1 Jaarbericht 2015 Frits van Aggelen en Agnes en Partners BV

Download Report

Transcript 1 Jaarbericht 2015 Frits van Aggelen en Agnes en Partners BV

gnes
Jaarbericht 2015 Frits van Aggelen en Agnes en Partners BV
Dieren, 17-12-2014
Beste mensen,
Bij deze ons elfde jaarbericht. Voor de meesten van jullie is het een vertrouwde traditie geworden. Voor enkele nieuwe geadresseerden, nieuwe contacten of oude die ik plots weer
tegenkwam, is het wellicht de aanzet voor een jaarlijkse ervaring. Nog steeds is mijn ambitie om in het publiek domein actief te zijn onveranderd, ook al ga ik inmiddels mijn 69e jaar in.
Het comfort je te kunnen permitteren de keuzes daarin te laten bepalen door wat je leuk vindt, geldt daarbij trouwens steeds meer. En voor wat betreft ons jaarbericht zelf, wederom kreeg
ik vorig jaar veel aardige respons, vooral op de teksten over onze reisbelevenissen en de inhoudelijke statements.
Om te beginnen natuurlijk een ieder een jaar 2015 gewenst, waarin verwachtingen bewaarheid worden en dat veel inspiratie geeft. Mijn hoop van al enige jaren op een politieke en
maatschappelijke trend in 2014 die weer wat meer zou belichamen van visie, perspectief, tolerantie en solidariteit mag wel weer niet bovenmatig zijn gehonoreerd, maar ik ben nog steeds
geen zwartkijker. Er gebeuren ook veel dingen waar je alleen maar blij van kunt worden. Daarover later meer.
In het navolgende, net als in voorafgaande jaren, eerst een inkijkje in ons zakelijke en persoonlijke wel en wee, gevolgd door een resumé van onze laatste trektochten en eindigend met
een aantal inhoudelijke statements naar aanleiding van mijn actuele ervaringen in het publiek domein.
De BV in 2014 en onze andere klussen
Ook in 2014 sparde ik periodiek met zo’n 20 contacten, voornamelijk bestuurders en directeuren van gemeenten, over organisatieverandering, persoonlijke rolvervulling en ontwikkeling,
strategische dossiers en bestuurlijke keuzes. Vaak ging dit gepaard met aanvullende expert-notities. Het blijft leuk, een diversiteit aan thematiek en personen, verspreid over het land. Het
betekent bovendien, dat je een aardig overzicht krijgt en houdt van wat er zoal speelt in de publieke sector. De schuivende panelen, veranderende rollen en nieuwe inhoudelijke
problematiek blijven het een interessante ontdekkingsreis maken.
Daarnaast verzorgde ik weer een aantal notities over specifieke vraagstukken, veelal gericht op de locale problematiek van gebiedsontwikkeling en de doorontwikkeling van programmamanagement. Als onafhankelijk lid van de Regio commissie Veluwe van de Provincie Gelderland was ik ook dit jaar betrokken bij een aantal adviezen naar GS en tenslotte vervulde ik
meermalen de rol van katalysator bij interne strategische brainstorms.
De verscheidenheid van deze activiteiten, gevoegd bij mijn ervaring, betekent dat ik voor velen nog van toegevoegde waarde kan zijn, een geruststellend gevoel, want ik doet het
natuurlijk niet alleen maar omdat ik het leuk vind, maar ook omdat ik echt wil bijdragen aan de publieke zaak.
Natuurlijk houd ik mij ook komend jaar weer aanbevolen voor aardige nieuwe opdrachten. Werken voor de publieke zaak blijft nog steeds een voornaam levenselixer.
Met dezelfde bagage was ik, via mijn lidmaatschap van het bestuur van de afdeling Gelderland van de KNHM, ook als coach betrokken bij meerdere dorpsontwikkelingsplannen en
leefbaarheidsprojecten. Leuk om uit eigen ervaring de maatschappelijke trend van grass roots initiatieven van dichtbij mee te maken en hierin wat te betekenen. Bij diezelfde KNHM
participeer ik in de uitwerking en toepassing van zgn. burgerplanvorming, waarmee gedoeld wordt op burgerinitiatieven die de regie aan zich trekken van het oplossen van
conflictsituaties waar de overheid niet uit komt of niet aan toe komt.
Sinds vorig jaar ben ik voorzitter van het bestuur van het Inloophuis in Dieren, een ontmoetingspunt voor mensen aan de rand van het reguliere maatschappelijk verkeer. We trachten van
dit ontmoetingspunt ook een plek te maken voor maatschappelijke activering en willen mikken op een bredere doelgroep. Een ontwikkeling die weliswaar voor de huidige clientèle en
medewerkers nogal ingrijpend is, maar die zou kunnen betekenen dat ons Inloophuis van meer toegevoegde waarde kan zijn in het licht van alle veranderingen in de WMO en de AWBZ
per 1 januari a.s.
Verder continueerde ik mijn dag in de week voor Vluchtelingenwerk op het Aanmeldcentrum van de I.N.D. te Zevenaar als begeleider van asylzoekers in en rond hun gehoren. Opvallend
is dit jaar, ten gevolge van de grote toestroom van vluchtelingen uit Eritrea, Syrië en Irak, het naar de achtergrond raken van diegenen met individuele vluchtmotieven. De vertrekredenen
van de eersten zijn bijna altijd terug te voeren op de oorlogssituatie in het land, godsdienstdiscriminatie op grote schaal, dan wel het lijden onder een volstrekte dictatuur. Hun schildering
van zowel de situatie in het land van herkomst als van de reis die ze hebben moeten ondernemen om basale veiligheid te ervaren, rechtvaardigt zeker een adequate opvang in ons land,
zeker zolang de buurlanden van hun vaderland dit niet kunnen of willen garanderen. En ik vind, dat als zij zich na enige jaren in ons land geworteld hebben, terugzending niet meer aan
de orde zou mogen zijn.
Toch is hun situatie een andere dan die van de vluchteling met individuele motieven, waarbij op voorhand van terugkeer geen sprake kan zijn. De massale toestroom van vluchtelingen
met collectieve motieven dreigt naar mijn gevoel de aandacht van de IND voor de individuele situaties tekort te doen. Daarbij komt dat de huidige toelatingscriteria voor mensen die niet
uit Syrië komen en/of geen Christen of LGBT zijn, maar vluchtten vanwege hun individuele problemen met de autoriteiten of andere machthebbers in hun land van herkomst, er vooral op
gericht lijken te zijn tot in extremis argumenten op te werpen om hun maar te kunnen weigeren.
