Levensloopbestendig wonen in Regio Alkmaar

Download Report

Transcript Levensloopbestendig wonen in Regio Alkmaar

RIGO Research en Advies
Woon- werk- en leefomgeving
www.rigo.nl
EINDRAPPORT
Levensloopbestendig wonen in
Regio Alkmaar
Inventarisatiefase: een basis voor een lokale aanpak.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt
vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies BV
Woonwerk- en
leefomgeving
De bewoonde
omgeving
www.rigo.nl
EINDRAPPORT
Levensloopbestendig wonen in Regio Alkmaar
Inventarisatiefase: een basis voor een lokale aanpak.
Opdrachtgever
Samenwerkende gemeenten Regio Alkmaar
Auteurs
Johan van Iersel
Marijke van den Ham
Elien Smeulders
Rapportnummer
P26680
Uitgave
Mei 2014
RIGO Research en Advies BV
De Ruyterkade 112C
Postbus 2805
020 522 11 11
1011 AB Amsterdam
1000 CV Amsterdam
[email protected]
www.rigo.nl
Inhoud
0
Samenvatting
1
1
Inleiding
4
1.1
Achtergrond
4
1.2
Deze inventarisatie
4
1.3
Leeswijzer
6
2
Demografie en extramuralisering
7
2.1
Inleiding
7
2.2
Demografische prognoses
7
2.3
Extramuralisering verzorging en verpleging (V&V)
9
2.4
Specifieke woonzorgarrangementen
10
2.5
Wonen in de reguliere voorraad, met zorg op afroep
11
2.6
Zorgvraag verstandelijk gehandicapten
12
2.7
Zorgvraag geestelijke gezondheidszorg
13
2.8
LG en ZG
14
3
De situatie in 2013
16
3.1
Inleiding
16
3.2
Behoefte gerelateerd
17
3.2.1
Vergrijzing
17
3.2.2
Sociaal economisch
18
3.2.3
Internetgebruik
20
3.3
Wonen en verblijf gerelateerd
22
3.3.1
Type woning en bouwperiode
22
3.3.2
Ongeschikte woningen
22
3.3.3
Labeling corporaties
25
3.3.4
Populariteit
27
3.3.5
Intramuraal verblijf
29
3.4
Omgeving en ondersteuning gerelateerd
31
3.4.1
Leefbaarheid
31
3.4.2
Voorzieningen
33
3.4.3
Maatschappelijk vastgoed
36
4
Op zoek naar hotspots
39
4.1
Inleiding
39
4.2
Atlasfunctie
39
4.3
Geografische analyses
40
5
Beleid en instrumentarium
46
5.1
Inleiding
46
5.2
Corporaties
46
5.3
Instellingen voor zorg en welzijn
47
5.4
Gemeenten
48
5.5
Regionale samenwerking
51
Bijlage 1
Bevolkingsopbouw per gemeente 54
Bijlage 2
lijst van geïnterviewden 59
Bijlage 3
Verslagen interviews zorginstellingen 60
Bijlage 4
Omschrijvingen cliëntgroepen naar ZZP verzorging & verpleging 82
Samenvatting
Aanleiding
Gemeenten, corporaties en welzijn- en zorginstellingen in Regio Alkmaar zijn ieder op
eigen wijze bezig met de opgaven op het gebied van wonen en zorg. Er is veel energie
en die is ook nodig want de opgaven zijn fors en urgent. Het rijksbeleid – gericht op
decentralisatie, extramuralisering en bezuiniging – zorgt voor rolverschuivingen. Deze
stelselveranderingen vinden plaats in een periode dat door de vergrijzing het aantal
zorgbehoevenden toeneemt, in Regio Alkmaar nog sterker dan in de rest van het land.
Met een gezamenlijke inspanning moet ervoor worden gezorgd dat mensen met beperkingen in staat worden gesteld zelfstandig te kunnen blijven wonen (en niet tussen
wal en schip belanden). Ouderen (de belangrijkste groep met behoefte aan verpleging
en verzorging) zijn in aantal de grootste doelgroep, maar ook in andere sectoren liggen opgaven (zie ook figuur 0-1)
figuur 0-1
D e o m v a n g v a n d e d o e lg r o e p e n d ie (o p t e r m ij n ) n ie t la n g e r in t ra m u -
r a a l k u n n e n g a a n w o n e n i n 2 0 1 3 e n d e v e rw a c h t e o m v a n g in 2 0 2 5 ( b ro n :
CIZ/RIGO)
1.000
2013-2025
800
2013
600
400
200
verpleging en verzorging
lichamelijke beperkingen (LG 1
& 3)
psychiatrische beperkingen
(GGZ-C 1, 2 en 3)
verstandelijke beperkingen (VG
1, 2 en 50% van 3)
50% VV4
VV3
VV2
0
VV1
0
overig
1
Lokaal maatwerk
Grofweg geldt hierbij dat aan drie randvoorwaarden voldaan moet worden: (a) er
moeten geschikte woningen zijn, (b) de woonomgeving moet geschikt zijn en (c) er
moet voldoende begeleiding en ondersteuning worden geboden. Lastig is – in ieder
geval onderzoekstechnisch - dat elk individu (afhankelijk van het type beperking) op
elk van deze terreinen andere eisen kan stellen. Voor iemand met psychiatrische beperkingen is immers vooral begeleiding van belang, terwijl iemand met fysieke bepe rkingen eerder eisen aan de woning zal stellen (die overigens weer sterk verschillen
qua type beperking). En: het gaat er niet (alleen) om of er ergens in de regio een w oning te vinden is die aan alle criteria voldoet. Het streven is er immers op gericht
mensen in de huidige woning en de vertrouwde woonomgeving te laten wonen op
het moment dat de beperkingen ontstaan. Vraag en aanbod moeten vooral ook geografische op elkaar aansluiten. Lokaal maatwerk in de aanpak is dan ook een vereiste.
k a a r t 0 - 1 A a n d e e l 7 5 - p l u s s e rs in 2 0 3 0 , H e e rh u g o w a a rd (b ro n : G I S - a p p l ic a t ie ,
RIGO bevolkingsprognose 6 -ppc)
Onderlegger
Zoals gezegd ontbreekt het in de regio niet aan de benodigde energie en betrokke nheid. Wel is er behoefte aan meer eenheid van taal en een gedeeld beeld van de opgaven. Deze inventarisatie beoogt aan deze behoefte tegemoet te komen. In vrijwel
2
de gehele breedte van de problematiek is informatie verzameld. Deze is niet (alleen)
in tabellen gepresenteerd, maar in kaartbeelden om recht te doen aan het lokaal specifieke karakter van de opgaven die voorliggen. In kaart 0-1 staat bij wijze van voorbeeld de spreiding van de ouderen in Heerhugowaard weerg egeven. Alle opgestelde
kaarten zijn via een internetapplicatie toegankelijk voor alle parti jen. De applicatie
biedt de mogelijkheid in te zoomen op specifieke wijken en buurten, maar ook uit te
zoomen om het regionale perspectief te bekijken. De kaartbeelden hebben elk een
afzonderlijke waarde (een soort van atlasfunctie) maar in same nhang kunnen worden
benut om specifieke hotspots te signaleren waar snel een aanpak kan/moet worden
uitgerold. Een dergelijke exercitie is geen zuiver reke nwerk, maar een zaak van gezamenlijk analyseren/interpreteren en zo snel mogelijk komen tot een (lokaal specifieke) aanpak.
Aan de slag!
De gemeenten in de Regio Alkmaar hebben gezamenlijk het initiatief genomen voor
deze inventarisatie. Daarmee is een belangrijke eerste stap gezet richting een aanpak,
maar niet meer dan dat. Het gaat er nu om (in een nieuwe fase, volgend op deze i nventarisatie) zo snel mogelijk in gezamenlijkheid in de wijken, buurten en kernen aan
de slag te gaan. Daarbij zijn vooral de lokale pa rtijen (inclusief de bewoners zelf) aan
zet, maar regionale afstemming is en blijft uiteraard wel van b elang. Dit om van elkaar te leren en om niet het wiel opnieuw uit te vinden. En niet in de laatste plaats
om het voor de inwoners overzichtelijk te houden. Eenduidigheid in terminologie,
regelgeving en instrumenten is ook voor de inwoners (en met name de zorgbehoevenden onder hen) van groot belang.
3
1
Inleiding
De gemeenten in de Regio Alkmaar staan – samen met hun partners – voor
een grote uitdaging. Door het toenemende aantal ouderen neemt de behoefte
aan wonen met zorg toe, door de extramuralisering moet deze behoefte
steeds vaker in de reguliere woningvoorraad worden gestild en door de d ecentralisatie spelen de gemeenten hierbij een steeds belangrijkere rol. De
gemeenten in regio Alkmaar hebben het initiatief genomen om – met ondersteuning van provincie – een inventarisatie uit te voeren om de problematiek
beter in beeld te krijgen. Hiermee is – voor de gemeenten, maar ook voor de
andere betrokken partijen - een belangrijke onderlegger gecreëerd om aan de
slag te gaan met het bevorderen van levensloopbestendig wonen .
1.1
Achtergrond
Augustus 2013 is de Regionale Woonvisie voor Regio Alkmaar vastgesteld. In de deze
visie hebben de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft -De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer gezamenlijk een koers aangegeven voor het
woonbeleid in de komende jaren. Uiteraard komt in de huidige tijden van vergrijzing
en extramuralisering het thema ‘wonen-welzijn-zorg’ uitgebreid aan de orde.
Een van de uitvoeringsprojecten die voortvloeit uit de visie is “de bestaande voorraad
levensloopbestendig maken”. In het Regionaal Actie Programma (RAP) wordt geconstateerd dat er nog onvoldoende zicht is op zowel de vraag naar als het aanbod van
geschikte woonvormen (met zorg). Ten slotte geldt dat in de Regionale Sociale Agenda
(RSA) is aangegeven dat het “opplussen van het woningbestand” en “onderzoek naar
behoefte aan zorgwoningen” prioriteit hebben.
Hoewel het thema wonen met zorg en welzijn volop in de aandacht staat, ontbreekt
het nog aan een scherp beeld van de problematiek. Vandaar dat de gemeenten in de
regio besloten hebben een inventarisatie (fase 1) te laten uitvoeren, alvorens tot de
ontwikkeling van een concrete aanpak (fase 2) over te gaan.
1.2
Deze inventarisatie
Afbakening
Doel van deze inventarisatie is een integraal beeld te verkrijgen van de problematiek
en de verschillen binnen de regio. Bij de inventarisatie zijn ook contacten gelegd met
en tussen partijen die straks gezamenlijk de opgaven moeten oppakken. De focus in
de inventarisatie is gelegd op het fysieke domein en daarbinnen de bestaande (woning)voorraad. Omdat het naoorlogse tekort grotendeels is ingelopen en de bevolking
minder snel in omvang groeit, komt de nadruk in het woonbeleid in de breedte meer
te liggen op de bestaande voorraad. Daarnaast geldt dat d e nieuwbouw in Nederland
4
vrijwel per definitie aanpasbaar is – conform het bouwbesluit – en in het verlengde
van de Regionale Woonvisie worden afspraken gemaakt om via Woonkeur ervoor te
zorgen dat een deel van de nieuwbouw aan extra criteria voldoet.
Een van de belangrijke opgaven voor de toekomst is de randvoorwaarden te creëren
voor de aanstaande extramuralisering. Er wordt van meer mensen verwacht dat men
zelfstandig in een gewone woning blijft wonen (ook als men met beperkingen te maken krijgt), maar dan moeten de woningen en de woonomgeving wel g eschikt zijn en
de benodigde voorzieningen en diensten worden geboden. De focus in de inventarisatie is gelegd op het zelfstandig wonen, maar uiteraard is ook het intramurale aanbod
in beeld gebracht. Het tempo van de afname van dit aanbod bepaald immers i n zeker
zin de opgave in de reguliere voorraad: het zijn deels communicerende vaten. Daa rnaast kan vanuit instellingen in bepaalde gevallen ook extramurale zorg worden g eboden.
Qua aantallen zijn ouderen (verpleging en verzorging) veruit de grootste groep. Maar
ook in andere sectoren zijn ontwikkelingen gaande, waarbij meer op de zelfredzaamheid van zorgbehoevende wordt vertrouwd en de gemeenten meer zeggenschap kri jgen. Dit geldt zowel voor de geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk gehandicapten
en maatschappelijke opvang. Hoewel deze groepen niet in alle gevallen specifieke
eisen aan de fysieke kenmerken van de woning stellen, geldt dat er mogelijk wel
meerwaarde kan worden bereikt door samenwerking door gezamenlijk zorg en/of
welzijn aan te bieden. Vandaar dat ook deze sectoren in het onderzoek zijn meegenomen.
Internetapplicatie
Om recht te doen aan het lokale karakter van de opgaven zijn de gegevens op een zo
laag mogelijk schaalniveau geïnventariseerd. Niet op gemeentelijk niveau, niet op het
niveau van de wijken, kernen en buurten, maar op adres- en postcodeniveau. De zo
gecreëerde database is benut om kaarten op te stellen, waarin de informatie voor de
gehele regio is gepresenteerd. De kaarten zijn opgenomen in een online GIS applicatie die door betrokkenen kan worden benut bij de aanpak van wijken en buur1
ten.
Proces
Het uitvoeren van deze inventarisatie is uiteraard geen doel op zich. Op basis van de
inventarisatie kunnen partijen afzonderlijk, maar vooral ook in samenwerking, de
lokale aanpak verder uitwerken. De inrichting van deze vervolgstappen zijn op dit
moment nog niet in detail bekend.
Duidelijk is echter wel dat afstemming en samenwerking tussen partijen essentieel is.
De meeste organisaties hebben medewerking verleend en er zit dus de n odige ener-
1
http://rigo1.maps.arcgis.com/apps/OnePane/basicviewer/index.html?appid=1ab9af0903fa4d
fa83978eabc86fcf80. Inlognaam: GIS_RIGO Wachtwoord: onderzoek
5
gie om de opgaven op te pakken. De komende maanden zal moeten worden doorgepakt om deze energie vast te houden en uit te bouwen.
1.3
Leeswijzer
De belangrijkste reden waarop levensloopbestendig wonen in de regio – en elders in
het land – op dit moment veel aandacht krijgt is tweeledig. Ten eerste is er sprake van
nieuw beleid, gericht op decentralisatie en extramuralisering. Ten tweede is er de
naderende vergrijzing, die zorgt voor een toenemende behoefte.
In hoofdstuk 2 worden beide ontwikkelingen b esproken en worden de effecten voor
de Regio Alkmaar – voor zover mogelijk – gekwantificeerd. Hiermee wordt de aanleiding voor en het belang van deze inventarisatie nader onderbouwd.
In hoofdstuk 3 staan de resultaten van de inventarisatie centraal en zijn voorbeeldkaarten uit de GIS-applicatie opgenomen. De resultaten worden in dit hoofdstuk op
hoofdlijnen besproken en gepresenteerd. Ook is met deze rapportage een Excelbestand opgeleverd met overzichten per kern.
Hoofdstuk 4 bevat een voorbeeld van hoe d e vergaarde informatie benut kan worden
in vervolgfasen.
In hoofdstuk 5 wordt ten slotte stilgestaan een mogelijke instrumentenkoffer, vooral
van gemeenten op het terrein van wonen. Ook is een beknopte weergave opgenomen
van de interviews die gehouden zijn met diverse zorgpartijen en de beide zorgkantoren.
6
2
Demografie en extramuralisering
Het aandeel 75-plussers in de Regio Alkmaar ligt nu nog rond het landelijk
gemiddelde. De komende jaren zal het aandeel 65-plussers en 75-plussers
sneller dan landelijk toenemen. Ouderdom komt met gebreken, dus ook het
aantal mensen met beperkingen zal toenemen. Deze ouderen zullen vaker
dan de huidige generatie ouderen zelfstandig in de reguliere woningvoo rraad blijven wonen. Dit omdat men dit zelf vaak wil, door de h ogere zelfredzaamheid vaak ook kan én omdat de intramurale zorg wordt afgebouwd en is
voorbehouden aan de mensen met de zwaarste zorgbehoefte.
2.1
Inleiding
Het onderzoek is ingezet om een scherp feitelijk beeld te krijgen van de actuele situ atie. Toekomstverkenningen zijn per definitie met onzekerheden omgeven (en dus niet
puur feitelijk), maar we ontkomen er niet aan om ook een blik te werpen op de to ekomst. Immers: de komende jaren zal de vergrijzing nog manifester worden en zal de
extramuralisering – met al haar facetten- in de praktijk vorm moeten krijgen. In dit
hoofdstuk bespreken we de actuele demografische prognoses en maken we een r aming van het aantal zorgbehoevenden dat hieruit volgt. Het gaat hier niet om harde
aantallen, want niemand weet exact hoe de gezondheid en levensverwachting van
ouderen zich zal ontwikkelen. En voor het landelijke beleid geldt dat het niet de ee rste keer zou zijn dat de uitgangspunten of planning worden aangepast. Het gaat in dit
hoofdstuk dan ook om een trend op hoofdlijnen, de exacte feitelijke ontwikkelingen
zullen via monitoring in beeld moeten worden gebracht.
2.2
Demografische prognoses
Beleidsveld wonen kent een rijke traditie van discussies over bevolkings- en vooral
woningbehoefteprognoses. Afhankelijk van de gedane aann amen over nieuwbouw,
(binnenlandse en buitenlandse) verhuisstromen en huishoudensvorming laten ve rschillende prognosemodellen andere uitkomsten zien betreffende de uitbreidingsbehoefte (of krimp). Vanwege de link met de nieuwbouwproductie – en de daarmee
gemoeide financiële belangen – ontstond (en ontstaat) er vaak veel discussie over
welke prognosevariant als uitgangspunt bij beleid wordt genomen. In dit onderzoek
geldt deze discussie veel minder. Het toenemend aantal zorgbehoevenden heeft niet
zozeer te maken met een X aantal meer of minder huishoudens in de regio, maar met
de veranderende samenstelling van de bevolking (als gevolg van de vergrijzing). O mdat ouderen nauwelijks verhuizen, verschillen prognosemodellen niet of nauwelijks
op dit terrein. De discussie gaat dan ook niet over de omvang van de groep ouderen
(al iets meer over het aantal ouderen dat te maken krijgt met beperkingen), maar
vooral over de wijze waarop doelgroepen kunnen of moeten wonen.
7
Huidige bevolkingsopbouw is bepalend
Een blik op de huidige bevolkingssamenstelling zegt al veel over wat in de toekomst
gaat komen. De bevolkingsopbouw in Regio Alkmaar vertoont grote gelijkenissen met
de landelijke bevolkingsopbouw (zie ook figuur 2-1). Al zijn door het gebrek aan een
universiteit jongeren in de leeftijd van 20 tot 35 jaar wat ondervertegenwoordigd.
Voor wat betreft de ouderen geldt dat het aandeel 75 -plussers gelijk is aan het landelijk beeld. Echter ouderen van 55 tot 65 jaar en van 65 tot 75 jaar zijn wat ov ervertegenwoordigd. De komende jaren zal het aantal 65 - en 75-plussers in de regio dus sneller gaan toenemen dan in de rest van het land.
figuur 2-1
D e l e e f t i j d s o p b o u w v a n d e b e v o lk in g in N e d e r la n d e n in d e R e g io
Alkmaar
Bron: CBS, 2013
Verschillen binnen de regio
Binnen de regio zijn er grote verschillen tussen gemeenten – en ook daarbinnen, zie
daarvoor het kaartmateriaal in de GIS-applicatie. In de bijlage staat de leeftijdsopbouw per gemeente weergegeven. Vooral de gemeenten Bergen, Castricum en Heiloo
hebben op dit moment al te maken met een vergrijsde bevolking. De bevolkingss amenstelling van Alkmaar ligt dichtbij het regionaal gemiddelde. In Heerhugowaard
wonen nu nog wat minder ouderen, maar de vergr ijzing is wel aanstaande. Hetzelfde
geldt ook voor Langedijk en Schermer, zij het dat hier de verschillen met de regio wat
kleiner zijn. Graft-De Rijp kent relatief veel personen in de leeftijd van 65 tot 75 jaar.
Hier zal het aantal 75-plussers de komende jaren dus snel gaan toenemen.
8
2.3
Extramuralisering verzorging en verpleging (V&V)2
De trend van de extramuralisering is duidelijk en onomstotelijk, maar de exacte fas ering (welke groep op welk moment) is de afgelopen jaren met enige regelmaat aang epast. We baseren we ons hier op de meest actuele stand van zaken. Op het terrein
van de V&V (verpleging en verzorging) geldt voor ZZP (zorgzwaartepakketten) 1, 2, 3
dat het vanaf heden onmogelijk is om nog een indicatie voor verblijf te ontvangen.
Naar verwachting gaat vanaf 2016 hetzelfde gelden voor de helft van V&V 4. Hierdoor
– en door sterfte - neemt de behoefte aan de intramurale capaciteit af. In juli 2013
werden in totaal in de regio nog een kleine 1.500 indicaties afgegeven. Deze groep,
3
die voor het overgrote deel al intramuraal woont, hoeft in principe niet op zoek naar
een andere woning en kan in de meeste gevallen in de instelling blijven wonen. In
figuur 2-2 staat aangegeven in welk tempo dit zal gebeuren (puur op basis van sterfte,
zonder rekening te houden met uitplaatsingen). De figuur laat tevens zien dat het
aantal personen dat volgens de maatstaven van een jaar geleden in aanmerking zou
komen voor een indicatie van deze zwaarte als gevolg van de vergrijzing toe gaat n emen. Deze groep zal in de reguliere voorraad worden gehuisvest.
figuur 2-2
H e t a a n t a l p e r s o n e n m e t e e n Z Z P in d ic a t ie 1 , 2 , 3 e n d e h e lf t v a n 4 in
2013 en de ontwikkeling tot 2025
Bron: Raming RIGO op basis van g egevens van het CIZ en de provinciale prognose
2
In de bijlage is een beknopte cliëntbeschrijving voor ZZP in de categorie verzorging en verpleging (VV) opgenomen.
3
Er zijn situaties bekend waarbij bewoners van verzorgingshuizen opnieuw zelfstandig (mo eten) gaan wonen vanwege zorgkantoren die minder plaatsen inkopen of omdat de zorginste lling het beleid voert dat ouderen weer meer zelfstandigheid verwerven en daarbij ook weer
zelfstandig gaan wonen. Soms is daarvoor verhuizing noodzakelijk, soms wordt een intram urale eenheid omgezet in een zorgappartement.
9
Afbouw intramuraal aanbod
De extramuralisering gaat samen met de afbouw van de verzorgingshuiscapaciteit.
Afhankelijk van de bouwtechnische kwaliteit en de constructie kan deze mogelijk een
andere bestemming krijgen. Eén van de opties hierbij is transformatie naar een ve rpleeghuis.
In tabel 2-1 is te zien dat het aantal personen met een lichte ZZP in een instelling af
zal nemen van 1.490 in 2013 naar 100 in 2020. In het zelfde tempo zal een andere
bestemming moeten worden gevonden voor het huidige aanbod in verzorgingshuizen.
In dezelfde periode neemt het aantal personen met een zwaardere beperking echter
met ongeveer 500 toe. Voor 500 van de 1.300 verzorgingshuisplaatsen (38%) is dus
transformatie naar een verpleeghuis een optie.
t a b e l 2 - 1 O n t w i k k e l i n g v a n d e b e h o e f t e a a n in t ra m u ra a l a a n b o d
vv1
vv2
vv3
50% VV4
totaal t/m 50% VV4
totaal vanaf 50% VV4
totaal
2013
180
395
565
350
1.490
1.830
3.320
2014
110
220
450
350
1.125
1.890
3.015
2015
65
125
320
360
875
1.955
2.830
2016
40
70
220
370
705
2.035
2.740
2017
25
40
145
215
430
2.110
2.540
2018
15
25
95
130
265
2.190
2.455
2019
10
15
60
80
165
2.270
2.435
2020
5
10
40
50
100
2.345
2.445
Bron: Raming RIGO op basis van gegevens van het CIZ en de provinciale prognose
Overigens is deze 500 bepaald op basis van kengetallen en dus puur vanuit de vraag
beredeneerd. Het is niet met zekerheid te zeggen of er voldoende financiële middelen
zijn om de verpleeghuiscapaciteit met de vraag te laten toenemen. De exacte ontwi kkeling van het aanbod is afhankelijk van het beleid binnen de nieuwe wet langdurige
zorg (WLZ) en de uitvoering daarvan door de zorgkantoren. Als het aanbod minder
snel toeneemt dan de behoefte, betekent dit niet alleen dat de transformatie van
verzorgingshuizen minder vaak mogelijk is, maar ook dat er extra zorg en woningaanpassingsopgaven ontstaan in de reguliere woningvoorraad. Iemand die op de wach tlijst staat voor een verpleeghuis, moet gedurende die tijd immers goed kunnen wonen
en de benodigde verzorging krijgen.
2.4
Specifieke woonzorgarrangementen
Voor een belangrijk deel is het de verwachting dat de ouderen die voorheen een verblijfsindicatie ZZP 1 of 2 kregen - zonder grote problemen in de reguliere woningvoorraad – met enige aanpassingen - kunnen blijven wonen. Uiteraard verdient de woonomgeving in dat soort gevallen aandacht, inclusief voorzieningen, diensten en een
(ook voor zorgverleners) veilige woonomgeving. In tabel 2-2 is te zien dat er in 2020
225 personen die op tot voor kort een indicati e ZZP 1 zelfstandig wonen en nog eens
500 met een ZZP 2. Over deze groepen later meer. In 2020 wonen er naar verwachting
nog maar 15 personen met een ZZP 1 en 2 intramuraal. Het gaat hier om personen die
er nu ook al wonen, nieuwe instroom is immers niet m eer mogelijk.
10
tabel 2-2
H e t a a n t a l p e r s o n e n m e t b e p e rk in g e n d ie le id e n t o t e e n Z Z P -
i n d i c a t i e V & V 1 , 2 , 3 e n 5 0 % v a n 4 , w o o n a c h t ig in e e n in t ra m u ra le o f e xt ra m u r a le setting
totaal
intramuraal
extramuraal
VV01
VV02
VV03
50% VV4
totaal
VV01
VV02
VV03
50% VV4
totaal
VV01
VV02
VV03
50% VV4
totaal
2013
180
395
565
350
1.490
180
395
565
350
1.490
0
0
0
0
0
2014
185
410
585
360
1.540
110
220
450
350
1.125
75
190
135
10
415
2015
195
425
605
370
1.595
65
125
320
360
875
125
300
285
10
725
2016
200
440
630
385
1.655
40
70
220
370
705
160
370
410
15
950
2017
210
460
655
395
1.715
25
40
145
215
430
185
415
510
180
1.290
2018
215
475
680
410
1.780
15
25
95
130
265
200
450
585
280
1.515
2019
225
490
700
425
1.840
10
15
60
80
165
215
475
640
345
1.675
2020
230
505
725
435
1.900
5
10
40
50
100
225
500
685
385
1.800
2025
270
590
840
500
2.195
0
0
5
5
10
265
585
835
495
2.185
2030
305
675
960
565
2.510
0
0
0
0
0
305
675
960
565
2.510
Bron: Raming RIGO op basis van gegevens van het CIZ en de provinciale prognose
Voor een deel van de groep met ZZP 3 en 4 geldt dat specifieke (fysieke) woonco mplexen benodigd kunnen zijn. Deze mensen weten zich naar verwachting niet allemaal
in de huidige woning te redden. Een deel zal willen of moeten verhuizen naar een
complex met geschikte wooneenheden, waar het door de clustering relatief eenvoudig is een bepaalde mate van zorg te garanderen. In totaal wonen in 2020 naar ve rwachting 685 personen met ZZP3 en 385 personen met ZZP 4 zelfst andig (zie ook tabel 2-2). Een indicatieve raming kan zijn dat van de groep ZZP3 er 80% behoefte heeft
aan een dergelijke geclusterde woonvorm en van dit deel van ZZP4 ongeveer 40%. Het
lagere percentage bij ZZP4 heeft ermee te maken dat voor dementerenden geldt dat
de problematiek door een verhuizing juist kan verergeren (zie ook bijlage 4, voor een
toelichting op de groepen). Dat zou leiden tot een regionale opgave van 700 b eschermde woonvormen in de periode 2013-2020 (deels te realiseren in bestaand
vastgoed).
Overigens geldt dat er mogelijk meer van dit type woningen benodigd zijn, als de
ontwikkeling van het intramurale aanbod geen gelijke pas houdt met de behoefte. Als
er tekorten en wachtlijsten ontstaan bij intramuraal verblijf, leveren die extra behoefte aan specifieke woonvormen. Het zijn in deze communicerende vaten.
2.5
Wonen in de reguliere voorraad, met zorg op afroep
De overige groepen die voorheen in aanmerking kwamen voor een verblijfsindicatie
(ZZP 1 en 2), zullen in de toekomst veelal in de huidige woning blijven wonen. Dat is
uitgangspunt van beleid, maar vaak ook simpelweg de wens van de bewoner (huurder
of koper). Veel mensen met beperkingen die leiden tot een behoefte aan zorg o p afroep wonen overigens al in de reguliere voorraad (zie figuur 2-3). Naast de huidige
groep met een ZZP 1, 2, 3 of 4 (50%), die in totaal 1.500 groot is, wonen er nog eens
2.000 mensen met een zorgbehoefte in de reguliere voorraad. In totaal hebben dus
3.500 huishoudens beperkingen die leiden tot een behoefte aan zorg op afroep. Dit
11
aantal neemt in de regio toe tot 6.000 in 2030. Het gaat hier bijna om een verdubb eling, waarmee het belang van het onderwerp van dit onderzoek nog eens wordt b evestigd.
figuur 2-3
O n t w i k k e l i n g v a n h e t a a n t a l o u d e re n m e t b e p e rk in g e n d ie le id e n t o t
e e n b e h o e f t e a a n z o r g o p a f ro e p
Bron: Aantal indicaties 2013: CIZ; Prognose: RIGO op basis van provinciale prognose en instroomgeg evens van de Nationale Zorgautoriteit
2.6
Zorgvraag verstandelijk gehandicapten
Ook in de VG-sector (verstandelijk gehandicapten) wordt geëxtramuraliseerd. De
groepen die hiermee te maken krijgen zijn VG1, VG2 en naar verwachting 50% van
VG3. In tabel 2-3 staat aangegeven hoe de intramuraal wonende populatie zich ve rmoedelijk gaat ontwikkelen en van welke groepen wordt verwacht dat zij in de reg uliere voorraad kunnen blijven wonen.
In 2020 is het aantal personen met een verstandelijke beperking dat in de reguliere
woningvoorraad woont naar verwachting ongeveer 225, waarvan 50 met een zor gvraag vergelijkbaar met ZZP VG 3. Dit aantal loopt op tot 420 personen in 2030. Als
gevolg van deze extramuralisering kan de intramurale capaciteit in de sector VG tot
2020 met 225 plaatsen worden afgebouwd.
De groep ZZP VG 1 en circa de helft van ZZP VG 2 zal zich – met passende begeleiding
- naar verwachting (redelijk) goed redden in de reguliere woningvoorraad. Voor VG3
geldt dat er waarschijnlijk een vorm van geclusterd wonen met begeleiding georganiseerd moet worden. De instellingen voor verstandelijk gehandicapten spelen hierbij
12
een belangrijke rol. Het betreft hier niet zozeer een fysieke opgave, als wel het org aniseren van voldoende begeleiding bij het wonen.
Landelijk gezien blijft de vraag in de toekomst ongeveer gelijk en volgt de demograf ische ontwikkeling. Er worden immers door prenatale diagnostiek minder kinderen
met een verstandelijke beperking geboren. Mensen uit deze groep worden echter wel
ouder dan voorheen, waardoor het saldo op ongeveer nul komt.
tabel 2-3
D e v e r w a c h t e o n t w ik k e l in g v a n h e t a a n t a l p e rs o n e n n a a r Z Z P n a a r
woonsituatie
totaal
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2025
VG1
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
VG2
185
185
185
185
190
190
190
190
195
195
50% VG3
300
300
305
305
305
305
310
310
315
315
50% VG3 en hoger
855
860
865
870
875
875
880
885
900
910
1.380
1.390
1.395
1.400
1.410
1.415
1.420
1.425
1.450
1.465
0
totaal
2030
intramuraal VG1
40
30
20
15
10
5
5
5
0
VG2
185
160
140
115
100
80
70
55
20
5
50% VG3
300
300
300
300
290
280
270
260
190
125
50% VG3 en hoger
855
860
865
870
875
875
880
885
900
910
totaal
1.380
1.350
1.325
1.300
1.275
1.250
1.225
1.200
1.110
1.045
extramuraal VG1
0
15
20
25
30
35
35
40
40
40
VG2
0
25
50
70
90
105
120
135
170
190
50% VG3
0
0
0
5
15
25
35
50
125
190
50% VG3 en hoger
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
totaal
0
35
70
105
135
165
195
225
340
420
Bron: Aantal indicaties 2013: CIZ; Prognose: RIGO op basis van provin ciale prognose en instroomgegevens van de Nationale Zorgautoriteit
2.7
Zorgvraag geestelijke gezondheidszorg
4
De extramuralisering in de GGZ heeft vooral betrekking op de categorie GGZ-C (verblijf zonder behandeling). Per 2013 wordt geen indicatie voor verblijf ZZP GGZ-C 1 en
2 afgegeven voor nieuwe cliënten vanaf 23 jaar. De verwachting is dat ZZP GGZ-C 3
inclusief wooncomponent per 1 januari 2015 wordt overgeheveld naar de Zvw en de
Wmo. Binnen deze domeinen wordt bezien hoe intramurale ca paciteit kan worden
5
afgebouwd en cliënten langer zelfstandig kunnen wonen .
In dat geval zal op basis van de demografische ontwikkelingen de groep GGZC naar
verwachting toenemen van 515 in 2013 naar 555 in 2030 (zie totalen in tabel 2-4). Er
kan echter ook sprake zijn van een geleidelijke extramuralisering door het beperken
of stoppen van de instroom. De verdeling intramuraal/ extramuraal in tabel 2-4 laat
4
ZZP’s voor de psychiatrie zijn verdeeld in ZZP-B en ZZP-C waarbij ZZP-B verblijf met behandeling betreft en ZZP-C verblijf zonder behandeling.
5
http://www.invoeringWmo.nl/onderwerpen/zorgzwaartepakketten-zzp
13
zien dat in dat geval het intramurale aanbod met 31 5 plaatsen af zal nemen tot 200 in
2030. Maar het is ook mogelijk dat de groep in een keer wordt geëxtramuraliseerd.
In deze sector geldt dat het grootste deel van de groep GGZ -C1 en circa de helft van
GGZ-C2 zich naar verwachting (redelijk) goed zal redde n in de reguliere woningvoorraad. Voor de andere groepen zal een aanbod van wonen met begeleiding georgan iseerd moet worden. Niet elke gemeente heeft op dit moment een instelling, waa rdoor de geïndiceerden geconcentreerd in een aantal gemeenten. Als er wor dt geëxtramuraliseerd zal de groep meer verspreid wonen (in de huidige woongemeente) en
krijgen meer gemeenten met deze doelgroep te maken. In tabel 2-4 staat ook aangegeven hoeveel geïndiceerden er naar verwachting in de regio zo uden wonen, op basis
van de landelijke gemiddelden. In 2020 zijn dat er 475, terwijl dat er op basis van de
regionale cijfers 540 zijn. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat beide GGZ instellingen een groter werkgebied hebben dan de regio Alkmaar. Als er geëxtramuraliseerd
wordt, zal een deel van de 540 cliënten naar verwachting buiten de regio blijven wonen.
tabel 2-4
D e v e r w a c h t e o n t w ik k e l in g v a n h e t a a n t a l p e rs o n e n m e t e e n in d ic a -
tie voor verblijf naar ZZ P
2013
2020
totaal
intra.
extra.
2030
totaal
intra.
te verwachten o.b.v.
verhouding met NL
extra.
2020
2030
GGZ1C
0
0
0
0
0
0
0
15
15
GGZ2C
65
70
0
65
70
0
70
80
85
GGZ3C
215
225
135
90
230
50
185
225
230
GGZ4C
140
145
115
30
150
65
85
95
95
GGZ5C
95
100
100
0
100
85
20
55
55
GGZ6C
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
10
10
515
540
355
180
555
200
355
475
495
Bron: Aantal indicaties 2013: CIZ; Prognose: RIGO op basis van provinciale prognose en instroomgeg evens van de Nationale Zorgautoriteit
2.8
LG en ZG
Er zijn in de regio Alkmaar vorig jaar rond de 10 indicaties afgegeven voor zintuiglijk
gehandicapten (ZG). Het gaat hier dus om een zeer kleine groep. In 2016 wordt ZG 1
geëxtramuraliseerd, maar slechts een enkeling in de regio zal hier iets van merken.
Voor de lichamelijk gehandicapten (LG) geldt dat ZZP LG 1 en 3 vanaf 2016 worden
geëxtramuraliseerd. Ook hier gaat het niet om enorme aantallen. In 2016 worden er
in totaal ongeveer 300 indicaties afgegeven, waarvan ongeveer 10% (30 personen)
behoorde tot ZZP3 (gelijk verdeeld over de gemeenten Alkmaar en Heerhugowaard).
Indicaties voor ZZP1 zijn in de regio niet afgegeven.
14
f i g u u r 2 - 4 H e t a a n t a l a a n l i c h a m e l ij k g e h a n d i c a p t e n a f g e g e v e n in d ic a t ie s (1 - 6 2013)
Langedijk ; 15
Schermer; 0
Heiloo; 15
Alkmaar; 75
Heerhugowaard
; 105
Bergen; 35
Graft-de Rijp; 5
Castricum; 50
Bron: CIZ
15
3
De situatie in 2013
Uiteindelijk zal de aanpak lokaal en gebiedsgericht in een goede samenwerking moeten worden uitgewerkt. Het gaat er immers niet om dat er regionaal
voldoende aanbod is, maar dat het aanbod wordt aangeboden daar waar de
behoefte er is of ontstaat. Dat is inherent aan de wens van zorgbehoevenden
die bij voorkeur in de vertrouwde omgeving blijven wonen. In dit hoofdstuk
worden gegevens dan ook zo veel mogelijk in kaartbeelden weergegeven,
zodat optimaal houvast kan worden geboden bij het lokale maatwerk.
3.1
Inleiding
Ook op het moment dat inwoners met gebreken te maken krijgen, moeten zij zo veel
mogelijk in de vertrouwde woning en woonomgeving kunnen blijven wonen. Dan
maakt het dus niet zoveel uit of er in totaal genoeg geschikte woningen zijn, maar
veel belangrijker is de vraag of de huidige woning geschikt is. En: of er in de omgeving
van deze woningen voldoende voorzieningen zijn en/of ondersteuning wordt geb oden.
Dit maakt dat de opgave sterk lokaal specifiek is. In twee buurten met een zelfde aa ndeel ouderen of zorgbehoevenden, kan een geheel verschillende aanpak tot succes
leiden. Hierbij spelen sociaal economische kenmerken van de inwoners een rol, de
samenstelling van de woningvoorraad, de aanwezige (of afwezige) voorzieningen etc.
etc. Als al dit soort kenmerken in ogenschouw worden genomen, kan gekomen wo rden tot het benodigde maatwerk.
Om bij het formuleren van een concrete aanpak optimaal houvast te bieden, zijn in
dit onderzoek zo veel mogelijk gegevens in kaartbeelden gepresenteerd. De kaarten
hebben elk een eigen waarde, maar in combinatie kunnen ze worden gebruikt voor
integrale gebiedsgerichte analyse. Daarvan staat in het volgende hoofdstuk een voo rbeeld gegeven. In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de uitgevoerde inventarisatie op hoofdlijnen. Met deze rapportage is een online GIS-applicatie opgele6
verd, waarin de gegevens op een laag schaalniveau in kaarten is gepresenteerd. Ook
is separaat een Excel bestand met de aantallen per kern met dit rapport meegeleverd.
In dit hoofdstuk worden de in beeld gebrachte indicatoren in drie clusters besproken.
In paragraaf 3.2 worden indicatoren besproken die iets zeggen over de spreiding van
de behoefte. In 3.3 wordt ingegaan op het woningaanbod en de mate van geschik theid daarvan. In 3.4 worden ten slotte indicatoren besproken die iets zeggen over de
woonomgeving en de geboden ondersteuning.
6
http://rigo1.maps.arcgis.com/apps/OnePane/basicviewer/index.html?appid=1ab9af0903fa4d
fa83978eabc86fcf80. Inlognaam: GIS_RIGO. Wachtwoord: onderzoek.
16
3.2
Behoefte gerelateerd
In hoofdstuk 2 is al stilgestaan bij de demografische ontwikkelingen waarmee de regio
te maken krijgt. Hierbij is her en der stilgestaan bij de verschillen per gemeente, maar
voor om te komen tot een concrete aanpak zijn straks de ontwikkelingen op een lager
schaalniveau van belang: dat van de wijken, kernen en buurten. De mate van vergri jzing kan tussen buurten binnen dezelfde gemeente sterk verschillen en daarmee ook
de behoefte aan ondersteuning en specifieke woonvormen. In deze paragraaf geven
we een beeld van de demografische situatie en ontwikkeling op een laag schaaln iveau.
3.2.1
Vergrijzing
In de GIS applicatie zijn waar het gaat om de vergrijzing drie kaarten opgenomen:

