over-de-bouw-van-stallen-voor-de-weidebedrijven-in-sectie

Download Report

Transcript over-de-bouw-van-stallen-voor-de-weidebedrijven-in-sectie

«7J
9280
;DIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS
r
ARCHIEP
RIJ!<S;
VOOR DE
IJSSELMEERPOLDERS
Intern Rapport no. 102
OVER DE BOUW VAN STALLEN VOOR DE WEIDEBEDRIJVEN IN SECTIE Y, UITGIFTE 1968,
EN VOOR HET BEDRIJF IN EIGEN
BEHEER P 71, 72.
De werkgroep voor boerderijenbouw
ir. S. Bakker, voorzitter
ir. C. Berger, secretaris
ir. S.L. Duursma
J. Koopal, ing.
A.A. Hoppenbrouwers, notulist.
RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS
Landbouwwetenschappelijke Afdeling
K A M P E N
1968
X/68/386/9
INHOUD
biz.
1. Inleiding
1
2. De doorloopmeIkstal
3
3. De plattegrond van de stallen
4
4. Erfsituaties
6
5. De bouwkosten
7
6. Enige opmerkingen
8
Bijlagen. De plattegronden en de erfsituaties van de vier weidebedrijven.
X/68/386/9
OVER DE BOUW VAN STALLEN VOOR DE WEIDEBEDRIJVEN IN SECTIE Y,
UITGIFTE 1968, EN VOOR HET BEDRIJF IN EIGEN BEHEER P 71,72.
1. Inleiding.
Berekeningen hebben aangetoond dat op een zuiver weidebedrijf in de Ijsselmeerpolders twee melkkoeien per ha gehouden kunnen worden, indien 200 kg
stikstof per ha en gedurende de stalperiode 20 kg bietekoppen per g.v.e. gegeven wordt. Uit een steekproef van negen gemengde bedrijven in de Noordoostpolder met een graslandverplichting van 5/6 - de bedrijven hadden meestal 100%
gras - bleek een veebezetting van 1.9 melkkoe per ha bestaand grasland aanwezig te zijn (1966). De opbouw van de veestapel volgens de idee van Politiek
wijkt niet veel af van wat in de praktijk gevonden wordt. Het is dan ook zinvol de verdeling grootvee - jongveestanden te baseren op de norm van Politiek
(0.7 melkkoe, 0.3 drachtige of melkgevende vaars, 0.3 pink, 0.3 kalf).
De bedrijven Y 45, 46, 47, 48, 49*, 49°, 50 en P 71, 72 zijn 43.18, 27.25,
31.48 en 38.64 ha groot en hebben stalruimte nodig voor 86, 55, 63 en 77 melkkoeien plus bijbehorend jongvee. Bij deze aantallen koeien zijn ligboxenstallen
te verkiezen boven grupstallen. De voordelen van de ligboxenstal t.o.v. de
grupstal zijn: 1. De koeien lopen los zodat met minder moeite in de doorloopmelkstal meer koeien per uur gemolken worden. Vooral in de voederwinningsperiode en in 't weekend is dit een groot voordeel. De combinatiestal - grupstal
met doorloopmelkstal - heeft als nadelen t.o.v. de ligboxenstal dat men gebonden is aan 't drijfmestsysteem (de koeien gaan na 't melken over de roosters
zelf weer op een stand staan), dat de mestgangen na 't melken met de hand
schoongemaakt moeten worden en dat de bouw zeer waarschijnlijk duurder is dan
van een ligboxenstal;
2. De mogelijkheid om hooi in voorraadvoedering en kuil in zelfvoedering te
verstrekken, hetgeen arbeid spaart;
3. Een betere gezondheid van het vee. Zo komt b.v. speenbetrappen op grupstallen 8 a 12 maal zo vaak voor als in ligboxenstallen;
4. Een grotere flexibiliteit binnen de stal;
5. Het aanbrengen van een gemechaniseerd voedersysteem kan gemakkelijker en
waarschijnlijk ook goedkoper tot stand komen.