1
Los daar van hebben we te maken met, zonder daartoe direct een oplossing te kunnen aanwijzen, de lange wachttijden in procedures en bij de toewijzing van woningen en met het
grootschalige karakter van veel recent georganiseerde opvang in nieuwe AZC ’s. Gegeven de stress bij betrokkenen, zeker zolang geen definitief uitzicht op een “echte” woonsituatie
bestaat, en de onmiskenbare animositeit tussen bepaalde bevolkingsgroepen, zullen conflicten in de AZC ‘s toenemen. De vraag rijst, of we ons niet moeten herbezinnen op een andere
aanpak. Ik heb het antwoord nog niet.
Onmiskenbaar ervaar ik in ieder geval wekelijks dat als je kennis neemt van hun verhalen, ik zelden of nooit het etiket gelukszoeker kan plakken. Veiligheid en een “normaal” leven is
waar ze naar hunkeren. En terecht. Ik word daarbij wel ontegenzeggelijk wat moedeloos van de hoge frequentie waarbij godsdienstdiscriminatie aan de orde is en van het gebrek aan
perspectief op terugkeer naar tolerantere verhoudingen, zoals die er ook eeuwen waren in al die herkomstlanden. Dit onverlet latend de vele godsdienstoorlogen, maar die waren er bij ons
vroeger ook! Echte scheiding van Kerk en Staat, de bekende grondrechten en een nadrukkelijk staatsgezag dat hier borg voor staat, zijn toch essentialia die je elke samenleving gunt.
Bernadette heeft zich dit jaar in haar rol als raadsgriffier in Voorst als een vis in het water gevoeld, de jas van griffier zit haar inmiddels als gegoten. Ook dit jaar combineerde ze dit met
het zijn van toezichthouder dan wel commissaris bij een aantal maatschappelijke instellingen, elk in roerig vaarwater. Haar promotieonderzoek is opgeschort gebleven door alle
tijdsbeslag. Volgend jaar wil ze weer eens balansen waar het haar maatschappelijke activiteiten betreft. Een structurele bijdrage leveren aan organisaties in de semi-publieke sfeer, voor
mensen aan de onderkant van de samenleving; het is duidelijk waar haar hart ligt. Maar ook voor hobby’s als fotograferen en verdere ontwikkeling van haar creatieve handvaardigheid wil
ze ruimte houden.
Onze trektochten in 2014
Marokko
Omdat Bernadette rond 1 mei veertien dagen reces genoot, konden we eindelijk de al zo lang in de pen zittende trektocht door Marokko realiseren, een tocht die vanwege de hitte in de
zomer en de zo geroemde flora in het voorjaar eigenlijk niet in een ander jaargetijde kon plaats vinden. Een islamitisch land, maar toch in ons beleven ook liberaal (meisjes, de één in
traditionele kledij, de ander westers gekleed, lopen hand in hand), een land met prachtige herinneringen aan een roemrijk verleden (kastelen, forten, karavanserais, madrassa’s), maar
vooral een land met schitterende landschappen.
Het Atlasgebergte met z’n woeste hoogteverschillen en groene gorges en de groene oaselagunes in de woestijn waren landschappelijke hoogtepunten. Fez, Chefchaouén en Marrakesh
kenden hele fraaie gebouwen met onbegrijpelijk fijnzinnig bewerkte plafonds, vloeren en muren en natuurlijk heerlijke soukhs om in rond te dwalen. Bernadette vond het een duizend en
één nacht ervaring. Vaak werden ook heel mooie keramiek-, houtsnijwerk- , leer- en textielproducten getoond. Maar het absolute hoogtepunt voor mij waren toch de avonden in
Marrakesh op het Jemaa el Fna, het Plein van de Onthoofden. Ter illustratie een kort fragment uit ons reisverslag
Na een korte pauze gaan we eten bij één van die tentjes aan de noordkant van het plein. Eén van de klantophalers c.q. obers op het plein maakt reclame voor de kookkunst van zijn moeder. We
besluiten hem serieus te nemen en bij hem van ons diner te genieten. Het is een oorverdovende drukte. De potentiële etenswaar zoals vlees, vis, salades en vruchten is groots uitgestald. Vanuit de
open keukens komen de geuren je van ver tegemoet. Merendeels toeristen, maar toch zeker ook wel localo’s. Het eten smaakt overigens voortreffelijk. Daarna lopen we naar de zuidkant van het
plein. Het is er overvol, vooral met localo’s hier. Een zeer gemengd gezelschap, jong en oud, traditioneel gekleed en westers gekleed en volkomen door elkaar. Zelden maakte ik zo’n intense sfeer mee.
Er gebeurt bijna teveel om op te noemen.
Slangenbezweerders, die onder begeleiding van muziek hun kunsten vertonen. Apendompteurs, die met hun apen het publiek vermaken, overigens niet altijd door er prettig mee om te gaan. Ze zitten
in kleine hokjes als ze niet rondslingeren aan hun ketting. Vrouwen die het publiek ertoe brengen zich met henna te laten beschilderen. Jongens die rondrijden met lorry’s met luidsprekers op de
hoogste geluidsstand, om hun muziekcassettes aan te prijzen. Toneelspelers omringd door tientallen mensen, deels gezeten in een kring op bankjes, die zeer geconcentreerd het spel volgen. Onder de
toneelspelers een jongen met steevast een kip op het hoofd, waar regelmatig weer een duif bovenop gaat zitten. Er is ook een valkenier, die een forse valk onder de aandacht brengt. Diverse eetwaren
worden gebakken of gestoofd, zoals kebab, brochettes, beignets en kastanjes met alle walm en rook van dien. Op handkarren of aanhangwagens staan grote voorraden specerijen, vruchten,
zoetwaren, muiltjes, koperwerk en mutsen opgetast. Waarzegsters en vrouwtjes met speelkaarten zoeken klanten. Ergens anders is weer een spel, waarbij je door met een kleine lasso te werpen, een
cadeautje kunt verdienen. Acrobaten amuseren weer verderop hun toeschouwers. Kleine kinderen die op hun manier willen participeren in een toneelstukje of muziekpresentatie kunnen gewoon hun
gang gaan en worden niet tot stilte gemaand!
Maar het mooiste zijn de verhalenvertellers. Hoewel ik er natuurlijk niets van kan volgen, is het een belevenis om de intense concentratie van de omstanders, waaronder heel veel jongeren, bij de
voortgang van de vertellingen gade te slaan. Bandjes met trommelaars, die eindeloos hun drums bespelen met opzwepende ritmes. Olielampverkopers, die met het branden van hun lichtjes voor een
heel aparte mystieke sfeer zorgen op het verder bijna onverlichte plein. Waterverkopers in een soort harlekijnspak met een waterzak en gouden kommetjes. Een leguaanbezitter, die het beest op je
schouder wil plaatsen. Kleine kinderen die één of andere kunstvuurpijl aan de man brengen, die af en toe met blauwe gloed in de lucht gaat. Treurig trouwens, jongens van 4, 5 jaar die zichtbaar liever
zouden spelen, dan op deze wijze hun geld te moeten verdienen! Op de achtergrond het luid roepende personeel van de tientallen eettentjes en de sinaasappelverkopers die hun waar aanprijzen.
