Het Parool - Perscombinatie.nl

Download Report

Transcript Het Parool - Perscombinatie.nl

de PAROLIEBOL
Jaargang 2 nummer 2, februari 2014
digitaal orgaan voor hen die bij Het Parool hebben gewerkt
Wie,
wat,
waar,
wanneer?
Louis Prins heeft weer
een foto opgedoken uit
zijn krantenfotoarchief.
Dit keer weer een
voetbalwedstrijd van
Het Parool. Een dubbele
teamfoto.
Jaartal: onbekend. Tegenstander: onbekend.
De Parool-voetballers:
sommigen bekend,
velen onbekend voor
de redactie van de
Paroliebol.
Oud-Veloxspeler Louis
Prins zelf is er ook bij
(zittend, tweede van
links). Maar wie zijn die
andere Paroolredacteuren? De meesten dragen een wit shirt. Graag
het jaartal, de tegenstander en de namen
van de spelers van Het
Parool – rugnummer
hoeft niet.
Een eervolle vermelding voor de drie inzenders met de meeste
goede namen.
[email protected]
in dit nummer
Arie Elshout in
‘De Overkant’
Lokale
gebruiken
in Mijn
Peking
van
Marije
Vlaskamp
+++ Aldus met
Nienke Denekamp
+++ Gerrit Overdijkink:
Lodewijk Prins en
een bedrag met te
veel nullen
+++ Appie Piet rijdt Rob
van den Dobbelsteen
naar Obergurgl
maar meneer
Wat is mijn stuk mooi geworden.
De opening van de Paroliebol! En
een goede impressie van het geheel, mede door door de foto's
van Cees erbij.
Fijn stuk Marc Laan, dank je wel.
Zitten jullie dan een hele dag
samen bij Lucy Prijs? Of bij Paul
Westink of Marc Laan, of afwisselend dan bij de één en dan bij de
ander? Mocht er eens hulp voor
het één of ander nodig zijn, dan
weten jullie mij wel te vinden. Ik
zal dat graag doen.
Hartelijke groet, Judith Kox
februari 2014 / 2
‘Het jurkje van Monica Lewinsky
werd mijn redding’
Hoe kijken oud-Paroolredacteuren terug op
hun overstap naar ‘de
overkant’, zoals de Volkskrant destijds werd
genoemd?
VS-correspondent Arie
Elshout: ‘Een groot verschil was de zee aan tijd.’
I
n 1998 ging ik van Het Parool
naar de Volkskrant. Dat klinkt
heel simpel, als een overstap
op de tram. Maar dat was het
niet. Nadat ik in maart via-via
gepolst was, duurde het tot augustus
voor ik als chef Buitenland aan de
overkant begon. In die maanden
werd ik heen weer gehusseld tussen
tegenstrijdige emoties. Er was de tinteling van het nieuwe, maar ook
steeds een latente twijfel. Moet ik dit
wel doen? Ik heb het toch de tijd van
mijn leven gehad bij Het Parool? Wat
moet ik straks zonder de ideologische bijsturing van René ter Steege;
de voetbalanalyses van Bert Brevoord, Bas Soetenhorst en Erik van
Gruijthuijsen; de wisecracks van Cecilia Tabak; de verzoeken van Matthijs van Nieuwkerk om te schrijven
over voetbal; de vrouwenavonturen
van Louis Prins; de levenslessen van
Elly Koekenbier en de kreet aan de
middentafel: ‘Roderik, dat stuk moet
NU door, loslaten Núúú!’
Het was een zeurend gevoel over wat
ik zou achterlaten. Maar nog erger
de overkant
Arie Elshout
was de onzekerheid over wat ik zou
aantreffen bij de Volkskrant. Mijn
(pas overleden) Telegraaf-vriend
Guido van de Kreeke waarschuwde
me. Het was op een zachte voorjaarsavond in Den Haag na een diner met
de Amerikaanse ambassadeur. Bij de
Arie Elshout voor het Capitool bij de inauguratie van president Barack Obama.
