Lees hier het hele dossier!

Download Report

Transcript Lees hier het hele dossier!

DONOR

,

JA OF NEE?

De wachtlijsten voor orgaantransplantatie zijn helaas nog steeds erg lang. Ruim drieënhalf miljoen mensen hebben al laten vastleggen dat ze donor willen zijn na hun overlijden. Toch is dat nog niet voldoende, want niet iedereen die overlijdt kan ook daadwerkelijk organen doneren. Drie persoonlijke interviews: over geven, ontvangen en wachten. Plus de nodige achtergrondinformatie over orgaandonatie.

Tekst:

Stephanie Jansen

- Fotografie:

Beeldbank

GEVEN

‘Iets van hem leeft voort’

Gerrie (60) verloor haar zeventienjarige zoon Laurens. Samen met haar man Gerrit (61), dochter Suzanne (29) en zoon Rogier (27) moest ze beslissen over orgaandonatie.

‘HET BLIJFT EEN HEEL MOEILIJK ONDERWERP OP EEN HEEL MOEILIJK MOMENT’

M et de organen van Laurens zijn drie mensen gered die levensbedreigend ziek waren. Dat is een bijzonder be sef. Een van hen is een jongen die op eenen twintigjarige leeftijd transplantatielongen nodig had. Mijn man Gerrit zegt weleens dat hij het confronterend zou vinden om kennis te maken met de ontvanger van een van Laurens’ organen. Dat zou veel opra kelen. Mijn dochter en ik staan er anders in: wij zouden geen moeite hebben met een ontmoeting. Maar dat zijn puur hypothe tische situaties, want we weten nauwelijks iets over de ontvangers. Wat we koesteren, is de wetenschap dat er mensen zijn geholpen en dat iets van Laurens voortleeft door de orgaandonatie. Dat voelt voor ons alle vier ontzettend goed.

De snelheid van de gebeurtenissen is nog steeds niet te bevatten. Ik zie Laurens in gedachten hier nog aan tafel zitten na het avondeten. Het schoot opeens in zijn nek, alsof er een spier was verdraaid. Gerrit heeft hem gemasseerd. Later klaagde hij over flinke hoofdpijn. Maar de volgende dag ging hij toch gewoon naar school - hij zat op het Scheepvaartcollege - om zijn toets te maken. De volgende dag ’s avonds heeft hij zijn werk als pizzakoerier gedaan. Na afloop nam hij zijn nieuwe vriendin mee naar huis. Zelf waren we bij de buren op bezoek. ’s Avonds laat heeft dat vriendinnetje een berichtje gestuurd naar Rogier: ze vroeg of Laurens wel vaker wegviel en rare geluiden maakte. Gealarmeerd zocht Rogier contact met ons en binnen een paar tellen stonden we op Laurens’ zolderkamer. Dit is helemaal mis, wist ik meteen. Er kwam schuim en bloed uit zijn neus. Gerrit begon direct met reani meren. Toen het traumateam van het zie kenhuis arriveerde, hebben zij de reanima tie overgenomen. Met een hoogwerker van de brandweer is Laurens na drie kwartier door het zolderraam naar buiten getakeld. Op straat zag het zwart van de mensen. Felle lampen moesten de boel verlichten. Het leek alsof we op de filmset van een vreselijke film waren beland. Op de hoogwerker kreeg hij weer een hartstilstand, in de ambulance onderweg naar Rotterdam opnieuw, en de reanimatie moest hervat worden.