Daar tussen door zwarte Afrikanen met hun Rolexen voor de verkoop. Ook zijn er veel vrouwen die hun parfums aan de man proberen te brengen. Af en toe passeert een fraai verlichte paardenkoets.
Soms zie je een troubadour, die onder eigen begeleiding van zo’n Marokkaanse gitaar zijn liederen galmt. Veel bedelaars natuurlijk ook. Ik kan er geen genoeg van krijgen, maar we gaan na verloop
van tijd toch maar naar het hotel, morgen vroeg op is het plan.
Noord oost Europa
De ongewisheid van de geboortedatum van het zesde kleinkind, ergens begin juli, betekende, dat voor de zomervacantie de keus moest vallen op een reisplan dat ter elfder ure zou kunnen
worden aangepast. Dit leidde tot een trektocht met eigen auto rondom de Oostzee door Duitsland, Polen, Litouwen, Letland, Estland, Rusland, Finland, Zweden, Denemarken en
wederom Duitsland.
Polen was in vergelijking met mijn vorige bezoek, 30 jaar terug, volledig verwesterd, in het oosten nog wat armoediger, maar toch in zijn algemeenheid als redelijk welvarend te
beschouwen. De oude binnenstad van Warschau was na de oorlog weliswaar mooi herbouwd, maar het ontbreken van de tand des tijds zorgde hier toch voor een Anton Pieck associatie.
In Warschau was er veel aandacht voor de verschrikkingen van het Sovjet regime, daarnaast vooral ook voor de opstand tegen de Duitsers in 1944, maar het was toch wel onthutsend te
ervaren hoe weinig er terug te vinden viel over het Joodse ghetto en de Jodenvervolging. In het verlengde daarvan was de bijna onvindbaarheid van en de volstrekte verlatenheid rondom
de restanten van Treblinka toch ook veelzeggend. Gniezno, Tykocin en Plock waren heel aardige historische stadjes en de Mazurische meren waren een heel fraai gebied. Tenslotte had ik
zelden een land bezocht waarvan de historische landsgrenzen zo ver verwijderd waren van de huidige met alle volksverhuizingen die daar het gevolg van zijn geweest. Op zich was het
verder nieuw voor mij dat, nadat Polen in de 15e eeuw een kolossaal groot rijk was, daarna in de 17e eeuw de grenzen van Zweden zich tot in de Oekraïne uitstrekten en dat in de 19 e
eeuw het tsarenrijk onder meer ook al Polen omvatte. Een stuk wereldgeschiedenis dat je in Nederland nauwelijks mee krijgt.
2
In alle drie de Baltische staten en ook in Rusland tref je grote stukken ongecultiveerde grond aan, terwijl de klacht toch is, dat na de opheffing van de collectivisatie de landbouwbedrijven
te klein zijn geworden. De aanwezigheid van grote merengebieden in alle vier was mij voordien onbekend. Ondanks de aanwezigheid van veel houten panden, oogden de steden er
westers, zowel qua bebouwing als voor wat betreft kleding en gedrag van de inwoners. Het platteland was ontegenzeggelijk veel schameler, vooral in Letland en Rusland. Estland was het
meest geïndustrialiseerd en in het buitengebied zag je regelmatig plots van die Sovjet woonblokken. Steeds heel veel ooievaars, schitterende velden met bermbloemen, veel volkstuinen
en natuurlijk veel paddestoelen- en bessenplukkers.
Litouwen is echt een rooms katholiek land met als “hoogtepunt” de Kruisberg, in the middle of nowhere een heuvel met zo’n miljoen houten en metalen kruisen in allerhande maten
kriskras naast elkaar geplant én gezien de bezoekersstromen een bizar, maar belangrijk bedevaartsoord. Op het platteland waren de grote houten totems vaak heel fraai. Trakai was mooi
met een imposant kasteel midden in het meer, Vilnius een fraaie historische stad. Er was veel aandacht voor het leed in de Sovjet tijd. Voor mij was volkomen nieuw dat in de 3 Baltische
staten na de bezetting door de Sovjets nog een jaar of acht een intense guerilla-oorlog was gevoerd. Ook in Litouwen gingen we nog op zoek naar Joodse reminiscenties. Vilnius was
tenslotte het Jeruzalem van Europa geweest. Dat wat te vinden was, was nog beter verstopt dan in Polen, terwijl juist in Litouwen de vervolging door de Litouwers zelf zo omvangrijk
was geweest. Alleen al in Vilnius in 3 maanden tijd in 1940 een standrechtelijke executie van meer dan 100.000 joden. Dat wat we vonden aan herinneringen, was door de indringende
presentatie uiterst aangrijpend. Maar toen een portier bij het volkomen verlaten monument van het massagraf in het bos vertelde, dat alleen een enkele buitenlander belangstelling toonde,
kreeg je toch wel een heel merkwaardig gevoel.
Letland en Estland zijn merendeels Luthers, de meeste van de vele Russen trouwens Russisch orthodox, het maakte veel uit voor de sfeer. Letland was ontegenzeggelijk het armste met
veel vervallen boerderijen, maar kende wel een aantal heel fraaie kastelen en buitens. Riga had met z’n grote aantal prachtige Jugendstil panden een heel mooie binnenstad, die bovendien
door de alom tegenwoordigheid van muzikanten en zangers en door de vele bloemen uiterst gezellig was. Op het platteland van Letland genoten we nog van de reuring van een heel
aardige jaarmarkt in Césis. In alle Baltische staten speelt dat de Duitse bezetting tijdens WO II als een bevrijding is ervaren, hoe verklaarbaar ook, toch lastig om te begrijpen. In Estland
gingen we voor het eerst naar zee, merkwaardig geen enkele golfslag. Badplaatsen met veel mooie houten panden, maar ook heel veel vergane glorie. Tallinn had een heel mooie
middeleeuwse binnenstad, maar omdat deze enkel nog voor het toerisme functioneert, was het toch een beetje een openluchtmuseum. Veel Scandinavische toeristen natuurlijk. Langs de
Russische grens een uitgestrekt bos- en merengebied met karakteristieke minderheidsgroepen.
De grensovergangen naar Rusland, zowel heen als terug verliepen eigenlijk best soepel, hoogstens was de onvriendelijkheid wel erg opvallend. Vlak na de Russische grens bezochten wij
een schitterend klooster, in een bergwand gebouwd, en een immens kasteel met fraaie uitzichten. Afgezien van de steden troffen we geen enkele buitenlander trouwens in Rusland en het
was best even wennen om, zonder ook maar iets van het Russisch schrift te begrijpen, de weg te vinden en bijvoorbeeld een menukaart te interpreteren. Maar de bevolking was
allervriendelijkst. Pskov en Veliky Novgorod waren werkelijk schitterende steden met elk hun eigen Kremlin bouwwerken en onvoorstelbaar mooie kerken vol met iconen en fresco’s.