auto ging zijn stem omlaag, alsof hij
een priester was die op het schavot
de laatste woorden spreekt tot de
veroordeelde. “Je gaat nu van een
kleine naar een grote, landelijke
krant,” fluisterde hij onheilspellend,
“bereid je erop voor dat het er daar
veel harder aan toe gaat. Iedereen
vecht er voor een plek in de spotlight.” Met die boodschap kon ik de
nacht in.
ort daarop kreeg ik een eerste voorproefje van wat een
grote landelijke krant is. Op
een verkenningsreis langs enige correspondenten belandde ik bij de
roemruchte Willem Beusekamp in
Bonn. Op het erf van een boerenherberg in de heuvels van het Rijnland
aten en dronken we wat. Het werd
steeds gezelliger, totdat Willem het
tijd vond voor de waarheid: “Ja, je
mag wel aangenomen zijn door Pieter Broertjes, maar op de redactie is
chef nacht Nico Goebert de baas. Als
hij het niet met je ziet zitten, is het
zo gebeurd met je.”
Ik had inmiddels zoveel schuimende
bierpullen op, dat ik me in een galmende grot leek te bevinden waar iemand uit de verte iets vaags tegen
me riep. Pas bij het ontwaken de volgende ochtend drong wat Willem gezegd had goed tot me door, tegelijk
met de kater. Het voelde alsof ik op
weg was naar het einde in plaats van
naar een nieuw begin.
Verdringen is dan nog het enige wat
K
helpt en ik vertrok naar de camping
in Frankrijk. Daar las ik het nieuws
over bomaanslagen in Kenia en Tanzania en over het door Clinton bevlekte jurkje van Monica Lewinsky.
Ik kon het toen nog niet bevroeden,
maar die bommen en dat jurkje werden mijn redding. Ik was nog maar
net begonnen of Clinton besloot de
aanslagen te vergelden door kruisraketten af te vuren op Afghanistan.
Op zijn beurt ging de speciale aanklager in de zaak-Lewinsky vol in de
aanval tegen Clinton. Allemaal verrukkelijk laat nieuws op al die heerlijke nazomeravonden. Ik kon volop
in praktijk brengen wat ik op Het Parool van Sytze van der Zee had geleerd: alles omgooien, al is het nog
zo laat. En uitpakken. Slavendrijver,
noemde een jonge buitenlandredactrice me. Kijk, toen was ik er. Ik had
de eerste vuurproef doorstaan.
Verder was inderdaad alles groter bij
de Volkskrant. Ik kwam bij een Buitenlandredactie die veertien redacteuren en meer dan twintig correspondenten telde. Een ongekende
weelde. Ik begon in augustus en nog
tot diep in oktober kon het gebeuren
dat zich een onbekend iemand bij
mijn bureau meldde en zich voorstelde als één van mijn redacteuren.
Heerlijk, dat grote apparaat, die global reach. Daarvoor had ik het gedaan. Alles wat bedacht werd, kon
worden uitgevoerd.
Vervolg op pagina 3
Nienke Denekamp komt
niet meer bij ons eten.
Na zes jaar verdwijnt
haar rubriek Thuiseten
uit PS van de Week, de
zaterdagse bijlage van
Het Parool.
En Nico Goebert?
Vervolg van pagina 2
Uitgekookt
Hoeveel heb je er geschreven?
“ik heb een enorme stapel scheursels.
Laten we het op dik driehonderd houden.
Zes jaar geleden werd vooral over restaurants en uit eten geschreven. Maar ik zag
de meeste mensen gewoon in hun eigen
keuken staan.”
Bracht dat je op het idee?
“ik bedacht het samen met Martine
kamsma, toen coördinator van PS van de
Week. in de Engelstalige landen werd wel
heel serieus over thuis koken geschreven.
in de new Yorker kon je uitvoerige stukken over de ideale casserole vinden. Daar
waren het ook niet de alwetende auteurs
die zich lieten voorstaan op hun culinaire
kennis. ik bewonderde Johannes van Dam,
maar mijn rubriek was als aanvulling exact
het tegenovergestelde. in Thuiseten wist
de schrijver het ook niet altijd,
soms op het sukkelig af.”
Wat vond Van Dam
ervan?