Het aandeel 75-plussers in 2010;

Het aandeel 75-plussers in 2030;

De ontwikkeling van het aantal 75-plussers over de periode 2010-2030.
k a a r t 3 - 1 A a n d e e l 7 5 - p l u s s e rs in 2 0 3 0 , H e e rh u g o w a a rd (b ro n : G I S - a p p l ic a t ie ,
RIGO bevolkingsprognose 6-ppc)
17
In deze kaartbeelden is ten eerste te zien waar op dit moment concentraties van o uderen wonen. Uiteraard hangt dit beeld op dit moment sterk samen met de aanw ezigheid van verpleeg- en verzorgingshuizen. Dit blijft in de toekomst het geval, maar
wel in mindere mate. Het aantal ouderen neemt toe, maar ook de mate van spreiding
over de regio. In de kaartbeelden is te zien in welke mate de verschillende kernen,
wijken en buurten in de toekomst zullen vergrijzen. Deze kaartbeelden zijn opgest eld
aan de hand van een eigen bevolkingsprognose van RIGO.
Deze prognoses zijn opgesteld op basis van CBS-microdata opgesteld per zespositiepostcode-gebied (bijv. 1234AB). Met behulp van leeftijdsspecifieke sterfte -,
geboorte- en migratiekansen is de opbouw van de bevolking op dit moment doorgerekend naar 2030. Om recht te doen aan de privacyregelgeving én schijnzekerheid te
voorkomen, is in de kaarten het aandeel 75-plussers niet op postcode niveau weergegeven. In plaats daarvan is het aandeel binnen een straal van 200 meter rondom de
postcode in 2010 en 2030 weergegeven.
3.2.2
Sociaal economisch
De toekomstige generatie ouderen is in veel opzichten zelfredzamer dan de huidige
generatie. Men heeft vaker een woning gekocht, waar men veelal naar tevredenheid
woont. Deze koopwoningen zijn vaak geschikt om met gebreken te blijven wonen, of
daarvoor geschikt te maken. Daarnaast heeft men vaak een hoger inkomen of pens ioen. En ten slotte: door de toenemende levensverwachting van in het bijzonder mannen, blijven stellen langer samen waardoor mantelzorg vaker mogelijk is.
Maar er zijn uiteraard ook verschillen in zelfredzaamheid. Niet elke oudere heeft een
woning kunnen kopen of een goed pensioen kunnen opbouwen. In de aanpak zal
recht moeten worden gedaan aan deze socia al economische verschillen. RIGO heeft
om deze reden ook de sociaal economische positie van de huishoudens in de regio letterlijk – in kaart gebracht (zie ook kaart 3-2 en figuur 3-1). Hierbij zijn de volgende
categorieën onderscheiden:
1.
Vergrijsd welvarend (ouderen, gemiddeld of hoog inkomen),
2.
Lage inkomens en vergrijsd (ouderen, laag inkomen)
3.
Gezinnen en paren welvarend (bovenmodaal inkomen)
4.
Gezinnen en paren modaal (modaal inkomen)
5.
Welvarend een-en tweepersoonshuishoudens (bovenmodaal inkomen)
6.
Modaal een-en tweepersoonshuishoudens (modaal inkomen)
7.
Lage inkomens en laag opgeleid: lage opleiding, beneden modaal inkomen, rel atief jong, ongeacht type huishouden;
8.
Lage inkomens en hoog opgeleid: hoge opleiding, laag inkomen, relatief jong,
een-en tweepersoons & gezinnen met jonge kinderen).
9. Het gaat om de in het betreffende gebied dominante groep. De andere groepen
die in het postcodegebied wonen zijn dus que omvang kleiner. De twee categori een vergrijzend zijn in dit onderzoek vooral belang. Voor de welvarende ouderen
18
geldt dat de zelfredzaamheid vaak hoog is. Vaak wonen zij ook in een koopw oning. De ouderen met een lager inkomen hebben waarschijnlijk vaker behoefte
aan ondersteuning. Deze groep ouderen woont met name in Alkmaar, Heerhugowaard en Lange Dijk. Zij wonen veelal in huurwoningen, maar een deel heeft een
koopwoning weten te bemachtigen. In het eerste geval gaat het vaak om corpor atiewoningen en kunnen zij mogelijk een rol spelen bij de benodigde woningaanpassingen, in het andere geval gaat het om een specifieke doelgroep binnen de
particuliere woningverbetering.
k a a r t 3 - 2 S o c i a l e g e b i e d s t y p e r in g , L a n g e d ij k (b ro n : G I S - a p p lic a t ie , R I G O s o c ia le
gebiedstypering)
19
f i g u u r 3 - 1 V e r d e l i n g h u i s h o u d e n s n a a r s o c ia a le c o n o m is c h e k e n m e rk e n ( v e rd e l in g
o . b . v . 6 - p p c ) ( b r o n : R I G O s o c ia l e g e b ie d s t y p e r in g )
3.2.3
Internetgebruik
De mogelijkheden van internet nemen snel toe, ook op het gebied van wonen en zorg.
Via applicaties als Facebook, Skype en Viber kunnen bijvoorbeeld ouderen met hun
kinderen contact onderhouden, om zo gevoelens van eenzaamheid te voorkomen.
Veel informatieverstrekking vindt plaats via en internet en er zi jn zelfs al huisartsen
die via internet spreekuur houden.
Hiermee is de toegang tot en het gebruik van internet een belangrijke component
geworden voor wat betreft de zelfredzaamheid van zorgbehoevenden. Vandaar dat in
dit onderzoek een raming is opgesteld van de mate waarin de huishoudens in Regio
Alkmaar internet dagelijks gebruiken. Er is gefocust op het dagelijks gebruik, omdat
de toegang tot internet vrijwel overal gegarandeerd is en omdat vrijwel elk huisho uden een keer per maand wel eens iets via internet doet.
De raming is opgesteld op basis van onderzoek dat het Centraal Bureau voor de St atistiek periodiek uitvoert naar het ICT gebruik door huishoudens en personen. De
laatste meting hiervan dateert uit 2013. Er is een raming opgesteld van internetg ebruik naar zes positionele postcode, op basis van gegevens over het gebruik naar
leeftijd, opleidingsniveau, positie op de arbeidsmarkt, al dan niet eigenaar bewoner,
huishoudensamenstelling, inkomen en de mate van stedelijkheid van de woonomg eving.
In figuur 3-2 staat het internetgebruik per gemeente weergegeven. De gegevens zijn
in de GIS-applicatie ook weergegeven in een kaartlaag. In kaart 3-3 is een overzichtskaart opgenomen.
20
f i g u u r 3 - 2 H e t a a n d e e l h u i s h o u d e n s d a t d a g e li j k s in t e rn e t g e b ru i k t p e r g e m e e n t e
(bron: RIGO obv CBS)
Nederland
Regio
Graft de rijp
Castricum
Schermer
Langedijk
Heiloo
Heerhugowaard
Bergen
Alkmaar
100%
95%
90%
85%
80%
75%
70%
65%
60%
55%
50%
k a a r t 3 - 3 H e t a a n d e e l h u i s h o u d e n s d a t d a g e l ij k s in t e rn e t g e b ru i k t
21
3.3
Wonen en verblijf gerelateerd
Een van de randvoorwaarden voor extramuralisering is dat er voldoende ‘geschikte’
woningen zijn. Woningen waar ook mensen met beperkingen zich goed kunnen ve rplaatsen en alledaagse handelingen kunnen verrichten. Hierbij geldt dat de eisen die
worden gesteld aan de woning per individu – en per type beperking - verschillen.
Soms volstaat een verhoogde toiletpot of handgreep in het toilet, in andere gevallen
is een traplift noodzakelijk. In de ene woning zijn aanp assingen eenvoudiger (en
goedkoper) door te voeren dan de andere. De fysieke opgaven in de regio zijn daa rmee niet alleen afhankelijk van de samenstelling van de voorraad, maar ook van de
verdeling van (toekomstige) zorgbehoevenden over deze voorraad.
3.3.1
Type woning en bouwperiode
RIGO heeft op basis van de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) een t ypering gemaakt van de woningbouw. Deze typering is opgenomen in een van de kaar tlagen, waarvan in kaart 3-4 een voorbeeld is gegeven. De legenda van de fysieke gebiedstypering spreekt min of meer voor zich. Enkele categorieën verdienen een nad ere toelichting:

De Vinex periode betreft de bouw periode na 1990;

Bij de categorie ‘inbreiding grondgebonden’ gaat het om de bouwperiode 75 -89;

De bloemkoolwijken zijn een vaak gebruikte aanduiding voor laagbouw in de jaren
75-89.