Als nadelen van de ligboxenstal kunnen genoemd worden het minder prettige
werkklimaat (ongelsoleerde stal) en de aanblik dat de koeien over de looppaden
door de mest wandelen, wat door de meeste boeren niet gewaardeerd wordt. Het
•? gevolg hiervan is ook dat tussenklauwontsteking meer voorkomt in loopstallen.
•/ Dit is geen ernstig bezwaar.
In 1966-1967 waren er in Nederland 39 ligboxenstallen in bedrijf. In deX/68/386/9/1
2.
cember 1967 was dit aantal uitgebreid tot 109. Op al deze bedrijven wordt het
voer binnen de stal aan het vee verstrekt. Bui ten voeren levert geen nadeel op
voor de koeien: ook de hoogproduktieve dieren blijven op produktie. Bij strenge vorst zal de voederbehoefte iets oplopen. Vorst zal bovendien moeilijkheden
geven met 't reinigen van de looppaden. De oppervlakte aan erfverharding zal
bij buiten voeren groter zijn. De investering in gebouwenkosten kan bij buiten
voeren sterk teruggebracht worden. In Duitsland, Engeland, uitgezonderd Zuid
Engeland en BelgiS komt men terug van het buiten voeren van het vee omdat de
boeren het te koud vinden. De werkgroep vindt het niet acceptabel om de toekomstige pachters het buiten voeren, wat op vrijwel geen enkel Nederlands bedrijf, uitgezonderd de Waiboerhoeve, voorkomt, op te leggen.
Het uitmesten kan geschieden met een trekker en een schuif of met een
mechanische schuif.
Als mestopslag voor de bedrijven in sectie Y wordt gedacht aan een open
grondkuil. De bewaarcapaciteit is gesteld op 100 dagen. Doordat op kavel P 71
geen klei aanwezig is moet de mest bovengronds in silo's bewaard worden. De
silo's dienen een bewaarcapaciteit van 50 dagen te hebben.
Het hooi wordt bewaard in een hooiberg. De grootte van deze hooiberg is
gebaseerd op een rantsoen van 8 kg hooi per g.v.e. per dag gedurende de stal3
periode en een m -gewicht van 125 kg. Deze 8 kg hooi per dag berust op het advies dat de voorlichtingsdienst aan de pachters geeft. In de praktijk zal de
hooigift waarschijnlijk iets lager liggen (6 a 7 kg).
Aan de hand van berekeningen, waarin het weidebedrijf geheel doorgelicht
is teneinde de machineuren per jaar en hiermee 't aantal en de soort werktuigen te bepalen, is vastgesteld dat weidebedrijven van 25 tot 40 ha 65 tot 92
2
m
werktuigenberging nodig hebben. Waar dit mogelijk is worden de werktuigen
gemeenschappelijk gebruikt door twee of drie pachters. Het zal in de praktijk
echter bijna nooit voorkomen dat op een weidebedrijf van 25 ha slechts een
2
trekker voorkomt. Het voorstel van de werkgroep is om 100 m werktuigenberging
aan ieder bedrijf te geven. Het is goedkoop en niet bezwaarlijk een open werktuigenberging te bouwen. Volgens de I.L.B.-norm wordt bij een open werktuigenberging een strook van 1.5 a 2 meter niet meegerekend (inregenen). Het I.L.B.element heeft echter een lengte van 1.50 meter. De spantvakken zijn hierdoor
4.50 m breed. De open werktuigberging krijgt nu een diepte van 7.5 m en een
2
breedte van 13.5 m, dus een oppervlakte van 101 m .
