Erven Van der Valk - Nederlands IJzermuseum

Download Report

Transcript Erven Van der Valk - Nederlands IJzermuseum

Erven Van der Valk / Sevenbergen en De Lanoy / De Atlas,
Amsterdam
Omstreeks 1760 wordt er een ijzergieterij in Amsterdam opgericht, die al spoedig uitgroeit tot een vrij
omvangrijk bedrijf. Er worden potten, ketels en ander ijzerwerk gegoten. Het is mogelijk dat deze gieterij, naast
die van Hoffmann te Rotterdam, gedurende enige tijd de enige grote ijzergieterij in Europa is - nog vóór die te
Berlijn (1804) - die niet aan een hoogovenbedrijf is verbonden en het benodigde ruwijzer elders inkoopt. Het
bedrijf behoort toe aan de Erven Van der Valk en is gevestigd op het Roeterseiland. Het is verleidelijk om dit
bedrijf in relatie te brengen met de firma Van der Valck, een ijzerwinkel die medio achttiende eeuw aan de
Leidsestraat is gevestigd. In die tijd wordt door de VOC bij meerdere leveranciers ingekocht, maar allerlei
gereedproduct zoals scheepsbeslag, sloten, bankschroeven, dommekrachten, vijlen, ankerbanden, aambeelden en
zaagbladen worden geleverd door de groothandelaarster Sara Obbens. Zij is de weduwe van Abraham van der
Valck. Obbens zet de groothandel van haar echtgenoot, die reeds een langjarige relatie met de VOC-werf heeft,
voort. De ijzergieterij beschikt over twee reverbère-ovens (een vlam- of strijkoven waarin de te smelten stoffen
aan de hitte van het door het ovengewelf teruggekaatste vlammen zijn blootgesteld), die naast elkaar zijn
opgesteld en een gemeenschappelijke schoorsteen bezitten. De capaciteit van elke oven is ca. 2000 pond. De
stenen voor het herstellen van de oven worden door het personeel uit vuurvaste klei gemaakt en op de oven te
drogen gelegd. Er zijn twee kranen voor het verplaatsen van grote gietstukken en voor het breken van zware
brokken schroot. Grote kanonnen die niet kunnen worden gebroken worden zo goed en zo kwaad als het gaat in
z’n geheel in de oven gestopt, waarna het gemaakte gat in de oven weer wordt dichtgemetseld. Gietproducten
zijn onder meer: blaasbalgonderdelen voor ankersmederijen, cilinders voor het breken van suikerriet, ballastijzer
voor schepen, bommen, granaten en kanonnen tot een gewicht van 4000 pond. In december 1781 vindt er een
ernstig ongeluk plaats door het springen van een kanon. Ketel en overige gereedschappen raken onbruikbaar en
het gieterijgebouw raakt zwaar beschadigd. Persoonlijke ongelukken doen zich gelukkig niet voor. In de jaren
1808-1809 heeft het bedrijf het moeilijk en wordt in zijn voortbestaan bedreigd. Er is gebrek aan afzet door de
algemene stilstand in handel en industrie en schaarste aan oud ijzer. De steenkool die uit Engeland moet komen
kan vanwege het continentaal stelsel niet meer worden geïmporteerd. In de jaren na 1810 wordt er zo goed en zo
kwaad als het gaat doorgewerkt met 12 à 14 werklieden.
Betrekkelijk kort na elkaar, in 1812 en 1813, staat er een advertentie in de: ADVERTENTIEN,
AANKONDIGINGEN en VERSCHILLENDE BERIGTEN van AMSTERDAM. De advertentie uit 1812 luidt:
“Naardien volgens de tegenwoordige Wetten van het Keizerrijk, geene Firma van Associatie kan bestaan
dan op de namen der in leven zijnde Personen, wordt de affaire in Spykers en Yzerwaren, mitsgaders de
Yzergieterij van Potten, Platen, Kilogramme Gewigten, enz., sedert vele jaren hier gevestigd en gedreven
op de Firma van de Weduwe Abraham van der Valks Erfgenamen, voortgezet op de namen van
Sevenbergen en Van Engen, welke daarvan by deze hunne geërde begunstigers kennis geven en zich by
voortduring in dezelver gunst aanbevelen. Amsterdam, den 30sten April 1812.”
Sevenbergen en De Lanoy
aan de Achtergracht bij de
Weesperstraat
in
Amsterdam.
Naar
een
tekening
van
Gerrit
Lamberts uit de eerste helft
van de negentiende eeuw.
De advertentie uit 1813
luidt:
“Vermits
het
overlyden van de Heer
van Engen, de Firma van
Sevenbergen en Van
Engen is komen te
vervallen, zal de Negotie
in
Spykers
en
Yzerwaren, mitsgaders
de
Yzergietery
van
Potten, Platen, Kagchels,
Dik Nas, Erven Van der Valk / Sevenbergen en De Lanoy
1
Raam- en andere Gewigten, Wagebossen enz., enz., van heden af, worden voortgezet op de Firma Sevenbergen
en De Lanoy, welke daarvan by deze de Begunstigers dezer Affaire kennis geven, zich tevens bij voortduring in
dezelver gunst aanbevelende. Amsterdam, den eersten September 1813.”
Uit voornoemde advertenties blijkt dat de ijzergieterij Sevenbergen en De Lanoy stamt uit 1813 en een
rechtstreekse voortzetting is van het bedrijf van de Erven Van der Valk. De gieterij is gevestigd aan de
Achtergracht bij het Weesperplein, op het Roeterseiland. De gieterij, die in 1816 twaalf werklieden in dienst
heeft, levert op bestelling: kluiskokers, ankerstoelen, scheepspompen, schijven en bossen voor blokken en