“Johannes zei dat hij Thuiseten
niet las. Toch corrigeerde hij
me een keer in zijn eigen rubriek. ik had geschreven dat gemalen citroengras in sommige
keukens wordt gebruikt in curry’s en boemboes.Volgens hem
klopte dat niet, terwijl het wel
degelijk in bijvoorbeeld de Maleisische en indische keuken gebeurt.”
Ben je ooit bij hem gaan
eten?
“Voor de Johannes Special. ik moest er wel
even van bijkomen. We weten het allemaal:
Johannes was een moeilijke man.”
Ik vond Thuiseten meer dan een rubriek over koken alleen.
“Het was eigenlijk een visiterubriek. De
mensen hadden de keuken schoongemaakt, schonken wijn en hadden alleen
maar biologisch spullen in huis. in het
begin probeerde ik ze te portretteren. Totdat ik bij een vrouw was geweest die meteen na mijn vertrek bij haar man bleek te
zijn weggegaan. ik had niets aan haar gemerkt. Daarna dacht ik: het zijn momentopnames.”
Het had ook altijd iets knus.
“in hun eigen huis voelen mensen zich het
veiligst. ik moet het in deze rubriek hebben van terloopse opmerkingen. Die
maken mensen makkelijker als ze ergens
mee bezig zijn. En het is gemakkelijker om
naar iets privés te vragen (wat was het
ook al weer voor kanker?) als iemand on-
TEkEninG PAuL VAn DEr STEEn
aldus
februari 2014 / 3
dertussen de aardappels schilt.Verder hou
ik van het beschrijven van dagelijkse handelingen en gebeurtenissen.”
Het gevoel dat je ook bij Man bijt
hond hebt.
“ik mocht een keer mee met ze. Best choquerend. Mensen kijken als een konijn in
de koplampen naar de camera. De vragen
waren veel brutaler en soms moesten ze
wel tien keer de deksel van de pan doen
voor het mooiste shot van een stoomwolk.”
Is je rubriek vaak gekopieerd?
“Marc van Dinther nam hem over in de
Volkskrant. ik weet dat hij er wel eens op
aangesproken is. Hij had Thuiseten zogenaamd nog nooit gezien. ik heb wel eens
overwogen bij hem te gaan eten.”
Is er een ontwikkeling in ons kookgedrag te zien?
“De standaardriedel was altijd: puur en eerlijk. nu begint het bon ton te worden
om biologisch voedsel als
een verspilling van energie
te zien. Wie het weet mag
het zeggen.”
Wat is je bij Thuiseten
het meest gevraagd?
“Of ik wel eens ergens vies
heb gegeten. Dan zei ik: ja,
ook als mensen het zelf
heel lekker vonden. Dan zag
je ze verschrikt kijken. De
Zweedse gefermenteerde
vis die enkele weken onder
de grond had liggen rotten zal me nog lang
heugen. De bijgevoegde recepten zijn
nooit een garantie voor succes geweest.”
Nu je bij mij bent komen tafelen,
weet ik hoe goed je gelezen wordt.
Het aantal reacties was ongelofelijk.
Kom je met iets anders terug in PS?
“Waarschijnlijk wel. Het is ook goed om
weer eens wat nieuws te gaan doen.”
Eigenlijk ben je fotoredacteur
“De combinatie van fotoredactie en schrijven vind ik het leukst. ik wil ook zelf dingen maken en erop uit kunnen gaan. Zo
organiseer ik samen met Mark Moorman
in het voormalige Parooltheater één keer
per maand een Fototorpedo. Donderdag
20 maart praten we met onder anderen
Bart koetsier, Marc Driessen en Elmer van
der Marel over Amsterdamse straatfotografie. Zie www.torpedotheater.nl. reserveren gewenst. Er zijn nog enkel plaatsen.
Haha.”
FrAnS BOSMAn
Een groot verschil was ook de zee
aan tijd. Waar we bij Het Parool tussen zeven uur ’s ochtends en half
één ’s middags drie edities uit de
grond stampten, met vaak totaal verschillende voorpagina’s, hadden we
bij de Volkskrant vijftien uur voor de
krant zakte. Dat is fijn, dan kun je
beter nadenken bij wat je doet, iets
wat bij Het Parool in de race tegen de
klok al snel overboord werd gekieperd als zijnde overbodige luxe.