Het bovenstaande kan nu in tabelvorm als volgt samengevat worden:
X/68/386/9/2
3.
mk
Pi
ka
8 kg
hooi„
in m
stuks vee
bedrijf
opp.
voorstel
hooiberg
voorstel voorstel
drijfopen werkt.
mestkuil berging
Y 45, 46, 47
43.18
86
26
26
1105
10 x 10 x 10
497 m 3
7.5 x 13.5
Y 48, 49*
27.25
55
17
17
707
9 x 9 x 9
318 m
7.5 x 13.5
Y 49°, 50
31.48
63
20
20
810
9 x 9 x 9
364 m 3
7.5 x 13.5
P 71, 72
38.64
77
23
23
989
10 x 10 x 10
silo's
200 m 3
7.5 x 13.5
Het juiste aantal koeien dat gestald kan worden, wordt bepaald door de
grootte van een spantvak. Op de plattegrond is de situatie dan als volgt:
stuks vee
mk
Pi
Y 45, 46, 47
90
26
Y 48, 49*
49
15
Y 49° , 50
57
20
P 71, 72
80
24
Uitgaande van het feit dat er in de afkalfstal nog 3 koeien ondergebracht
kunnen worden en dat het erf 1.0 ha in beslag neemt kunnen de beide kleinste
w
o
bedrijven, Y 48, 49
49* en Y 49
49°,, 50,
50, toch nog 2.0 melkkoeien plus bijbehorend
jongvee per ha grasland huisvesten.
2. De doorloopmeIkstal.
Bij meer dan 50 melkkoeien komt maar een doorloopmelkstal in aanmerking en
wel de visgraat. Bij 40-80 melkkoeien wordt door de deskundigen een 2 x 4 standsvisgraat geadviseerd. Hierin wordt (tot nu toe) met 4 apparaten gewerkt en de
capaciteit is + 34 koeien per uur. Zodra men boven de 80 koeien komt moet men
met twee personen in een 2 x 8 standsvisgraatstal melken of in twee 2 x 4 standsvisgraatstallen, aldus het advies dat een jaar geleden nog gegeven werd. Deze
normen zijn verouderd doordat sinds September 1967 op de Waiboerhoeve in een
2 x 5 standsvisgraat door een man met 10 apparaten (P 1, A 10) 45 a 50 koeien
per uur gemolken worden. Aanleiding tot dit systeem gaf de laaggelegen melkleiding, die het noodzakelijk maakt dat er voor iedere koe een apparaat moet zijn.
De wachttijden voor de melker worden dan grotendeels opgevuld. Het voordeel van
de laaggelegen melkleiding is dat stuwing van de melk niet meer voorkomt, tengevolge van 't ontbreken van haakse bochten in de melkleiding. Men krijgt een regelmatige vacuumverdeling en een regelmatig afvloeien van de melk naar de tank,
X/68/386/9/3
4.
hetgeen de kwaliteit van de melk ten goede komt.
Het is zonder meer duidelijk dat op de beide kleinste weidebedrijven een
2 x 4 standsvisgraatdoorloopmelkstal op zijn plaats is. Voor de beide grootste
bedrijven die plaats bieden aan resp. 86 en 77 melkkoeien, welke aantallen in
de toekomst vrij eenvoudig tot 110 resp. 97 melkkoeien uitgebreid kunnen worden,
is de vraag of er een 2 x 4 stands of 2 x 5 standsmelkstal gebouwd moet worden.
Het 2 x 5 standstype gaat voordeel bieden indien de koeien veel melk geven, dit
is in de topperiode van de staltijd nl. maart en april. Het 2 x 5 standstype
zal in 't begin door de pachter ongetwijfeld tot 2 x 4 stands ingericht worden
teneinde eerst ervaring op te doen (dit geldt dus als de pachter nog niet zoveel routine met een visgraatdoorloopmelkstal heeft). In de weekenden kan het
belangrijk zijn dat er iets vlugger gemolken wordt.