Nooit geweten trouwens dat de Hanze tot zo diep in het binnenland z’n leden kende.
Het aparte van die orthodoxe kerken is, dat het er heel informeel aan toe gaat. Ook tijdens de dienst wordt er gekletst, rond gesjouwd, gepoetst en getelefoneerd. Rusland kent een
overmaat aan grote beelden in de openbare ruimte. Lenin altijd in dezelfde houding met wapperende jaspanden, maar daarnaast toch ook heel fraai gedetailleerde monumenten. Omdat we
vooraf aannamen dat Sint Petersburg niet representatief voor Rusland zou zijn, hadden we er voor gekozen ook een week door het binnenland te trekken. Zowel het landelijk gebied
onderweg als ons verblijf aan de zuidkant van het Ladoga meer, Europa ’s grootste binnenwater en het grootste deel van het jaar dicht gevroren, waren bijzonder om mee te maken.
Enerzijds een volstrekt Westers aandoende samenleving, anderzijds een duidelijk veel lager welvaartspeil en indrukwekkende haveloosheid van gebouwen en openbare ruimte. Overal
wel Engelstalige muziek, soaps op de tv, ouders achter de buggy, tattoos, zwemmen in meren en rivieren, iedereen genietend van het weekend, ijscokarren, hamburgertentjes, skatende
kinderen, iedereen aan de GSM, veel trouwpaartjes met kolossale limousines. We bezochten, Bernadette kon het niet laten, het Harley Davidson festival. Qua sfeer had dit ook
Lichtenvoorde of Emmen kunnen zijn. Families met kinderen, iedereen aan grote tafels aan het bier, popmuziek op het podium, een tattoo show, politieagenten lopen schouder kloppend
rond.
Aan de rand van Sint Petersburg waren de buitenverblijven van Peter en Catherina de Grote heel bijzonder om te zien. Á la Versailles, maar dan nog veel decadenter met heel veel
bladgoud, dat mijlenver schittert in de zon. In de stad viel de grote hoeveelheid mensen op die lezen, boeken, e-readers, op straat, wachtend in de rij, in de metro, op bankjes in het park.
Überhaupt scoort Cultuur hoog, er is heel veel aandacht voor poëten, schrijvers, componisten, beeldhouwers etc. Daarnaast is er heel veel aandacht voor geschiedenis en dan natuurlijk
vooral voor de heldendaden. Voor wat betreft de bekende must see’s, de Hermitage was imposant alleen al door z’n schaal en de prachtige gebouwen, in één van de vele musea voor
moderne kunst genoten we van de werken van Ilja Repin en zijn tijdgenoten, het bezoek aan de opera in het illustere Mariinsky theater was een belevenis, maar het meest onder de indruk
waren we toch van de Kerk van de Verlosser op het Bloed, 7500m2 fijn mozaïekwerk waarmee binnen plafonds en wanden volledig bedekt zijn en een buitenkant met talloze
veelkleurige stenen bekleed en vele torens maakten dit tot een adembenemend geheel. Ook verder zagen we nog schitterende kerken en kloosters en was de alom aanwezigheid van de
Neva en de grachten heel fraai.
In Sint Petersburg lukte het eigenlijk voor het eerst om aan de praat te raken, daarvoor spraken we niemand die een buitenlandse taal sprak. Nakaartend over het ongeluk met de MH 17
trof ons, dat het niet uitmaakt welke informatie tot je gekomen is, maar dat het er om gaat wie je als zegsman vertrouwt. Ondanks kanttekeningen die er bij Putin gezet worden, hij is toch
de man die weer voor economische en maatschappelijke rust heeft gezorgd, na de zooi die Jeltsin er van gemaakt had. Opgeteld hebben we in Rusland een heel relaxte sfeer ervaren en
konden we in de samenleving geen grote discrepanties met West Europa ontdekken, dit terwijl we op dit moment toch meemaken dat de afstand tussen Oost en West weer zo dreigt te
groeien.
In Helsinki en Stockholm waren we natuurlijk erg onder de indruk van het mooie design-aanbod, daarnaast waren de eilandrijke groene kusten van Zweden en Finland heel fraai.
Stockholm was überhaupt trouwens een mooie stad. Een laatste stop aan de fjordenkust van Zuid West Zweden gaf weer een heel ander en bijzonder landschap. Last but not least,
Kopenhagen was een heel levendige uitgaansstad met prachtige gebouwen en pleinen, maar we konden merken dat we te vol waren geraakt van de vele stedelijke en maatschappelijke
impressies die we eerder de reis al hadden opgedaan.
Nederland
Onze maandelijkse stedentrips brachten ons dit jaar naast natuurlijk in Amsterdam, onder meer in Eindhoven (Piet Hein Eek/van Abbe), Rotterdam (Boijmans/Maasvlakte), Heerlen
(Schunck), den Bosch (Provinciaal Museum), Almelo (Galerie Groeneveld), Utrecht (Amelisweerd) en Heino (Kasteel het Nijenhuis). Ook in Nederland is nog veel te beleven op het
gebied van fraaie tentoonstellingen en interessante stadsontwikkeling.
2015
In de komende weken staat een trektocht door Israël en Jordanië op het programma en voor eind april een rondreis door Ierland. Waar de grote reis zich in 2015 zal afspelen is nog niet
besloten. De keus lijkt te gaan tussen Ethiopië, Belize/Costa Rica, Ecuador, Burma, Ghana en Turkmenistan, maar we hebben nog genoeg tijd hierover te delibereren.
Statements
Decentralisaties/transities sociaal domein
Ik onthoud mij op dit moment van een oordeel over de vraag of de in gang gezette wijzigingen voldoende doordacht zijn, van voldoende budgetten zijn voorzien en voldoende bij
gemeenten geïmplementeerd zijn. De tijd zal het leren. Het zal alleen ongetwijfeld zo zijn, dat in 2015 zal blijken dat bepaalde mensen en/of groepen tussen wal en schip vallen en dat dit
onaanvaardbaar zal worden gevonden. De media staan klaar om deze situaties straks uit te vergroten. Voor mij is de vraag, of gemeenten tegen die tijd over een systeem van monitoring
beschikken om snel te kunnen beoordelen, of in zo’n situatie sprake is van een incident of dat structurele wijzigingen nodig zijn. En dan bedoel ik niet een gremium van direct betrokken
zorgprofessionals, dat toch al fronsend naar de stelselwijziging kijkt, maar een locaal vangnet voor signalen van politie, woningbouwvereniging, kerken, buurtverenigingen,
voedselbanken, huisartsen etc. Daarbij is de vraag, of zowel het Ministerie als de gemeenten in hun voorbereiding zodanige (financiële) flexibiliteit hebben ingebouwd, dat op korte
termijn reparatie van de stelseluitvoering mogelijk is als daar aanleiding voor is.
