open - Prima, hét platform voor het onderwijs met het laatste

Download Report

Transcript open - Prima, hét platform voor het onderwijs met het laatste

Handleiding voor
de leerkracht
Aflevering
30
Vrijdag 25 april 2014
Sterk
5
DOELSTELLINGEN
Na het zien van het televisieprogramma
en het werken met het begeleidend
materiaal weten de kinderen:
• wat het verschil is tussen absolute en
relatieve kracht (kracht in verhouding
tot lichaamsgrootte);
• diverse krachtige dieren te herkennen;
• hoe kracht in de techniek wordt
gebruikt.
Sluit aan bij kerndoel: 40, 41 en 42.
Lesverloop
VOOR HET KIJKEN
Leg een dik touw klaar voor in de klas of
ga ermee naar het schoolplein en laat
steeds enkele leerlingen tegen elkaar
touwtrekken. Laat bewust grote
kinderen tegen kleine kinderen strijden
en jongens tegen meiden. Wie is het
sterkst? Meestal winnen de grootste.
Op deze leeftijd zijn de meisjes meestal
sterker omdat ze groter zijn. Op latere
leeftijd zijn de jongens gespierder en dus
sterker. Leg uit dat er bij krachtsporten
meestal gewichtscategorieën zijn, zoals
vlieggewicht en zwaargewicht. Ook zijn
er in de sport bijna altijd aparte
categorieën voor mannen en vrouwen.
HET TV-PROGRAMMA
Denk je dat jij sterk bent? Wacht maar
totdat je deze aflevering hebt gezien!
Iedereen kent natuurlijk wel krachtpatsers als de beer en de olifant. Maar
wist je dat een mier ook supersterk is?
Misschien nog wel sterker dan een beer.
Een beetje mier tilt namelijk wel 10 keer
zijn eigen lichaamsgewicht. Tom en
Yannick zoeken uit wat het betekent om
sterk te zijn en wat nou echt de Hulk van
onze aardbol is. Ook zoeken ze in de
natuur slimme maniertjes om zelf ook
sterker te worden.
Het leerlingenblad
Pagina
10
Pagina
11
Voer na de uitzending een gesprek over
wie nu eigenlijk het sterkste dier is.
Daarbij zijn twee discussiepunten:
1. Hoe vergelijk je de verschillende
krachten? Een gewicht rollen of
wegslepen is makkelijker dan een
gewicht optillen. Het is dus sterker als
een beer een boomstam van 100 kilo
optilt dan wanneer hij een rots van 100
kilo wegduwt. Deze krachten zijn niet
goed te vergelijken.
2. Hoe vergelijk je de sterkte van dieren
die een verschillend gewicht hebben?
Zwaardere dieren zijn meestal sterker
dan lichte dieren. Je kunt hun kracht
goed vergelijken door die te delen door
hun gewicht. Dat heet ‘in verhouding’.
Een gewoon mens van 80 kilo tilt
ongeveer 40 kilo. Wij hebben dus een
verhouding van 40 gedeeld door 80 = een
half. Een mannelijke ijsbeer van 500 kilo
kan een zeehond van 500 kilo tillen. Die
heeft dus een verhouding van 1. Hij is dus
ook in verhouding sterker dan wij.
GROEP
6
OPDRACHT | KRACHTPATSERS
= rood
Op de foto staat een bruine beer met opengesperde muil. De beer staat bekend om zijn
kracht. Hij kan bijvoorbeeld in zijn eentje een
eland neerhalen. De bidsprinkhaankreeft op het
inzetje kan een ander sterk staaltje. Hij slaat met
zijn voorpoten een passerende prooi knock-out
of hij slaat het pantser van een prooi stuk,
bijvoorbeeld de schelp van een schelpdier. Van
dat laatste staaltje kunt u via het Nieuws? Uit de
natuur!-bordboek een clipje laten zien.
Bij deze opdracht moeten de leerlingen eerst de
dieren in volgorde van sterkte zetten (absoluut).
Dat gaat het beste door de juiste getallen met
rood te onderstrepen. Daarna moeten ze de
dieren ordenen naar het aantal keren dat ze hun
eigen gewicht kunnen tillen (relatief). Dat geeft
heel andere winnaars. Zo valt de winnaar van de
absolute kracht – de olifant – van het podium.
Terwijl het zwakste dier – de mier – relatief de
tweede plaats bezet.
NA HET KIJKEN
= blauw
1 olifant
ijsbeer
kever
................................
3........................................
5................................................
gorilla
4 jarno
6 mier
2................................
.......................................
...............................................
1 kever
gorilla
5 ijsbeer
................................
3........................................
................................................
mier
jarno
6 olifant
2................................
4.......................................
...............................................