Een 2 x 5 standsstal is 0.95 meter langer dan een 2 x 4 standsstal en de
stijging in bouwkosten is relatief zeer laag, zodat de voorkeur van de werkgroep uitgaat naar een 2 x 5 standsvisgraatdoorloopmelkstal voor de bedrijven
Y 45, 46, 47 en P 71, 72. (Het advies van ir. Brandsraa van "t I.V.O. te Zeist,
onder wiens supervisie de 2 x 5 standsmelkstal van de Waiboerhoeve gebouwd is,
is hiermee in overeenstemming.) Het systeem van de laaggelegen melkleiding toegepast in doorloopmelkstallen is nog zo nieuw dat door melkwinningsdeskundigen
nog geen normen opgesteld zijn voor 't type doorloopmelkstal en het hierbij
passende aantal koeien.
De melkkuil in de melkstal krijgt rechte zijden. De melker kan zich sneller langs de koeien verplaatsen en bouwkundig is het goedkoper dan gegolfde
zijden.
3. De plattegrond van de stallen.
De plattegrond van de stal wordt in sterke mate belnvloed door twee factoren: 1. de eis dat minimaal 65 cm per koe en 50 cm per pink aan eetruimte
nodig is (bietekoppen, voederaardappelen), 2. de mogelijkheid om de looppaden
met trekker plus schuif of mechanisch met een rondgaande schuif schoon te maken.
De eerste factor heeft tot gevolg dat een centrale voergang of een voerband
noodzakelijk is. De werkgroep geeft de voorkeur aan een centrale voergang omdat
dit meer mogelijkheden overlaat aan de pachter. Een sterk punt van de centrale
voergang is voorts dat ruime uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn als men
later overgaat op mechanisch voederen met een band of met transportbanden die
het voer afwerpen boven een 1.5 meter brede voergoot. Over de gehele stallengte
kan er dan een rij boxen bijgebouwd worden. Deze flexibiliteit binnen de stal
is temeer noodzakelijk omdat een schuur waarin jongvee en kalveren ondergebracht
kunnen worden ontbreekt.
X/68/386/9/4
5.
Door het melkvee in twee rijen - voor de grote stal twee rijen ter weerszijden van de voergang - onder te brengen met daartussen een looppad als entree
voor de boxen is het rustgedeelte afgesloten van het eetgedeelte. In de beide
kleine stallen staat 't melkvee als een unit aan een zijde van de voergang, zodat tijdens 't melken de voergang nooit geblokkeerd wordt. Zolang 't melkvee
tegenover de melkstal in de beide grote stallen gemolken wordt - op de tokening het melkvee links - is de voergang geblokkeerd. Nu is het bouwkundig vrij
eenvoudig om ook in de grote stallen het melkvee aan een zijde van de voergang
onder te brengen door de stallen langer te maken. Bij 80 en meer melkkoeien zal
echter 't melken in twee koppels - oudmelkte en nieuwmelkte koeien - plaatsvinden. De consequentie hiervan is dat de doorloopmelkstal en de wachtruimte
in 't midden van de stal komen te liggen om de scheiding in twee koppels te
realiseren. De doorloopmelkstal moet dan uitgebouwd worden en dit is een duurdere bouwwijze. 't Voordeel is echter dat de stal smaller wordt, waardoor een
betere ventilatie overdwars tot stand komt zodat condensatie minder snel optreedt. In hoeverre 't optreden van condenswater in de ruim 23 meter brede stal
frequenter plaatsvindt dan in de 19 meter brede stal is niet bekend.
Een afkalfstalletje wordt onmisbaar geacht.
De wachtruimte is niet gecombineerd met de loopruimte tussen de boxen.