Maar een teveel aan tijd is ook niet
alles, merkte ik. In combinatie met
de ruim aanwezige mankracht konden al die uren gemakkelijk leiden
tot het weglekken van energie naar
plekken – de koffieautomaat, de kantine, het rookbalkon – en bezigheden – vergaderen, plenaires,
kantoorpolitiek – die de krant van
morgen er niet per se beter op maakten.
Het gaf wel meer ruimte tot reflectie
op wat we deden. René ter Steege
was daar jaloers op. Terecht, maar ik
heb in de nabesprekingen ook zoveel wijsheid achteraf en leunstoeljournalistiek moeten absorberen,
dat na drie jaar New York nog niet
alle restanten daarvan uit mijn poriën zijn verdwenen.
Was de Volkskrant nu ook echt harder, zoals vriend Guido had gezegd?
Viel erg mee. Er was meer kantoorpolitiek, meer mensen die zichzelf te
serieus namen, meer kippendrift.
Maar dat is inmiddels een stuk minder geworden. Dalende oplagen,
minder advertentie-inkomsten en
een krimpende redactie zijn niet
leuk, maar ze leren wel hoofd- en bijzaken beter van elkaar te onderscheiden; bovendien bannen ze
salongevechten effectief uit. Wat bij
Het Parool natuurlijk al langer bekend was.
E
n hoe zat dat nou met Nico
Goebert? Nico wilde altijd het
beste, was daarom soms meedogenloos, maar meestal kon je erg
met hem lachen en was hij een
doodgoeie kerel voor zijn collega’s.
Had zo voor Het Parool kunnen werken, net als de onvolprezen Lucy
Prijs deed. En eerder Bert Steinmetz
en Maurits Schmidt. In wezen liggen
de twee kranten zo dicht bij elkaar,
dat ik het jammer vind dat Het Parool nu samenwerkt met het AD en
niet met de Volkskrant.
AriE ELSHOuT
februari 2014 / 4
Anekdotes bij Het Parool door Gerrit Overdijkink – deel 10
Lodewijk Prins schaakmat gezet
L
odewijk Prins (hij schreef
zelf altijd Lod. Prins) was
decennia terug een Nederlandse schaker van allure. Hij won in 1948 het
internationale Hoogoventoernooi
(het huidige Tata Steel Chess Tournament). In 1965 werd hij Nederlands kampioen schaken. Heel lang
was hij lid van het Nederlandse
Olympiadeteam en internationaal
schaakarbiter. Na een jarenlange
lobby werd hij in 1982 (hij was toen
bijna zeventig) uitgeroepen tot internationaal grootmeester. Vele
jaren was hij ook schaakmedewerker van Het Parool. Dat laatste was
onder meer het geval in de periode
dat ik die redactie mocht leiden. In
de bonte rij van medewerkers die
we in die jaren op de sportredactie
hadden, was Lodewijk niet bepaald
de minst kleurloze.
Denk niet aan iemand met een hanenkam, woeste bakkebaarden, een
Salvador Dalisnor of gekleed in een
versleten spijkerbroek of slobberig
colbertje. Prins zag eruit als een
heer en wilde dat weten ook. Hij
was een mooie, markante en flamboyante man, ijdel, belezen en
meestal de rust zelve. En hij was
gek op geld. Zo was hij één van de
eerste schakers in de wereld die een
systeem probeerde op te zetten
waardoor spelers royalty’s zouden
ontvangen voor hun gepubliceerde
partijen.
Pedant
I
n nationale schaakkringen was
hij niet erg geliefd, vermoedelijk vanwege zijn vaak wat pedante optreden. Hij lag nogal eens
overhoop met zijn collega Jan Hein
Donner, die sympathie koesterde
voor de Provobeweging en bekend
stond als anti-Amerikaans, maar die
ook Prins’ kwaliteiten als schaker
nogal eens in twijfel trok. Toen Lodewijk Prins schaakkampioen van
Nederland werd, liet Donner fijntjes weten te betwijfelen of de
nieuwe titelhouder een paard van
een loper zou kunnen onderscheiden.