Het valt niet mee om betrouwbare gegevens te
vinden over de kracht van dieren. Je kunt ze nu
eenmaal niet met een halter aan de gang laten gaan.
We hebben het tilgewicht vaak moeten schatten en
afronden om tot getallen te komen die je goed door
het gewicht kunt delen. Hierbij zijn nog de volgende
opmerkingen te maken:
• Een gorilla-man kan vier keer zijn eigen gewicht
tillen. Dat is een bijzondere prestatie voor een dier
van boven de 100 kilo. Misschien is hij van de
zwaargewichten wel de allersterkste.
• Bij een olifantenstier is een keer gezien dat hij een
jeep met slagtanden en slurf optilde. Die woog
zo’n 1500 kilo.
• Bij kevers is vooral gemeten hoeveel gewicht zij
wegduwen (rivaal) of wegrollen (mestbal). We
hebben de duwkracht genomen omdat er geen
gegevens over tillen zijn. Maar gezien de
overmacht waarmee ze winnen – bij een
keversoort wordt geclaimd dat hij 1100 keer zijn
eigen gewicht wegduwde – zijn ze bij het tillen
vast ook de nummer één.
• Bij de mens is het de bedoeling dat de leerlingen
de getallen van Jarno nemen. Hij is niet alleen
absoluut maar ook relatief een stuk sterker dan
andere mensen, ondanks zijn grote eigen gewicht.
Of beter: dankzij, want een groot deel van Jarno’s
gewicht zal voor rekening van zijn spieren komen.
Via het Nieuws? Uit de natuur!-bordboek kunt u
clipjes van bovengenoemde krachtpatsers laten
zien.
6
Pagina
12
GROEP
5
Sterk slaat niet alleen op spierkracht, het is ook een
eigenschap van materialen. In de natuur zijn veel
sterke materialen. Het begon allemaal toen diertjes
een huisje of skelet van kalk kregen. Toen kwamen
er tanden waarmee het ene dier het andere dier of
plant kon opeten waarna er een wapenwedloop
volgde waarbij steeds sterkere materialen
ontstonden. Chemici hebben later diverse
kunststoffen gemaakt die niet in de natuur
voorkomen. Soms proberen ze ook natuurlijke
producten in een fabriek na te maken.
Extra
OPDRACHT | LOEISTERK
1
h
2
a
r
3
d
4
Bij deze opdracht hebben we steeds een kunststof en
een vergelijkbaar natuurlijk product naast elkaar
gezet. Bij de oplossing hebben we met een liggend
streepje aangegeven als het geen kunststof/dierlijk
materiaal is. De zwakste van de twee is met een staand
streepje doorgehaald. Nog enkele opmerkingen:
• Een probleem van de harde schaal van een ei is
dat het kuiken er lastig uit kan komen. Veel kuikens
krijgen daarom rond de geboorte een eitand op hun
snavel. Bovendien is er om een eierschaal van
binnenuit te breken veel minder kracht nodig.
• Plexiglas wordt bijvoorbeeld in de dug-out bij het
voetbalveld gebruikt. Het breekt minder snel en
versplintert niet. Nadeel is dat het veel sneller krast.
Het is dus minder hard, maar wel minder breekbaar
omdat het buigzamer is.
• Glazuur is keihard maar het kan wel reageren met
zuren. Dat zuur kan in je mond ontstaan als bacteriën suiker omzetten. Als je niet poetst maakt het
zuur gaatjes in je glazuur en kan het bot (dentine)
eronder gaan rotten tot een echt gat. Goud en
amalgaam zijn veel zachter dan glazuur, waardoor
het makkelijk door de tandarts verwerkt kan
worden. Deze materialen reageren niet met zuur.
• Moderne helmen zijn van kunststof. Ze worden
niet alleen in het leger gebruikt maar ook bij
motorrijden, sport, de bouw en nog meer plaatsen
waar je hoofd gevaar loopt. Ze zijn veel lichter dan
stalen helmen. Het schild van een schildpad
beschermt zijn hele lichaam. Het grootste deel
bestaat net als onze schedel uit been. Aan de buitenkant zitten platen van keratine. Dit materiaal,
waarvan ook haren, nagels, schubben en hoorns
gemaakt zijn, is harder dan bot.
GYMZAAL
In de gymzaal kunt u allerlei til-, trek- en vechtspelletjes doen om uit te vinden wie het sterkste is. Extra
leuk als u ook zelf meedoet! Een beetje leerkracht
moet toch wel drie leerlingen aankunnen. Met een
weegschaal erbij kunt u de prestaties omrekenen
naar het gewicht.
Handleiding voor
de leerkracht
Aflevering
31
Vrijdag 2 mei 2014
Survival
7
DOELSTELLINGEN
Na het zien van het televisieprogramma
en het werken met het begeleidend
materiaal weten de kinderen:
• wat survivallen is;
• welke planten uit de natuur eetbaar
zijn;
• hoe dieren onder moeilijke omstandigheden overleven.