Zou dit wel 't geval zijn dan is het mogelijk dat de koeien in de boxen gaan
liggen tijdens het wachten. Deze boxen zou men dan moeten afsluiten. Belangrijker is dat tijdens 't melken, als de koeien in de aparte wachtruimte staan,
de looppaden met een trekker plus schuif gereinigd kunnen worden. 't Blijkt
een tijdrovende bezigheid te zijn om met de trekker de looppaden te reinigen
als de koeien in de stal lopen. Doordat ze onthoornd zijn, zijn de beesten zo
mak dat ze niet of moeilijk opzij gaan voor een trekker. Ziet de pachter kans
om tijdens de weideperiode de koeien niet via de achterzijde van de stal in de
wachtruimte te krijgen dan behoeft men alleen deze wachtruimte schoon te maken.
't Schoonmaken van de wachtruimte en van 't looppad voor 't jongvee (kleine
stallen) moet met de hand gebeuren. In de twee kleinste stallen wordt een
drijfmestgrup grenzend aan de boxen van 't jongvee onmisbaar geacht. Het is nl.
niet mogelijk dit gedeelte met trekker en schuif uit te mesten omdat er geen
circuit (ontwijkmogelijkheid) voor 't jongvee is. Moet men de mest over de
lengte van het looppad met de hand in een drijfmestgoot schuiven dan kost dit
een tot een half uur arbeid. De mest van jongvee is nl. stijf en schuift moeilijk. Schuift men de mest overdwars in de geplande drijfmestgrup dan kost dit
ongeveer 10 minuten arbeid.
Worden de looppaden met een
mechanische schuif schoongemaakt dan is het
geen bezwaar de looppaden ook als wachtruimte te benutten. Deze mechanische
X/68/386/9/5
6.
schuif is echter nog in een min of meer experimenteel stadium, en de vraag is
in hoeverre deze methode van uitmesting in de praktijk zal voldoen. De schuifsnelheid is drie meter per minuut. De investeringskosten van deze uitmesting
bedragen + f 4.000,- per circuit (looppad + eetgang). Het ligt in de bedoeling
een sleufje aan te brengen in 't looppad en de eetgang voor de ketting die de
schuif zal aantrekken.
De mest zal naar de richting van de melkstal geschoven worden waar ze via
een drijfmestgrup naar een keldertje afgevoerd wordt. Deze drijfmestgrup moet
bij de wachtruimte liggen omdat de mest die in de wachtruimte terecht komt
hierin geschoven wordt. De beide grote stallen hebben dus een drijfmestgrup,
die de mest afvoert naar de mestopslag, terwijl de beide kleine bedrijven twee
dergelijke drijfmestgruppen krijgen, plus een drijfmestgrup voor 't jongvee.
Aan de vloeren moeten hoge eisen gesteld worden betreffende het waterpas liggen om afvloeien van vloeibare mest, en dus moeilijkheden met 't schuiven van
de vaste mest, te voorkomen.
4. Erfsituaties.
De voorkeur van de werkgroep gaat uit naar de erfsituaties zoals deze op
de bijgaande tekening afgebeeld zijn. Bij het kiezen van deze erfsituaties
zijn de volgende punten in beschouwing genomen:
1. Vanuit de woning moet men zicht op de dam hebben
2. De bezonning van de woonkamer
3. Een esthetisch verantwoorde situering van de gebouwen
4. De bezonning van de stal
5. De bereikbaarheid van de melkkamer
6. De
afstand die de koeien 's zomers over 't erf afleggen naar de ach-
terzijde van de stal (of naar de wachtruimte)
7. Eventuele verlenging van de stal, 't plaatsen en ontsluiten van kuilopslag, mestopslag en hooiberg
8. Een tuin die niet teveel werk vraagt.
X/68/386/9/6
5. De bouwkosten.
5.1- De bouwkosten met asbestcementgolfplaten daken, wanden bestaande uit 't
I.L.B.-element en stalen spanten met stijlen. Niet gelsoleerd.
P 71-72
B.I.E.B.