Toen ik aantrad als chef van de
sportredactie was Prins al enige tijd
Lodewijk Prins in 1960.
schaakmedewerker. Hoewel ik zelf
geen schaakkenner was, las ik zijn
stukken met een zeker genoegen.
Hij had een aparte stijl, gaf interessante inkijkjes in de schaakwereld
en werkte nauwgezet. De meeste
kenners – tenzij ze Donner heetten
– hadden waardering voor zijn artikelen. Het enige probleem dat ik
met hem had, was dat hij zeer geregeld klaagde over de toebedeelde
ruimte in de krant en zijn honorarium. Vooral dat laatste stond altijd
hoog op zijn agenda. Toch bleven
we on speaking terms.
Foutje
O
p een dag werd ik gebeld
door Ria Telman van de medewerkersadministratie. Ze
vertelde dat er een foutje was gemaakt bij het betalen van het honorarium aan Lodewijk Prins. In het
bedrag dat hem was overgemaakt,
had een komma verkeerd gestaan,
waardoor hij een paar duizend gulden (toen nog) te veel had ontvan-
gen. Of ik hem wilde vragen het teveel betaalde terug te storten. Toen
ik Lodewijk belde, viel de boodschap meteen verkeerd. Hij keek
nooit naar de afrekeningen op zijn
giro, zei hij kortaf. Ik raadde hem
sterk aan dat ditmaal te doen en
het geld terug te storten.
Maar de weken gingen voorbij en er
gebeurde niets. Dus maakte ik de
afspraak dat ik even bij hem langs
zou komen – hij woonde bijna om
de hoek. Een vrouw met een schort
voor (ik dacht de dienstbode) deed
open en loodste mij naar een
kamer waar Prins zat. Tegen de teruglopende vrouw (die zijn echtgenote bleek te zijn) commandeerde
hij nog voor hij me een hand gaf:
‘Koffie!’ Ik zei hem dat duidelijk
was welke fout er was gemaakt en
dat, als hij geen zet deed, wij dat
zouden beschouwen als schaakmat.
En dus het einde van zijn schaakrubriek.
Een paar dagen later belde de medewerkersadministratie dat het
geld op de Paroolrekening stond.
februari 2014 / 5
Op wintersport naar Obergurgl
T
motorisch gestoord op het gebied
van sport, dacht mij even te passeren en ging dus van het getrokken
spoor af. Dat had hij beter niet kunnen doen. We kwamen in botsing
met elkaar en zaten met onze
armen, benen en latten in een bijna
gordiaanse knoop.
De spullen maar weer snel terug
naar het verhuurbedrijf voordat er
gebroken botten te betreuren
waren.
Hoeveel Nederlanders dat jaar op
wintersport zijn gegaan na het verhaal van Van den Dobbelsteen, is
niet bekend.
H
et jaar daarop had Rob van
den Dobbelsteen bedacht
dat er maar eens een wetenschappelijk verhaal moest komen
over hoe de wormen de wintersport
overleefden plus nog wat andere
verhalen. Wederom de ski’s op het
dak, Wubbo de Jong mee, en daar
gingen we weer richting Oostenrijk.
Naar Obergurgl, een behoorlijk chic
dorp.
Op zo’n lange reis in de auto
komen er natuurlijk allerlei anekdotes voorbij – het is immers een
snoepreisje.
Rob vertelde een verhaal over
Anton Veldkamp, chef foto bij De
Telegraaf en toentertijd een legendarisch figuur. In die jaren opende
De Telegraaf steevast de voorpagina
met een zomerse foto van een
prachtige vrouw in bikini op het
strand, als aftrap voor een heerlijke
zomer.
FOTO PAGinA PriVé WAAr HiJ ZELF ZO VAAk VOOr FOTOGrAFEErDE
.
ijdens de Olympische
Winterspelen moest ik
denken aan twee reizen
die ik met Rob van den
Dobbelsteen in de jaren
tachtig heb gemaakt. Rob was als
sportverslaggever overgestapt naar
het schrijven van mooie, lange verhalen – liefst paginagroot met
mooie foto’s.