Sluit aan bij kerndoel: 40 en 41.
Lesverloop
VOOR HET KIJKEN
Stel als introductie de vraag wie er wel
eens ‘gesurvivald’ heeft. Ongetwijfeld zijn
er kinderen die het woord niet kennen. Als
er leerlingen zijn die positief reageren op
de vraag, is dat het mooiste. Zij kunnen
dan uitleggen wat het inhoudt. Misschien
zijn ze een keer met hun ouders naar de
Ardennen geweest of hebben ze met
Scouting wild gekampeerd. Anders zijn er
vast wel kinderen die het begrip kennen
van de tv. Breng het gesprek op gang met
vragen als ‘hoe kom je aan eten als er geen
winkels zijn’, ‘hoe maak je het eten klaar?’,
‘hoe vind je in de natuur een slaapplek?’
NA HET KIJKEN
Laat elke leerling een bestemming
verzinnen voor een denkbeeldige
survivaltocht van vijf dagen. Hiervoor
moeten ze een paklijst maken. Om het
eenvoudig te houden: alleen voor de
survivaltocht zelf, niet voor de reis
erheen. Daarna moet ieder een reisverslagje maken. Uiteraard met spannende
avonturen en eventueel een tekening.
HET TV-PROGRAMMA
In het verslag moet minstens één
Stel je eens voor: je wordt gedropt in een
voorwerp voorkomen dat niet op de
donker, diep en verlaten bos. Je hebt niks paklijst staat maar achteraf toch wel
bij je, geen mobieltje, geen flesje water en handig zou zijn. U kunt als eerste zin voor
niet eens een schone onderbroek. Hoe ga iedereen geven: ‘Ik ga vijf dagen
je dit overleven? Tom en Yannick gaan aan survivallen. Alles is gepakt.’ en als laatste
den lijve ondervinden hoe je moet
zin ‘Als ik nog eens ga survivallen, zal ik
overleven in het wild. Welke planten kun
dat zeker meenemen.’
je eten, wat moet je doen als er geen
drinkwater is, hoe maak je een warme
plek om veilig te kunnen slapen.
Het leerlingenblad
Pagina
13
Op de foto drinkt een man regenwater uit een blad.
Na zuurstof is water de levensbehoefte waaraan een
mens het eerst gebrek heeft. Zonder voedsel kun je
30 dagen, zonder water houd je het nog geen 3
dagen uit. Ons lichaam bestaat voor 70% uit water.
Daarvan verlies je gedurende de dag een deel.
Vooral in een warme, droge omgeving gaat de
verdamping hard. Het meeste zweet verdampt
direct. Dat is belangrijk om af te koelen. Ook verlies
je water via de urine. Dat is noodzakelijk om
afvalstoffen kwijt te raken. Raak je te veel vocht
kwijt, dan functioneert je lichaam niet meer goed.
Onder normale omstandigheden moet een
volwassen mens dagelijks zeker 2,5 liter water
aanvullen. Als je gaat survivallen is het verstandig
water mee te nemen, maar als je meerdere dagen op
pad gaat zou dat een te zware last worden. Dan
moet je zorgen dat je onderweg water kunt
bijtanken. Bij voorkeur moet dat schoon water zijn
zoals regenwater of dauw. In ieder geval is zeewater
niet drinkbaar.
Als inzetje staat het beroemde Zwitserse zakmes.
Minder belangrijk dan water maar ook erg handig.
Dit exemplaar heeft een loepje: dat is ook als
brandglas te gebruiken. Dat werkt natuurlijk alleen
overdag als de zon schijnt.
Pagina
14/15
Bij de beroemde uitdrukking ‘survival of the fittest’ kun
je het laatste woord het beste vertalen met ‘best
aangepaste’. Het gaat er dus om dat dieren en planten
die het best zijn aangepast aan de omstandigheden in
hun leefomgeving zullen overleven en zich kunnen
voortplanten. Verschillende omstandigheden stellen
verschillende eisen aan een plant of dier. Daarnaast
heeft elke soort weer verschillende strategieën om te
overleven en voor nageslacht te zorgen. Dat alles heeft
tot gevolg dat er zoveel verschillende soorten bestaan.
Overigens zijn er daarbij ook die zich overal thuis lijken
te voelen. Zulke generalisten zullen het in extreme
omstandigheden toch afleggen tegen een specialist.
GROEP
5, 6
8
OPDRACHT | GROETEN UIT…
De Gobi-woestijn De Gobi is de grootste woestijn van
Azië en strekt zich uit over het gebied tussen China en
Mongolië. De grootste delen zijn rotsachtig en erg droog.