De doorzonwijken (wijken met doorzonwoningen) betreft laagbouw in de periode
daarvoor, van 1960 tot 1970.
De gebiedstypering zegt veel over het karakter van de buurt (stedenbouwkundige
opzet en dergelijke) en de (historische) opbouw van buurten, kernen en wijken. Alleen
al daarom is het een waardevolle kaartlaag bij het uitwerken van de lokale aanpak.
Daarnaast is er uiteraard enige samenhang met de mate van ongeschik theid (die
wordt uitgewerkt in de komende subparagraaf) en de mate van vergrijzing.
3.3.2
Ongeschikte woningen
Er zijn in Nederland verschillende typeringen in omloop om de ‘geschiktheid’ van de
woningvoorraad aan te duiden. Hierbij valt te denken aan sterrensys temen (waarbij
vaak ook wordt gekeken naar de woonomgeving) en aan termen als nultreden en l evensloopbestendig. Het is zeker zinvol om een goed beeld te krijgen van de geschik theid van de woningvoorraad, al is het maar om mensen met beperkingen te advisere n
en daar via woonruimtebemiddeling en makelaars naar toe te begeleiden. Tegelijke rtijd geldt dat de praktijk leert dat er maar een beperkt aantal mensen echt willen
en/of moeten verhuizen naar een dergelijke woonvorm. De meeste mensen weten
zich – met enige aanpassingen – prima te redden in de huidige woning, ook als die
niet exact aan de gehanteerde definitie van geschiktheid voldoet.
22
k a a r t 3 - 4 F y s i e k e g e b i e d s t y p e r in g , C a s t r ic u m e n L i m m e n (b ro n : G I S - a p p li c a t i e ,
RIGO fysieke gebiedstypering )
Om meer grip te krijgen op de opgaven, is het zinvol ook te kijken naar dat deel van
de woningvoorraad dat per definitie ongeschikt is om met beperkingen in te wonen.
Het gaat dan om de portieketagewoningen zonder lift én grondgebonden woningen
met een smalle beukmaat (kleiner dan 5 meter). Deze laatste woningen zijn vaak ui tgerust met een smalle steile draaitrap, waar onmogelijk een traplift in is te plaatsen.
Als een bewoner van een dergelijk ongeschikte woning met (mob iliteits)beperkingen
wordt geconfronteerd, zal men waarschijnlijk wel moeten verhuizen. Dan wegen de
kosten van fysieke aanpassingen in de woning niet meer op tegen de baten.
23
t a b e l 3 - 1 A a n t a l w o n i n g e n ( w o o n f u n c t ie s in B AG ) d a t o n g e s c h i k t is o m a a n t e
p a s s e n v o o r o u d e r e n , c o r p o r a t ie w o n in g e n e n o v e r i g e w o n in g e n (b ro n : o n g e s c h i k te woningen, BAG, bewerking RIGO)
Alkmaar
Bergen (NH.)
Castricum
Graft-De Rijp
Heerhugowaard
Heiloo
Langedijk
Schermer
totaal regio Alkmaar
particulier bezit (geen corporatie)
totaal
ongeschikt % ongeschikt
30.630
4.620
15%
12.140
1.290
11%
12.940
360
3%
2.170
60
3%
17.800
440
2%
8.340
190
2%
8.820
230
3%
1.910
110
6%
94.740
7.300
8%
corporatiebezit
%
totaal ongeschikt ongeschikt
14.130
3.610
26%
2.690
430
16%
2.300
340
15%
430
90
21%
4.750
410
9%
1.740
290
17%
1.920
130
7%
360
30
8%
28.320
5.330
19%
k a a r t 3 - 5 A a n d e e l w o n i n g e n d a t o n g e s c h i k t is o m a a n t e p a s s e n b in n e n e e n
s t r a a l v a n 2 0 0 m e t e r ( b r o n : G I S - a p p li c a t ie , R I G O o n g e s c h ik t e w o n in g e n )
Het aantal ongeschikte woningen in de Regio Alkmaar is beperkt. In ongeveer 10% van
de woningvoorraad (12.630 woningen) is het lastig zo niet onmogelijk om met bep erkingen te (blijven) wonen. Deze woningen zijn vooral terug te vinden in de gemeenten
Alkmaar en Bergen. In deze gemeenten is een wezenlijk deel van de particuliere wo-
24
ningvoorraad ongeschikt, terwijl de omvang van de ongeschikte particuliere voorraad
in de andere gemeenten beperkt van omvang is.
Van de corporatiewoningen is een hoger aandeel van 19% ongeschikt. Dat is een d irect gevolg van de samenstelling van het bezit van de corporaties (meer kleine g ezinswoningen en appartementen). Overigens is dit hogere aandeel niet per definitie
een probleem: starters (jongeren) zijn immers ook een belangrijke doelgroep van de
corporaties en voor hen kunnen de woningen prima geschikt zijn. Er is pas sprake van
een mogelijk probleem als er senioren of ouderen in ongesc hikte woningen wonen.
Gebieden waar dit het geval is, kunnen inzichtelijk worden gemaakt door de kaartlaag
met ongeschikte woningen (zie ook kaart 3-5) naast de kaart met het aandeel ouderen (kaart 3-1) te leggen.
3.3.3
Labeling corporaties
Zoals al eerder aangegeven zijn er verschillende definities betreffende de geschik theid van de woningvoorraad in omloop. Een universele standaard is er echter nog
niet, mede omdat elk individu weer andere eisen stelt aan de woning. De corporaties
in de Regio Alkmaar hebben hun bezit elk op eigen wijze geclassificeerd en/of zijn
daar mee bezig. Dit om via deze weg inzicht te krijgen op de fysieke opgaven én om
zorgbehoevenden naar het juiste type woning te kunnen begeleiden.
Op hoofdlijnen worden in de regio (in SVNK-verband) drie typen geschikte woningen
onderscheiden:
a.
7
Nultredenwoningen en/of levensloopbestendige woningen ;
b. Op het moment dat deze woningen met voorrang of uitsluitend worden toegew ezen aan mensen met een zorgindicatie, krijgen deze woningen het label ‘zorg8
woning’.
c.
Daarnaast hebben corporaties complexen met woningen en wooneenheden in
bezit die collectief aan een zorginstelling worden gehuurd. De ene corporatie b eschouwd deze complexen als woningen de andere als maatschappelijk vastgoed.
Ook worden in de woonruimteverdeling soms woningen gelabeld als zijnde specifiek
geschikt voor ouderen. Maar hierbij ontbreekt (vooralsnog) eenheid van taal.
Een deel van de corporaties worstelt nog met het vinden van de juiste in deling. Men
is (deels) nog zoekende: men weet dat er een maatschappelijke opgave bij hen ligt op
het terrein van wonen met zorg, maar hoe groot deze is en waar deze exact begint of
ophoudt is nog onduidelijk. Corporaties onderschrijven dan ook het belang v an deze
inventarisatie (en het vervolgtraject) en hebben allen medewerking verleend. Hie rdoor is het mogelijk geweest een kaart op te stellen waarop het bezit van de corpor aties staat afgebeeld (zie ook kaart 3-6). Deze kaart heeft zelfstandige waarde (een
7
Het gaat hier in de regio als geheel om minimaal 7.650 woningen, 27% van het corporatie bezit. Sommige corporaties maken een nader onderscheid binnen deze categorie.
8
Volgens een voorlopige opgave van de corporaties gaat het hier om minimaal 900 woningen
(3%).
25
soort van atlas van de sociale woningbouw in de regio), maar ook bij het nader ui t9
werken van het gebiedsgericht biedt deze houvast. Indien in een bepaald aandachtsgebied een corporatie veel bezit heeft, is zij immers een meer da n voor de hand liggende partner bij de aanpak.
k a a r t 3 - 6 H u u r w o n i n g e n n a a r c o rp o ra t ie (b ro n : G I S - a p p lic a t ie , c o rp o ra t ie s )
Helaas was het (nog) niet mogelijk ook een kaartlaag op te nemen met daarin het
bezit naar mate van geschiktheid volgens opgave van de corporaties. Daarvoor ve rschillen de definities/registraties nog te veel en daarnaast geldt zoals gezegd dat co rporaties deels zoekende zijn. Een deel van de corporaties – Woonwaard voorop –
heeft uitgesproken graag te willen komen tot afstemming op regionaal niveau. Dit
9
Overigens geldt de aanbeveling deze kaart met enige regelmaat te actualiseren. Van Woo nwaard zijn enkele dagen voor het gereed komen van dit rapport nog aanvullende gegevens
ontvangen. Deze zijn niet meer in de kaartbeelden verwerkt. Het gaat om complexen aan de
Europaboulevard/Hof van Limburg (complexnummer 515), aan de Hortensialaan (complex
52), aan Velduil/Gibbon (complex 191) en aan Bonoort/Langoo rt/Grootoort (complexnummer 213). Bij een eventueel vervolgtraject is deze informatie dus al wel actueel beschikbaar.
26
vergemakkelijkt de gesprekken met gemeenten en zorgaanbieders en – niet in de
laatste plaats – collega corporaties. Dit is een van de zaken in een mogelijk vervolgtraject kan worden opgepakt. Overigens hoeft dit niet per definitie een intensieve tijd en
geld rovende exercitie te zijn, waarbij alle woningen geï nspecteerd. Men zou zich
kunnen beperken tot:

Het in beeld brengen van de ongeschikte woningen, zoals in de voorgaande par agraaf.

Het – in overleg met de zorginstellingen - nader specificeren van de eisen die
bepaalde doelgroepen aan woningen stellen.
De ongeschikte woningen zijn eenvoudig in beeld te brengen. De tweede categorie
vergt wat aandacht, maar bij een dergelijke aanpak kan wel gericht worden gezocht
naar woningen die aan bepaalde criteria voldoen. Bovendien kan zo beter recht wo rden gedaan aan de verschillende eisen die verschillende type zorgbehoevende stellen.
Bij de ongeschikte woningen gaat het om pakweg 20% van het corpora tiebezit, bij de
tweede groep waarschijnlijk om zo’n 10/15%. Niet alle woningen hoeven dus geï nspecteerd te worden.
Op basis van de nu aangeleverde informatie is het wel mogelijk een eerste cijfermatig
overzicht te geven van het corporatiebezit naar gesch iktheid. In tabel 3-2 staat dit
overzicht weergegeven (in een met dit rapport meegeleverde Excel bestand staan
nadere uitsplitsingen naar gemeente en kern weergegeven). Van belang is te beseffen
dat het hier om een indicatieve weergave gaat, niet alle corporaties hebben gegevens
aangeleverd en de exacte definitie/registratiewijze kan verschillen.
tabel 3-2
H e t c o r p o r a t i e b e z it n a a r m a t e v a n g e s c h ik t h e id z o a ls a a n g e l e v e rd
d o o r d e c o r p o r a t i e s ( g e e n u i t s lu it e n d e c a t e g o rie ë n )
Kennemer Wonen
WBV Langedijk
Wooncompagnie
Woonwaard
Ymere
Mooiland
Alckmaer Wonen
totaal
3.3.4
waarvan nultreden/
levenslooptotaal woningen
bestendig waarvan zorgwoning
8.870
980
?
1.440
460
?
360
330
50
13.360
4.300
780
1.340
390
50
850
600
350
2.470
600
?
28.690
7.660
1.230
intramurale
woonvormen
75
540
90
60
765
Populariteit
Het aanpassingen van een woning kan een kostbare zaak zijn. Sommige inwoners zu llen deze aanpassingen eenvoudiger kunnen financieren dan de andere. De eerder
besproken sociaal economische typering is med e om deze reden van belang. Bij het
ontwikkelen van een stimuleringsprogramma voor particuliere woningverbetering,
kan mogelijk worden gedifferentieerd naar draagkracht. De financieringsmogelijkh eden en investeringsbereidheid hangen ook samen met populariteit ofwel vastgoed-
27
waarde. In gebieden met een hoge populariteit, zal het – daar waar nodig - eenvoudiger zijn de woningaanpassingen te bekostigen.
RIGO heeft de corporaties gevraagd om de populariteit van hun bezit aan te leveren
in de vorm van een mutatiegraad, reactiegraad, weigeringsgraad en leegstand per
complex. Niet alle corporaties waren in staat om deze gegevens tijdig in het juiste
format aan te leveren. Het was dan ook niet mogelijk deze in een kaartlaag weer te
geven, wel is een database opgebouwd met de aangeleverde informatie die in een
mogelijke vervolgfase kan worden benut.
k a a r t 3 - 7 W o n i n g w a a r d e p e r m 2 , H e ilo o (b ro n : G I S - a p p lic a t ie , R I G O w o n in g waarde)
De woningwaarde zegt uiteraard ook veel over de populariteit van het bezit. Deze is
wel bekend, voor zowel de huur- als koopwoningen. Hierbij is gebruik gemaakt van
een raming van RIGO. Deze raming heeft plaatsgevonden op basis van het de BAG en
het WoON 2012. Er is hierbij gebruik gemaakt van kenmerken van de woning (zoals
type, oppervlakte en bouwjaar) worden gecombineerd met tal van omgevingscond ities als leefbaarheid, nabijheid van voorzieningen, groen, water, woonmilieu en het
inkomen van de bevolking in de directe omgeving.
28
t a b e l 3 - 3 G e m i d d e l d e w o n i n g p r ij z e n t o t a a l , p e r m 2 e n n a a r t y p e (b ro n : R I G O
woningwaarde, BAG 2012)
Alkmaar
Bergen (NH.)
Castricum
Graft-De Rijp
Heerhugowaard
Heiloo
Langedijk
Schermer
totaal regio Alkmaar
gemiddelde woningprijs
woningwaarde
per m2
€ 188.800
€ 1.910
€ 317.000
€ 2.700
€ 284.700
€ 2.430
€ 267.900
€ 2.180
€ 206.900
€ 1.890
€ 291.400
€ 2.540
€ 302.600
€ 2.290
€ 349.500
€ 2.600
€ 242.800
€ 2.180
EG per m2
€ 1.920
€ 2.730
€ 2.450
€ 2.170
€ 1.820
€ 2.560
€ 2.280
€ 2.610
€ 2.180
MG per m2
€ 2.000
€ 2.620
€ 2.340
€ 2.600
€ 2.140
€ 2.500
€ 2.270
€ 2.340
€ 2.220
woningen
42.930
14.320
14.580
2.590
20.650
9.450
10.180
2.080
116.770
EG = eengezins, MG = meergezins
Ook de invloed van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, windturbines, de ligging ten
opzichte van het centrum en dergelijke is verwerkt en is rekening gehouden met regionale verschillen. Gebruik makend van al deze indicatoren zijn we erin geslaagd woningprijzen te voorspellen met een verklaarde variantie van circa 82 procent, wat zeer
hoog is. In de kaart is de gemiddelde vierkante meterwaarde van alle woningen in een
straal van 50 meter rond een 6ppc-gebied afgebeeld.
3.3.5
Intramuraal verblijf
Het klinkt wellicht raar, maar er is in Nederland de afgelopen periode veel onduid elijkheid ontstaan over het aantal woningen dat we eigenlijk hebben. De onduidelij kheid heeft ermee te maken dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is overg estapt op een nieuw bronbestand. Voorheen werden jaarlijks de woningmutaties
(nieuwbouw, sloop ed.) geregistreerd en werd op basis daarvan een nieuw aantal
woningen bepaald. Nu hanteert het CBS de BAG als centrale bron.
In de BAG zijn alle adressen en gebouwen in Nederland met gebruiksfunctie gereg istreerd. De verwarring over het aantal woningen heeft er mede mee te maken dat als
plaatsen in een verzorgingshuis worden geregistreerd als zorgappartement, er met
één pennenstreek tientallen woningen in een gemeente bij komen. Bij het bepalen
van de nieuwbouwopgave aan woningen kunnen dit soort zaken voor enorme verwa rring zorgen. Ook bij dit soort administratieve zaken zijn wonen en zorg dus steeds
meer aan elkaar verbonden.
Het aanbod aan intramurale wooneenheden is volop in beweging. Veel instellingen
zijn bezig met een lange termijn huisvestingsplan of hebben deze net gereed. Het is
daardoor lastig een exact beeld te geven van het aanbod. Het in tabel 3-4 weergegeven beeld is dan ook indicatief. In deze tabel staat het aanbod naar doelgroep en g emeente weergegeven. Daar waar de capaciteit indicatief i s, geldt dit uiteraard niet
voor de locatie. Vanuit de instellingen kan immers – in potentie - ook in gewone woningen zorg geleverd worden. Vandaar dat een kaartlaag is opgesteld waarin alle zor ginstellingen – althans, voor zover bekend – zijn opgenomen. Als in een bepaald gebied
29
een aanpak wordt ontwikkeld, zijn deze instellingen uiteraard voor de hand liggende
partners.
t a b e l 3 - 4 A a n t a l z o r g p l a a t s e n n a a r t y p e z o rg ( in d ic a t ie f )
woonplaats
Alkmaar
Bergen (NH.)
Castricum
Graft-De Rijp
Heerhugowaard
Heiloo
Langedijk
Schermer
totaal regio Alkmaar
GGZ
24
LG
VG
200
23
38
248
310
23
MO
85
28
195
17
24
9
445
22
135
VV
1.116
485
705
94
356
315
149
3.220
totaal
1.425
485
756
94
611
580
173
9
4.133
Bron: Kiesbeter, aangevuld met aangeleverde data zorginstellingen. GGZ = geestelijke gezondheidszorg,
LG = lichamelijk gehandicapten, VG = verstandelijk gehandicapten, MO = maatschappelijke opvang, V&V
= verpleging en verzorging.
k a a r t 3 - 8 A a n t a l z o r g p l a a t s e n V & V (b ro n : G I S - a p p l i c a t ie , K i e s b e t e r a a n g e v u l d
door zorginstellingen )
30
3.4
Omgeving en ondersteuning gerelateerd
Een geschikte woningvoorraad is slechts één van de randvoorwaarden voor extram uralisering. Andere voorwaarden hebben betrekki ng op de woningomgeving (die moet
bijvoorbeeld toegankelijk en veilig zijn, met de nodige voorzieningen) en de geboden
ondersteuning. Voor wat betreft deze ondersteuning geldt dat deze onder andere
vanuit de instellingen die in de vorige paragraaf zijn bes proken kan worden geleverd.
In deze paragraaf brengen we enkele aanvullende indicatoren inzake de woonomg eving en geboden ondersteuning in beeld.
3.4.1
Leefbaarheid
'Leefbaarheid' is een veel gebruikt, maar ook lastig begrip. Lastig omdat velen er een
eigen betekenis aangeven. In de wetenschap is er echter enige consensus: het gaat
om de wijze waarop bewoners hun woonomgeving beleven en beoordelen. Deze bewoners laten zich hierbij beïnvloeden door verschillende invloedsferen: de veiligheid,
de voorzieningen, de groenvoorziening, de bebouwing etc. Uiteraard geldt hierbij dat
er verschillen kunnen zijn tussen individuen: wat voor de een belangrijk is, hoeft dat
voor de ander niet te zijn.
f i g u u r 3 - 3 V e r d e l i n g l e e f b a a r o m e t e rs c o re 2 0 1 2 o . b . v . in w o n e rs p e r g e m e e n t e
(bron: Leefbaarometer 2012)
Ook voor mensen met beperkingen is het natuurlijk van belang in een leefbare en
veilige woonomgeving te wonen. Wellicht zelfs belangrijker dan voor anderen, omdat
de mobiliteit vaak beperkt is en men daarom meer is aangewezen op de directe
woonomgeving. Daarnaast geldt dat de leefbaarheid en (met name) veiligheid niet
alleen belangrijk is voor de bewoners, maar ook voor de zorgverleners. Het bieden
31
van 24 uur zorg op afroep betekent immers ook dat een verpleger of verpleegster
mogelijk ’s nachts alleen over straat moet indien er zorg geleverd moet worden.
k a a r t 3 - 9 L e e f b a a r h e i d 2 0 1 2 , C a s t r ic u m e n L im m e n (b ro n : G I S - a p p l ic a t ie , L e e f baarometer 2012)
RIGO en Atlas voor Gemeenten hebben voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken
de Leefbaarometer ontwikkeld. In de Leefbaarometer wordt een laag schaalniveau –
de zes positionele postcode – het oordeel van de bewoners over de leefbaarheid
voorspeld. Het gaat hierbij om een combinatie van het uitgesproken oordeel van de
bewoners (het rapportcijfer dat men geeft) als het oordeel zoals blijkt uit het gedrag
(de woningprijzen). Deze oordelen worden voorspeld op basis ruim vijftig indicatoren,
onder te verdelen in de volgende dimensies: woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningenniveau, bevolkingssamenstelling, sociale samenhang en veiligheid.
In figuur 3-3 staan de scores weergegeven voor de gemeenten in de Regio Alkmaar.
De figuur laat zien dat sterk negatieve scores in de regio niet of nauwelijks voork omen. Het is dus over het algemeen goed gesteld met de leefbaarheid in de regio.
Maar er zijn uiteraard wel verschillen in leefbaarheid. In figuur 3-3 en kaart 3-9 is
gebruik gemaakt van een categorisering op basis van landelijke gemiddelden. Dat de
32
regio over het algemeen groen kleurt, heeft ermee te maken dat echte achterstand swijken (zoals we die wel zien in grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag)
in de regio ontbreken.
Als de regionale totalen als referentie worden genomen ontstaat meer zicht op de
variatie binnen de regio. Het beeld wat dan ontstaat, is weergegeven in kaart 3-10.
Deze kaartlaag met de relatieve leefbaarheid in de regio, biedt beter inzicht in de
gebieden die lokaal als probleemgebied kunnen worden beschouwd.
k a a r t 3 - 1 0 R e l a t i e v e l e e f b a a rh e id t . o . v . d e re g io , C a s t r ic u m e n L im m e n (b ro n :
GIS-applicatie, Leefbaarometer 2012)
3.4.2
Voorzieningen
De BAG is al regelmatig genoemd als een van de belangrijke geraadpleegde bronnen
bij de inventarisatie. Naast inzicht in de woningvoorraad, kan op basis van de BAG ook
inzicht worden geboden in andere functies, zoals voorzieningen. Van belang hierbij is
wel te vermelden dat het gaat om een registratie van gebouwen. Elk gebouw heeft
een bepaalde administratieve gebruiksfunctie, maar dat wil niet zeggen dat het g e-
33
bouw ook als zodanig in gebruik is. De registratie kent dus haar beperkingen. Daarnaast geldt dat lokale kennis vereist blijft. Zo zijn in de hele regio de sportkantines
niet als sportvoorziening geregistreerd, maar als ontmoetingsruimte. Iemand met
kennis van de het betreffende gebied zal dit direct herkennen, maar anderen kunnen
wellicht op het verkeerde been worden gezet.
Maar de aanwezigheid van gebouwen met andere gebruiksfuncties zegt natuurlijk wel
iets. In veel gevallen komt de geregistreerde gebruiksfunctie wel overeen met het
huidige gebruik en daar waar dat niet het geval is, bestaat in ieder geval de mogelij kheid om het gebouw als zodanig in gebruik te nemen. Vandaar dat er kaarten zijn
opgesteld waarin de relevante gebruiksfuncties staan weergegeven. Deze kunnen
worden benut bij de uitwerking van een aanpak op lokaal niveau.
k a a r t 3 - 1 1 G e b r u i k e r s f u n c t i e p e r p a n d (b ro n : G I S - a p p li c a t ie , B AG 2 0 1 3 )
De aanwezigheid van vloeroppervlak met functies anders dan wonen, zegt ook iets
over het voorzieningenniveau in het betreffende gebied. In tabel 3-5 staan de aantallen per gemeente weergegeven en in figuur 3-4 staat het aandeel vloeroppervlak voor
enkele relevante functies weergegeven. Conform verwachting zijn in de stad Alkmaar
de meeste voorzieningen terug te vinden. Schermer, Heerhugowaard en Castricum
zijn meer woongemeenten met (afgemeten aan het aandeel vloeroppervlak) een beperkter aanbod aan voorzieningen.
34
t a b e l 3 - 5 H e t a a n t a l a d r e s s e n e n v ie rk a n t e m e t e r v lo e ro p p e r v la k n a a r g e b ru i k s functie (bron: BAG)
woonplaats
gezondheidszorg
bijeenkomst
sport
onderwijs
winkel
overige gebruik
wonen
kantoor
logies
industrie
totaal
totaal m2
466.700
1.649.100
771.300
1.569.000
906.200
820.500
25.965.800
1.868.100
21.293.000
5.182.300
60.492.000
totaal aantal
adressen
435
1.007
199
264
2.545
9.528
123.872
1.731
3.360
3.830
146.771
Alkmaar
220.900
202.800
454.800
240.000
431.600
290.000
4.578.200
455.200
13.300
1.129.900
8.016.600
Bergen (NH.)
132.600
1.243.100
220.600
1.173.200
67.800
281.100
8.583.400
146.600
20.219.800
181.900
32.249.900
Castricum
14.200
40.300
15.600
23.900
104.400
145.500
3.847.800
30.700
1.012.100
122.700
5.357.200
Graft-De Rijp Heerhugowaard
2.000
9.100
21.800
57.500
3.100
30.700
4.300
77.400
3.100
159.000
10.200
37.500
334.800
3.573.900
10.200
1.160.100
35.100
6.000
50.100
2.083.100
474.800
7.194.400
Heiloo
80.500
32.900
17.800
19.500
59.800
42.900
1.239.200
24.000
5.800
136.800
1.659.200
Langedijk
7.100
43.000
27.900
28.300
77.600
8.900
1.467.700
35.100
400
381.200
2.077.100
f i g u u r 3 - 4 H e t v l o e r o p p e r v l a k v a n g e b o u w e n n a a r r e le v a n t e g e b ru ik s f u n c t ie i n
a b s o l u t e a a n t a l l e n ( o n d e r ) e n a ls a a n d e e l v a n h e t t o t a le v lo e ro p p e r v la k (b o v e n )
(bron: BAG)
35
Schermer
200
7.900
900
2.400
3.000
4.200
2.340.600
6.300
600
1.096.600
3.462.700
3.4.3
Maatschappelijk vastgoed
Bij het uitwerken van een gebiedsgerichte aanpak zal maatschappelijk vastgoed een
belangrijke rol spelen. In dit vastgoed kunnen relevant e functies als zorgposten en
ruimten voor ontmoeting, activiteiten en dagopvang gevestigd worden. Een scherpe
definitie ‘maatschappelijk vastgoed’ ontbreekt in Nederland. Soms slaat ‘maatscha ppelijk’ op de functie die het gebouw heeft (ontmoetingsruimte, s port, etc.), soms op
de eigenaar (een gemeente, vereniging/stichting of woningcorporatie).
In deze inventarisatie is (vooral) de tweede ingang gehanteerd: het eigendom. Zowel
bij de gemeenten (kaart 3-13) als bij de corporaties (kaart 3-12 en tabel 3-6) is achterhaald welk vastgoed bij hen bezit is. In combinatie met de gebruiksfunctie volgens
het BAG (zoals besproken in voorgaande paragraaf) kan vervolgens iets worden gezegd over de functie van het vastgoed. Bij gemeenten is ook navraag gedaan naar het
bezit van andere maatschappelijke instellingen (verenigingen en stichtingen). Het
bleek zowel bij gemeenten als bij corporaties niet altijd even eenvoudig een overzicht
van het maatschappelijk vastgoed aan te leveren. Toch hebben uiteindelijk vrijwel alle
betrokken partijen de gevraagde gegevens aangeleverd.
k a a r t 3 - 1 2 M a a t s c h a p p e l i j k e n c o m m e rc ie e l v a s t g o e d in b e z i t v a n c o rp o ra t ie s
( b r o n : G I S - a p p l i c a t i e , c o r p o r a t ie s , B AG 2 0 1 3 )
36
k a a r t 3 - 1 3 M a a t s c h a p p e l i j k v a s t g o e d in b e z it v a n g e m e e n t e n e n g e b ru i k e rs f u n c t i e B A G ( b r o n : G I S - a p p l i c a t i e , g e m e e n t e n , B AG 2 0 1 3 )
37
t a b e l 3 - 6 M a a t s c h a p p e l i j k v a s t g o e d in b e z it v a n c o r p o ra t ie s
(maatschappelijke)
woningen
Kennemer Wonen
WBV Langedijk
Wooncompagnie
Woonwaard
Ymere
Mooiland
Alckmaer Wonen
Zorgcomplex/
voorziening
13
73
2
2
540
93
1
Commercieel Maatschappelijk
vastgoed
vastgoed
29
38
17
48
7
62
38
4
Op zoek naar hotspots
De aanpak op het gebied van wonen en zorg zal op lokaal niveau, in same nwerking met alle betrokkenen (vastgoedeigenaren, bewoners, zorg - en
dienstverleners, gemeenten) moeten worden uitgewerkt. Maatwerk is hierbij
een vereiste. Deze inventarisatie is uitgevoerd om aandachtsgebieden (of
hotspots) te signaleren en houvast te bieden bij het formuleren van de aanpak en implementatie. Dit hoofdstuk geeft voorbeelden van hoe de inventarisatie bij deze vervolgstappen benut kan worden.
4.1
Inleiding
In deze inventarisatiefase is het niet de bedoeling al te komen tot een concrete aanpak. Dat zal in de mogelijke vervolgfasen gebeuren, door betrokken partijen afzonderlijk en daar waar het een meerwaarde levert gezamenlijk. Wel kan er op basis van de
vergaarde informatie al enige handen en voeten worden gegeven aan een gebiedsgericht aanpak. Dit in eerste instantie doordat de kaarten (in de GIS-applicatie) en de
met dit rapport meegeleverde Excel tabellen op diverse terreinen als naslagwerk of
atlas kunnen worden gebruikt. Daarnaast kunnen de kaarten ook worden benut om te
komen tot een meer integrale analyse van de problematiek. In dit hoofdstuk worden
deze gebruiksfuncties nader verduidelijkt.
4.2
Atlasfunctie
Vrijwel elke kaart heeft een zelfstandige waarde. We noemen enkele voorbeelden:

Een kaartlaag met een fysieke gebiedstypering, die inzicht bieden in het type
bebouwing en fysiek historische opbouw kan kernen en buurten .

Een kaartlaag met een sociale gebiedstypering, die inzicht biedt in de sociaal ec onomische samenstelling van de bebouwing.

Een kaartlaag met daarin het bezit van alle corporaties die in de regio actief zijn.

Een kaartlaag met alle (bij ons bekende) vestigingen van zorginstellingen. Deze
bieden inzicht in welke zorgpartijen in welke werkgebied actief zijn.

Een kaartlaag met al het vastgoed dat in het bezit is van gemeenten.

Een kaartlaag met per gebied aantal verwachte 75-plussers in 2030.
Deze kaartlagen kunnen bij uiteenlopende beleidstrajecten uit de kast worden getro kken, als men op een bepaald onderwerp iets wil weten over een bepaald gebied.
Daarnaast kunnen ze ook in combinatie worden gebruikt, om te komen tot een int egrale analyse van gebieden.
39
4.3
Geografische analyses
Het kaartmateriaal kan in een vervolgfase ook rol spelen bij het benoemen van aa ndachtsgebieden en het analyseren van deze gebieden. Grofweg kunnen bij een derg elijke analyse de volgende stappen worden onderscheiden:
1.
Identificeren van probleem of aandachtsgebieden;
2.
Nader specificeren van de problematiek;
3.
Het verkennen van de toe te passen strategie.
In deze paragraaf geven we een voorbeeld van hoe een dergelijke analyse eruit kan
zien. Belangrijk is hierbij te beseffen dat er veel informa tie in kaart is gebracht, maar
dat nooit een volledig beeld kan worden verkregen. Lokaal betrokkenen hebben veel
praktijk kennis over het betreffende gebied en vooral ook over de historie, plannen en
ontwikkelingen die al in gang zijn gezet. Het huidige ka artmateriaal is vooral een feitelijke cijfermatige onderlegger voor het juiste gesprek. Een gesprek tussen uiteenlopende disciplines en partijen, waarbij bestaande en nieuwe plannen met elkaar in
verband worden gebracht. Dit is overigens ook het belangrijkste doelstelling van het
totale traject (deze inventarisatie is immers slechts een eerste stap): het verbinden,
stimuleren en faciliteiten van lokale planvorming. Een traject dat bestaande plannen
en initiatieven niet vervangt, maar ondersteund en met elka ar in verbinding brengt.
k a a r t 4 - 1 H e t a a n d e e l o n g e s c h ik t e w o n in g e n in D e H o e f
Stap 1. Identificatie
Als voorbeeld van hoe met de kaarten gekomen kan worden tot een analyse en g esprek nemen we de wijk De Hoef in Alkmaar. Deze wijk is geselecteerd omdat er veel
40
voor mensen met beperkingen ‘ongeschikte ‘woningen te vinden zijn. Deze hebben
we omcirkeld in kaart 4-1. Deze woningen kunnen in theorie een prima rol vervullen
op de woningmarkt, bijvoorbeeld voor starters. Echter, als er vergrijzing optreedt en
deze ouderen met beperkingen te maken krijgen kunnen er niet passende situaties
ontstaan. In kaart 4-2 is te zien dat er delen van de wijk in de toekomst sterk gaan
vergrijzen. Dit betekent dat er potentieel aandachtsgebied/hotspot is gesignaleerd.
k a a r t 4 - 2 H e t a a n d e e l 7 5 - p l u s s e rs in 2 0 3 0 in D e H o e f
Stap 2. Specificatie
Er zijn uiteraard gradaties in de zelfredzaamheid van huishoudens, die deels correleren met de sociaal economische positie van huishoudens. Van ouderen met een b ovenmodaal inkomen mag worden verwacht dat zij vaker zelf een andere woning ku nnen vinden en/of aanpassingen in de woning kunnen financi eren. De lagere inkomens
hebben daar mogelijk meer problemen mee en meer ondersteuning nodig. In kaart
4-3 zijn de gebieden met minder welgestelde ouderen omcirkeld.
41
k a a r t 4 - 3 D e s o c i a a l e c o n o m is c h e s a m e n s t e l l in g v a n d e b e v o lk in g in D e H o e f
kaart 4-4 De leefbaarheid in De Hoef
Als er een aanpak op het terrein van wonen met zorg wordt ontwikkeld, kan het zinvol
zijn deze in te bedden in een bredere aanpak. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn i ndien ook de leefbaarheid in brede zin een probleem vormt. In bepaalde delen van De
Hoef is dat het geval, zo blijkt uit kaart 4-4.
42
Stap 3. Strategiebepaling
Bij de potentiele aanpak van gebieden, moeten uiteraard de woningeigenaren worden
betrokken. Er is ook een gebied met minder welgestelde oudere eigenaar bewoners.
Deze groep heeft wellicht een steun in de rug nodig en kan mogelijk specifieke aa ndacht krijgen in bijvoorbeeld de aanpak voor particuliere woningverbetering. In De
Hoef zijn twee corporaties sterk vertegenwoordigd: Woonwaard en Van Alckmaer
Wonen (zie ook kaart 4-5). Het ligt dan ook voor de hand samen met hen te komen
tot een aanpak. Overigens geldt dat bestaande plannen in deze inventarisatie niet in
beeld zijn gebracht, het kan dus goed zijn dat er al een aanpak in gang is gezet of in
de maak is.
k a a r t 4 - 5 H e t w o n i n g b e z i t v a n c o rp o ra t i e s in D e H o e f
Minder welgestelde oudere
eigenaar bewoners:
aandachtspunt particuliere
woningverbetering?
Integrale aanpak met/door
Woonwaard en Alckmaer
Wonen ligt voor de hand.
Welke plannen zijn er al??
Uiteraard is het bij de aanpak ook van belang oog te hebben voor het voorzieninge nniveau. In en in de nabijheid van De Hoef zijn diverse voorzieningen gelegen (zie ook
kaart 4-6), waaronder een pas vernieuwd buurtwinkelcentrum. Daarnaast is in het
gebied ook het verzorgingshuis ‘De Vleugels’ gelegen van waaruit ook thuiszorg wordt
verleend. Ook de Zorgcirkel is dus een voor de hand liggende partner bij de nadere
uitwerking van een aanpak. Overigens blijkt uit het interview met de Zorgcirkel dat zij
het huurcontract van De Vleugels hebben opgezegd en dat het complex door Wonin gstichting Habion zal worden verbouwd. Er zijn dus al ontwikkelingen gaande in dit
gebied, waarbij Habion dus ook een relevante partij is.
43
k a a r t 4 - 6 D e g e b r u i k s f u n c t i e v a n g e b o u w e n in D e H o e f
Vanuit verzorgingshuis ‘De
Vleugels’ van De Zorgcirkel
wordt ook thuiszorg verleend.
Naar een gebiedsgerichte aanpak
Bovenstaande analyses moeten gezien worden als voorbeeld van het toepassen van
het kaartmateriaal. Het is niet zo dat er van achter het bureau gekomen kan worden
tot hotspots/aandachtgebieden, laat staan dat er een aanpak/strategie kan worden
‘uitgerekend’. Lokale expertise is daarbij essentieel. In de fasen volgend op deze i nventarisatie is het zaak in samenspraak met alle betrokkenen aandachtsgebieden te
benoemen en strategieën te bepalen.
Het kaartmateriaal beoogt hierbij houvast te bieden en maakt duidelijk dat er in elke
gemeente wel gebieden zijn die mogelijk specifieke aandacht vragen. In kaart 4-7 zijn
die gebieden omcirkeld met:

Ouderen met een lage sociaal economische status (en dus grotere kans op lagere
zelfredzaamheid);

Een hoge concentratie ouderen in het jaar 2030 (gebieden waar de vergrijzing
verstrekt zal inzetten);

Relatief veel ongeschikte woningen (waar het lastig is te wonen voor mensen met
beperkingen);

Een lage leefbaarheid (waar dus meer problemen spelen dan alleen op het gebied
van wonen en zorg).
De kaart maakt duidelijk dat in elke gemeente mogelijke hotspots te vinden zijn. Deze
verschillen van aard en omvang, maar er zijn ook overeenkomsten. Zeker d aar waar
dit laatste het geval is, kan door uitwisseling van ervaringen een meerwaarde worden
bereikt.
44
k a a r t 4 - 7 G e b i e d e n d i e m o g e l ij k a a n d a c h t b e h o e v e n in d e d e R e g io A lk m a a r
45
5
Beleid en instrumentarium
De vergrijzing zorg de komende jaren voor een toenemend aantal ouderen
met een zorgvraag. Deze toename valt samen met een beleid gericht op e xtramuralisering en decentralisatie. Door de stelselverandering op het terrein
van wonen en zorg is de positie en rol van vrijwel elke betrokken partij aan
verandering onderhevig. Er is in de Regio Alkmaar veel energie en initiatie frijkheid om in de nieuwe context het optimale resultaat voor de inw oners te
bereiken. Tegelijkertijd zijn betrokken partijen deels nog zoekende en is het
nieuwe stelsel en de rolverdeling nog niet helemaal uitgekristalliseerd.
5.1
Inleiding
De in de Regio Alkmaar samenwerkende gemeenten hebben deze inventarisatie laten
opstellen, als basis voor de lokale aanpak. Mede op basis van deze inventarisatie zal
gekomen worden tot een nadere rolbepaling van de (samenwerkende) gemeenten.
Daar waar het gaat om de ondersteuningsvraag is deze evident en wordt deze voor
een belangrijk deel bepaald door de decentralisatie binnen de zorg. Daar waar het
gaat om de fysieke kant en het wonen, is de rol van gemeenten nog minder scherp.
Onafhankelijk van de exacte rolbepaling, is duidelijk dat het gaat om een opgave
waarbij meerdere partijen uit verschillende disciplines samen moeten werken. Va nwege de aard en het maatschappelijk belang van de opgave ligt het voor de hand dat
gemeenten in iedere geval een stimulerende en faciliterende rol vervullen. De g emeenten kunnen de gebiedsgerichte samenwerking faciliteren (mogelijk regisseren)
en heeft daarnaast ook waar het gaat om het wonen een eigen instrumentarium.
In dit hoofdstuk geven we eerst een beeld van de positie van andere belangrijke sp elers op dit terrein: de corporaties en de zorginstellingen. Vervolgens gaan we in op de
instrumenten die de gemeenten zelf in handen heeft. Ten slotte gaan we in op de
meerwaarde van regionale samenwerking op dit terrein .
5.2
Corporaties
Er zijn in het kader van dit onderzoek geen interviews afgenomen met corporaties .
Een volledig beeld van wat er speelt is dan ook niet te geven. Wel is er een informatievraag uitgezet, om het aanbod aan geschikte wonin gen beter in beeld te krijgen.
Wel is er op basis van de contacten met corporaties en de interviews met zorgpartijen
een globaal beeld te geven van wat er in de sector speelt.
Investeringen in (zorg)vastgoed staan onder druk, mede door de verhuurdersheffing.
Dit terwijl vooral op het terrein van ouderenhuisvesting een transformatie gewenst is
van bijvoorbeeld het verzorgingshuis naar extramurale woningen. Door geschikte en
aantrekkelijke woningen voor ouderen te bouwen, kan – naast het realiseren van een
46
goede omgeving om langer zelfstandig te wonen ook als er gebreken zijn - ook doorstroming op gang komen.
Ten aanzien van de categorisering van het bezit naar mate van geschiktheid geldt dat
er bij verschillende corporaties behoefte bestaat aan een universele indeling. Men wil
er vanuit de maatschappelijke opgave graag voor zorgen dat men voldoende woningen met de juiste kwaliteit/geschiktheid in bezit heeft. Ook voor (toekomstige) huurders is het belangrijk om inzicht te hebben in de geschiktheid van woningen zodat
huurders op eigen kracht een geschikte woning kunnen zoeken en de kans op een
mismatch tot een minimum beperkt wordt.
Naast het creëren van voldoende en kwalitatief geschikt woningaanbod, is het vooral
zaak dat de geschikte woningen bij de juiste groepen terecht komen . In de regio zijn
afspraken gemaakt over het huisvesten van specifieke doelgroepen, die via bem iddeling (onder andere via het transferpunt) aan een woning worden geholpen. Door de
extramuralisering zal de omvang van deze doelgroepen groter worden . Zij zullen immers niet meer via de instellingen gehuisvest worden maar gaan – in de meeste gevallen met begeleiding – zelf een woning huren.
Veel corporaties nemen actief deel aan wijk/buurt-serviceteams. In deze teams werken diverse instellingen samen om aan de inwoners de juiste zorg en ondersteuning te
bieden. Corporaties zijn hier niet alleen verhuurder van woningen, maar hebben ook
een belangrijke signaleringsfunctie.
Ten slotte hebben corporaties ook maatschappelijk vastgoed in bezit. Mede door de
novelle van Blok is het onduidelijk wat corporaties op dit terrein in de toekomst nog
kunnen betekenen. Daarnaast is zichtbaar dat de exploitatie risico’s met zich mee
brengt. In een tijd van bezuiniging wijken sommige potentiele huurders (welzijn) uit
naar goedkopere locaties zoals leegstaande schoolgebouwen en sportkantines.
5.3
Instellingen voor zorg en welzijn
Op het terrein van zorg en welzijn zijn vele partijen actief. In bijlage 2 staat hiervan
een overzicht gegeven, bijlage 3 bevat een samenvatting van de interviews die in het
kader van deze inventarisatie zijn uitgevoerd. Het overallbeeld is een actiev e sector
met veel uiteenlopende initiatieven en transities. De belangrijkste ontwikkelingen op
hoofdlijnen zijn:

Vooral in de sector verpleging en verzorging vinden veel transities in het vastgoed
plaats. In paragraaf 3.3 is daar al bij stilgestaan. Er is sprake van transities van
verschillende aard:
o
Intramuraal aanbod wordt omgezet in (zorg)appartementen (zoals De
Vleugels, Kooimeer en Nieuwpoort in Alkmaar en Prins Hendrik in Egmond aan Zee);
o
Er worden via nieuwbouw (zorg)appartementen voor ouderen toegev oegd
(Kooimeer);
o
Verzorgingshuizen worden omgezet in verpleeghuiscapaciteit (Weste rhout in Alkmaar, Hoog Duinen in Schoorl, VIVA!zorggroep in Castricum).
47


o
Er worden complexen gesloopt en vervangen door nieuwbouw met een
gevarieerde samenstelling (De Boogaert en Heemstate in Castricum en
Hugo-Oord in Heerhugowaard).
o
Er vindt grootschalige renovatie/vernieuwbouw plaats van bestaande
complexen (zoals Overkerck in Heiloo).
In vrijwel alle sectoren is men in het kader van de extramuralisering bezig vo ldoende aanod aan geschikte woningen voor de cliënten te creëren, door:
o
De eisen die per doelgroep worden gesteld aan de woning en woonomg eving nader te verduidelijken;
o
Afspraken te maken met de corporaties over het aanbod aan woningen ,
de bemiddeling en de begeleiding;
In het kader van de extramuralisering wordt voorts veel aandacht besteed aan het
organiseren van de benodigde zorg- en dienstverlening:
o
De ambulante zorg moet voor een grotere groep zorgvragers met meer
zorgbehoefte worden georganiseerd;
o
De overige ondersteuning – zoals dagbesteding – moet op grotere schaal
extramuraal worden geregeld. Daarbij wordt overwogen om doelgroepen
te mengen en om doelgroepen juist ook zelf als vrijwilliger in te zetten.
o
Er is aandacht voor zorgsteunpunten, ontmoetingsruimten en restaurants.