Ergens in de jaren tachtig was er in
Oostenrijk heel weinig sneeuw gevallen en aangezien er een paar
honderdduizend Nederlanders op
het punt stonden te vertrekken,
moest er maar eens zelf geconstateerd worden of er werkelijk zo
weinig sneeuw was.
Rob, die bij de toenmalige hoofdredacteur wel een potje kon breken,
kreeg voor elkaar dat hij kon gaan
kijken met fotograaf Frans Nieuwenburg en ondergetekende. Rob,
zelf een verwoed en zeer goed
skiër, gooide zijn ski’s op het dak
en zo vertrokken wij naar Oostenrijk, met achterlating van jaloerse
collega’s die ons van het parkeerterrein zagen vertrekken.
In Oostenrijk bleek het inderdaad
slecht te zijn gesteld met de
sneeuwhoogtes. Na het zware werk
moest er natuurlijk ook ontspannen worden, dus bond Rob de ski’s
onder en weg was hij – hij had niet
misstaan in een olympisch team.
Frans Nieuwenburg en ik hadden
het plan opgevat maar eens een
uurtje te gaan langlaufen. Dat viel
niet mee als je dat nog nooit gedaan hebt. Frans, toch al behoorlijk
Anton C. Veldkamp (nu 82), recent in het ‘nieuws’ door zijn verbroken relatie met Utopia-bewoonster Andrea: ‘Zoals ze mij met
valse beloftes heeft misleid, walgelijk,’ zegt hij in De Telegraaf.
Een Obergurglgirl.
Zo was Anton Veldkamp op zoek
naar weer zo’n plaatje en had iemand gevonden die al in zee aan
het baden was. Maar deze vrouw
had daar in het geheel geen trek in.
Anton maar wachten bij haar kleren, maar zij kwam niet. Anton had
de pest in, zag een camera liggen
bij de kleren, ontblote zijn onderlichaam en maakte een foto met
haar camera van zijn geslacht en
liep weer verder. Rob had hier ongelofelijke pret over. Even later
bond Rob zijn ski’s onder en weg
was hij.
Natuurlijk waren Wubbo en ik,
toen we weer in Amsterdam waren,
het verhaal van Veldkamp niet vergeten en zoals gewoonlijk werd er
een plan gesmeed waarin Rob even
gepakt moest worden, dus bij de receptie de sleutel van Rob zijn
kamer gevraagd, zijn camera opgezocht en een zelfde foto als Veldkamp gemaakt. Leuk als Truus, de
vrouw van Rob, de foto’s bij de winkel ging ophalen.
W
eken gingen voorbij en
we hoorden maar niets,
totdat ik op weg naar het
werk de post in de bus vond, een
brief uit Oostenrijk geadresseerd
aan Liebe Appie waarin ik hartelijk
bedankt werd für die heise Nachten
en een foto van een onderdeel van
Wubbo.
Mijn vrouw en ik zijn nog steeds bij
elkaar (al 49 jaar).
AB PiET
februari 2014 / 6
mijn peking
1
Boven:
Aan het werk
met assistente
bij het achttiende partijcongres in de
Grote Hal van
het Volk op
het Plein van
de Hemelse
Vrede.
Onder:
Skyline met
het gebouw
van rem
koolhaal
(CCTV). Het
uitzicht vanaf
Marijes
dakterras.
2
3
4
5
Marije Vlaskamp (1969) was zeven jaar
algemeen verslaggever van Het Parool. in 2001 vertrok zij naar de Volksrepubliek China als correspondent. Freelance voor RTL Nieuws,Trouw, BNR
Nieuwsradio en VPRO.
Restaurant
Peking is één groot restaurant. Willekeurige keuze: als ik niet één keer
per maand drooggebakken rundvlees
met chili eet bij een bepaald Yunnanees tentje, krijg ik afkickverschijnselen. Namen noemen heeft geen zin,
het zit zo verstopt in de oude binnenstad dat jullie het toch niet vinden.
Café
Café de la Poste, rokerig en rumoerig
Frans eiland, voor een slaapmutsje.