RESPECTVOL

Zelf dacht ik aan een hersenvliesontsteking, maar na onderzoek in het ziekenhuis bleek het te gaan om een aneurysma op de hersen stam. Laurens lag aan de beademing en de situatie was zeer ernstig. We moesten ons op het ergste voorbereiden. Zijn hersenen waren zwaar beschadigd, herstel was uitge sloten. Volgens het protocol stopt de behan deling dan na maximaal vierentwintig uur, vertelden de artsen die zelf diep onder de indruk waren. Laurens zou komen te over lijden. Ze stelden een vraag die ze verplicht waren te stellen, omdat Laurens niet als or gaandonor geregistreerd stond: “Hebben jullie gedacht aan orgaandonatie?” Met de familie zaten we bij elkaar. De vraag sneed als een mes door me heen. Laurens was nog niet dood en we moesten al be slissen over zijn lichaam. Onder tijdsdruk. Laurens had nooit een donorcodicil inge vuld, maar we hadden er als gezin weleens met elkaar over gesproken. “Van mij mogen ze alles hebben”, had Laurens toen gezegd. Dat maak te het gemakkelijker om in te stemmen met orgaan donatie. Lastiger was de vraag wélke organen precies, want ook dat moesten we bepalen. Liever niet zijn hart, daar werden we het snel over eens. Dan zou hij met nog kloppend hart naar de operatiekamer moe ten en die gedachte was op dat moment onverdraag lijk. Verstandelijk wisten we wel dat Laurens slechts kunstmatig in leven werd gehouden, maar emotioneel ligt dat natuurlijk wel anders. Ook het hoornvlies van zijn ogen wilden we liever niet doneren. In goed over leg met elkaar en met de artsen, besloten we longen, nieren, lever en alvleesklier af te staan.

De apparatuur werd afgekoppeld en Laurens is zes tien minuten later overleden. We hadden twee minu ten voor het allerlaatste afscheid. Daarna is hij naar de operatiekamer gereden. Na afloop van de drie uur durende operatie hebben we hem gelukkig zelf mogen wassen, scheren en aankleden. Suzanne heeft nog een stukje pleister losgemaakt en zag dat de huid bijna on zichtbaar was gehecht. De operatie was dus netjes en respectvol uitgevoerd. Laurens kon thuis worden op gebaard, wat voor ons heel waardevol was.

ONTROEREND

Natuurlijk vraag je je soms af hoe het daarna verder ging. Eén transplantatie is mislukt. Dat was bij een man van vierenvijftig die zijn lever kreeg. Van de ove rige drie transplantaties weten we dat ze succesvol zijn verlopen. Van één ontvanger hebben we later een brief gekregen. Met een nier en de alvleesklier van Laurens heeft hij een tweede leven gekregen, schreef hij ons. Zijn leven is volledig veranderd. Hij kan zijn kleindochter zien opgroeien. Dat is ontroerend. We zijn dankbaar en blij dat we dit persoonlijk van hem mochten vernemen.

“Veel in het leven is niet vanzelfsprekend”, zegt Gerrit weleens. Dat heeft de dood van Laurens, nu een paar jaar geleden, ons geleerd. Nog elke dag sta ik ermee op en ga ik ermee naar bed. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik aan hem denk en dat geldt voor ons alle maal. Bepaalde situaties blijven confronterend. Ger rit mijdt nog steeds rond het middaguur een plaats in de buurt, omdat het klokgelui precies klinkt zoals bij de afscheidsdienst van Laurens. De keuze voor orgaandonatie was een spoedbesluit, met gevolgen voor ons hele leven. Maar het voelt goed dat we die beslissing - met het hele gezin - hebben geno men. Laurens was een sociale jongen die mensen goed kon aanvoelen. Een knuffel geven deed hij hart tegen hart. Dat er mensen verder leven dankzij hem, doet recht aan zijn persoonlijkheid.”

Een vorm van troost

Maria van der List is ic-verpleegkundige op de locatie St. Elisabeth van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg. Ze begeleidt nabestaanden rond eventuele orgaandonatie.