3
Veranderende rol gemeenten en de consequenties voor de ambtelijke organisatie
Vorig jaar stelde ik dat bij kleinere en middelgrote gemeenten de organisatie voornamelijk zou moeten gaan bestaan uit enkele strategische, integraal ingestelde adviseurs, bekwame
opdrachtgevers op de diverse terreinen en netwerkers in de samenleving naast diegenen die nog belast zijn met de bij de gemeente resterende uitvoerings- en ondersteunende taken. Waar
velen in ieder geval in hun beleidsformulering de participatiemaatschappij omhelzen, had ik het bij die netwerkkwaliteiten vooral over verbinders, enthousiasmeerders, midden in de
samenleving, maar met een goede antenne voor wat er eventueel van de gemeente benodigd is en welke bestuurlijke relevantie bepaalde ontwikkelingen met zich kunnen brengen. Ik wil
daar ook nog opbouwwerkkwaliteit aan toevoegen. Veel van die prijzenswaardige burgerinitiatieven danken hun oorsprong toch aan enkele gedreven initiatiefnemers met een
ontegenzeggelijk actueel eigen belang, waar op zich niets mis mee is. Maar het openhouden van het zwembad, het buurthuis etc. zou ook geborgd moeten zijn voor die periode nadat zij
om een of andere reden afgehaakt zijn, althans als de behoefte dan nog steeds manifest is. Het aloude opbouwwerk bracht een kwaliteit mee waardoor daadwerkelijke verankering van
dergelijke initiatieven in de samenleving voor langere tijd gezekerd werd.
Overigens heb ik nog maar bij weinigen gezien dat aan die opdrachtgeverskwaliteit gewerkt werd. Wel is er een hype in het versterken van de inkoopfunctie, maar met
opdrachtgeverschap bedoel ik het daadwerkelijk aansturen, monitoren en laten opleveren van bij de markt of gemeentelijke samenwerkingsverbanden weg gezette taken en dat is bepaald
wat meer/anders dan het slim aanbesteden.
Intergemeentelijke samenwerking, gemeenschappelijke regelingen
Met grote verbazing lees ik iedere keer dat raad en college zich buiten spel voelen staan, zodra een taak is ondergebracht bij een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Onzin, mét het
onderbrengen van die taak, kun je ook je individuele opdrachtgeversrelatie met dat samenwerkingsverband regelen. Je zorgt dat je ook gedurende het jaar kunt blijven bepalen welk
product je wanneer tegen welke kosten verlangt. Je kunt uitstekend regelen dat je zelf als “afnemende” gemeente de baas blijft. Voorkom wel dat je je niet verstrikt in hele grote
gemeenschappelijke regelingen zoals destijds de diverse recreatieschappen, want daar krijg je zoals blijkt na verloop van tijd inderdaad geen vinger meer achter door de bureaucratie waar
de organisatie zich achter kan verschuilen. Kies voor één op één constructies of voor kleinschalige verbanden en organiseer je opdrachtgeverskwaliteit!
Management van ambtelijke organisaties
Op zich niet ten onrechte wordt bij functie-eisen voor het ambtelijk topmanagement nogal wat aandacht besteed aan competenties in de sfeer van bedrijfsvoering, er valt in de collectieve
sector inderdaad nog best een slag te maken. Maar als je naar de taakopvatting van veel managers in de ambtelijke organisatie kijkt, lijkt het wel of alleen die managerial kant nog aan de
orde is. Ik heb ervaren, dat juist die managementpositie je ook het inhoudelijk overzicht verschaft om bestuur strategisch te adviseren, sterker nog dat dat één van de leuke kanten van
zo’n baan is. Veel te veel lees/hoor je tegenwoordig dat bestuurlijke misstappen mede gezet konden worden omdat ambtelijke tegenspraak geen usance was. Niet om iets af te doen aan de
bestuurlijke eindverantwoordelijkheid, maar juist van ambtelijk topmanagement moet verwacht worden dat deze met bestuurders tijdig spiegelt over saillante bestuurlijke keuzes.
Volksvertegenwoordiging en democratie
Vorig jaar brak ik een lans voor de ideeën van David van Reybrouck met z’n voorstellen voor vertegenwoordiging door loting. Op een aantal plaatsen in het land is in 2014 het G1000
platform met groot succes aan zet geweest. Willekeurige burgers, door loting aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, blijken wel degelijk bereid en in staat,
beleidskeuzes te maken, zo wijst de praktijk uit. Ik vind deze experimenten vele male inspirerender dan al die grote bijeenkomsten die door provincies en gemeenten onder het motto cocreatie worden georganiseerd en waar je toch alleen maar de vanouds bekende inner circle van politici, ambtenaren en belangenbehartigers tegen komt. Ik zie niet direct voor me dat
dergelijke fora de plaats innemen van ons democratisch stelsel, maar zou ze wel graag als vervanger zien van de huidige grootschalige inspraak- en overlegcircussen met de samenleving,
waarvan de werkelijke impact op de uiteindelijke besluitvormingskeuzes niet of nauwelijks valt aan te wijzen.
Maatschappelijke instellingen
Wederom aandacht voor een oude hobby van mij. Waarom geven maatschappelijke instellingen toch niet uitdrukkelijker vorm aan het afleggen van maatschappelijke verantwoording.
Dat zou mijns inziens nu juist het verschil moeten zijn tussen organisaties die vanuit commercieel oogmerk functioneren en zij die met maatschappelijk kapitaal collectieve voorzieningen
voor ons als samenleving verzorgen. Ik geef toe, er wordt wat meer gedaan met huurders- en cliëntenraden, maar zonder in Amerikaanse toestanden te vervallen, waarbij ook nietpolitieke bestuurders door verkiezingen moeten worden gemandateerd, moet er toch een vorm te vinden zijn, waarbij zo’n instelling publiek vertelt wat er van de in het vooruitzicht
gestelde resultaten terecht is gekomen en wat in de komende periode verwacht mag worden. Persberichten en jaarverslagen alleen zijn toch wat mager!
Krimp
Eén van de aardige bijverschijnselen van het aanpakken van de krimpproblematiek is, dat het onmogelijk is als overheid deze vanuit een traditionele taakopvatting te handlen. Omdat veel
van de problemen direct neerslaan bij bedrijven (tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten) en maatschappelijke instellingen (teruglopende deelnemersaantallen), is het op voorhand
helder, dat slechts in samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen een aanpak mogelijk is. Je ziet dan ook in de diverse krimpgebieden dergelijke
intersectorale samenwerkingsverbanden ontstaan, waarbij het tasten en zoeken is hoe probleemanalyse, besluitvorming en financiële lastenverdeling gezamenlijk te organiseren. Extra
uitdaging is, dat ook ingespeeld/aangehaakt moet worden op/bij de bottom-up up initiatieven die vanuit de locale gemeenschappen zelf komen. Ik ben uiterst benieuwd hoe in deze regio’s
dit type samenwerking en afstemming z’n beslag zal gaan krijgen. Voor bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen is het namelijk best wennen aan de besluitvormingsprocessen die
eigen zijn aan de overheid en het is daarnaast maar de vraag of de overheid en zijn bestuurders zich voldoende kunnen instellen op een samenwerkingsvorm waarbij hun primaat tot regie
niet meer aan de orde kan zijn. En aan het handlen van burgerinitiatieven moet zeker nog gewend worden.
