekeerde geval worden ze als verplichting aangeduid (11.42 – 44) • Financieringskosten kunnen opgenomen worden (23.11) 8

Historische kostprijs

• Een MVA moet eerst worden gewaardeerd tegen zijn kostprijs (16.15 – 17) • Na de eerste opname moet een MVA worden geboekt tegen zijn kostprijs verminderd met eventuele geaccumuleerde afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingsverliezen. (16.28) • Overheidsubsidies kunnen van de kostprijs worden verminderd (20.24) • Financieringskosten kunnen opgenomen worden (23.11) 9

Historische kostprijs

• Operationele lease bij de leasinggever: onderliggend actief wordt aan kostprijs opgenomen (17.49) • Aandelen in verbonden ondernemingen (statutaire jaarrekening) kunnen opgenomen worden aan hun kostprijs (27.37) • Aandelen in geassocieerde ondernemingen aan kostprijs (28.35) 10

Historische kostprijs

• IVA worden voor de eerste maal aan kostprijs opgenomen (38.22), overheidssubsidies kunnen in mindering gebracht worden (38.33), financiële kosten kunnen tot de kostprijs behoren (38.54) • Na eerste opname: kostprijs min geaccumuleerde afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingsverliezen (38.63) 11

Historische kostprijs

• Financiële instrumenten (activa &passiva) – Tot einde looptijd aangehouden beleggingen – Leningen en vorderingen door de onderneming gecreëerd Worden gewaardeerd aan geamortiseerde kostprijs (en dit volgens de effectieve – rentemethode (39.46 – 47) Hetzelfde geldt voor financiële instrumenten met handelsdoeleinden waar geen effectieve markt voor bestaat of kan gesimuleerd worden .

12

Historische kostprijs

• Vastgoedbeleggingen worden aan kostprijs gewaardeerd, deze kostprijs omvat de transactiekosten (40.20 – 24) • Na verwerving kan de onderneming opteren voor de voortzetting van dit kostprijsmodel verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen zoals voorzien onder IAS 16 (40.56) 13

Historische kostprijs

• Goodwill (bedrijfscombinaties) wordt genoteerd aan kostprijs zijnde het verschil tussen de kostprijs van de combinatie en de reële waarde van de verworven activa en verplichtingen ( IFRS3.51) • Nadien volgt men het kostprijssysteem min de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen (IFRS3.54) 14

Historische kostprijs

• Activa bestemd voor verkoop worden aan kostprijs min geaccumuleerde afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingsverliezen gewaardeerd, tenzij hun reële waarde min de geraamde kosten van verkoop lager zijn (IFRS5.15) 15

Opbrengstwaarde

• Voorraden: de geschatte verkoopprijs in het normale verloop van de bedrijfsvoering min de geschatte aftwerkingskosten en de kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren (2.6) 16

Contante waarde

• Financiële lease: indien de contante waarde van de minimale lease betalingen lager is dan de reële waarde van het onderliggend actief wordt de

laagste weerhouden.

(17.20 – 24) • Pensioenverplichtingen worden aan de actuariële waarde tot uitdrukking gebracht (26.17,26.23) 17

Betekenis Reële waarde

• De waarde waarbij het mogelijk is een actief te transfereren tussen perfect ingelichte partijen en dit in een ‘arms lenght’ situatie • Dit vergt een volkomen en actieve markt: – Geïnteresseerde kopers en verkopers – Goed geïnformeerd – Degelijke informatiedoorstroming 18

Reële waarde

• MVA : alternatieve verwerkingswijze, geherwaardeerd bedrag de reële waarde op datum van herwaardering verminderd met geaccumuleerde afschrijvingen en geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. (16.29 – 41) • IVA zelfde regime (38.64) 19

Reële waarde

• Financiële lease: leasingnemer neemt lease op aan de reële waarde van het onderliggend actief, of de contante waarde van de minimale leasebetalingen

indien deze lager is.

(17.20 – 24) • Overheidssubsidie van niet monetaire aard worden gewaardeerd aan de reële waarde van het onderliggend niet monetair actief (20.23) 20

Reële waarde

• Fondsbeleggingen in het kader van pensioenregelingen worden aan reële waarde gewaardeerd. (26.32) • Aandelen in verbonden ondernemingen kunnen opgenomen worden als financieel instrument aan hun reële waarde (27.37) • Aandelen in geassocieerde ondernemingen kunnen opgenomen worden aan reële waarde (28.35) 21

Reële waarde

• Financiële instrumenten (zowel activa als passiva) worden bij eerste opname aan reële waarde gewaardeerd plus transactiekosten (39.43) • Ook volgende waarderingen volgen reële waarde wanneer de financiële instrumenten aangehouden worden voor handelsdoeleinden, dus om winst te halen uit prijsschommelingen op korte termijn. (39.46 – 47) 22

Reële waarde

• Vastgoedbeleggingen kunnen na eerste waardering aan kostprijs, gewaardeerd worden volgens de reële waarde, de waardestijging of waardedaling wordt in Winst – en Verlies tot uitdrukking gebracht (40.33 – 52) • Biologische & landbouwactiva worden aan de reële waarde min de te maken verkoopkosten gewaardeerd (41.12 – 29) • Geen aftrek van overheidssubsidies (41.34 – 37) 23

Reële waarde

• Transactie die ‘aandelen gebaseerd’ zijn worden gewaardeerd aan de reële waarde van de onderliggende activa (IFRS2.10) • Activa & verplichtingen in een bedrijfscombinatie worden gewaardeerd aan hun reële waarde min de kosten verbonden aan de combinatie (IFRS3.24) 24

Reële waarde

• Activa bestemd voor verkoop worden gewaardeerd aan de reële waarde verminderd met de vermoedelijk verkoopkosten indien deze lager ligt dan de historische waarde verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingsverliezen. (IFRS5.15) 25