Op de afdeling intensive care vangen we patiënten op bij wie de vitale levensfuncties dreigen uit te vallen. De afloop is altijd ongewis, daar probeer ik familie en geliefden op voor te bereiden. In dit vak is inlevingsvermogen belangrijk, maar eerlijkheid ook. Het moeilijkst is het moment waarop je moet vertellen dat de ademtest en een hersenfilm onomstotelijk be wijzen dat de patiënt is overleden. Dan is alle angst waarheid geworden en komt het verdriet. Want ook al ziet de situatie er uitzichtloos uit, zolang pompen bewegen en verpleegkundigen in en uit vliegen, leeft altijd de hoop op een wonder. Op dat moment - als de persoon alleen nog kunstmatig in leven wordt gehouden - komt orgaandonatie ter sprake. De arts heeft dan al in het donorregister gekeken of iemand geregistreerd staat. Als dat het geval is, is de ingang voor het gesprek iets gemakkelijker. Maar meestal overvalt het mensen toch. Het blijft een heel moeilijk onderwerp op een heel moeilijk moment. Het besluit neem je voor de rest van je leven, dat onderschatten we niet. Soms zeggen mensen: “Nee, er is genoeg geleden en gesneden. Het is goed zo.” Of het is bij leven nooit bespro ken en men twijfelt of de overledene het zou willen. Soms verschillen nabestaanden van mening. Als iemand het niet wil of niet aankan, zien we er meestal van af. Want hoe is het om te beseffen dat een nier of alvleesklier van je geliefde voortleeft in een anoniem lichaam? Dat is heel persoonlijk, maar altijd ingrijpend. Kiezen nabestaanden voor donatie, dan bereid ik ze erop voor dat het - vanwege de strikte procedure - nog tien tot twaalf uur gaat duren voor het zover is. Al die tijd is het lichaam warm en gaat de borstkas op en neer. Dat is onwerkelijk en zwaar. Soms nemen mensen meteen al afscheid. Soms vinden ze het juist fijn om nog bij de overledene te zijn. Ik leg uit dat hun geliefde na de operatie intens wit en koud zal zijn. Eventueel mogen ze helpen bij wassen en aankleden. De gesprekken die ik voer in die laatste uren zijn aangrijpend. Soms zien mensen in orgaandonatie een vorm van troost. Dat is mooi. Het feit dat anderen worden geholpen, maakt dat de dood van hun geliefde toch niet helemaal zinloos voelt.

Kan ik donor worden als ik ongezond leef?

Ja, in veel gevallen wel. Een patiënt met de dodelijke taaislijmziekte maakt meer kans om te overleven met longen van een roker dan met zijn eigen zieke longen. En voor iemand die door een ernstige ziekte alleen nog kan worden geholpen met een nieuwe lever, maakt het niet uit of zijn donor tijdens zijn leven alcohol dronk. Roken of drinken betekent niet meteen dat iemand zijn or ganen niet kan doneren. Wat wel belangrijk is, is dat het orgaan nog geschikt is om te worden getransplanteerd. Een arts zal dit vooraf goed onderzoeken.

ONTVANGEN

‘Ik kreeg een tweede leven’

Jennifer (26) is moeder van de zesjarige Ian. Op haar drieëntwintigste kreeg ze een donorhart.

‘ELKE DAG OPNIEUW BESEF IK: IK BEN ER NOG, IK LÉÉF!’

M ijn weerstand is laag door de medicij nen die ik moet slikken om afstoting tegen te gaan, dus ik moet altijd op passen voor virusjes en bacteriën. Met een blaasontsteking of bronchitis kan ik zo in het ziekenhuis belanden, zelfs een schimmel kan levensgevaarlijk zijn. Dat snapt mijn omgeving niet altijd. Je ziet niks aan mij - ik zie er gezond uit - maar op mijn drieëntwin tigste heb ik tijdens een negen uur durende operatie een nieuw hart gekregen. Daarmee mocht ik aan een tweede leven beginnen.

Drie maanden nadat ik van mijn zoontje Ian was bevallen, speelden de hartklachten voor het eerst op. Van een wandelingetje naar de bushalte raakte ik al buiten adem. Ik begreep niet wat ik onder de leden had en artsen aanvankelijk ook niet. Het was geen longontsteking, geen bloedarmoede en ook geen hyperventilatie. De uiteindelijke diag nose was cardiomyopathie, een verzwakte hartspier. Mijn altijd al hoge bloeddruk en de zwangerschap kunnen hierbij een rol hebben gespeeld.