38.2 ha
? 45-46-47
43.2 ha
Y 49-50
31.5 ha
Y 48-49*
27.5 ha
/ 148.885
/ 158.935
/ 122.775
/ 114.885
Grondverbetering
5.000
5.700
4.000
3.500
Elektrische installatie
7.615
7.815
6.700
6.615
Waterleiding
2.550
2.600
2.050
2.050
Bliksembeveiliging
7.550
8.550
7.175
6.950
9.900
8.600
Hoofdgebouw
Mestopslag
"
14.500
'
11.500
Wagenberging
"
10.400
'
10.400
"
10.400
"
10.400
Hooiberg
8.800
8.800
7.400
7.400
Grondwerk + bestrating
op het erf
7.700
7.700
7.600
7.600
/ 213.000
/ 222.000
/ 178.000
/ 168.000
Totaal
5.2. Alternatieve bouwkosten.
Bij houtbouw worden de minderkosten:
P 71-72
f 6600
Y 45-46-47
/ 7000
Y 49-50
/ 6200
Y 48, 49w
/ 5700
Gezien de meerdere jaarlijkse onderhoudskosten bij houtbouw gaat de voorkeur van de werkgroep uit naar bouwen met het I.L.B.-element bij bovengenoemd
prijsverschil. Na deze calculaties is echter bekend geworden dat een
houtindustrie
het bouwen van rundveestallen in romneyhutten wil beconcurreren
Het is dus te verwachten dat de prijzen van deze firma lager zullen liggen dan de
hier berekende prijzen. Het verdient dan ook aanbeveling een prijs bij deze
houtfirma aan to vragen.
5.3. Vergelijking der bouwkosten met die van een gemengd bedrijf.
Vergelijkingen gaan meestal mank en dit geldt in 't bijzonder voor de vergelijking in onderstaande tabel. Dit wordt veroorzaakt doordat twee geheel verschillende typen gebouwen met elkaar vergeleken worden, nl. het bedrijfsgebouw
voor het gemengde bedrijf met een veldschuur, die o.a. voor aardappelopslag gebruikt wordt, en de ligboxenstal met hooiberg en open wagenberging. Bovendien
verschillen het bouwmateriaal en 't bouwjaar. De bedrijfsgebouwen van het geX/68/386/9/7
8.
mengde bedrijf dateren van 1967 en aan de bouwsom is 3% toegevoegd om 't kloppend te maken met 't bouwjaar 1968. Zou men 't schokbeton-element vervangen
door 't I.L.B.-element dan komt men + / 100.- per koe en + / 150.- per ha gunstiger uit. In onderstaande vergelijking is voor 't gemengde bedrijf 't Schokbeton aangehouden. De melkkamer is in de schuur geplaatst en de kalveren van
't gemengde bedrijf zijn in de stal gehuisvest. Vele aannemers hanteren het
volkomen irreSle begrip prijs per kale koestand. Ter vergelijking is dit ook
in onderstaande tabel gedaan.
De enige betrouwbare vergelijkingscijfers over de gehele linie zijn de
bouwkosten per ha, waarin voor 't gemengde bedrijf ook 't akkerbouwdeel begrepen is. De gemengde bedrijven Y 61, 75 en 54 met 30 koeien en 9 pinken en gez
middeld 27.0 ha vormen bedrijf 1 en de gemengde bedrijven Y 52 , 53 en Y 51,
52
met 38 koeien en 12 pinken en gemiddeld 35.6 ha bedrijf 2. De schuur
(/ 71.800.-) is voor / 41.000.- aan de koeien toegerekend en 't grondwerk
etc. (/ 24.000.-) voor / 15.000.-. Voorts is de uitbreidingsmogelijkheid voor
de ligboxenstallen door de voergang door een voerband te vervangen gunstiger
dan de uitbreidingsmogelijkheid van de grupstallen, zodat na benutting van
deze uitbreidingsmogelijkheden de prijs per koe voor de ligboxenstallen sterker daalt.