Bij bovenstaande zijn in de praktijk vaak veel instanties betrokken. De samenwerking wordt over het algemeen goed gewaardeerd. Er wordt geëxperimenteerd
met sociale wijk/buurtserviceteams. Hiervoor is een convenant afgesloten.

Er wordt steeds meer een beroep gedaan op vrijwilligers(organisaties). Het stim uleren en activeren van vrijwilligers en mantelzorgers krijgt veel aandacht. Wel
wordt aangegeven dat er een grens is aan het aantal te werven vrijwilligers en dat
sommige doelgroepen in de zorg (bijv. psychiatrische problematiek, verslavingsproblemen) moeilijk door vrijwilligers te begeleiden zijn.
Er zijn dus zeer veel ontwikkelingen en er worden veel initiatieven ontplooid. Soms
wordt er hierbij een gebrek aan coördinatie beleefd/gesignaleerd en men vindt het
lastig dat – vooral voor wat betreft de verdeling van financiële middelen – het nieuwe
stelsel nog niet is uitgekristalliseerd.
5.4
Gemeenten
Door het scheiden van wonen en zorg en de decentralisatie van onder meer de begeleiding van zorgbehoevenden, krijgen de gemeentelijke afdelingen Wonen en Maatschappelijke ontwikkeling steeds meer elkaar te maken. Dat deze inventarisatie is
uitgevoerd ‘in opdracht van’ zowel het portefeuillehouders overleg (PORA) wonen als
zorg& Wmo is wat dat betreft sprekend. Aan de kant van zorg en welzijn zijn en worden veel studies verricht en wordt op dit moment actief gewerkt aan het invullen van
de nieuwe taken (transitie en transformatie) waar men door de decentralisatie mee te
maken krijgt. Op het terrein van wonen zijn de stelselwijzigingen op het oog minder
48
ingrijpend, maar werken gemeenten ook aan nieuwe inzichten ten aanzien van het
type woonvoorziening dat nodig is voor bewoners die voorheen een indicatie voor
verblijf in een instelling kreeg. Daaruit volgt de vraag naar de omvang van dit woningaanbod voor deze doelgroepen. Een verschuiving in aandacht naar de koopsector is
hierbij gewenst omdat een steeds groter deel van de ouder wordende bevolking w oningeigenaar is en ook blijft. De minder zelfredzamen on der hen hebben wellicht hulp
nodig bij het treffen van aanpassingen in de eigen woning. Onderdeel van de aan
RIGO verstrekte opdracht is een inventarisatie van het instrumentarium dat gemee nten ter beschikking staat. Het gaat hierbij niet om het toenemend aantal taken dat de
gemeenten op het terrein van de zorg gaan uitvoeren. In deze inventarisatie ligt de
focus op de mogelijkheden die de gemeenten hebben om het vastgoed in de gemee nten – in het bijzonder de woningen – en de openbare ruimte (fysiek) geschikt te maken. De instrumenten die een gemeente op dit terrein heeft zijn beperkt, zeker waar
het gaat om de woningen. De gemeente zelf is immers geen woningeigenaar en de
financiële middelen om vanuit de Wmo woningen aan te passen worden eerder beperkt dan verruimd.
RIGO heeft een internetscan uitgevoerd om een overzicht te krijgen van wat er in het
land momenteel op dit terrein speelt. Overigens geldt dat veel van de gevonden i nstrumenten nog in een experimentele fase zitten en/of nog in ontwikkeling zijn. Daarnaast geldt dat gemeenten steeds vaker in samenwerking instrumenten ontwikkelen,
vaak ook in samenwerking met bewonersinitiatieven en vrijwilligers. Hieronder wo rden de gevonden instrumenten besproken, waarbij de volgende indeling is geha nteerd:

Preventieve maatregelen;

Actieve maatregelen;

Aanbodsturing;

Verdelingsinstrumenten.
Preventieve maatregelen
Preventieve maatregelen zijn aan de orde op het moment dat er nog geen gebreken in
het spel zijn. Dit soort maatregelen richten zich veelal op de grote groep senioren die
in deze periode de grens van 65 jaar passeert en mogelijk in de afzienbare toekomst
met gebreken te maken krijgt. De in te zetten instrumenten zijn afhankelijk van de
huidige woonsituatie, waarbij grofweg twee situaties te onderscheiden zijn:

De woning (of woonomgeving) is fysiek ongeschikt. In dat geval wordt ingezet op
voorlichting, bewustwording én doorstroming. Dat laatste gebeurt soms via een
doorstroommakelaar, maar ook andere methoden ter bevordering van de doo rstroming worden overwogen. Bevorderen van doorstroming is niet altijd ingeg even door het streven de ouderen te laten verhuizen naar een geschikte woning,
ook het beschikbaar krijgen van gezinswoningen voor jongere huishoudens is vaak
een doelstelling (soms onafhankelijk van d e vraag of de woning al dan niet geschikt is voor de oudere bewoner).
49

De woning (of woonomgeving) is geschikt. Ook in deze situatie is voorlichting en
bewustwording aan de orde, maar dan ligt de nadruk vaak meer op technische
aanpassingen in en aan de woning. Ook financieringsvormen krijgen hierbij aandacht, zoals de tijdelijke verlaging van de BTW voor (onder meer) woningaanpa ssingen. Er zijn verschillende tools op internet te vinden voor ouderen om te bep alen in hoeverre de huidige woning geschikt is én welke aanpassingen op termijn
gewenst kunnen zijn. Voor wat betreft de woonomgeving wordt vaak ingezet op
het creëren van een passend voorzieningenniveau in de omgeving (woonservic ezones). Hoewel bij woonservicezones de nadruk ligt op fysieke nabijheid, is er ook
het besef dat mobiele en digitale diensten steeds belangrijker worden. Vandaar
dat ook wordt ingezet op het breder (en sneller) beschikbaar maken van (nieuw)
aanbod aan digitale dienstverlening en de mogelijkheden van domotica.
Actieve maatregelen
Op het moment dat men daadwerkelijk te maken krijgt met gebreken, wordt meer
actief beleid ingezet. Als de woning ongeschikt is, komen de zorgbehoevenden vaak in
aanmerking voor urgentieregelingen en/of wordt een speciaal bemiddelingstraject
ingezet (meer hierover onder de noemer verdelingsinstrumenten). Is de woning wel
aanpasbaar of geschikt dan heeft de gemeente de volgende instrumenten ter b eschikking:

De Wmo budgetten voor woningaanpassingen. Het is onduidelijk hoeveel budget
de gemeenten in de toekomst nog voor deze bestemming kunnen vrijmaken. Va ndaar dat gezocht wordt naar alternatieve methoden, zoals;

Voorlichting en advies. Deze kunnen betrekking hebben op de financiering van
aanpassingen of het op de hoogte brengen van de mogelijkheden voor aanpass ingen. Sommige gemeenten hebben afspraken gemaakt met aannemers over pa kketten van aanpassingen. De vergrijzing is ook commerciële partijen niet ontgaan.
Doorverwijzing naar deze partijen (van aanbieders van containers met natte ce llen en/of extra slaapkamers die in de tuin kunnen worden geplaatst tot aanbi eders van trapliften) komt ook steeds vaker voor. De voorlichting kan ook betre kking hebben op de mogelijkheden van digitale dienstverlening en domotica.

Het wegnemen van belemmeringen, bijvoorbeeld op het terrein van bestemmingsplannen en ruimtelijke ordening.
Aanbodsturing
Hoewel gemeenten geen woningen in bezit hebben, heeft men wel mogelijkheden om
het aanbod te sturen. Dit door de nieuwbouwprogrammering en regulering:

In de nieuwbouwprogrammering worden steeds vaker ‘zorgwoningen’ als aparte
categorie onderscheiden. Ook zijn er gemeenten die op het bouwbesluit aanvu llende criteria stellen betreffende de aanpasbaarheid en geschiktheid van de w oningen.

Daarnaast maken veel gemeenten met corporaties afspraken over het aantal geschikte woningen dat zij in stand moeten houden dan wel moeten toevoegen. D eze afspraken worden vaak vastgelegd in ‘prestatieafspraken’.
50

Naast regulering, is er ook sprake van deregulering. In bestemmingsplannen en
andere gemeentelijke regelgeving worden belemmeringen voor aanpassing van de
woningvoorraad weggenomen.

Door onder meer het aanwijzen van woonservicezones hebben gemeenten, zoals
eerder al aangegeven, invloed op de woonomgeving (het voorzieningenaanbod en
dergelijke).
Verdelingsinstrumenten
Eerder is al aangeven dat doorstroming wordt gestimuleerd om ongewenste situaties
te voorkomen. Via onder andere de criteria in de woonruimteverdeling wordt er ve rvolgens voor gezorgd dat de verhuisbeweging naar een passende bestemming le idt.
Dit soort criteria is niet alleen ingegeven vanuit de vraagkant, ook bezien vanuit het
aanbod is de verdeling van belang: de investeringen die worden gedaan om de woni ngen geschikt te maken, zijn vaak alleen (maatschappelijk) rendabel als er ook ieman d
met beperkingen in de woning woont.
5.5

Corporaties en gemeenten maken vaak afspraken over de woonruimteverdeling
en de labeling van het bezit.

Mensen met beperkingen komen in veel gevallen in aanmerking voor urgentier egelingen en soms is sprake van actieve bemiddeling.

Voor specifieke doelgroepen (niet zozeer ouderen, maar GGZ en VG) worden vaak
afspraken gemaakt over bemiddeling en vaak wordt een afspraak gemaakt over
een bepaald woningcontingent dat voor deze groepen beschikbaar wordt gesteld.

Omdat de ouderen van de toekomst veelal woningeigenaren zijn, wordt ook in dit
segment meer gekeken naar de verdeling. Dit onder meer door een ‘senioren keur-makelaar’ die specifiek geschoold is op het terrein van aanpassingen, d omotica en communicatie. Op dit moment zijn in de Regio Alkmaar vijf makelaars
met dit keurmerk actief.
Regionale samenwerking
De gemeenten in de Regio Alkmaar hebben eerder in samenwerking de kaders voor
het beleid op het gebied van wonen met zorg uitgewerkt in de regionale woonvisie en
de RSA. De voorliggende inventarisatie is een nieuw resultaat van de regionale s amenwerking. Hiermee is een goede basis gelegd voor de aanpak in de wijken, buurten
en kernen. Op buurt- en wijkniveau zullen lokale partners (inclusief de bewoners zelf)
ervoor moeten zorgen dat er voor elke inwoner een passend aanbod aan woningen,
voorzieningen en ondersteuning wordt geboden. Alleen met lokaal maatwerk kan het
optimale resultaat worden bereikt.
Hoewel de aanpak sterk lokaal specifiek zal moeten zin, geldt dat de reg ionale samenwerking de lokale uitwerking kan blijven faciliteren en ondersteunen. Enkele
voorbeelden:

In de aanpak is het deels nog een zaak van experimenten en kennisuitwisseling
over wat in welke context wél en wat niet werkt is dan van groot belang.
51

Een deel van de instrumenten is universeel toepasbaar (denk bijvoorbeeld aan
een Woonkeur, of voorlichtingscampagnes voor particuliere woningverbetering)
en samen optrekken levert dan een hogere kostenefficiëntie.

Er kan meer eenduidigheid van taal (terminologie) ontstaan, waardoor het gesprek met zorginstellingen en corporaties (die vaak regionaal opereren) wordt
vergemakkelijkt.

In aanvulling daarop: eenduidigheid in regelgeving (waar mogelijk en wenselijk)
vergemakkelijkt het werk van corporaties en zorginstellingen die in meerdere gemeenten actief zijn.