Eén van de opvallende bijverschijnselen van krimp is een tekort schietend geschikt arbeidsaanbod, wat de vraagt oproept waarom met name het MBO onderwijs in de regio toch altijd het
brede palet aan onderwijsrichtingen moet vertonen (imago?) en zich niet méér zou kunnen richten op de arbeidsvraag ter plekke. Daarnaast, en dat geldt niet louter de krimpgebieden,
waarom kan het onderwijs niet wat meer bijdragen aan praktische problemen bij het MKB? Waarom zou een garage die nieuwbouw wil, niet de bouwtekeningen door een leerling kunnen
laten maken bijvoorbeeld. Er zijn heel aardige voorbeelden in den lande van het operationeel inzetten van leerlingen/studenten in het MKB, dat ook nog eens aan de zo gewenste nauwere
relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven bijdraagt.
4
Differentiatie in Nederland
Ik heb het altijd hoogst merkwaardig gevonden dat op veel plaatsen in het buitenland (Duitsland, Groot Brittannië, Frankrijk) het zijn van gemeente of provincie binnen één land zeer
verschillende dingen kan betekenen, en ik doel dan vooral op verschillen in toegekende bevoegdheden en verantwoordelijkheden, nog los van verschillen in taakopvatting. In Nederland
is daar kennelijk geen ruimte voor. Zou het accepteren en organiseren van een dergelijke verscheidenheid niet ook een antwoord kunnen zijn op de groeiende verschillen in problematiek?
Differentiatie in economische ontwikkeling in Nederland is op zich van alle tijden. De meer perifere gebieden hadden altijd al andersoortige zorgen dan de rest van het land. Wat zich nu
aftekent gaat verder en neemt grotere proporties aan. Nederland kenmerkt zich sinds de 19e eeuw door sterk nationaal beleid en bijvoorbeeld daarom is in de discussies over de sociale
transities de acceptatie van beleidsverschillen tussen gemeenten ook hot stuff. Toch rijst de vraag of je er niet naar toe zou moeten, gezien de grote regionale verschillen die zich lijken
aan te dienen op terreinen als economische ontwikkeling, woningmarkt, demografische ontwikkeling, ons land op meerdere terreinen als een federale overheid met verdergaande
verzelfstandiging van regionale autoriteiten te zien. Ik weet natuurlijk, Nederland heeft nauwelijks de omvang van Rijnland Westfalen, maar er is een grens aan de vraag in hoeverre Den
Haag de beleidsgrenzen voor provincies, regio’s en gemeenten moet blijven stellen in een zo regionaal gedifferentieerd land als waar we naar op weg lijken. Niet dat we terug moeten
naar de “Zeven Provinciën”, maar op deelterreinen echte zelfstandigheid met eigen beleid en eigen middelen past op den duur misschien wel het beste bij de grote regionale verschillen
zoals die voor ons lijken te liggen.
Verzekeringen en Pgb’s
De essentie van het begrip verzekeren is dat je je indekt tegen grote financiële risico’s, waarvan je niet weet of en wanneer die je zullen treffen, door die samen te delen. Tot mijn
verbijstering is dat begrip “samen” fors aan het eroderen. Het is al een tijd zo, dat als je je auto wilt verzekeren je in Drenthe goedkoper uit bent dan in de Randstad en dat je in bepaalde
postcodegebieden maar moeilijk aan een brand- en inbraakverzekering komt. Maar dat het nu steeds meer in zwang raakt zelfs ziektekostenverzekeringen te zien die zich proberen toe te
leggen op personen met minder risico, ondergraaft toch wel de essentie van het verzekeringswezen. Het begint met polissen, die door hun voorwaarden mensen die, of minder risico
kunnen dragen, of mensen die grotere risico’s lopen, onderscheiden van de rest, maar de trend zet zich door.
Veel verzekeringen hebben hun oorsprong in het gezamenlijke, de zgn. “onderlinge’s” en coöperaties, maar zijn ondertussen ver afgedwaald van de solidariteitsgedachte, die daar de basis
voor was. Daarbij komt dat, omdat de kleine lettertjes uit de polisvoorwaarden vaak heel complex en onderling sterk afwijkend zijn, de premiehoogte als onderscheidend het meest in het
oog springt en daardoor het keuzecriterium dreigt te worden. Verder betekent het veelal, dat mensen die én een hoger risico lopen én niet in staat zijn dit hogere risico te dragen, wel
gedwongen zijn tot een duurdere verzekering omdat ze zich een hoger eigen risico niet kunnen permitteren. Aspecten die geensdeels eigen waren aan de oorspronkelijke filosofie omtrent
verzekeren. Op zich bestaat er voor ziektekostenverzekeraars een verbod tot cliëntselectie, maar door de differentiatie in polissen vindt een dergelijke selectie impliciet toch plaats.
Gelukkig is er heel recent in de media plots veel aandacht voor dit thema!
Waar het gebruik maken van Pgb’s een recht is, maar geen plicht, ben ik over het feit dat burgers, als ze dat willen en kunnen, hun eigen zorg kunnen samenstellen, wel enthousiast.
Jammer alleen dat commerciële bureaus een gat in de markt zagen door aan te bieden dat zij dit tegen vergoeding wel even zouden regelen. We kennen inmiddels talloze voorbeelden van
misbruik en fraude die hiervan het gevolg waren. Dit moet toch ook op non-profit basis te faciliteren zijn?
Corporaties
Met alle onderzoeken en rapporten achter de rug lijkt er eindelijk rust aan dit front. Onbegrijpelijk overigens dat minister Blok ongeargumenteerd z’n poot probeert stijf houden als het
om die ene zelfstandige toezicht instantie gaat. Verder heb ik nooit begrepen waarom er zonodig zo’n grote knip gemaakt moest worden tussen maatschappelijk vastgoed, als bijvoorbeeld
verpleeg- en verzorgingshuizen, en de corporatie. Versterking van het extramuraal functioneren richting buurt van dergelijke tehuizen paste uitstekend binnen de corporatie-werkwijze,
maar de mogelijkheid van deze samenwerking is inmiddels knap ingewikkeld gemaakt. Tenslotte lijkt de gewenste schaalverkleining van corporaties, meer passend bij herkenbare
woningmarktgebieden, een forse verbetering, maar toch wel heel gemakkelijk gezegd en voorshands niet gedaan.
