Marktvormen en hun marktevenwicht

Download Report

Transcript Marktvormen en hun marktevenwicht

HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
Hoofdstuk 2 Marktvormen en hun marktevenwicht
Verkenning
1
Bij een hoge prijs is de gevraagde hoeveelheid lager, maar kan de omzet toch
hoger zijn.
2
Beschrijving
1 De winst per stuk bij maximale winst
2 Het individuele aanbod bij de evenwichtsprijs
3 De maximale totale winst van de individuele aanbieder
4 Het collectieve aanbod bij de evenwichtsprijs
5 De evenwichtsprijs op de markt
6 De kosten per product bij het gegeven aanbod van de individuele
aanbieder
3
4–2–1–3
Uitkomst
€4
100
€ 400
10.000
€ 10
€6
HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
4
Beschrijving
1 De winst per stuk bij maximale winst
2 Het individuele aanbod bij de evenwichtsprijs
3 De maximale totale winst van de individuele aanbieder
4 Het collectieve aanbod bij de evenwichtsprijs
5 De evenwichtsprijs op de markt
6 De kosten per product bij het gegeven aanbod van de individuele
aanbieder
5
Uitkomst
€ 2,75
80
€ 220
18.000
€8
€ 5,25
a De individuele aanbieders maken nog steeds winst.
b Tot het laagste punt van de GTK (= € 4,50).
6
Beschrijving
1 De winst per stuk bij maximale winst
2 Het individuele aanbod bij de evenwichtsprijs
3 De maximale totale winst van de individuele aanbieder
4 Het collectieve aanbod bij de evenwichtsprijs
5 De evenwichtsprijs op de markt
6 De kosten per product bij het gegeven aanbod van de individuele
aanbieder
Uitkomst
€0
45
€0
32.000
€ 4,50
€ 4,50
7
a 5000p – 100.000 = –2500p + 200.000  7500p = 300.000  p = 40 eurocent
b p = 40  Q = 5000  40 – 100.000 = 100.000  p  Q = 40  100.000 =
4.000.000 eurocent  € 40.000
c Zijn aanbod is te klein ten opzichte van de totale markt.
d Als de aanbieder zijn aangeboden hoeveelheid vergroot, blijft de evenwichtsprijs
hetzelfde. Een volgende eenheid kan hij dus weer tegen dezelfde marktprijs
verkopen. Ofwel: de extra opbrengst (MO) blijft gelijk aan de marktprijs.
e MO = MK
40 = 0,2q + 20  q = 100
f (40 – 31)  100  1000 = 900.000 eurocenten = € 9.000
g De marktprijs ligt boven de GTK van de individuele aanbieder; er zullen dus
nieuwe aanbieders toetreden.
h 31 is het laagste punt van de GTK. Er zullen nieuwe aanbieders op de markt
komen, totdat er geen winst meer behaald kan worden. Dat is bij p = GTK = 31.
8
a
b
c
d
9
Er is veel keuze (concurrentie) tussen verschillende typen restaurants
(monopolistische).
heterogeen
monopolistisch
rechts
daalt
10 Prijszetter.
11 a Mevrouw De Wit wil hooguit € 14 betalen, geen € 15.
b 1= € 1, 2 = € 14, 3 = € 13
c Mevrouw Jansen en mevrouw De Wit betalen nu (nog) een euro minder en de
extra klant betaalt € 13. Het saldo van extra ontvangsten is dus lager dan € 13.
HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
12 Van q = 5 naar q = 6 is de laatste stap waarbij de MO nog hoger is dan MK. Van 6
naar 7 stuks daalt de winst, omdat de MK hoger zijn dan de MO.
13 a
p
€ 40
€ 39
€ 38
€ 37
€ 36
€ 35
€ 34
€ 33
€ 32
€ 31
€ 30
€ 29
€ 28
€ 27
q
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
TO
€
0
€ 39
€ 76
€ 111
€ 144
€ 175
€ 204
€ 231
€ 256
€ 279
€ 300
€ 319
€ 336
€ 351
MO
*
€ 39
€ 37
€ 35
€ 33
€ 31
€ 29
€ 27
€ 25
€ 23
€ 21
€ 19
€ 17
€ 15
TK
€
0
€
1
€
4
€
9
€ 16
€ 25
€ 36
€ 49
€ 64
€ 81
€ 100
€ 121
€ 144
€ 169
MK
*
€ 1
€ 3
€ 5
€ 7
€ 9
€ 11
€ 13
€ 15
€ 17
€ 19
€ 21
€ 23
€ 25
TW
€
0
€ 38
€ 72
€ 102
€ 128
€ 150
€ 168
€ 182
€ 192
€ 198
€ 200
€ 198
€ 192
€ 182
b Bij p = 30.
c Van 9 naar 10 stuks is de laatste stap waarbij de MO hoger is dan de MK.
14 a
p
55
54
53
52
51
50
49
48
47
q
5
6
7
8
9
10
11
12
13
TO
275
324
371
416
459
500
539
576
611
MO
*
49
47
45
43
41
39
37
35
b Bij p = 50.
c TO = 50  10 = 500
TK = 40  10 = 400
TW = 500 – 400 = 100
15 a
b
c
d
50 stuks
150 stuks
50 stuks
€ 75
16 a MO = MK geldt bij Q = 25.
b De bijbehorende prijs op de prijsafzetfunctie is p = 50.
17 Hij verlaagt de prijs.
TK
200
240
280
320
360
400
440
480
520
MK
*
40
40
40
40
40
40
40
40
HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
18 a
p
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
q van de
nieuwe
concurrent
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Q
37
36
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
25
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
q van
Digitotal
TO van
Digitotal
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
MO
van
Digitotal
*
€ 36
€ 34
€ 32
€ 30
€ 28
€ 26
€ 24
€ 22
€ 20
€ 18
€ 16
€ 14
0
36
70
102
132
160