En wellicht het belangrijkste: eenduidigheid in terminologie, regelgeving en i nstrumenten maakt dat het voor burgers overzichtelijker wordt en men zich dus
beter kan oriënteren en informeren.
Tegelijkertijd geldt dat eenduidigheid en afstemming nooit ten koste mag gaan van
het lokale maatwerk en dat er ruimte moet blijven bestaan voor nieuwe initiatieven
en experimenten. Regionale samenwerking moet juist ten diensten staan aan het
lokale maatwerk.
52
Bijlagen
53
Bijlage 1
Bevolkingsopbouw per
gemeente
figuur 5-1
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Bergen
2,5%
Nederland
Bergen (NH.)
2,0%
Regio
1,5%
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
54
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
Regio
1,5%
Nederland
2,0%
Nederland
2,0%
Regio
1,5%
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
figuur 5-3
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
figuur 5-2
Castricum
Castricum
1,0%
0,5%
0,0%
Heiloo
Heiloo
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
55
figuur 5-4
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Alkmaar
2,0%
Nederland
Alkmaar
Regio
1,5%
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
figuur 5-5
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Heerhugowaard
2,0%
Nederland
Heerhugowaard
1,5%
Regio
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
56
figuur 5-6
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Graft-De Rijp
2,0%
Nederland
Graft-De Rijp
Regio
1,5%
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
figuur 5-7
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Langedijk
2,0%
Nederland
Langedijk
1,5%
Regio
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
57
figuur 5-8
D e b e v o l k i n g s o p b o u w in N e d e rla n d , d e re g io A lk m a a r e n g e m e e n t e
Schermer
2,5%
Nederland
Schermer
2,0%
Regio
1,5%
1,0%
0,5%
0,0%
92 jaar
88 jaar
84 jaar
80 jaar
76 jaar
72 jaar
68 jaar
64 jaar
60 jaar
56 jaar
52 jaar
48 jaar
44 jaar
40 jaar
36 jaar
32 jaar
28 jaar
24 jaar
20 jaar
16 jaar
12 jaar
8 jaar
4 jaar
0 jaar
58
Bijlage 2
lijst van geïnterviewden
Zorgpartij
Geïnterviewden
Zorgcirkel
Ger Kohlmeijer, Astrid Harlaar
VIVA! Zorggroep
John van Nimwegen
Magentazorg
Esther Kraaijo, Jack de Waal, Wilbert
Groot
De Pieter Raat Stichting
Irma Krieg, Margreet Knol
De Waerden
Andre van Bentum
Esdégé Reigersdaal
Albert Dekker
DnoDoen
Hil Rabenberg
GGZ nhn
Andre van der Werf, Lucretia d’Fonseca
Wonen Plus Welzijn
Peter de Wit
Kern8
Hein Blank
Geriant
Jan Vuister
TSN thuiszorg
Bianca de Groot
Evean
Margriet Zondervan
Actiezorg
Raymond Meijer
Zorgkantoor Achmea
Frans Blokland
Zorgkantoor VGZ
Laura Banis
59
Bijlage 3
Verslagen interviews
zorginstellingen
Met 15 zorginstellingen en de beide zorgkantoren VGZ en Achmea zijn g esprekken gevoerd ter oriëntatie op het beleid dat zij voeren en de opgaven
waar zij voor staan. Een aantal andere zorgpartijen in de regio hebben b eleidsinformatie toegezonden. Dit hoofdstuk is een weergave van de gesprekken en de beleidsstukken.
Verzorgings- en verpleeghuisinstellingen
Voor ZZP VV 01-03 wordt inmiddels geen indicatie voor verblijf meer afgegeven. Per
januari 2016 volgt (naar verwachting 50%) van ZZP VV 04 voor nieuwe cliënten. Voor
de verzorgings- en verpleeghuisinstellingen betekent dit een afbouw van verzorging shuiscapaciteit in – naar schatting – de periode tot 2018. Door sterfte zal de groep die
nog recht heeft op verblijf op niveau ZZP 01-03 (en de helft van ZZP04) immers snel
afnemen.
De benodigde afbouw van verzorgingshuiszorg in de regio is niet gelijk verdeeld. In
Alkmaar en Bergen is een overschot aan zowel verzorgings - als verpleeghuisplekken.
Daarom bespreken we hieronder de plannen voor Alkmaar en Bergen (voor zover
bekend). Op de andere gemeenten zullen we – voor zover de zorginstellingen geïnterviewd zijn en/of informatie hebben toegezonden - korter ingaan.
Alkmaar
Stichting NIKO heeft een aanvraag lopen om vrijkomende intramurale capaciteit (in
2014 20 appartementen) extramuraal te verhuren aan ouderen. Het betreft hier de
zorgcentra Kooimeer (98 appartementen, 105 bewoners) en Nieuwpoort (123 appa rtementen, 176 bewoners). Een haalbaarheidsonderzoek is gaande voor nieuwbouw
van extramurale ouderenhuisvesting op de locatie Kooimeer. Hiermee wordt een reductie van intramurale capaciteit van 98 wooneenheden gerealiseerd.
Zorginstelling de Zorgcirkel heeft de huur van zorgcentrum De Vleugels opgezegd bij
Woningstichting Habion (eigenaar van het pand). Habion h eeft het voornemen om
deze locatie te verbouwen naar 83 extramurale woningen voor ouderen met een
zorgbehoefte (indicatie). Naast woningen is een zorgpost voorzien en wordt de haa lbaarheid onderzocht van het handhaven van een restaurantfunctie, ontmoeten en
e
bijvoorbeeld 1 lijns gezondheidszorg.
Zorgcentrum Westerhout zal door Zorgcirkel volledig worden omgebouwd tot ve rpleeghuiszorg.
60
Magentazorg biedt in Lauwershof momenteel aan ca. 70 cliënten verpleeghuiszorg.
Het pand is verouderd en er wordt nieuwbou w voorzien. Hiervoor is een haalbaarheidsonderzoek gaande. De huidige plannen voorzien in zware verpleeghuiszorg in
combinatie met plaatsen voor AWBZ revalidatiezorg
De Oldeburgh betreft een eigentijds zorgcentrum, verbonden met seniorenwoningen
van woningstichting Kennemer Wonen. Samen met de serviceflat de Nijenburgh en
het nabij gelegen winkelcentrum vormt de Oldeburgh het kloppend hart
10
van Oudorp . Voor de Oldebrugh zijn geen transformatieplannen bekend. Gezien de
recente realisatie van dit centrum is ook niet te verwachten dat er plannen zijn.
‘t Rekerheem is een zorgcentrum voor ouderen met 83 éénpersoonsappartementen
en 3 tweekamer - appartementen. Hier kunnen ouderen wonen die, zelfs met hulp,
11
niet meer in staat zijn om zelfstandig te wonen . Op de website wordt gesproken van
wachtlijsten.
Bergen
Prins hendrik in Egmond aan Zee is eigendom van De Zorgcirkel en biedt verzorging shuis- en verpleeghuiszorg. De verzorgingshuiszorg zal worden geextramuraliseerd.
Zorgcentrum Agnes in Egmond aan Zee biedt verzorgingshuiszorg. Onlangs is een deel
van het pand verhuurd aan twee kloosterordes die er hun nonnen laten wonen. Op
termijn (nog onbekend welke termijn) zal zorgcentrum Agnes geheel beschikbaar komen voor extramuraal wonen.
De Haemstede in Bergen zal getransformeerd worden naar een tehuis voor bewoners
met Korsakov syndroom. Deze doelgroep woont nu tijdelijk aan de Nesdijk in Bergen.
Van de huidige bewoners zullen er 12 voorlopig in Haemstede blijven wonen. Dit b etreft cliënten die zwaardere zorg ontvan gen. Overige bewoners zijn o.a. naar de Dijkhoeve in Oudorp verhuisd.
Als het klooster aan de Nesdijk leeg komt zal dit waarschijnlijk worden verbouwd voor
extramurale woningen voor ouderen. Magentazorg is huurder van dit pand. Een kloo sterorde is eigenaar.
Outburgh in Bergen zal worden gecontinueerd en biedt 180 verpleeghuisplekken. Het
pand is van recente datum.
Hoog Duinen in Schoorl zal getransformeerd worden. De plannen zijn nog in ontwikk eling. Er wordt overwogen om een deel om te bouwen tot ca. 60 extramurale wooneenheden en in de overige eenheden zwaardere zorg (verpleeghuis) te bieden.
Stichting Zorgcentrum voor ouderen De Marke ontwikkelt voor de huidige locatie
plannen voor nieuwbouw van een multifunctionele accom modatie, gericht op senio-
10
http://deoldeburgh.alkcare.nl/
11
http://rekerheem.alkcare.nl/wonen-t-rekerheem
61
ren van 55 jaar en ouder. Het plangebied onderscheidt zich door zijn bijzondere li g12
ging in een parkachtige omgeving, op een markante plek in Bergen .
Castricum
In Castricum is de VIVA!zorggroep actief. Zij bieden zorg in 5 instellingen, deels in
eigendom, deels gehuurd van Kennemerwonen. De verzorgingshuiscapaciteit wordt
grotendeels afgebouwd. Daar waar nu sprake is van intramurale zorg aan cliënten met
een ZZP VV01-03 indicatie wordt deze op termijn omgezet naar tenminste ZZP VV04.
De intramurale capaciteit wordt hiermee geconsolideerd maar er is sprake van zwaardere zorg, deels gericht op cliënten met dementie.
De Boogaert en Heemstate worden vervangen door nieuwbouw. Naast zelfstandige
ouderenwoningen die door kennemerwonen worden verhuurd worden op beide loc aties samen ca. 60 wooneenheden voor ZZP VV04 en hoger en ca. 90 wooneenheden
voor bewoners met dementie gerealiseerd. De santmark, De cameren en de Stra mmerzoom worden geschikt gemaakt voor zwaardere zorg vanaf ZZP VV 04.
Een tweede beleidslijn van de VIVA!zorggroep is om het scheiden van wonen en zorg
verder te implementeren. Kern van de visie daarbij is dat wonen voorop staat en dat
zorg volgt. Bestaande in- en aanleunwoningen worden getransformeerd naar zelfsta ndige woningen. Dat wil zeggen dat cliënten een eigen opgang/voordeur hebben, twee
kamers, een eigen keuken en badkamer en tevens dat infrastructuur voor alarmopvo lging aanwezig is. De woningen worden zodanig gemaakt dat ook bij ernstigere bepe rkingen zwaardere zorg geleverd kan worden.
Het scheiden van wonen en zorg houdt ook in dat de zichtbaarheid van de zorg mi nder wordt. Er is geen receptie meer, ruimten in gebruik door zorgpersoneel zijn ‘aan
de achterkant’ gesitueerd. Een restaurantfunctie behoort tot de mogelijkheden zolang
hiervoor een sluitende exploitatie mogelijk is. Door eigen bijdragen worden cliënten
echter steeds meer bewust van de kosten van dergelijke diensten. VIVA!zorggroep
verwacht dan ook dat volledig pakket thuis op termijn zal verdwijnen en dat diensten
zoals schoonmaak veel minder vaak geboden zullen worden.
De huurprijzen van de extramurale woningen zijn voor 75% van de woningen sociaal
en voor 25% van de woningen vrije sector. Voor bewoners met een wat hoger inkomen is het voordeliger om extramuraal in de vrije sector te hure n in vergelijking tot
de eigen bijdrage die voor intramuraal wonen zou moeten worden afgedragen. Bew oners met alleen AOW komen per maand ca. 400 euro tekort bij een huurprijs van ca.
600 euro. Het zou goed zijn als deze groep wordt gecompenseerd in de zorg bijdrage.
Heiloo
In Heiloo heeft de VIVA!zorggroep drie locaties en één tijdelijke locatie. De Loet
wordt vernieuwbouwd en biedt straks plek aan 24 bewoners met dementie, 62 bew oners met ten minste ZZP VV04 en 38 extramurale woningen. Overkerck biedt na de
renovatie of nieuwbouw plek aan 62 bewoners met een zorgzwaarte van ten minste
12
Zie www.denieuwemarke.nl/home/wonen/
62
ZZP VV04. Hoog en Laag betreft 14 zelfstandige wooneenheden. De Varnebroek is
tijdelijk in gebruik.
De Amberhof is een zorginstelling van De Zorgcirkel. Op deze plek wordt mome nteel
nieuwbouw gerealiseerd voor 20 PG cliënten. Het pand wordt gehuurd van de V IVA!zorggroep.
In Heiloo heet Magantazorg een samenwerking met Kennemerwonen om nieuwbouw
te realiseren in de nieuwbouwwijk Zuiderloo. Deze nieuwbouw biedt (conform huid ige plannen) plaats aan 30 psychogeriatrische patiënten en 12 verstandelijk gehand icapten (ouderinitiatief).
Magentazorg en Kennemerwonen willen een nieuw concept ontwikkelen waarbij de
verbinding wordt gemaakt met de buurt. Zo is er een wijksteunpunt voorzien in de
nieuwbouw waar diensten en activiteiten voor en door de buurt kunnen plaatvinden.
Ook zijn er ideeën om de verstandelijk gehandicapten vrijwilligerswerk (dagbesteding)
in het wijksteunpunt te laten doen. In het wijksteunpunt zal actiezorg (Magentazor g
en Actiezorg zijn gefuseerd en werken onder de actieholding samen) een steunpunt
hebben van waaruit zij thuiszorg in de buurt kunnen bieden. Actiezorg zal ook het
nachttoezicht voor de VG kunnen verzorgen. Ook op andere locaties (tehuizen) wil
Magetazorg meer outreachend gaan werken en thuiszorgteams een basis bieden.
Voor dagbesteding heeft De Zorgcirkel in Heiloo de villa Westervenne aangekocht.
Hier wordt dagopvang voor dementerenden geboden. Doordat de villa een op zichzelf
staand gebouw is – en geen onderdeel uitmaakt van een groter zorgcomplex – wordt
de toegang als laagdrempelig ervaren. Dit vergemakkelijkt voor cliënten en familiel eden de overgang naar zwaardere zorg. De Zorgcirkel is positief over de continuïteit
van de dagopvang in de villa Westervenne omdat de kwaliteit hoog is. maar uiteraard
wordt met spanning afgewacht hoe de gemeente haar dagbesteding gaat inkopen.
Heerhugowaard
De Zuyderwaert is in eigendom van Magentazorg en biedt zwaardere zorg aan Psych ogeriatrische cliënten en heeft hierin ook een regiofunctie. Er is een lange wachtlijst,
ondanks de afgelegen ligging van het pand.
Hugo- Oord betreft een pand van De Pieter Raat Stichting. Voor dit woonzorgcentrum
–waar momenteel zorg wordt geboden aan 54 cliënten met een zorgbehoefte vanaf
ZZP VV02 –zijn nieuwbouwplannen in ontwikkeling. In de nieuwbouw zullen –als de
huidige plannen haalbaar blijken –33 intramurale plaatsen en 18 extramurale betaalbare woningen gerealiseerd worden. Hiermee wordt –naast het bieden van modernere faciliteiten voor ouderen –ook gestalte gegeven aan de afbouw van verzorgingshuisplaatsen. De extramurale woningen zullen –in de huidige plannen –2 kamers krijgen maar zijn zodanig aanpasbaar dat van 2 woningen 1 kan worden gemaakt (levensfasebestendige bouw). Mocht er op termijn geen behoefte meer zijn aan zorgwoningen dan kunnen de woningen regulier worden verhuurd.
De gemeente wil graag dat in de nieuwbouw van Hugo Oord een ontmoetingsplek –
een ruimte voor dagactiviteiten –wordt gecreëerd. Op dit moment wordt gezocht naar
een juiste financieringsvorm hiervoor zodat ook op termijn een dergelijke ruimte re ndabel kan worden geëxploiteerd.
63
De Raatstede heeft 101 plaatsen en biedt voornamelijk zorg aan cliënten met een ZZP
VV04 en hoger. Er is een wachtlijst voor het zorgcentrum.
De Pieter Raat Stichting biedt ook thuiszorg en volledig pakket thuis in een beperkt
gebied zo’n 1 a 2 kilometer rondom de eigen zorgcentra. Daarnaast biedt De Pieter
Raat Stichting hulp bij de huishouding.
De Pieter De Raatstichting koppelt zorg en welzijn in de wijk door o.a. het bieden van
dagbesteding, mee-eten in het restaurant, soos voor ouderen, etc. Dit gebeurt zowel
vanuit de woonzorgcentra De Raatstede als Hugo -Oord als in de wijken vanuit het
Arboretum, de Mediaan en Magnolia. Bij de welzijnsactiviteiten zijn vrijwilligers betrokken van de eigen organisaties en wordt nauw samengewerkt met andere organis aties. In de Bomenbuurt werkt De Pieter Raat Stichting bijv. samen met 2 vrijwilligersorganisaties met betrekking tot het welzijnsaanbod (vanuit Arboretum).
De gemeente Heerhugowaard heeft het welzijn voor de gehele gemeente aa nbesteed
(loopt nu). De Pieter Raat Stichting ziet de kracht van de initiatieven in de wijk en
maakt zich zorgen over het verdwijnen hiervan. Het gaat hierbij to ch vaak om het
bekende loopje en bekende gezichten in de wijk. In overleg met de partij die de aa nbesteding gaat uitvoeren wordt bepaald of De Pieter Raat Stichting de locaties kan
openhouden voor de wijk en de buurtbewoners. Initiatieven hiervoor lopen al .
Langedijk
De Molenhoeve in Langedijk/st Pancras biedt 30 plekken voor zwaardere zorg en 16
plekken verzorgingshuiszorg. Tevens worden mogelijkheden voor kortdurend verblijf
geboden. De capaciteit van de Molenhoeve blijft ongewijzigd.
De Meander in Noord-Scharwoude biedt 24 verpleeghuisplekken (m.n. somatiek).
Buitenzorg in Zuid-Scharwoude wordt door magentazorg gehuurd van Habion (woningcorporatie). Momenteel biedt dit tehuis plek aan 42 verzorgingshuisplaatsen en 2
kamers voor kortdurend verblijf. Habion wil dit pand doorontwikkelen. De plannen
zijn nog niet bekend.
Graft-De Rijp
Mieuwijdt in Graft-De Rijp wordt gehuurd door De Zorgcirkel. De verpleeghuiszorg
wordt uitgebreid met extra zorgplaatsen voor bewoners met dementie. Daarnaast
worden de destijds al samengevoegde appartementen op termijn extramuraal verhuurd aan cliënten.
Gehandicaptenzorg
Verstandelijk gehandicapten
Verstandelijk gehandicapten met een indicatie op niveau ZZP VG 01 -02 hebben per
2013 geen recht meer op verblijf. Per 1 januari 20 15 volgt (naar verwachting) 50% van
de nieuwe cliënten met ZZP VG 03.
64
Zowel Esdégé-Reigersdaal als De Waerden huren het woon -vastgoed. In de meeste
gevallen van corporaties. Deze verhuur is doorgaans onder voorwaarden van langjar ige huurcontracten zodat de risico’s voor de corporaties beperkt blijven. In Heerhugowaard worden plannen voor nieuwbouw ontwikkeld (Esdégé -Reigersdaal). Recentelijk
is een nieuwe samenwerkingsovereenkomst door partijen getekend waarin is afg esproken dat de afname van het aantal m2 op locatie De Draai elders in Heerhugowaard gecompenseerd kunnen worden. In totaal betreft het 192 woningen waarvan er
128 in de Draai gerealiseerd worden en 64 elders worden gebouwd.
Door het vervallen van de verblijfsindicatie voor ZZP 1 -3 zal het in de toekomst steeds
vaker voorkomen dat cliënten in de reguliere woningvoorraad zelf gaan huren. Nie ttemin zal de afbouw in VG lang niet zo snel verlopen als bijvoorbeeld in oudere nzorg.
Cliënten hebben immers een leven lang zorg en al die cliënten die al een verblijfsindicatie hebben zullen dit recht behouden. Alleen nieuwe cliënten krijgen te maken met
scheiden van wonen en zorg.
Het type vastgoed dat nu door de instellingen wordt gehuurd varieert van zelfstandige
(reguliere) appartementen, geclusterde appartementen, geclusterde studio’s en kamers met gedeelde voorzieningen. De Waerden investeert in een goede ICT infr astructuur zodat bijvoorbeeld goede spreek-luisterverbindingen/alarmopvolging mogelijk is. Ook andere domotica-toepassingen zullen in de toekomst steeds vaker voorkomen. Esdégé-Reigersdaal geeft aan dat er extra aandacht voor veiligheid moet zijn.
Er zou geen gasaansluiting in de woning moeten zitten en er zouden voldoende roo kmelders en/of brandmeldinstallatie aanwezig moeten zijn. Esdege-Reigersdaal schat
in dat deze woningen ook eventueel geschikt zijn voor ouderen waardoor een event ueel risico op leegstand enigszins beperkt kan worden. Wanneer woningen ook ro lstoelgeschikt zijn, zijn ze wellicht moeilijker aan derden te verhuren.
De samenwerking met corporaties verloopt goed. Met enige regelmaat bieden corp oraties aan om op een nieuwbouwlocatie woningen voor verstandelijk gehandicapten
te realiseren. Sinds de crisis en o.a. de verhuurdersheffing bij corporaties lukt het
echter minder goed om hieraan ook gevolg te geven. Daarnaast biedt de overgang van
de AWBZ naar WmoWmo gefinancierde zorg minder zekerheid waardoor corporaties
meer risico lopen bij het ontwikkelen van specifieke wooncomplexen voor verstand elijk gehandicapten. Dit komt tot uitdrukking in hogere huurprijzen en dat belemmert
weer de haalbaarheid van nieuwbouw. Vooralsnog is er nog vraag van nieuwe cliënten
en zijn woningen gemakkelijk te verhuren en is er geen sprake van leegstand.
Voor cliënten die zich ontwikkeld hebben en de mogelijkheid hebben tot ‘individueel
begeleid wonen’ is er een zogenaamd transferpunt (samenwerkende woningcorpor aties) voor directe bemiddeling in de woonruimteverdeling. De cliënten nemen na een
periode van een jaar het huurcontract over. Het transferpunt is betrokken bij de evaluatie en besluitvorming tot toekenning van de woning. Wellicht kunnen woningen
voor verstandelijk gehandicapten in de toekomst via de woonruimteverdeling gel abeld worden. Dit vereist dan een set aan voorwaarden waar deze woningen aan v oldoen (bijvoorbeeld in de buurt van een steunpunt). Op deze manier kunnen cliënten
zelf gemakkelijker een woning vinden die geschikt is en wordt de toewijzing transp aranter.
65
Veelal is er in de geclusterde woningen een steunpunt geïntegreerd (gezamenlijke
woonkamer). In de meeste gevallen is hier 24-uurszorg aanwezig (incl. een slaapwacht). De Waerden geeft aan dat als bewoners toestemming zouden geven (zij bet alen immers de huur voor de gemeenschappelijke woonkamer), dit steunpunt ook
eventueel voor anderen (zelfstandig wonende verstandelijk gehandicapten) zou ku nnen worden gebruikt.
Ook Esdégé-Reigersdaal geeft aan dat het voor zelfstandig wonende verstandelijk
gehandicapten erg belangrijk is dat zij nabij een steunpunt wonen. Het toezicht is dan
weliswaar op afstand maar niettemin redelijk goed op maat te organiseren. Esdégé Reigersdaal werkt met een concept onder de naam LOEK (Leef Ondersteuning naar
Eigen Keuze). Hierbij ligt de nadruk op het activeren van het eigen netwerk van de
cliënt en het integreren in de buurt/samenleving. De regie ligt zoveel mogelijk bij de
cliënt. Er wordt samengewerkt met Wonenplus Welzijn. Cliënten kunnen bijvoorbeeld
als vrijwilliger aan het werk of zij worden juist ondersteund door een vrijwilliger.
Belangrijk in de buurten is de zichtbare aanwezigheid van 24-uurszorg. Ook voor
buurtbewoners en vrijwilligers is dit belangrijk voor hun ondersteuning en dat de
professionals aanspreekbaar zijn. Ook belangrijk is de spreiding van voorzieningen
zodat er een dekking over de wijken ontstaat. De samenwerking in het sociale wijkteam in Heerhugowaard (Rivierenbuurt) komt goed op gang. Esdege -Reigersdaal heeft
er een steunpunt geopend en werkt goed samen met het welzijn.
De Waerden geeft aan dat samenwerking met de thuiszorg (Evean) vo or wat betreft
nachtzorg goed verloopt. Het is echter een belemmering in de hulpverlening dat er
geen clientinformatie mag worden uitgewisseld. De Waerden werkt ook samen met
verpleeg- en verzorgingsinstellingen en bijvoorbeeld de GGZ. Onderling wordt spe cialistische kennis/zorg uitgewisseld.
Het scheiden van wonen en zorg heeft tot op heden voor De Waerden geen no emenswaardige problemen gegeven. Wel is het aandeel cliënten dat problemen heeft
met de huurbetaling toegenomen (ca. 10% van de zelfstandig won enden). Verblijfsclienten kunnen gebruik maken van de diensten van de stichting cliëntengelden. Het
budgetbeheer wordt dan tegen een lage kostprijs voor de cliënten uitgevoerd. Voor
cliënten die zelfstandig wonen kost budgetbeheer ca. 70/80 euro per maand. Dit vinden zij vaak teveel waardoor ze zelf hun budget beheren. Ca. 10% van de cliënten kan
dit echter niet en komt in de problemen. Wat wel aandacht verdient is dat het aantal
incidenten bij cliënten die in een reguliere woning wonen veelal wat hoger is. Veelal
zijn deze cliënten verstandelijk iets beter maar hebben zij daarnaast bijvoorbeeld
gedragsproblemen. Doordat zij op zichzelf wonen is er minder sociale controle ofwel
correctie op hun gedrag aanwezig. De ambulante begeleiding kan incidenten dus nie t
altijd voorkomen. Ook treed eerder eenzaamheid op.
Het is dan ook belangrijk dat er voldoende geclusterde extramurale wooneenheden
beschikbaar blijven. De Waerden geeft dit vorm door middel van het serviceflat concept. De hoogte van de huur van een serviceflat wordt bepaald door het aantal
woningwaarderingspunten met daarbovenop een opslag van 35% voor gemeenscha ppelijke ruimten. Voorwaarde daarbij is dat er een huismeester, alarmopvolging, g emeenschappelijke ruimten en zorgdiensten/maaltijden aanwezig z ijn. De hoogte van
66
de huur wordt individueel gecompenseerd door de huurtoeslag waardoor deze woo nvorm voor cliënten betaalbaar blijft. Dit geldt overigens ook voor andere extramurale
woonvormen.
Aanbieders van dagbesteding werken samen. Vraag en aanbod wordt op elkaar afgestemd en men trekt gezamenlijk op in het overleg met de gemeenten. Voorkomen
wordt op deze wijze dat door concurrentie het aanbod niet levensvatbaar is. Ook zal