ligboxenstallen
gemengde bedrijven
1
2
P 71, 72
prijs per ha
5750
4550
5577
5139
5651
6109
prijs per koe
3800
3200
2667
2467
3123
3428
126Q
1260
1000
1000
1080
1080
30
38
80
90
57
49
27.0
35.6
38.2
43.2
31.5
27.5
prijs kale koestand
aantal koeien
aantal ha
Y 45,46,47
Y 49,50
Y 48,4
6. Enige opmerkingen.
Bij het ontwerp van de ligboxenstallen is gestreefd naar een stal die bedri jfstechnisch een succes is. Als extra veiligheden, die de bouwkosten doen
stijgen, zijn ingebouwd een 4 meter brede voergang en een aparte wachtruimte.
De 4 meter brede voergang moet echter ook gezien worden als uitbreidingsmogelijkheid, en is zodoende min of meer verplicht. Als de mechanische mestschuif
een succes blijkt te zijn kan de aparte wachtruimte vervallen. De kosten per
ha en per koe zullen hierdoor miniem dalen. De bouwkosten van deze klassieke
ligboxenstal hebben dus bijna het minimale niveau bereikt. De allergoedkoopste
weidebedrijven verkrijgt men met romneyhutten en misschien met houtbouw, waarbinnen ook gevoerd wordt. De prijs per koe daalt dan met naar schatting / 600.X/68/386/9/8
9.
tot / 800.- en de prijs per ha met / 1200.- tot / 1600.-.
De prijs van de bedrijfsgebouwen van het gemengde bedrijf kan nog iets
dalen door een ander bouwelement toe te passen, maar heeft toch bijna het minimale niveau bereikt. Het ziet er niet naar uit dat romneyhutten met ligboxen
hier de prijs met meer dan / 500.- per ha kunnen doen dalen omdat het aantal
koeien te gering is.
X/68/386/9/9
670
245'
pe. I
i n
.i
\-
24$t.jongve«j
voeder
gong
49 i l g r o o t v # «
31 J i g r o o l v e e
J
} \\
I
2340
BE D R I JF 5 G E B O U W
VOOR
W [ I D t B t D R IJ F
OP
KAVEL
P
school
7 1 - 7 3
1: 3 0 0 .
1
+
6 70*
2 4 5*
^
2 6 ••< j o n g v e e
'oeder
gang
5 5 »• g ' O O t v c . )
3 5 si. g r o o t v e e
O
O
/
»
2340
8 E D Rl J F S G E B O U W
VOOR
WEIOf
B E D R I K
OP
K A V E l
IJ 4 5
i c h o o l
46
47
1 3 0 0
590'
If
245
' l!
i
i
i
I L
M
+
I 1 Pi '
2G«J
jong
vee
voed e r
gong
ofko
f-
of sti
box
5 7 s t . g r o o t v ee
.2°..-i
kolveren!
iJ
voede r
i s*us
melk.
ko m e r
I-I-I
s
ja
•w1
werkpi o a l s
w a c h l r u i m * •
-t
I
BEDRUFSGEBOUW
VOOR
870
W E I D E B E O R I J F
O P KAVEL
tchoal
U 490-50.
I.300.
5 90*
245'
pei I
p
»w,rF')n7'.'l'.ll.,7.-,vgn,' l '' | ';' l '.^ I
|f."n»iinW
I 8 70
BE DR I J FS G E B O U W
VOOR
WEIDEBEDRIJF
OP
KAVEl
IJ4B
49W
ichool.l: 300
• & /
•/-<jt»~
/A
•r
P- 7/.
Si-T-<e.o» /
f t
fooo
5.
-fr
•S-z/c/cJl l 4/ c r
c?/-
-fr
Sf/oA7f;<=
erf
e>*> )LAVC/
jf-SO.
s'rac^t'c
err
op
Ansc-/
S*>4*,«1
'-
*&
f:fooo.
8