Ik belandde op de intensive care, waar ont dekt werd dat mijn hart op dat moment nog maar een pompkracht van vijf procent had. Dat was zo schrikbarend laag dat mijn broer, die namens de landmacht was uitge zonden naar Afghanistan, werd teruggeroe pen van zijn missie. Ik onderging operaties en kreeg medicijnen. Er volgde een peri ode van ups en downs. Dieptepunt was een zware hartritmestoornis: ik werd door mijn ouders gevonden en ben buiten bewustzijn per helikopter naar het ziekenhuis gebracht. Een zogenaamd ‘steunhart’, dat deels werd geïmplanteerd, moest me daarna een tijdje vooruithelpen, maar er ontstonden compli caties en mijn hart was zwakker dan ooit.

In de week dat mijn ouders te horen kre gen dat er een donorhart beschikbaar was, was ik al zeven keer geopereerd en werd ik kunstmatig in slaap gehouden. Ik stond toen al een jaar op de wachtlijst en was vanwege mijn uiterst kritieke toestand recent op een Europese spoedlijst geplaatst. De redding kwam op het nippertje, als een godswonder - mijn ouders konden het bijna niet geloven. Want donorharten zijn niet alleen schaars, ze moeten ook passen. De bloedgroep moet kloppen, er moet echt een match zijn. Dat bleek het geval.

Ik weet nog dat ik bijkwam in het zieken huis, zwak en zweverig van de morfine. “Je hebt een nieuw hartje, Jennifer”, hoorde ik mijn moeder fluisteren. Het leek wel een droom, zo onwerkelijk. Toen ik op de radio het liedje I’ve got life hoorde, besefte ik het opeens. Ik wist dat ik nog een lang revalida tietraject voor me had, maar ik voelde weer levenskracht door mijn aderen stromen. Ik had een tweede kans gekregen. Hier ging ik voor knokken.

Met mijn rollator reed ik zo veel mogelijk rondjes door de ziekenhuisgangen, want ik had één doel: ik wilde naar huis, naar mijn zoontje. Ik had verwarrende jaren achter de rug. Vlak na zijn geboorte had ik Ian al aan de zorg van mijn moeder moeten toe vertrouwen. Mijn baan was ik kwijtgeraakt. Sommige vriendschappen waren verwaterd. Alles had in het teken gestaan van ziek zijn.

DANKBAARHEID

Het is nu drie jaar later en ik voel me nog elke dag dicht bij de donor staan. Dat gevoel is er sinds ik mijn nieuwe hart voor het eerst op een echo zag. Dat was een heel mooi moment. Het was een stuk kleiner dan mijn oude hart, maar het klopte prachtig. Ik ben deze persoon intens dankbaar, zelfs al heb ik nauwelijks in formatie over de donor. Ik ken alleen het ge slacht, de leeftijd en de nationaliteit. Dat zijn gegevens die ik graag voor mezelf houd. Ik koester dat als iets persoonlijks. Ik draag het hart van een ander, maar dat be tekent niet dat ik me sinds de harttransplanta tie die andere persoon voel. Wel denk ik vaak in de wij-vorm. Als ik bijvoorbeeld een flink stuk heb hardgelopen, zeg ik inwendig: dat hebben wij maar mooi gefikst.

Als ontvanger van een donororgaan krijg je de mogelijkheid om een anonieme bedank brief te schrijven aan de nabestaanden van de donor. Daar heb ik lang over gedaan. Wat schrijf je als je zoiets groots hebt gekregen? Hoe verwoord je dat zonder in clichés te ver vallen? Ik heb heel wat versies geschreven en

Wachtlijst

In augustus 2014 stonden er 1039 patiënten op de wachtlijst voor een nieuw orgaan.

weer weggegooid. Het voelt goed dat ik mijn dankbaarheid heb uitgedrukt, ook namens mijn zoontje. Hij is pas zes, maar snapt heel goed wat er speelt. De eerste keer dat we samen konden zwemmen, vond hij net zo bijzonder als ik. “Zullen we de donor hiervoor bedanken, mama?” vroeg hij.