de dagbesteding steeds vaker in de buurt van de cliënt gezocht worden zodat cl iënten
zelfstandiger van en naar de dagbesteding kunnen. Voorstel aan de gemeenten is om
binnen de Wmo een stelsel van vouchers op te nemen zodat de cliënt zelf kan kiezen
hoe deze te besteden.
De overgang van AWBZ naar Wmo is de grootste opgave voor De waerden. Onder dit
nieuwe regiem zal meer gebruik gemaakt moeten worden van mantelzorgers en vri jwilligers. In de verstandelijk gehandicaptenzorg ontstaat echter juist (voor de lagere
ZZP’s) een zorgvraag als mantelzorgers (ouders) de zorg niet meer kunnen opbrengen
doordat zij zelf ouder worden. Inzet van een breder netwerk (andere familieleden,
vrijwilligers, buurtbewoners) is dus noodzakelijk en De Waerden zal hierbij steeds
meer en meer optreden als adviseur in plaats van zorgverlener. Deze verandering is
voor alle betrokkenen groot.
Lichamelijk gehandicapten
Het Klaverland is in eigendom van Odion en is een 24 -uurs locatie waar 23 cliënten
wonen met een lichamelijke en/of meervoudige beperking (ZZP LG2) en heeft een
wakende nachtdienst. Een kok kookt dagelijks. Cliënten die zelfstandig in de wijk wonen en worden begeleid door Odion, kunnen ook mee -eten. De locatie heeft een centrale voordeur. De cliënten hebben een eigen 1 -kamerappartement met badkamer. Er
is een algemeen terras en binnenplaats, daarnaast is er een algemene berging. Er zijn
twee algemene ruimtes, waar cliënten de mogelijkheid hebben om samen te eten.
Ook kunnen zij de maaltijd gebruiken in hun eigen appartement. In Klaverland is er
een logeermogelijkheid voor cliënten van buiten. Het stre ven is dat iedere cliënt een
bestaan opbouwt dat zo actief en zelfstandig mogelijk is. De begeleiders bieden ve rzorging en ondersteuning.
Ook Esdégé-Reigersdaal heeft verschillende woonvormen voor mensen met een l ichamelijke beperking of Niet Aangeboren Hersenletsel. Zowel in Alkmaar als in Heerhugowaard.
GGZ en maatschappelijke opvang
GGZ NHN
In de GGZ vindt een afbouw plaats van het aantal verblijfsindicaties. Per 2013 wordt
geen indicatie voor verblijf ZZP 01—02 afgegeven voor nieuwe cliënten vanaf 23 jaar.
De verwachting is dat ZZP GGZ 03 inclusief wooncomponent per 1 januari 2015 wordt
67
overgeheveld naar de Zvw. Binnen deze domeinen wordt bezien hoe intramurale ca13
paciteit kan worden afgebouwd en cliënten langer zelfstandig kunnen wonen .
GGZ nhn heeft enkele duizenden cliënten in de regio. Ca. 350 cliënten hebben een
AWBZ indicatie voor verblijf. Een deel hiervan woont intramuraal en krijgt (langdurig)
behandeling. Een ander deel woont in geclusterde eenheden waar 16 uurs begele iding aanwezig is (semi-intramuraal). Ca. 90 wonen in een beschermd wonen of begeleid wonen project in de wijk. De bewoners hebben een ZZPC indicatie die hoger dan
ZZPC3 ligt.
Voor het wonen van cliënten van GGZ NHN wordt de komende jaren het beleid 'Beter
worden doe je thuis' nog verder uitgerold. Het groepswonen wordt, waar nog actueel,
zo veel mogelijk teruggebracht.
Bestaande groepswonen-locaties in eigendom van GGZ NHN zijn in de afgelopen jaren
gedeeltelijk aangepast naar individuele appartementen. Andere bestaande groepsw oningen worden wellicht in de toekomst af gestoten en de cliënten herplaatst naar
locaties waar zij individueel kunnen wonen. Een deel van deze locaties betreft een
langer doorlopend huurcontact. Op termijn kunnen deze woningen op de reguliere
huurmarkt worden aangeboden. Het betreft immers gewone appartementen waarbij
in de huidige context één appartement als gemeenschappelijke woonkamer wordt
gebruikt. Dit kan echter ongedaan gemaakt worden. Wat resteert is een woongebouw
met reguliere appartementen waarvan een deel van de bewoners begeleiding van de
GGZ ontvangt.
Doorstroom van cliënten uit beschermde woonvormen trachten wij te bereiken door
het stimuleren van cliënten om op eigen kracht in te schrijven voor woningen . Voor
sommige cliënten zijn specifieke aandachtspunten van belang. Zo had een autisme client een grote gevoeligheid voor geluid. De woning die hij kreeg toegewezen die
vlak naast een lift gelegen was veroorzaakte zoveel onrust bij deze cliënt dat uiteind elijk een tweede verhuizing noodzakelijk was. Andere cliënten geven er voorkeur aan
om nabij gelijkgestemden te wonen. GGZ NHN gaat hier voor een deel in mee maar
heeft de voorkeur voor gespikkeld wonen. In sommige gevallen is het wenselijk dat er
bijvoorbeeld een spreekluister-verbinding met de client aanwezig is. Goed internet is
dan vereist. Soms kan sprake zijn van fysieke beperkingen (ouderen) of somatiek. In
die gevallen zijn aanpassingen in de woning gewenst.
Voor specifieke doelgroepen zal groepswonen blijven bestaan, waarbij dan voorn amelijk aan klinische voorzieningen gedacht moet worden.
Ca. 90 cliënten ontvangen ambulante begeleiding en wonen in een reguliere huurw oning die door GGZ NHN van de corporatie wordt gehuurd. Deze clienten – die uit een
instelling of detentie komen - krijgen een tijdelijk contract en dienen na de behandelperiode opnieuw te verhuizen. Beter zou zijn als zij in de woning kunnen blijven w onen. Met het huidige extramuraliseringsbeleid zullen deze cliënten dan ook rech tstreeks van de corporaties moeten gaan huren, desgewenst met een proefjaar. Afspraken hierover tussen GGZ NHN en de corporaties moeten nog gemaakt worden.
13
http://www.invoeringWmo.nl/onderwerpen/zorgzwaartepakketten-zzp
68
Tussen GGZ en de corporaties is het van belang om goed door te spreken hoe de b egeleiding/behandeling gestalte krijgt en hoe voorkomen wordt da t er huurachterstanden en leefbaarheidsproblemen ontstaan. Het vertrouwen bij de corporaties in de
begeleiding die GGZ NHN biedt is in de afgelopen periode wel toegenomen zodat er
inmiddels een goede basis is om de extramuralisering in de praktijk vorm te geven.
Anders om is het voor GGZ NHN belangrijk om – ten aanzien van de woningen die nu
nog door GGZ NHN worden gehuurd - afspraken te maken over kosten van leegstand
bij vertrek van een cliënt uit een woning waarbij het huurcontract nog doorloopt.
Huuropzegging zou mogelijk moeten zijn.
Voor chronische patiënten, woonachtig in wijken (al dan niet 'gespikkeld') werkt GGZ
NHN met het FACT-model. Daarbij zijn wijkteams in alle regio's actief en begeleiden
zij cliënten thuis. GGZ NHN heeft 5 wijkteams. Drie in Alkmaar, één in Heiloo/Bergen
en één in Heerhugowaard. De teams hebben ca. 125 cliënten onder hun hoede en
hebben de beschikking over een steunpunt in de wijk. Dit steunpunt is ook voor clië nten toegankelijk.
De wijkteams zijn sterk gericht op het organiseren van goede contacten tussen cliënt
en bijv. de woningcorporatie, de buurtcentra, ect. zodat de cliënt optimaal in staat is
deze zelf te onderhouden en voor zichzelf te zorgen. Tevens biedt dit de mogelijkheid
om bij escalatie direct de juiste mensen in te schakelen.
Veel van de cliënten hebben een indicatie voor dagbesteding of zij doen vrijwilliger swerk. Voorwaarde voor vrijwilligerswerk is dat er een beroepskracht voor onderste uning beschikbaar is.
In toenemende mate vind de dagbesteding in buurthu izen plaats (i.p.v. dagbestedingscentra buiten het eigen woongebied). Ook wordt gewerkt aan het ‘verbreden’
van het bereik van de bezigheden. Zo is een ‘kookclubje’ momenteel actief in het
buurtcentrum en kunnen buurtbewoners tegen betaling een maaltijd af nemen. Dit
mes snijd aan 2 kanten: het is goedkoper door de betalingen van buurtbewoners en er
is sprake van integratie in de buurt. Dit geldt ook voor bijv. een schilderactiviteit waar
cliënten vanuit hun dagbesteding aan mee doen en mensen uit de buurt t egen betaling aan dezelfde activiteit deelnemen. Wel is het wenselijk – voor de integratie – dat
er ‘gezonde’ buurtbewoners meedoen en dat bij voorkeur geen andere doelgroepen
(ouderen met dementie, verstandelijk gehandicapten) erbij aanwezig zijn.
Een (groter) beroep doen op vrijwilligers/mantelzorgers zal nog de nodige tijd en
aandacht kosten. Voor vrijwilligers is de doelgroep doorgaans te complex en mante lzorgers zijn nu gewend dat zaken worden overgenomen door professionals. Voordat
de ‘mindset omgaat’ zijn we een paar jaar verder verwacht GGZ NHN. Het is dus niet
te verwachten dat via deze route op korte termijn veel bezuinigingen kunnen worden
gerealiseerd.
Maatschappelijke opvang
DnoDoen heeft als missie om mensen - die tijdelijk vanwege psychische en/of verslavingsproblematiek of vanwege economische en/of familieomstandigheden – niet in
staat zijn zelf in de huisvesting te voorzien (dakloosheid), te huisvesten en hen te
begeleiden zodat zij zelf weer meer regie hebben. Het grootste deel van de clië nten
69
wordt tijdelijk gehuisvest, een deel van de cliënten heeft een indicatie voor intram urale zorg (ZZP 3 en 4 met grondslag GGZ) en woont permanent via DnoDoen.
De afgelopen periode heeft zich een verschuiving voltrokken. Er is een toename te
zien van het aantal huishoudens dat als gevolg van economische en/of familieo mstandigheden zich aanmeld bij DnoDoen. Dit komt deels door de crisis die zijn tol eist.
Daar staat tegenover dat de extramurale begeleiding die door GGZ en de Breiderstic hting wordt gegeven effectiever is dan de jaren ervoor waardoor de omstandigheden
van psychiatrische en/of verslavingscliënten minder vaak escaleert. Deze groep clië nten doet dus relatief minder vaak een beroep op DnoDoen.
DnoDoen spreekt echter wel uit dat er een risico i s dat cliënten met psychiatrische
en/of verslavingsproblematiek in de nabije toekomst weer vaker een beroep doen op
DnoDoen wanneer er in de Wmo te sterk wordt bezuinigd op begeleiding. Ook het
scheiden van wonen en zorg zal invloed hebben op bijvoorbeeld het aantal huisuitzettingen (betalingsgedrag vergt begeleiding) en dus wellicht weer vaker en bij herhaling
een beroep doen op diensten van DnoDoen.
DnoDoen huisvest gezinnen en overige huishoudens op een tijdelijke basis. Gezinnen
met kinderen worden met voorrang gehuisvest. Bij voorkeur in de buurt waar men
daarvoor ook al woonde om te zorgen dat sociale contacten gecontinueerd kunnen
worden en de kinderen op dezelfde school kunnen blijven.
Opvang is circa 9 maanden, begeleid wonen ca. 1,5 jaar. Dit ka n verlengd worden met
een jaar wonen in een verdienwoning. De huurbetaling van de verdienwoning wordt
door DnoDoen verzorgd om te voorkomen dat er ‘direct’ weer betalingsproblemen
ontstaan. Daarnaast huisvest DnoDoen mensen met een indicatie voor verblijf (ZZP 3
en 4 met grondslag GGZ). Alle huisvesting vindt plaats in Alkmaar vanwege de regi ofunctie die Alkmaar hierin heeft. Zodra zij na een periode van begeleiding en oplossen
van problemen weer zelf de regie terug hebben, wordt er gezocht naar een woning
met het huurcontract op eigen naam.
DnoDoen huurt voor deze tijdelijke huisvesting reguliere woningen van de woningco rporaties in Alkmaar en Heerhugowaard. De wijken waar deze woningen worden gehuurd zijn: Overdie, De Mare en Hoef. Deze wijken sluiten in principe goed aan bij de
doelgroep vanwege de sociaal-economische klasse waar de doelgroep toe behoort.
Wel is een voorwaarde dat de wijk voldoende veerkracht heeft. Zo zou Oudorp ook
een geschikte wijk kunnen zijn. Wel is spikkelen wenselijk om te voorkom en dat er
een cluster van probleemgedrag ontstaat.
Het grootste knelpunt waar DnoDoen mee te maken heeft is het gebrek aan doo rstroming van cliënten. De tijdelijke huisvesting via DnoDoen is te kort om voldoende
inschrijftijd op te bouwen voor het verkrijgen van een eigen (huur)woning. Cliënten
zullen dus direct bemiddeld moeten worden. Corporaties zijn echter terughoudend
met het bemiddelen naar een eigen huurwoning vanwege het overlast - en/of betalingsgedrag van deze huishoudens. En omdat het huurrecht ee n goede bescherming
biedt aan de huurder is het moeilijk om bij probleemgedrag (GGZ cliënten) het woo ngenot van omwonenden te waarborgen. Een oplossing kan zijn om een overgangsp eriode (tijdelijk huurcontract) te creëren waarbij de cliënt zichzelf kan bewi jzen, zoals
een tweede kansbeleid.
70
Er staan – mede door het gebrek aan doorstroming - momenteel ongeveer 50 mensen
op de wachtlijst. Dit is aanzienlijk hoger dan voorgaande jaren toen er gemiddeld ca.
25 op de wachtlijst stonden.
De concepten (opvang, begeleid wonen, verdienwoning) waar DnoDoen mee werkt
vereisen doorstroming. Het ‘Housing first’ concept voorkomt deze noodzaak van
doorstroming maar vraagt van partijen een voortdurend aanbod van woningen die
‘definitief’ worden toegewezen aan cliënten van DnoDoen. Het aantal cliënten blijft
immers gelijk.
De begeleiding (inclusief huurbetaling) die nu bij opvang, begeleid wonen en/of de
verdienwoning wordt geboden vindt bij ‘housing first’ plaats in de woning waar de
cliënt uiteindelijk ook blijft wonen. De cliënt bekostigt de eigen huur (afhandeling van
de huurbetaling is onderdeel van de begeleiding). Hierbij kan dus ook een besparing
op de kosten worden gerealiseerd. DnoDoen krijgt namelijk binnen de huidige afspr aken hiervoor per plek een budget uit het MO/VZ/VO/OGGZ budget van de gemeente.
Dit OGGZ budget kan met invoering van ‘housing first’ dus omlaag waardoor koste nbesparing gerealiseerd kan worden.
‘Housing first’ is een voorbeeld van een duurzame oplossing. DNODoen is geen voo rstander van bijvoorbeeld een scheidingshuis zoals onlangs op IJburg in Amsterdam is
geopend. Duurzame oplossingen zoals ‘Housing First’ zijn gebaat bij het opstellen van
bijvoorbeeld een maatschappelijke kosten en baten analyse. Zo wordt niet alleen
helder wát de kosten en baten zijn maar wordt ook duidelijk bij wie deze kosten en
baten terecht komen. Zo kunnen goede afspraken worden gemaakt over wie – op
basis van de baten - wat bijdraagt aan de kosten van de voorziening.
Kansen zijn er door leegkomende verzorgingstehuizen te gebruiken voor opvang. Zo
heeft DnoDoen nu contacten met stichting Niko die haar verzorgingshuis capaciteit in
Overdie afbouwt. Tijdelijk kunnen deze woningen voor cliënten van DnoDoen worden
gebruikt. Ook heeft DnoDoen cliënten kunnen huisvesten in wo ningen van Van Alkmaer die op termijn gesloopt worden. Uiteraard zijn ook dit slechts tijdelijke oplo ssing voor cliënten van DnoDoen.
De begeleiding die cliënten krijgen is er – zeker in de laatste fase van hun herstelproces - mede op gericht om te integreren in de buurt. Cliënten worden gestimuleerd om
deel te nemen aan activiteiten of bijvoorbeeld klusjes in de buurt te doen zodat ze
ook buurtgenoten ontmoeten.
DnoDoen werkt hierbij samen met vrijwilligers (via Wonenplus). Verder werkt Dn oDoen nauw samen met bijvoorbeeld GGZ, GGD, MEE, Breiderverslavingszorg en uite raard woningcorporaties. Onlangs heeft DnoDoen samen met samenwerkingspartners
een gezamenlijke visie op de OGGZ geformuleerd.
14
Het RIBW K/AM is o.a. actief in Castricum en biedt mensen met een psychiatrische
achtergrond begeleiding en wonen. Ook verzorgt het RIBW maatschappelijke opvang.
De begeleiding kan ambulant zijn, waarbij cliënten zelfstandig wonen. Het kan gaan
14
Op basis van toegestuurde informatie
71
om individuele of groepsgesprekken en kan o.a. gericht zijn op zinvolle dagb esteding
en begeleiding naar (vrijwilligers)werk of school.
In Castricum biedt het RIBW ook voor 30 cliënten een vorm van beschermd wonen.
Koekoeksduin wordt van Parnassia gehuurd en biedt aan 26 cliënten een éénkame rwoning. Hier is 24-uurs begeleiding en dagbesteding aanwezig. Op de Silene en Nieveldt delen 2 cliënten een eengezinswoning. Hier is de begeleiding in principe op
afstand maar indien nodig wel 24-uur beschikbaar. De Silene en Nieveldt fungeren als
springplank naar het zelfstandig wonen. Koekoeksduin zal beschikbaar blijven voor
zwaardere zorg (ernstig zieke en kwetsbare mensen) en biedt ook in de toekomst een
beschermde woonvorm.
Thuiszorg en dementiezorg
Thuiszorg
Thuiszorg bestaat uit de Wmo voorziening hulp bij het huishouden (Wmo), begeleiding en verzorging en verpleging zoals dat nu nog in de AWBZ is opgenomen.
Uit de gesprekken met thuiszorgorganisaties in de regio blijkt dat bij het bieden van
hulp bij het huishouden in toenemende mate vrijwilligers en het eigen netwerk van
de cliënt worden ingezet. Ook doorverwijzing naar welzijn kan hierbij van belang zijn.
De samenwerking met het welzijn zal naar verwachting ook geïntensiveerd worden.
Doelstelling van de inzet van vrijwilligers en welzijn is om de inzet van professionele
zorg zo lang mogelijk uit te stellen en kosten te drukken. Ook het inzetten van goe dkopere krachten bij de begeleiding wordt door meerdere partijen genoemd. Deze
inzet van goedkopere krachten gebeurt dan wel onder begeleiding van een HBO -er.
Op deze wijze wordt de kwaliteit gewaarborgd.
Ook wordt er gesproken over mogelijkheden van populatiebekostiging. Door het vas tstellen en aanbesteden van een vast budget per gebied kan de thuiszorgorganisatie
zelf sturing geven aan de wijze waarop het gewenste resultaat wordt behaa ld. Door
inzet van mantelzorg en vrijwilligers kan daarnaast – binnen het budget - kwalitatief
goede en professionele zorg worden geboden. Hierbij komt in de gesprekken die zijn
gevoerd duidelijk naar voren dat er sprake is van concurrentie tussen de versc hillende
partijen en dat binnen die concurrerende setting er een streven is om op prijs én
kwaliteit deze concurrentie aan te gaan. Wel wordt daarbij aangetekend dat het voor
cliënten van groot belang is dat de thuiszorg ‘een gezicht’ heeft in de wijk. Dat duidelijk is bij wie cliënten terecht kunnen met vragen en een ondersteuningsbehoefte.
Dit zichtbaar zijn in de wijk krijgt soms ook gestalte door het inrichten van zorgposten
in de wijk, al dan niet gecombineerd met instellingszorg. Door in de wijk aanw ezig te
zijn, wordt enerzijds de bekendheid bevorderd en anderzijds maakt dit het ook beter
mogelijk om snelle aanrijtijden te realiseren bij ongeplande verzorging en verpleging.
Ook biedt een zorgpost mogelijkheden om ontmoeting voor vrijwilligers te orga niseren en professionals met elkaar te laten afstemmen. Ook kan bijvoorbeeld een mog elijkheid voor het verstrekken van hulpmiddelen in de wijk gerealiseerd worden.
72
Evean verzorgt als grote thuiszorgaanbieder in de regio nachtzorg voor haar eigen
cliënten maar ook voor andere aanbieders. De aanrijdtijden van 15 -30 minuten zijn
ook in de buitengebieden veelal haalbaar.
De samenwerking in de regio verloopt naar tevredenheid. Elkaar kennen is de belan grijkste succesfactor zodat een snelle coördinatie mogelijk is. Bij verzorging en verpleging wordt veel samengewerkt met de huisartsen. Daarom heeft Evean een aantal van
haar zorgposten gevestigd in gezondheidscentra. Daarnaast wordt veel samengewerkt
met Geriant, De GGZ, ziekenhuizen en het welzijnswerk. Een belan grijke functie van
deze samenwerking is het signaleren van (veranderende) zorgbehoeften bij de cliënt
en het doorverwijzen naar of op de hoogte brengen van de veranderende situatie bij
de juiste zorgverlener. In de samenwerking met Geriant vinden cliëntbes prekingen
(behandelplan) plaats met de casemanager van Geriant, familie (mantelzorger), Evean
en eventueel andere betrokken zorgverleners. Met de GGZ wordt samengewerkt
waarbij de GGZ een adviserende rol heeft naar de medewerkers van Evean over clië nten met psychische problematiek. Dit komt overigens steeds vaker voor. Ook wordt
door de GGZ intervisie begeleid.
In de regio worden pilots uitgevoerd met sociale wijkteams. Evean geeft aan dat dit
een goede ontwikkeling is maar dat meerwaarde niet zonder meer tot stand zal komen. Belangrijk is dat er een goede vertaling van de praktijk naar beleid plaatsvind
(en niet andersom). Ook is van belang dat de sociale wijkteams voldoende integraal
zijn waardoor bijv. de aansluiting tussen zorg en welzijn via de social e wijkteams kan
worden verbeterd. Het is dus van belang dat de thuiszorg deelneemt aan de sociale
wijkteams. Daarbij zal moeten worden nagedacht hoe men om wil gaan met onderli nge concurrentie in de (thuis)zorg en de bekostiging van de deelnemers aan het s ociale
wijkteam. Een tweede punt van aandacht bij het oprichten van sociale wijkteams de
doelstelling die de teams primair meekrijgen. Evean oppert dat de sociale wijkteams
primair als doel zou moeten hebben om de grote lijnen uit te zetten zoals bijvoo rbeeld het vraagstuk: hoe stimuleer je de omslag in denken én doen bij alle betrokk enen (incl. cliënten) dat zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid centraal moet
staan. En in het verlengde daarvan: hoe organiseer je met elkaar de transformatie van
‘recht op zorg’ naar mogelijkheid om aanvullend op de eigen kracht gebruikt te ku nnen maken van voorzieningen? Ook is het belangrijk om een goede Businesscase op te
stellen van de sociale wijkteams zodat inzichtelijk wordt waar de kosten en baten
terecht komen en of de baten voldoende zijn.
Dementiezorg
In de regio wordt zorg aan dementerenden die thuis wonen geboden door Geriant.
Dementie wordt een van de grootste zorgkostenposten van de toekomst. Anno 2014
zijn er ca. 8.000 dementiecliënten in de regio. Hier van woont momenteel 30% in een
verpleegtehuis en 70% thuis (40% alleenstaand). In 2040 zal het aantal dementere nden verdubbeld zijn.
Veel cliënten zullen in de thuissituatie hun zorg ontvangen. Mantelzorg maar – in
preventieve zin - het bevorderen van een gezonde leefstijl en het bestrijden van eenzaamheid zijn daarbij van belang. Verhuizen is voor mensen met dementie geen optie
meer. Ze zijn nog sterker dan andere ouderen gehecht aan de voor hen bekende o m-
73
geving. Boven 75+ treedt naar verhouding ook meer beperking van de mobiliteit op.
Dan is het gewenst dan woningen daarop zijn of worden aangepast en ingericht. Een
praktische insteek is daarbij van belang. Een huismeester kan een positieve bijdrage
leveren aan het langer thuiswonen met dementie.
Via casemanagement wordt de zorg aan dementerenden georganiseerd. Er wordt
gewerkt in multidisciplinaire teams waarin o.a. de casemanager, specialist oudere ngeneeskundige, gz-psycholoog en psychiater betrokken zijn. Effectieve dementiehulp
is een ketenactiviteit. De verbinding tussen welzijn, informele steun, zorg en beha ndeling wordt met deze aanpak gerealiseerd. Aansluiting bij de huisartsenzorg is hierbij
essentieel terwijl mantelzorg (en overige informele zorg) op de eerste plaats komt.
De aanpak is aantoonbaar effectief en kostenbesparend. Gemiddeld wordt met inzet
van de aanpak een uitstel van opname in het verpleegtehuis van ca. 9 maanden g erealiseerd. Goede samenwerking, kwaliteit, volume en samenhang van zorg en het
werken vanuit het belang van de cliënt (ipv de eigen organisatie) zijn belangrijke su ccesfactoren.
Geriant biedt naast casemanagement bij dementie voor mensen die thuis wonen ook
diagnostiek, behandeling en crisishulp en BOPZ. Daarnaast biedt Geriant e -health
voor mantelzorgers en vrijwilligers. De zorg van Geriant wordt grotendeels bekostigd
vanuit het GGZ budget binnen de zorgverzekeringswet (80% van de financiering van
Geriant). Daarnaast biedt Geraint scholing en advies (aan bijv. huisartsen en oudere ngeneeskundigen) dit wordt grotendeels uit de AWBZ betaald. In de toekomst zal een
deel van de bekostiging uit de Wmo komen. Wel constateert Geriant dat het aantal
partijen waar afspraken over bekostiging mee moet worden gemaakt groeit. Dat zorgt
voor een verhoging van kosten voor overhead. Het zou wenselijk zijn als dementiezorg