Waar onmiskenbaar helder is waar de verschillende heffingen op het corporatievermogen toe hebben geleid door de ingrijpende beperkingen op renovaties en nieuwbouw en de
aanzienlijke huurverhogingen nadien, was het wel heel merkwaardig de afgelopen maand te beluisteren welk konijn de VVD en de Partij van de Arbeid uit de hoed toverden om hier wat
aan te doen. En wel in de vorm van een bescheiden beperking van deze heffingen, alsof zij deze niet zelf tot het uiterste hadden proberen te legitimeren. Blij ben ik natuurlijk over de
mogelijkheden en initiatieven om zittende huurders weer meer stem in de corporatie terug te geven. Verontrustend tenslotte is de aanwassende verkoop van sociale huurwoningen aan
buitenlandse beleggers, onvoorstelbaar dat de Minister niet ingrijpt.
Deeleconomie
Alleen maar enthousiast kun je je betonen over de talloze initiatieven om burgers in staat te stellen bepaalde faciliteiten wel te gebruiken zonder ze direct te bezitten. Je kunt echter ook
doorslaan. De grote adepten van de Uber Pop’s en Airbnb’s, die zich slechts opwinden over het zogenaamde verzet van de bestaande horeca- en taxibedrijven tegen huns inziens
onafwendbare vernieuwing, hebben weinig oog voor de toch niet geheel onzinnige verplichtingen, die we door onze regelgeving aan deze bestaande bedrijvigheid hebben opgelegd. Of
het nou de opleiding, de brandveiligheid, de hygiëne of de tarief informatie betreft. Regelgeving, waar we tegenwoordig wellicht wat anders naar kijken, maar die toch ook niet van iedere
redelijkheid ontbloot was.
De aardigste initiatieven zijn verder toch die, waar coöperatieve gedachten aan ten grondslag liggen, als bijvoorbeeld broodfondsen en energiecoöperaties, naast allerhande
ruilconstructies in de wijk. Ook al ligt bij deze laatste soms aan de exploitatie van de markt zelf een commercieel doel ten grondslag, op die markt is sprake van gelijke kansen en/of
rechten.
Gebiedsontwikkeling
Opvallend is de discussie in vakkringen over de normen en waarden, die de professional zou moeten meebrengen. Vertrouwen, een open agenda, niet alles vroegtijdig en voor lange tijd
willen dicht regelen, oog voor elkaars belangen en marges zijn attitude-aspecten, die wil je in de huidige tijd wat van de grond trekken, onmisbaar zijn. Daarnaast lijkt steeds meer aan de
orde, dat het een samenspel wordt met 2 richtingen. Bottom-up up, planontwikkeling vanuit de in het gebied gevestigde belangen van bewoners, ondernemers en eigenaren, naast topdown, planontwikkeling vanuit de grotere kaders rond een gebied met oog voor de commerciële potenties. Het genereren van beide processen tegelijkertijd en het goed met elkaar laten
itereren, lijkt de essentie van projectmanagement nieuwe stijl te worden, een vaardigheid die slechts in enige onafhankelijkheid uit de verf kan komen en zich niet verdraagt met
opdrachtnemerschap van een enkele betrokken partij. Daarnaast gaat het dus niet meer om de realisatie van een eindplan, maar vooral ook om het begeleiden van een ontwikkeling met
tussensituaties die steeds opnieuw ruimtelijk en financieel al een zekere meerwaarde bieden ten opzichte van de startsituatie. Lastig daarbij is het in dit spel betrekken van de belegger
5
en/of financier. In het laatste decennium lieten beleggers zich al wel steeds eerder in het ontwikkelingsproces betrekken, maar hun focus was q.q. toch nog steeds gericht op die lange
termijn. Waar het Nederlandse beleggingskapitaal in de hoogtijdagen veel van z’n kapitaal kwijt kon in vastgoedontwikkeling, is het de vraag of constructies gewrocht kunnen worden
om dit weer opnieuw in ons land te laten neerdalen. Maar goede hoop, ook buiten onze grenzen is het lastig die zekerheden te vinden die deze sector van nature verkiest.
Financiële steun vanuit Rijk en provincies is al enige jaren niet meer ingegeven door criteria waarin achterstanden worden gemeten, maar door criteria die de potenties betreffen. Mij valt
op, dat hierbij volstrekt niet getracht wordt onderscheid te maken tussen die situaties waarin, gezien de potentie, het desbetreffende project ook zonder die extra bijdrage wel van de grond
zou zijn gekomen, en die situaties waarin zo’n bijdrage nu net het verschil maakt in het wel of niet tot ontwikkeling komen. Daarnaast blijken provincies het nog steeds politiek niet te
kunnen waarmaken af te stappen van de verdelende rechtvaardigheid. Een tijdrovende overleg- en toetsingscarousel over honderden projecten blijkt aan het einde toch weer tot een pondponds gewijze verdeling over het provinciaal grondgebied te leiden.
Steden en binnensteden
De stad en dan vooral de grotere stad, staat weer op de agenda, dat is duidelijk. Tot wat voor nieuw overheidsbeleid dit gaat leiden, moet nog blijken. Waar in sommige andere landen het
primaat bijna van de landelijke overheid naar de locale lijkt te gaan verhuizen, zal dat in ons land niet zo snel gebeuren. Daar lijkt mij de bemoeizucht van den Haag nog te groot voor en
wordt bijvoorbeeld de algemene erkenning voor vergroting van het gemeentelijk belastinggebied ieder jaar weer door nieuwe gelegenheidsargumenten gedwarsboomd.
Ook is het de vraag of de altijd moeizame verhoudingen tussen de centrumgemeente/centrale stad en de omringende gemeenten niet de doorvertaling van het inzicht, dat ontwikkeling van
de centrumgemeente/centrale stad dé katalysator is voor welvaartsbehoud in de regio, voorshands in de weg zullen staan.
Als je je wat verder verdiept in de schrifturen over het stedelijk elan en zijn potenties, blijkt het nodig te zijn de grotere steden van de middelgrote en kleinere te onderscheiden. Grofweg
gezegd, steden beneden de grens van 80.000 inwoners blijken niet die massa en heterogeniteit te bezitten, die voorwaarde is voor een perspectief rijke toekomst. Vooral hier, met een
enkele uitzondering, tekent zich een vergelijkbare leegstand en stagnatie af zoals we die ook in het buitengebied zien. Waar het beleid van de hogere overheden zich vooral richt op de
locaties met potentie, mag van hun hier geen bijdrage worden verwacht. Het zal dus louter aan de gemeentebesturen van deze middelgrote en kleinere steden met eigen middelen en
beleid zelf zijn, de bij hun plaats hebbende ontwikkelingen zo goed mogelijk te accommoderen en daarbij toch een eigen profiel te behouden of te ontwikkelen.