Ik weet dat het fout kan gaan, dat er een complicatie kan optreden waar door het opeens afgelopen is. Daar blijf ik nuchter onder. Ik heb voor mijn zoontje alles goed geregeld en verder pluk ik de dag. Dat de levensduur van een donorhart wordt geschat op tien tot vijftien jaar, vind ik geen beangsti gende of belastende gedachte. Ik ben al blij met een dag! Ik maak weleens grapjes over het feit dat ik niet voor mijn pensioen hoef te sparen. Problemen of tegenslagen kan ik in het licht van mijn gezondheid gemakke lijk relativeren. Ik heb de kwetsbaar heid van het leven leren kennen en heb geleerd om van elke dag een feestje te maken. Met mijn zoontje een boekje lezen in de zon, me verbazen over de blauwe hemel boven me, de poes op schoot, een knuffel van mijn vriend - ik geniet met volle teugen. Ik ben er nog, ik lééf! Dat besef is er elke dag.”

ORGAAN

Nier Alvleesklier met nier Alvleesklier Nier met lever Lever Hart Long Dunne darm Dunne darm met nier

Totaal AANTAL PATIËNTEN OP DE WACHTLIJST

622 28 14 2 113 86 174 -

1039

Bron: Nederlandse Transplantatie Stichting, peildatum 6 augustus 2014

Wist je dat:

Van alle mensen die in Nederland per jaar overlijden, er maar een paar honderd mensen organen kunnen doneren? Je voor orgaandona tie in het ziekenhuis moet overlijden?

Er jaarlijks 150 men sen overlijden aan hun ziekte omdat een donor-orgaan voor hen te laat komt?

De kans dat je ooit een orgaan nodig hebt groter is dan de kans dat je na over lijden een orgaan kan doneren?

De gemiddelde wachttijd voor een nier 3,5 jaar is?

Er mensen zijn die al 25 jaar met een donorhart- of nier leven?

Doen artsen nog wel hun best om mijn leven te redden als ik donor ben?

Iedere arts heeft de plicht om het leven van zijn patiënt te redden. Ook weet een arts niet of iemand als donor geregistreerd staat. De arts mag het Donorregister pas raadplegen als er een gerede kans bestaat dat de patiënt binnen afzienbare tijd zal overlijden. De arts die organen of weefsels uitneemt is altijd een andere arts dan de arts die het Donorregister raadpleegt.

Ben je echt dood als je organen worden uitgenomen?

Ja. Of je nu overlijdt omdat je hart ermee ophoudt, of omdat je hersenen definitief zijn gestopt, het overlijden wordt altijd deskundig vastgesteld, op basis van onder zoek en protocollen. Iemand die organen of weefsels doneert is echt overleden. Coma en hersendood zijn twee verschillende zaken. Coma met hersendood ver warren is echt uitgesloten. Bij coma is nog sprake van activiteit in de hersenen en werkt een deel van de hersenen niet of onvoldoende. Bij hersendood is er geen enkele activiteit meer. Dat is onomkeerbaar.

WACHTEN

‘Dit gaat lukken, dat moet gewoon!’

Ilse (47) heeft een ongeneeslijke, progressieve longziekte en staat op de wachtlijst voor twee donorlongen.

Ik voelde de grond onder mijn voeten wegzakken. Of zoals ik altijd zeg: op dat moment ging ik net zo ver onder de grond als ik erboven sta. De vraag drong zich keihard op: had ik, net zoals mijn vader, nog maar anderhalf jaar te leven? De impact van deze aandoening is bo vendien niet alleen onbeschrijflijk voor mij, mijn man en mijn moeder, maar ook voor mijn zus, en natuurlijk voor mijn dochters. Als deze ziekte inderdaad erfe lijk is, wat is dan hun vooruitzicht?

Ik kwam terecht bij een gespecialiseerd ziekenhuisteam en gelukkig is de me dische wetenschap alweer verder dan destijds bij mijn vader. Mijn longen zijn voor meer dan vijfenzeventig procent aangetast en genezing is onmogelijk, maar de arts zag wel een uitweg: do norlongen. De dag waarop ik hoorde over de mogelijkheid van een dubbele longtransplantatie, bracht een orkaan aan gemengde gevoelens met zich mee. Enerzijds vlamde de hoop op: ik heb een toekomst. Anderzijds werd uitgerekend diezelfde dag bekend dat ook mijn zus aan IPF lijdt. Opnieuw een bikkelharde dreun voor de hele familie.