186
210
232
252
270
286
300
TK van
Digitotal
MK van
Digitotal
TW van
Digitotal
€
0
€
1
€
4
€
9
€ 16
€ 25
€ 36
€ 49
€ 64
€ 81
€ 100
€ 121
€ 144
*
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
0
35
66
93
116
135
150
161
168
171
170
165
156
b Bij p = 28.
c De marktprijs daalt.
19 a p = € 48
p
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
Q
55
54
53
52
51
50
49
48
47
46
45
44
43
42
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
q van de
concurrent
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
q van
Wilman
TO
MO
TK
MK
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
–
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
–
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
55
108
159
208
255
300
343
384
423
460
495
528
559
588
53
51
49
47
45
43
41
39
37
35
33
31
29
80
120
160
200
240
280
320
360
400
440
480
520
560
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
40
b Ja, de prijs is gedaald van p = € 50 naar p = € 48.
c TO = € 384
TK = 40  8 = € 320
TW = € 64
20 a De kosten per product zijn ook € 40.
b p = –q + 60  p = –40 + 60  p = 20
c Individuele aanbieders maken geen winst, net als de aanbieders bij volkomen
concurrentie.
d 1 = € 45, 2 = € 78, 3 = € 190
HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
e
Markt van het
medicijn Abolia
Prijs
Hoeveelheid
Consumentensurplus
Producentensurplus
Totale surplus
Welvaartsverlies
Monopolie
Duopolie
€ 50
10
€ 45
€ 100
€ 145
€ 45
€ 48
12
€ 66
€ 64 + € 32
€ 162
€ 28
Volkomen
concurrentie
€ 40
20
€ 190
€0
€ 190
€0
f Het totale surplus is het grootst bij volkomen concurrentie; dit is ook het hoogst
maximale surplus.
g Bij volkomen concurrentie wordt altijd het hoogste surplus behaald. Deze
marktvorm is daarom altijd (per definitie) efficiënt.
21 a Bij brood is doorverkoop mogelijk. Als bejaarden brood voor de halve prijs
krijgen, sturen mensen opa om een brood te halen.
b De tickets zijn op naam, doorverkoop is daardoor praktisch onmogelijk.
22 a Er zijn acht orkesten (oligopolie). Ieder orkest heeft andere kwaliteiten
(heterogeen).
b Nee, het prijsverschil geldt voor verschillende stoelen, niet voor verschillende
groepen.
Toepassing
1
Klanten met een klantenkaart betalen minder en eigen personeel krijgt de kaart
gratis.
2
a Volkomen concurrentie. De prijs is sterk gestegen door het totaal van vraag en
aanbod. Er zijn veel aanbieders van en veel vragers naar een homogeen product.
b Bijvoorbeeld: als het veld vol met bloemkolen staat, kan de boer niet meer
reageren op een prijsstijging van prei. Het seizoen is te kort om nog te veranderen
van bloemkool naar prei.
c Het aanbod kan binnen een jaarcyclus niet of nauwelijks reageren op
prijsveranderingen.
3
a Bijvoorbeeld: als de prijs van aardappelen halveert, gaan consumenten niet
opeens veel meer aardappelen eten.
b De prijselasticiteit van de vraag is klein.
c Situatie I. Beide lijnen lopen vrij steil. De hoeveelheid reageert dus niet sterk bij
een prijsverandering.
4
A = Droog weer.
B = Oogst valt tegen. Aanbodlijn verschuift naar links.
C = Meer welvaart op de wereld.
D = Meer vleesconsumptie. Meer graan nodig voor voer voor de beesten. De
vraaglijn verschuift naar rechts.
HAVO 2 E FASE
ANTWOORDEN MODULE 3
MARKT EN OVERHEID
5
a Uit de passage: ‘Alle schoolleerlingen hebben een maximale betalingsbereidheid
van minder dan € 300 per ticket. Alle zakenmensen zijn bereid € 300 of meer te
betalen voor de vliegreis.’
b Uit de vraagfunctie. Boven de prijs van € 300 blijft de gevraagde hoeveelheid
groot.
c Q = –2  300 + 1200 = 600. TO = p  q = € 300  600 = € 180.000
d –2  400 + 1200 = 400 zakenklanten
e –2  150 + 1200 = 900 reizigers
f De 600 zakenreizigers zijn ook onderdeel van de 900 reizigers, maar zij kunnen
geen tickets kopen voor € 150.
g Alleen schoolleerlingen kopen tegen € 150 een vliegticket, dus 900 – 600 = 300
schoolleerlingen.
h (400  € 400) + (300  € 150) = € 205.000
i Voor het weekend en doordeweekse dagen verschillende tarieven; verschil
maken naar leeftijd.
6
Oligopolie: ‘De markt voor Trio connection in een land wordt beheerst door enkele
bedrijven.’
Heterogeen: ‘Er zijn twee technieken van levering, ADSL en kabel, die onderling
verschillen wat betreft verbindingssnelheid en stabiliteit.’
7
a –50p + 86 = 25p + 17
–75p = –69
p = 0,92
Q = 40
p  Q = 0,92  40  1000 = $ 36.800
b A, omdat het aanbod stijgt: de lijn verschuift naar rechts.
c –50p +86 = 25p + 20  p = 0,88
De prijs daalt van 0,92 naar 0,88 dollar; dat is 0,04 / 0,92  100% = 4,3%.