Dorpen en buitengebied
Bij veel dorpen is mijns inziens de laatste decennia bij het meewerken en/of tot stand brengen van nieuwbouw de identiteit bepalende factor van landschappelijke inpassing en
kleinschaligheid van bebouwing en openbare ruimte nog al eens prijs gegeven bij de realisatie van Vinex wijkjes en de ontwikkeling van vrije kavels. Ik hoop, dat door de op veel
plaatsen bestaande noodzaak tot sloop en vervanging van een gedeelte van de bestaande voorraad, dit weer enigszins ongedaan gemaakt zal worden. Het consolideren van een
woonmilieuprofiel waarin landschap en kleinschaligheid centraal staan, gevoegd bij het specifieke elan wat uitgaat van het mee in stand houden van voorzieningen, vormen naar mijn
smaak het hart van een unieke en authentieke woonkwaliteit, die ook nog eens een bepaalde doelgroep zal blijven aanspreken.
In grote delen van het buitengebied zorgen twee ontwikkeling voor bedreiging van de huidige omgevingskwaliteit. De groeiende leegstand van agrarische bebouwing door uittredende
agrariërs en de voortdurende trend naar schaalvergroting in de landbouwsector. Kleinschalige, vaak fraai gecompartimenteerde landschappen kunnen zich ontwikkelen tot uitgestrekte
kale polderaanzichten, als niet veel assertiever en creatiever wordt meegewerkt aan functieverandering van bestaande bebouwing. Weliswaar wordt door veel provincies hierop al wat
ingespeeld, maar nog veel te weinig om dit tij te keren. Wellicht zouden ook fiscale faciliteiten bij dergelijke geconditioneerde functieveranderingen behulpzaam kunnen zijn.
Keuzevrijheid
Natuurlijk is voor mij, als voor velen, keuzevrijheid één van de basiscondities van een democratische samenleving. Maar het schenken van keuzevrijheid op terreinen waar ik nooit om
gevraagd heb, die ik niet overzie en waarvan ik ook niet de ambitie heb me er in te verdiepen, lijkt een onstuitbare trend. Daarbij ben ik zelf nog zo eigengereid te veronderstellen, dat als
ik er niet onderuit kan, het mij met wat zweetdruppels toch wel zal lukken. Maar ik permitteer me wel om te stellen, dat een deel van onze samenleving dat niet zal behappen. Ook niet
met al die consumentenwijzers, die soms op hoogst merkwaardige wijze aan de verschaffers van die zelfde diensten zijn gelieerd. Wie wordt daar nu eigenlijk beter van, behalve dan die
commerciële dienstverleners, nu vaak blijkt dat de door de marktwerking voorziene tariefsdalingen en kwaliteitsverbeteringen luchtkastelen blijken?
Een recent voorbeeld, in sommige politieke kringen wordt voorgesteld dat iedereen zijn eigen pensioenvoorziening moet kunnen kiezen. Behalve dat ik, zoals al eerder bleek, principieel
vind dat dergelijke verzekeringen een collectieve solidariteitsbasis behoren te kennen, hoe wil je, gezien de voor ieder toch onverwacht gebleken schommelingen in de reserves van
pensioenfondsen met de bekende consequenties van dien, nu van iedere burger vragen hier eigen keuzes in te maken? Als je hier al vrijheid in wil geven, leg het zeker niet diegenen op
die hier niet om vragen!!! Beter nog, laat dit collectieve regelingen blijven, waar iedereen in participeert.
De hype van het vrije ondernemerschap
Niet ten onrechte is het respect voor de vrije ondernemer na de karikaturen die soms in de vorige eeuw over zijn mensonterende kapitalistengedrag werden gemaakt, weer terug gekomen.
Maar ook hier dreigt de balans volledig door te slaan. Het lijkt tegenwoordig wel of je alleen maar geslaagd mag heten als je over ondernemerskwaliteiten beschikt en of louter
bevordering van dit ondernemerschap het panacee voor onze economische problematiek zou zijn. Het geroep om een apart vak ondernemingskunde wat ingepast zou moeten worden in
ons voortgezet onderwijs, is toch wel wat absurd, maar past bij deze teneur waarbij, als de vrije ondernemer maar minder gefrustreerd zou worden door al die plots onnodig gevonden
regels, de grootste maatschappelijke misstanden vanzelf zullen verdwijnen. Ik deel volkomen dat je als overheid die taken onderbrengt bij de markt, waar flexibiliteit in omvang en schaal
een grote rol in spelen, mits, indien indringend aan de orde, ook op afstand continuïteit en kwaliteit op langere termijn geborgd kunnen worden. Ik deel ook dat ontwikkelcreativiteit in de
markt vaak beter tot uitdrukking komt. Maar om op voorhand concurrentie op de markt als de enige drive voor productontwikkeling te zien, doet toch groot onrecht aan al wat in onze
geschiedenis in andere omstandigheden is gecreëerd. Daarnaast, waar bijvoorbeeld maatschappelijk belang al jaren vraagt om één OV Chipkaart voor al het openbaar vervoer is dit
kennelijk geen ondernemingsbelang en het sluiten van stationstunnels voor openbaar gebruik wel. Bedrijfsbelangen laten zich door marktwerking niet opeens veranderen in
maatschappelijk belang!
6
Succes en excellent
Vanzelfsprekend vind ook ik, dat je succes moet vieren en niet onder stoelen of banken moet steken, maar de competitie wordt met de overmaat aan ranglijstjes voor ziekenhuizen,
universiteiten, scholen, schouwburgen etc., etc. wel wat erg fors aangejaagd, zeker als je ziet welke toevallig meetbare criteria hiervoor gehanteerd worden. Het is nog steeds zo, dat veel
kwaliteitskenmerken nou eenmaal niet zo eenvoudig in kwantificeerbare grootheden zijn te vangen en bovendien omstandigheden nogal eens verschillen. Dat is ook mijn fronsen bij de
mode om tegenwoordig excellent als begerenswaardig etiket uit te dragen, nog los van de vraag of excellente scholen en leerlingen ook nog eens de extra support behoeven, waarop ze
dan plots recht op kunnen doen gelden. Ik pleit heus niet voor een zesjes cultuur of de grauwe middenmaat, maar het lijkt mij toch een taak van juist de overheid om extra faciliteiten daar
te verstrekken, waar het nou net dat zetje naar verbetering kan betekenen. Bovendien lijkt het mij wat veel door te borduren op de idee dat de zogenaamde concurrentiespirit de nietexcellenten ertoe kan brengen ook excellent te worden. Alsof dit louter tot een gebrek aan inspanning zou zijn te herleiden!
Terug naar het begin van dit bericht, ik neem aan de meesten van jullie dit jaar wel weer ergens tegen te komen en wens jullie in ieder geval een goed 2015!
Vriendelijk groetend,
Frits van Aggelen
Lagestraat 84
6953 BE Dieren
[email protected]
[email protected]
[email protected]
www.agnes-en-partners.com
7