‘IK BLIJF POSITIEF, DAT BEN IK MIJN DIERBAREN VERPLICHT’

S inds ik onlangs reserve heb gestaan, ben ik er meer dan ooit mee bezig. De gedachte aan transplantatielon gen is altijd wel ergens op de achtergrond aanwezig en steeds wanneer de telefoon gaat, veert mijn hart even op van hoop. Ik sta nu elf maanden op de wachtlijst en blijf vertrou wen op een goede afloop. Diep van binnen voel ik: dit gaat lukken, dat moet gewoon.

Zo’n vijftien jaar geleden is mijn vader overleden aan de progressieve longziekte idiopathische pulmonale fibrose (IPF). Dat is een zeldzame, chronische aandoening waar bij te veel littekenweefsel in de longen wordt gevormd. Oorzaak onbekend. In anderhalf jaar tijd raakte hij totaal verzwakt, uitgeput en afhankelijk van zuurstof. Dat deze ziekte erfelijk is, wisten we toen nog niet. Dat kwam vorig jaar pas aan het licht.

Al geruime tijd had ik last van kortademigheid en hoestbui en. Vooral na inspanning. Ik werkte in een kledingwinkel en als ik na afloop van mijn werkdag naar huis reed, hoestte ik bijna mijn longen uit mijn lijf. De huisarts deed het af als een gevolg van stress, maar daar geloofde ik niks van. Ten einde raad en doodmoe van mijn gehoest, vroeg ik om een longfo to. Al binnen een halfuur werd ik gebeld met de mededeling dat er meer onderzoek nodig was. Na verschillende scans en een fikse operatie - waarbij een stukje long voor onderzoek werd weggehaald - bleek dat ik aan dezelfde aandoening lijd als mijn vader.

AMBULANCE

Ik zit in een rollercoaster. Hoelang het nog gaat duren, kan en durft de trans plantatiearts niet te zeggen. Deze zo mer kreeg ik opeens een telefoontje met de mededeling dat de ambulance er binnen tien minuten zou zijn: “U staat reserve.” Omdat donororganen soms niet geschikt zijn - bijvoorbeeld omdat uit een kruisproef blijkt dat de ontvan ger antistoffen in zijn bloed heeft - is er altijd een reservekandidaat.

Achteraf verbaast het me, maar ik was doodkalm toen de ambulance voor reed. De hele dag onderging ik onder zoeken. ’s Avonds kwam er een arts aan mijn bed, die vertelde dat de lon gen toch naar iemand anders gingen. Ik wist dat die kans bestond en voelde oprechte blijdschap voor de ontvanger. Gelukkig waren de longen goed en was er iemand gered. Maar na twee dagen kwam de kater. Ik had voor mezelf toch op een andere uitkomst gehoopt.

Intussen gaat mijn gezondheid achteruit. Kort na de diagnose heb ik nog een opleiding tot pedicure kunnen afronden, maar ik kan er niks mee, want ik zit thuis. Overdag loop ik rond met een oximeter, die bepaalt hoeveel extra zuurstof ik nodig heb. Alleen ’s nachts kan ik zonder. Fietsen en wandelen zijn te vermoeiend, dus ik doe alles met de auto. Het huishouden moet ik uit handen geven aan mijn man en dochters, de hond uitlaten ook. Een boodschapje doen lukt, maar bij het tillen van een paar flessen cola moet ik hulp vragen.