Beste broodjeszaak
Wagas. Daar moest ik vroeger voor
naar Sjanghai, maar ze hebben nu
ook een vestiging hier.
Dagelijkse boodschappen
Doet de huishoudster. Chinees personeel verwacht een warme lunch, dus
op werkdagen zorgt de huishoudster
voor mij en mijn assistente.
Museum
CAFA Museum voor moderne kunst.
Vaag, soms verrassend, soms wereldklasse.
Plein 1
De moeder aller pleinen is het Plein
van de Hemelse Vrede. Historisch beladen, leeg en groot op het onvriendelijke af, en toch mijn plein, want ik
heb er in alle denkbare gemoedstoestanden gestaan. Kwaad omdat ik
hardhandig werd opgepakt bij een
piepkleine demonstratie. Gelukkig
bij de aankondiging dat de Olympische Spelen naar Peking kwamen: ik
zat op de goede plek. Doodmoe na
weken doorhalen voor een Partijcongres. Gezellig met mijn ouders sightseeing. Piekerend over leven en werk.
Mooiste lied van Peking
Beijing, wo ai ni, ofwel Peking, ik
hou van jou. Klef deuntje, populair
bij luchtvaartmaatschappijen. Die
draaien het als de deuren van het
vliegtuig open gaan. Dat liedje betekent thuiskomen.
Markt
De natte markt bij Tuanjiehu. Nat =
alles vers, zo mogelijk nog in leven.
Spartelende vis, alle denkbare zeevruchten en groenten en fruit. De hal
ernaast verkoopt planten, huisdieren
en aquariumvissen.
Met pek en veren de stad uit 2
De stadsplanners die historische
straatjes in het oude centrum slopen
voor parkeergarages en de paar steegjes die nog over zijn veranderen in Efteling-achtige toeristische gebieden.
Uniek erfgoed platgewalst voor een
beetje snel geld.
Mijn buurt 3
Honglinjinpark. Toen ik in 2005 een
flat kocht, was dit een buitenwijk.
Buiten de vierde ring, alsof ik in een
Vinexwijk ging wonen! Inmiddels is
de stad over de ringweg heen gegroeid en dat maakt mijn buurt levendig met koffietenten, winkels en
zelfs twee supermarkten met importproducten zoals kaas.
Dagelijkse ergernis
Onvoorstelbaar smerige smog.
Dagelijks geluk
Metrostation Shilipu, op tien minuten van huis. Een uur reistijd naar
een afspraak is door de files normaal,
maar nu zoef ik onder de files door.
Favoriete winkel
Flame, voor oorbellen, beelden en ouderwetse Chinese meubels.
Kapper
Li van Tony and Guy. Chinese kappers
weten niet wat ze met westers haar
aan moeten, maar deze dame kent na
tien jaar al mijn kruinen.
Grootse gemis in de stad
De Maas, desnoods het IJ. Peking is
gortdroog. Hier en daar een paar stilstaande meren, maar geen natuurlijk
stromend water.
Dieren in Peking 4
Twee katten, weggedaan door vorige
eigenaars. Een wit doof dametje en
een verwaande raskat, een Blauwe
Rus.
Verliefd in Peking
Op een broeierige zomeravond met
soon-to-be lover op een bankje in het
park onder de treurwilgen. Naar het
onweer kijken, terwijl vleermuizen
over ons hoofd vliegen. Spannend
wie de eerste stap zal zetten, maar
vanavond gebeurt het. Anderhalf jaar
geleden, nog steeds verliefd.
Wil nog altijd 5
Reizen, zonder deadlines, gedoe met
budgetten en televisieapparatuur.
Maandenlang, zonder vluchten. Peking-Zuid-Vietnam, Yunnan-MekongLaos-Thailand-Burma. Pakistan via
Xinjiang. India via Tibet. Onderweg
eindelijk dat boek schrijven.
Mooiste herinnering
Aan Het Parool? Borrels die uit de
hand liepen, sneller dan mijn schaduw msg’en op het Atexsysteem, de
voorpagina halen… Als ik het over
‘de krant’ heb, bedoel ik nog altijd
Het Parool.
Beste hoofdredacteur van
Het Parool
Sytze van der Zee.