’s Nachts en in de winter is het er ijzig koud, in de zomer
kan het overdag juist heet zijn.
Limburg Het heuvelachtige zuiden van Limburg is
duidelijk anders dan de rest van ons land. Er komen hier
soorten planten en dieren voor die je niet in andere delen
van Nederland vindt. Voor de hamster – inmiddels
bekender onder zijn bijnaam ‘korenwolf’ – is vooral de
samenstelling van de bodem een belangrijke factor.
De grond hier is ideaal om zijn hol in te graven en zijn
wintervoorraad op te slaan.
De diepzee De zeeën van de wereld zijn gemiddeld 3,5
kilometer diep. De diepzee is dan ook veruit het meest
uitgestrekte leefgebied. Het grootste probleem is dat er
dieper dan een paar honderd meter nauwelijks licht
doordringt. Er is in de diepzee daardoor geen plantengroei mogelijk. De vissen en andere dieren die er leven
springen daarom uiterst efficiënt met hun energie om en
wachten tot ze al of niet toevallig op een prooi stuiten.
Hoewel het veel leeswerk is moeten ook de leerlingen
van groep 5 deze opdracht wel zonder hulp kunnen
doen. De combinatie dier/gebied kunnen ze al op
basis van de afbeeldingen op pagina 14 maken. Dit
kunt u eventueel eerst klassikaal doen. In de
leesteksten zitten voldoende verwijzingen naar zowel
het dier als het leefgebied.
Limburg
hamster
de Alp
steenboekn
de diepzee
hengelvis
de Z idp
ool
pinguu
ïn
de Gobi-w
kameel
oestijn
De oplossingen die dieren hebben om problemen te
overwinnen zijn vaak een voorbeeld voor de techniek.
Tom en Yannick laten dat regelmatig zien tijdens de
uitzending. Ook in werkelijkheid wordt de natuur vaak
door uitvinders als inspiratiebron gebruikt. Zo is
klittenband direct afgekeken van de haakjes op de zaden
van kleefkruid.
Pagina
16
Hieronder aanvullende informatie over de
genoemde leefgebieden. Van de dieren uit deze
opdracht kunt u via het Nieuws? Uit de natuur!bordboek clipjes laten zien.
OPDRACHT | DOENA’S SURVIVAL-SPULLEN
GROEP
Bij deze opdracht doet professor Doena dieren na.
Sommige van deze vindingen bestaan echt, al zien ze er
dan wel iets anders uit. Zo zijn reddingsboten uitgerust
met condensvangers en wordt er met zonnecollectoren
gekookt in sommige Afrikaanse landen. Koelvinnen of
radiatoren worden in voertuigen gebruikt om
koelvloeistof van de motor te koelen. De stekelmat en
zandschoenen bestaan niet maar de laatste vinding lijkt
wel op de sneeuwschoen.
(5) 6
De Alpen In gebergten zoals de Alpen zijn heel veel
verschillende leefomgevingen te vinden. Hoe hoger
je komt, hoe kouder het wordt en hoe moeilijker de
omstandigheden. Dat heeft in de eerste plaats
gevolgen voor de plantengroei. Boven een bepaalde
hoogte is geen boomgroei meer mogelijk. In de
Alpen ligt deze zogenaamde boomgrens rond de
1800 meter. De grens waarboven ook ’s zomers nog
sneeuw ligt – de sneeuwgrens – ligt in de Alpen
ongeveer op 3 kilometer. Er zijn meerdere toppen
die daar nog een eind boven steken. De hoogste
(4807 m) is de Mont Blanc.
De Zuidpool Anders dan de Noordpool die geheel
uit zee-ijs bestaat is de Zuidpool – of Antarctica –
een echt continent met land en zelfs hoge bergen.
Hoewel er per jaar weinig sneeuw valt, heeft die zich
in de loop van eeuwen wel opgehoopt tot een
letterlijk kilometers dikke laag. Hierdoor is
Antarctica zelfs gemiddeld het hoogstgelegen
werelddeel. Door die hoogte is het er extra koud.
Extra
3
d
e
2
5
1
c
b
4
a
IK NEEM MEE…
Doe het spelletje ‘Ik ga op reis en neem mee…’: het
geheugenspel waarbij de reeks steeds langer wordt.
Eén leerling begint, de volgende herhaalt de
voorgaande en voegt er iets aan toe. De derde
leerling moet de voorwerpen van de eerste en de
tweede leerling herhalen en weer een eigen
voorwerp verzinnen. Verander de tekst in ‘Ik ga
survivallen in/op X en neem mee...’ waarbij X per
ronde vervangen kan worden door een bepaald
gebied, bijvoorbeeld ‘in de Sahara’, ‘op de
Noordpool’ of ‘op de Grote Oceaan’. Het mag met
een knipoog maar moet wel een beetje kloppen.