Ik geniet van de kleine dingen, daar moet ik het nu van hebben. Ik heb nu eindelijk meer tijd voor mijn twee dochters van zeventien en negentien jaar, al zitten die twee pubers daar niet altijd op te wachten. Ik breng ze graag met de auto naar vriendinnen of neem ze mee om te lunchen. Toen mijn man en ik zevenen twintig jaar getrouwd waren, hebben we dat gevierd door met de auto een rondje rond de Veluwe te rijden. Zoiets kost een tank benzi ne, maar ik geniet er met volle teugen van. Na zo’n uitstapje ben ik twee dagen extra moe, maar dat heb ik er graag voor over.

Dit gaat goed komen, daar reken ik op. Ik blijf positief, dat ben ik mijn dierbaren ver plicht. En ik wil een goed voorbeeld zijn voor mijn zus. Haar longen zijn momenteel voor twintig procent aangetast. Omdat ze zichzelf goed in acht neemt, gaat het vrij goed met haar. Ze heeft bewondering voor mijn opti misme. Gisteren stuurde ze nog een appje: Ik ben trots op je. Natuurlijk moeten we realis tisch blijven, maar ik vertrouw op een goede afloop. Ook voor haar.

Voor mijn dochters hoop ik dat ze heel veel genen van hun vader hebben. Een erfelijk heidstest is er niet, alleen bij klachten is on derzoek mogelijk. Ze zijn er zelf laconiek onder. Ze hebben een houding van ‘we zien het wel’ en dat past ook bij hun leeftijd. Daar ben ik eerlijk gezegd heel blij om. Misschien bestaan er over twintig jaar wel kunstlon gen, wie zal het zeggen. Terugkijkend had ik dit zelf ook niet vooraf willen weten. Als je weet wat je boven het hoofd hangt, drukt dat toch een stempel op je leven. Ik weiger ook om in paniek te raken als ik een naar hoestje hoor bij de meiden. Dan heb ik geen leven meer. Deze ziekte is er al elke dag, ik zal niet toestaan dat dit ons volledige bestaan gaat domineren. Ik houd moed.”

Kort na dit interview kwam op de redactie het bericht binnen dat Inge inmiddels twee donorlongen heeft ge kregen. Geweldig nieuws!

Wat wil jij?

Natuurlijk willen we liever niet nadenken over de dood. Toch is het belangrijk om van elkaar te weten wat ieder familielid wil bij overlijden: organen en weefsels afstaan, of liever niet? Daarna is het goed om die keuze ook aan te geven in het Donorregister. Kijk op:

www.donorregister.nl.

Hierbij kun je bijvoorbeeld ook aangeven welke organen of weefsels je wilt uitsluiten. Een keuze maken over orgaandonatie en deze keuze registreren, voorkomt dat familieleden een ingrijpende beslissing moeten nemen op het moment van overlijden van een dierbare. Je kunt je keuze altijd wijzigen door een nieuw donorformulier in te vullen.

Scan de QR code om naar de website van het donorregister te gaan.

Registraties Donorregister

Donorweek

5.8 miljoen mensen staan met hun keuze in het Donorregister. Iets meer dan de helft is vrouw.

3.5 miljoen van deze mensen geeft toestem ming voor donatie na hun overlijden. Van de nieuwe registra ties zegt ruim 70% Ja. Vijf jaar geleden was dat nog minder dan 60%.

Ruim 7 miljoen mensen van 18 jaar en ouder hebben zich nog niet la ten registeren. 85% van de Nederlanders vindt het afstaan van organen en weefsels na overlij den een goede zaak.

Bron: Donorregister, peildatum 31 augustus 2014 In de Donorweek van 12 tot en met 19 oktober vragen zoveel mogelijk mensen elkaar: ‘Ben jij al donor? Ja of Nee.’ Bekende Nederlanders, per soonlijk betrokkenen, bedrijven, ziekenhuizen en gemeenten zetten zich in voor zoveel mogelijk nieuwe donorregistraties. Want Nederland heeft meer orgaan- en weefseldonoren nodig.

Meer interviews over orgaandonatie!

Wil je nog meer persoonlijke interviews lezen over dit thema? Mijn Geheim heeft de mooiste donorverhalen gebundeld in een themaspecial. Download nu de Mijn Geheim app en lees ze gratis. Meer informatie vind je op

www.mijngeheim.nl/app