uit één budget zou worden bekostigd en dat de continuïteit wordt gewaarborgd.
Voor de zorg van dementerenden zou het goed zijn als het doelgroepenbeleid zou
worden voortgezet voor wat betreft dagopvang. Mensen met dementi e hebben belang bij een stabiele omgeving en daarbij horen voorspelbaar gedrag en bekende g ezichten. Wanneer dagopvangvoorzieningen algemeen toegankelijk zouden worden, zal
deze randvoorwaarde niet gewaarborgd kunnen worden.
Domotica en dementie biedt mogelijkheden maar kent in de regel een heel moeizaam
invoeringstraject. Clienten hebben geen begrip (meer) van de werking van apparatuur
waardoor ook het risico op stukgaan aanwezig is. Ook de invoering van dwaaldetectie
is niet eenvoudig. Je weet dan misschien waar een client is maar het is onduidelijk
wat de situatie is en wie er actie onderneemt.
Andere oplossingen zijn hier geboden. Zorgzaamheid van buren kan hierbij een rol
spelen, mits het contact voor aanvang van de ziekte goed was. Het is wel van bela ng
deze burenhulp goed te organiseren. Buren moeten niet het gevoel hebben dat buu rman/vrouw afhankelijk is van hun zorg. Buren willen doorgaans wel wat doen maar er
niet verplicht voor thuisblijven (niet op vakantie kunnen bijv.). Er moet voldoende
ruim vangnet zijn, informeel danwel professioneel.
74
Welzijn
Wonen plus Welzijn werkt zowel in de gemeente Langedijk als in Heerhugowaard. In
Alkmaar is een andere Wonen Plus Welzijn werkzaam. In Bergen en Heiloo is Wonen
Plus Welzijn ondergebracht bij de plaatselijke welzijnsorganisatie.
Wonen Plus Welzijn heeft ca. 1200 vrijwilligers, ca. 50 personeelsleden en ca. 3000
cliënten in haar gehele werkgebied. In Langedijk en Heerhugowaard zijn naar scha tting 1000 cliënten.
Wonen Plus Welzijn biedt diensten aan op het terrein van maatschappelijke ontwikkeling, werken en leren en ‘thuiswonen’. T.b.v. thuiswonen biedt Wonen Plus Welzijn
bijvoorbeeld een klussendienstdienst aan of de mogelijkheid om maaltijden af te n emen of mantelzorgondersteuning. De uitvoering geschiedt door vrijwilligers. Bij de
cliënt worden via een abonnement kosten in rekening gebracht.
De focus van Wonen Plus Welzijn ligt bij de doelgroep ouderen. De laatste jaren is
steeds meer aandacht ook voor verstandelijk gehandicapten, mensen met een psych ische beperking en het jongerenwerk. Deze nieuwe doelgroepen kunnen zowel cliënt
als vrijwilliger (ca. 10% van de vrijwilligers heeft een psychische beperking) zijn. Wel
geldt dat de ernst van de gedragsproblemen (schizofrenie, psychotische perioden)
niet te groot moet zijn. Dit is te belastend voor andere betrokkenen. De instelling
voor GGZ (GGZ-nhn) of VG (De Waerden of Esdégé Reigersdaal) bieden daarbij beg eleiding indien nodig.
Wonen Plus Welzijn biedt voorliggende voorzieningen en lichte vormen van wel zijn
zoals activiteiten, sport en spel, cursussen, culturele vorming en welzijnsadvies aan
ouderen thuis.
Er vindt een verschuiving plaats in de werkzaamheden van de medewerkers van W onen Plus Welzijn. Zo is de rol van ouderenadviseur steeds meer overgenom en door
vrijwilligers, waarbij de professionele ondersteuning door Wonen Plus Welzijn wordt
geboden.
Er zijn grenzen aan wat je van vrijwilligers kan verwachten. Algemeen kan gesteld
worden dat wanneer sprake is van verslaving, ernstige verwaarlozing, erns tige eenzaamheid of bijvoorbeeld rouwverwerking dat de grens - van wat een vrijwilliger kan
bijdragen - wordt bereikt.
Ook bij lichte vormen van dementie streeft Wonen Plus Welzijn ernaar om meer vri jwilligers in te zetten, bijvoorbeeld bij dagbesteding. Ook wordt geëxperimenteerd
met zogenaamde Doe&ontmoet bijeenkomsten. Hierbij streven 1 of 2 activiteitenb egeleiders ernaar om tussen 2 cliënten een verbinding tot stand te brengen met het
doel dat zij samen weekactiviteiten gaan plannen. Zo wordt eenzaamhe id minder en
ontstaat een zekere mate van structuur in de week. Tevens worden er huiskamerpr ojecten gestart waarbij een vrijwilliger of in een buurthuis o.i.d. of bij mensen letterlijk
in de huiskamer ouderen (met beginnende dementie) ontvangt. Koffie drin ken een
praatje maken is het doel. Tenslotte zijn er maatjesprojecten onder begeleiding van
Wonen Plus Welzijn.
75
Zeker met het oog op de bezuinigingen die waarschijnlijk worden doorgevoerd bij
dagbesteding wanneer deze vanuit de AWBZ wordt overgeheveld naar de Wmo zullen
dergelijk vormen van dagbesteding (waar vaker een vrijwilliger ingezet wordt) aa ntrekkelijk zijn.
Op bovenstaande manieren kan deels het ‘gat’ tussen informele zorg en de huidige
AWBZ zorg opgevuld worden: laagdrempelig en kostenbesparend.
Wonen Plus Welzijn is ook betrokken bij het sociale wijkteam in de Schildersbuurt in
Heerhugowaard. De meerwaarde moet nog blijken. Zorg en welzijn hebben al korte
lijnen en werken goed samen (casusbespreking heeft daarom weinig meerwaarde) al
zijn er in de ketenregie wel verbeterpunten mogelijk. Meerwaarde zou wel mogelijk
zijn als ingestoken zou worden op ondersteuning van de informele zorg/welzijn. Hie rbij zou de focus kunnen liggen op het creëren van onderlinge vraagbaak, bewoners
die elkaar helpen, vroegsignalering (sociale cohesie). De meerwaarde is groter naar
mate de sociale cohesie lager is. Ook moet worden vermeden dat er een weeffout
ontstaat doordat er twee systemen naast elkaar komen te staan: de huisarts + POH
enerzijds en het wijkteam anderzijds.
Bij het jeugdwerk is dat anders. Daar komt het nog steeds voor dat er meerdere hul pverleners ‘over de vloer’ komen bij het gezin. Meer integratie zou bij de jeugd verb etering kunnen brengen.
Wonen Plus Welzijn neemt waar dat bewoners/vrijwilligers weerstand hebben tegen
‘verplicht’ vrijwillige inzet. Wonen Plus Welzijn heeft over het algemeen geen moeite
om vrijwilligers te vinden. Ook in Heerhugowaard – waar wat minder sociale cohesie
is – zijn veel vrijwilligers. Verschil is alleen dat men zich hier inzet voor bijv. de sprotclub en wat minder ‘ogen en oren’ in de straat zijn. Men is meer op zichzelf. Wel is
het zo dat de grens aan het aantal vrijwilligers misschien wel is bereikt. Een kleine
groei is nog mogelijk.
Kern8 heeft haar werkgebied in de gemeenten Alkmaar, Heerhugowaard, Schermer en
Graft-De Rijp. In Castricum, Heiloo en Bergen ondersteunt Kern8 projecten buurtb emiddeling. Het zwaartepunt van de werkzaamheden van kern 8 (in de regio Alkmaar)
ligt momenteel in de gemeente Heerhugowaard.
Kern8 heeft geen vastgoed in eigen bezit of exploitatie maar huurt in alle gevallen. Nu
nog 2 steunpunten in Heerhugowaard en ruimten in 2 MFA’s. Het beleid van Kern8
m.b.t. tot het huren van vastgoed is dat zij meer en meer toewerken naar het gebruik
van (bijna) gratis locaties waar deelnemers/organisatoren ook bijvoorbeeld koffie en
thee in eigen beheer/regie (lage kosten) kunnen organiseren. Hierbij gaat het om
locaties die overdag/door-de-week grotendeels ongebruikt zijn zoals sportkantines,
gemeenschappelijke ruimten in woongebouwen of bijvoorbeeld leegstaande schooll okalen. Ook is voor langere periode wel eens gebruik gemaakt van een woning (van
Woonwaard). Dergelijke ruimten zijn veelal al bekend bij bewoners en ook dichterbij
in de buurt. Kern8 tracht hiermee tegelijkertijd een (steviger) verbinding te maken
tussen bijvoorbeeld sportvereniging en de wijk of tussen bewoners die hun gemee nschappelijke ruimte beschikbaar stellen en hun buurtbewoners. Diverse verenigingen
hebben zich ook uitgesproken dat te willen.
76
Een tweede reden voor deze vastgoedstrategie is dat MFA’s vaak diensten bieden aan
(zeer) kwetsbare mensen zoals dagbesteding aan verstandelijk beperkten (veelal
meervoudige problematiek) en mensen met een psychiatrisch ziektebeeld. Door de
clustering van diensten aan deze kwetsbare mensen wordt juist de drempel voor ‘g ewone’ mensen uit de buurt hoger om de MFA’s te bezoeken en deel te nemen aan de
activiteiten. Een oplossing van dit dilemma kan zijn om de dagbestedingsactiviteiten
juist op de wat hoger gelegen verdiepingen te organiseren en de plint voor buurtact iviteiten te gebruiken. Een nadeel van de (nieuwere) MFA’s is echter dat de huurpri jzen hoog zijn.
In de gemeente Alkmaar worden alle buurthuizen (MFA’s) momenteel omgevormd tot
wijkondernemingen. Hierin formuleren buurtbewoners het programma voor de wijk
en is de wijkonderneming opdrachtgever voor eventuele ondersteuning door we lzijnswerk. In de huidige ontwikkelfase is hiervan nog geen sprake. Wel ondersteunt
Kern8 door het begeleiden van de bewoners van de buurtonderneming, het begeleiden van het voorzittersoverleg en het stimuleren van bewonersinitiatieven. De wij kondernemingen dienen zelf inkomsten te genereren van waaruit zij hun kosten ku nnen dekken. Daarnaast is kern8 door de gemeente Alkmaar ingehuurd om het ambulante jongerenwerk vorm te geven. Doel hiervan is de veiligheid te waarbo rgen/verbeteren. De financiering komt dan ook uit de begroting voor veiligheid. In
deze ambulante hulpverlening aan jongeren ligt een link naar de ambulant e hulpverlening van jongeren met een verstandelijke of psychiatrische beperking. Verder wordt
samengewerkt met Lijn5 en MEE.
De doelgroep van Kern8 is breed. Van ‘gewone’ mensen uit de wijk die zich als vrijwi lliger inzetten voor anderen. Deze vrijwilligers zetten zich dan samen in voor jongeren,
kwetsbare gezinnen en ouderen oftewel: voor diegene die het (tijdelijk) niet zelfsta ndig redt. Bij ouderen gaat het dan voornamelijk om ontmoeting en het doorbreken
van eenzaamheid. Soms wordt ook opgemerkt dat mensen geen regie meer hebben
over bijvoorbeeld de administratie. In dergelijke gevallen wordt men in contact g ebracht met bijvoorbeeld de maatjesprojecten van humanitas. Bij GGZ en LVG cliënten
gaat het vaak om het bieden van structuur en het begrenzen van hun gedrag. Dat zijn
soms pittige taken. Het is dan ook belangrijk dat de verantwoordelijkheid die men op
zich neemt niet teveel wordt en dat er ondersteuning van een professional beschi kbaar is. Rekening dient te worden gehouden dat de buurtvrijwilliger z ich vaak ook niet
kan onttrekken aan diens verantwoordelijkheden. Client en vrijwilliger wonen immers
vaak bij elkaar om de hoek. Professionele ondersteuning (achtervang) is dus (net als
respijt bij mantelzorg) van groot belang.
Er zijn echter wel grenzen aan de mogelijkheden van welzijnswerk. Voor mensen met
een zwaardere zorgvraag (bijv. met dementie) die zelfstandig in de wijk blijven wonen
dan is welzijn (mede door het beperkte aantal uren) een gepasseerd station. Voor
deze mensen zal een goede zorg geboden moeten worden (wijkverpleegkundige en
Geriant). Om deel te kunnen nemen aan welzijnsactiviteiten zal de bewoner bijvoo rbeeld zelfstandig een eigen dagstructuur moeten kunnen hanteren, weten wanneer
de activiteit start, weten waar deze is, enigszins kunnen omgaan met wisselende samenstelling van de groep. Voor mensen met mobiliteitsbeperkingen of andere som a-
77
tische aandoeningen kan welzijnswerk langer een bijdrage leveren aan de zelfstandi gheid. De nadruk ligt op ontmoeten en deelname aan activiteiten.
Kern8 werkt samen met instellingen (esdege-Reigersdaal) voor verstandelijk gehandicapten door bijvoorbeeld inzet van verstandelijk beperkten bij koffie zetten en ron dbrengen.
Wanneer burenhulp of buurtinitiatieven gestimuleerd worden is het van belang da t er
in de wijk voldoende mensen overdag thuis zijn, dat er voldoende sociale cohesie is,
dat er niet teveel kwetsbare buurbewoners (GGZ, VG) wonen. wonen die er wel dan
zijn er krachtige vrijwilligers nodig en moet de wijk voldoende veerkracht kennen.
Zorgkantoren
In de regio zijn twee zorgkantoren werkzaam. Castricum valt onder Achmea. De over ige gemeenten in de regio onder VGZ. Met beide is gesproken. De werk - en zienswijze
wordt hieronder belicht.
Achmea
Zorgkantoor Achmea stuurt op afbouw van het aanta l intramurale plaatsen (VV&VT)
door middel van het beperken van de inkoop van het aantal plaatsen voor mensen
ZZP 1,2 en 3. Dit houdt in dat in 2013 voor mensen met een indicatie op niveau ZZP 1
en 2 12,2% op het budget is gekort. In 2014 bedraagt deze bezuiniging voor ZZP 1 en 2
41,7% en voor ZZP3 16,7%. In 2017 is de gehele capaciteit voor ZZP 1 -3 in principe
afgebouwd met als kanttekening dat het voortzetten van de huidige intramuraal w onende ouderen met een ZZP 1-3 geborgd zal zijn.
Achmea stimuleert extra – naast bovenstaande budgetmaatregelen – de extramuralisering door zorgpartijen de mogelijkheid te geven om intramurale zorg om te zetten
naar extramurale zorg. Het budget dat zij intramuraal besparen kan extramuraal ing ezet worden. Daarnaast kunnen zorgaanbieders extra budget krijgen (groeibudget)
Diegenen die het meeste cliënten helpen met hetzelfde budget (lagere kosten per
client) komen daar het meest voor in aanmerking.
Verder stuurt Achmea op kwaliteit. De belangrijkste criteria betreffen o.a.:
-
Clientwaarderingsonderzoek
-
Aanwezigheid van beleid t.a.v. vrijwilligers en mantelzorg
Tot/m 2013 stuurde Achmea op kwaliteit door in de tariefstelling een starttarief te
hanteren van 94% voor intramuraal en 80% voor extramurale zorg. Bij aantoonbaar
goede kwaliteit (positieve score op de gestelde tariefsbepalende kwaliteitscriteria)
werd dit tarief aangevuld tot maximaal 99%.
In 2014 is het uitgangspunt dat de kwaliteit geborgd is en is er voor alle aanbieders
hetzelfde tarief. Met Zorgaanbieders die niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen, wordt een verbeterafspraak gemaakt. Als er dan nog niet aan het criterium
voldaan wordt, volgt er alsnog een afslag op het starttarief.
78
In het verleden werd extra budget toegekend voor zorginfra -projecten. Per 2014 is
deze ‘subsidie’ stopgezet en worden zorgpartijen geacht nieuwe zorginfra -projecten
te financieren binnen de afgesproken contracteerruimte. Het uitgangspunt daarbij is
dat de businesscase weliswaar een investering zal vergen maar als geheel – op termijn
– kostenbesparend zal zijn. Per saldo wordt dus betere of meer zorg geleverd tegen
een gelijkblijvende of lagere prijs.
Daarbovenop is het denkbaar dat er een bonusregeling wordt geïntroduceerd. Bekend
is dat cliënten gemiddeld 3 a 4 maanden een (extramurale) zorgbehoefte hebben
(bijv. na ziekenhuisopname of vanwege afwezigheid/overbelasting van de mantelzo rger). Een bonusregeling kan bijvoorbeeld inhouden dat wanneer een zorgaanbieder er
in slaagt deze periode van zorgbehoefte kort te houden met behoud va n een goede
cliëntwaardering dat zij dan een hoger tarief ontvangen.
Verder wordt het samenwerken in de wijk gestimuleerd doordat de tariefstelling m ede afhankelijk is van aantoonbare samenwerking (bijv. via convenant geborgde s amenwerking tussen huisarts en thuiszorg). Ook wordt de samenwerking tussen de
huisarts en de ouderengeneeskundige van de zorginstelling bevorderd door Achmea.
Het doel hiervan is om de huisarts beter toe te rusten op het bieden van zorg aan
cliënten met een ZZP 3 en 4 indicatie. Vormen van intervisie zijn onderdeel hiervan.
Daarnaast biedt de ouderengeneeskundige bij voorkeur ook zorg extramuraal ter o ndersteuning van de huisarts. Daarvoor zijn met zorgaanbieders budgetafspraken g emaakt.
De huidige projecten – die doorgaans een looptijd hebben van 5 jaar – kunnen voortgezet worden. Hiervoor is immers al budget toegekend. Er wordt wel met een krit ische blik naar gekeken, omdat de projecten dus ten koste gaan van geld dat ook aan
directe zorglevering besteed kan worden.
Bekostiging van de wijkverpleegkundige zal in de toekomst via de zorgverzekeringswet
verlopen. Het inkoopbeleid wordt momenteel ontwikkeld. Denkbaar is dat de inzet
van de wijkverpleegkundige afhankelijk is van de populatie (populatiebekostiging) in
een gebied/wijk: Gebieden met een hoger aandeel 80+-ers zullen een grotere zorgvraag kennen en afhankelijk van de zorgbehoefte die door de wijkverpleegkundige (in
samenwerking met de huisarts; samen mogelijk indicatiestellende autoriteit) heeft
gesignaleerd zijn de wijken/gebieden te koppelen aan een populatiegebonden budget.
De zorgbehoevende cliënt wordt ingedeeld in een van de drie categorieën laag, mi ddel of hoog. Op basis hiervan krijgt de betrokken zorgaanbieder budget voor zorgve rlening.
VGZ
VGZ is momenteel in gesprek met de zorginstellingen over de overcapaciteit bij verzorgingshuizen. Alkmaar en Bergen zijn hierbij binnen de regio Alkmaar als eerste
aandachtsgebieden aangewezen op grond van de aanwezige capaciteit en de dem ografische ontwikkelingen. De overige gemeenten hebben op dit moment minder of
geen overcapaciteit.
VGZ stuurt onder meer op de afbouw van verzorgingshuiscapaciteit door zorginste llingen aan te sporen zelf met plannen voor afbouw en extramuralisering te komen.
79
Door de partijen te motiveren hierin samen te werken kan een zorgvuldige, gefaseerde afbouw worden bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige rechten
en belangen van cliënten.
VGZ vindt het belangrijk dat ook de bouwkundige staat van de gebouwen in de pla nnen wordt meegewogen. Daarnaast is de spreiding in de regio van belang. Het heeft
de voorkeur om ouderen niet teveel uit hun bekende omgeving te verhuizen. Een
norm is hier nog niet voor.
In 2013 heeft VGZ via de budgetten de kaasschaafmethode gebruikt: alle intramurale
zorgaanbieders een beetje minder. In de toekomst gaat VGZ meer sturen op criteria
zoals beschikbare capaciteit in relatie tot demografische ontwikkelingen, bouwkund ige staat van de gebouwen en spreiding.
De sectoren VG en GGZ hebben in de regio Alkmaar geen noemens waardige overcapaciteit. In deze sectoren is al eerder gestart met extramuraliseren. Afbouw VG cap aciteit moet nog wel plaatsvinden, maar kent een minder snel verloop omdat cliënten
vaak levenslang zorg ontvangen. Er is dus een grotere groep die nog jaren recht op
verblijfszorg houdt terwijl alleen de nieuwe aanmeldingen ZZP 1-3 onder het nieuwe
regiem zullen vallen.
Op het terrein van dementie wordt door VGZ nauw samengewerkt met het Platform
Dementie Aangetoond is dat het inzetten van intensief casemanag ement leidt tot
een uitstel van intramurale zorg van gemiddeld ca. 9 maanden. Een grote besparing
dus. De kosten voor de casemanager worden nu deels uit AWBZ gelden betaald. Dit
zal echter in 2015 overgeheveld worden naar de zorgverzekeraar.
VGZ is er voorstander van dat de werkwijze van het intensief casemanagement goed
gaat aansluiten bij de werkwijze in de wijkteams in oprichting. Binnen de wijkteams is
het dan belangrijk dat er goede (mantelzorg)ondersteuning wordt geboden en dat de
overdracht van de regie van de huisarts/POH naar de casemanager dementie op het
juiste moment plaatsvindt. Dit is voor elke cliënt maatwerk. Dus van belang is dat er
een goede samenwerking is tussen het wijkteam en Geriant. Momenteel wordt een
e-health module ontwikkeld voor vrijwilligers die in aanraking komen met mensen
met dementie. Daarnaast investeert VGZ in kennisontwikkeling over dementie bij
huisartsen.
Belangrijk bij de ontwikkeling van de wijkteams is dat men afstapt van ‘uurtje factuu rtje’. Dit betekent dat de medewerkers die in het wijkteam zitten vanuit een nieuw
denkkader (preventie) en niet ten gunste van de productie van de moederorganisatie
hun werk voor het wijkteam moeten uitvoeren. Dus werken volgens het principe
‘nieuw voor oud’. Het wijkteam zou op termijn wellicht budgetverantwoordelijk kunnen worden. De wijkteams zijn meer dan de huidige werkwijze gericht op preventie
(voorkomen duurdere zorg). Dit betekent dat zij outreachend op zoek gaan naar b ewoners met een zorgvraag (vroegsignalering). Op termij n zou dit – als de pilots slagen
– een besparing opleveren in de ‘duurdere’ zorg.
Momenteel is dus sprake van dubbele kosten: (1) de cliënten die al een indicatie he bben (2) de nieuwe cliënten voortkomend uit vroegsignalering. Dit brengt in de o pstartfase extra kosten met zich mee die binnen de huidige financieringssystematiek
moeten worden bekostigd. Belangrijk is daarom dat de gemeente in beeld krijgt welke
80
kosten (investering van de gemeente) elders een besparing opleveren (MKBA). Door
dit inzichtelijk te hebben kunnen de kosten beter verdeeld worden over de verschi llende participanten. Nu – in de opstartfase – financieren de zorgverzekeraar, VGZ en
de gemeente gezamenlijk de pilots. Er zijn 3 pilots: rivierenbuurt en gebiedsdeel II
(Heemradenwijk en Schilderswijk) in Heerhugowaard en Alkmaar West Vitaal in Al kmaar. Er is een convenant afgesloten tussen de gemeenten Regio Alkmaar, de zorgve rzekeraar VGZ/Univé en het zorgkantoor van VGZ.
In de toekomst zal er wellicht geëxperimenteerd worden met populat iebekostiging.
Dit is een gebiedsgerichte bekostiging waarbij idealiter alle financiële stromen (AWBZ,
Wmo, ZVW) ontschot (nu kan dat nog niet) worden en opgeteld zodat de totale beko stiging voor een gebied in beeld komt. Door vervolgens te sturen op outco me (kwaliteit van leven en van dienstverlening en doelmatigheid) kan er een norm ontstaan
voor bekostiging waarbij het wijkteam (deel)budgethouder zou kunnen zijn. Noodz akelijk is dan dat er meetmethoden worden (uit)ontwikkeld en er na een 0 -meting
periodieke monitoring plaatsvindt. Ten aanzien van de meetmethoden wordt mome nteel onderzoek gedaan.
81
Bijlage 4
Omschrijvingen
cliëntgroepen naar ZZP verzorging &
verpleging
ZZP VV 01: zorg op afspraak en op afroep. Omschrijving cliëntgroep:
I.
Enige begeleiding nodig bij sociale redzaamheid, zoals nemen van b esluiten, huishoudelijke taken of deelname aan maatschappelijk leven.
ADL zelfstandig, soms behoefte aan hulp bij kleine verzorgingstaken
zoals nagels knippen. Qua mobiliteit meestal zelfstandig. Er kan spr ake zijn van eenzaamheidsproblematiek. Geen gedragsproblematiek.
ZZP VV 02: zorg op afspraak en op afroep. Omschrijving cliëntengroepen:
II.
Beginnende psychogeriatrische problematiek. Hierdoor ontstaat een
beginnend verlies van de regie over het eigen leven. Doo r problemen
met denken, geheugen en concentratie behoefte aan toezicht, hulp
en begeleiding (dagelijks).
III.
Somatische problematiek. Veel zorgvragers uit deze doelgroep bew egen zich voort met een rollator. Dagelijks behoefte aan begeleiding en
verzorging. Soms is hulp nodig bij mobiliteit. Er kan ook sprake zijn
van een tijdelijke zorgbehoefte zoals bij herstel na een ziekenhuiso pname.
ZZP VV 03: voortdurend in de nabijheid. Omschrijving cliëntgroep:
IV.
Somatische problematiek. Hulp nodig bij ADL, mobiliteit bin nenshuis
(transfers). Er is sprake van intensieve verzorging en verpleegkundige
aandacht in geval van chronische ziekte. Geen gedragsproblematiek
of psychogeriatrische problematiek.
ZZP VV 04: voortdurend in de nabijheid. Omschrijving cliëntgroepen:
V.
Matig dementieel syndroom. Behoefte aan intensieve begeleiding en
uitgebreide verzorging. Hulp nodig bij cognitieve functies zoals orië ntatie, geheugen en denken. Toezicht en sturing nodig bij ADL. Er kan
gedragsproblematiek zijn.
VI.
Ernstige zintuiglijke beperkingen in combinatie met fysieke beperkingen, zoals doof en/of blind op latere leeftijd. Er is veel hulp nodig bij
de zelfredzaamheid op allerlei gebieden: ADL, mobiliteit, deelname
aan maatschappelijk leven etc.
VII.
Langdurige psychiatrische problematiek in combi natie met ouderdomsbeperkingen. Naast de psychiatrische problemen is er behoefte
aan verzorging, hulp bij ADL, verpleegkundige zorg etc. Er kan g edragsproblematiek zijn.
82