verdere benodigdheden voor schepen. In 1825 krijgt de onderneming op de Nationale Nijverheidstentoonstelling
te Haarlem een bronzen medaille voor een gietijzeren kruk voor zaagmolens. In 1840 levert het bedrijf aan de
gemeente Amsterdam 206 gietijzeren pilaren voor de bouw van de Kalenderpanden bij het Entrepotdok. Een
bijzonder product van Sevenbergen en De Lanoy is een zogenaamde ‘scheeps-combuis’ een apparaat om
zeewater om te zetten in zoetwater en dat na beproeving alle lof krijgt toegezwaaid. De vennootschap is in 1841
ontbonden, waarna H.P. van Heukelom het eigendom van de gieterij verwerft.
Als in 1840 de Engelse technicus Job Dixon een machinefabriek opricht op het Realeneiland te Amsterdam,
waarvoor de eerste steen wordt gelegd op 15 juli, heeft hij als industrieel al een aantal teleurstellingen achter de
rug. Na het mislukken van zijn machinefabriek in de Elzas, gaat hij naar België waar hij van de regering in 1829
opdracht ontvangt een textielschool te stichten in Gent. Vanwege de Belgische opstand kan hij deze opdracht
niet uitvoeren. In 1833 treffen we hem aan in Enschede waar hij zich met de bouw en de leiding van de
Enschedesche Katoenspinnerij heeft belast. Dixon heeft voortdurend wrijving met de commissarissen van de
onderneming die hem tenslotte in 1839 ontslaan. De machinefabriek in Amsterdam start de productie in 1841. In
datzelfde jaar wordt door H.P.van Heukelom de ijzergieterij van de voormalige firma Sevenbergen en De Lanoy
ingebracht waarna de naam van de machinefabriek en ijzergieterij Dixon & Van Heukelom ‘De Atlas’ wordt. In
1842 wordt aan De Atlas de bouw van het stoomgemaal te Spaarndam gegund. De bouw van de 180 pk zware
machine is geen onverdeeld succes. De oplevertermijn wordt met een jaar overschreden en het duurt daarna nog
twee jaar aleer de machine naar tevredenheid werkt. In 1843 beschikt het bedrijf over een stoommachine die een
draaibank, een klinkmachine en een tiental andere werktuigmachines aandrijft. In datzelde jaar bouwt het bedrijf
de locomotieven ‘Salamander’ en ‘Phoenix’ naar voorbeeld van een door Sharp Roberts & Co. aan de
Rijnspoorweg geleverderd locomotief. Beide locomotieven voldoen niet en na 1851 doen ze nauwelijks nog
dienst. In 1855 zijn ze afgevoerd. De derde in de serie wordt met de naam ‘Draak’ aan de Rijnspoorweg
geleverd. Als in 1848 de HIJSM in eigen beheer in haar werkplaats te Haarlem twee locomotieven bouwt wordt
de tender door Dixon & Co. geleverd. Na het uitreden van Dixon in 1848 gaat het bedrijf in liquidatie, een
slepende aangelegenheid aangezien er nog een proces loopt van de Rijnspoorweg-Maatschappij tegen het bedrijf
inzake het leveren van de slecht functionerende locomotieven Salamander en Phoenix. In 1851 wordt de
Rijnspoorweg-Maatschappij door de rechtbank in het ongelijk gesteld. Het maakt de weg vrij tot de oprichting
van de N.V. H.P. van Heukelom & J.F. Taunay. Nog voor het einde van het jaar werken er bij bedrijf alweer
honderd werklieden. Het machinepark bestaat uit tien draaibanken, zes boormachines en twee ponsmachines. De
smederij beschikt over tien vuren. De gieterij werkt met twee koepelovens en een koperoven. In 1853 werken er
bij De Atlas 180 en in 1861 200 werklieden. In 1868 toont De Atlas een spoorwegkraan met een hefvermogen
van vijf ton. In 1871 heeft het bedrijf een Nederlandse primeur met een uit de Verenigde Staten geïmporteerde
amarilslijpsteen. In 1883 is het bedrijf aanwezig op de Wereldtentoonstelling te Amsterdam met een driepoot
mastbok met een hefvermogen van honderd ton voor het marine-etablissement in Soerabaja en een stoomkraan
voor het leggen van stenen voor aanleg van de haven van IJmuiden.
In 1886 is het bedrijf geliquideerd.
Kort voor 1890 wordt A. Smulders (Utrechtsche IJzergieterij) eigenaar van de fabriek De Atlas. Hij heeft het
slechts tijdelijk in gebruik voor snelle uitvoering van enige projecten in Amsterdam zoals de bouw van de
Hogesluis en de Blauwbrug.
Literatuur: J.D.M. Bardet, ‘Over de oudste locomotieven in Nederland’ in: Spoor- en Tramwegen (20 december 1938) 11e
jaargang p. 637-641; J.A.P.G. Boot, De Twentsche Katoennijverheid 1830-1873 (Amsterdam 1935) p. 32, 130, 137; I.J.
Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw (’s-Gravenhage 1956) p. 48, 186, 854;
M. Dendermonde, De som der delen / Gusto 1862-1962 (Schiedam 1962) p. 35; Eversmann, p. 51 e.v.; Van Hooff,
machinefabrieken p. 23; Van Hooff, vulcanus. p. 18, 26, 56, 58, 63, 64, 72, 96, 100, 118, 132, 137, 144, 162, 174, 184, 213214; H.W. Lintsen (hoofdred.), Techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890 (Zutphen
1993) Deel II p. 140, Deel IV p. 42, 43, 45, 49, 52, 54, 58, 86, 142; A.L. van Schelven, ‘De Dixons op het continent’ in:
Textielhistorische Bijdragen (1970) dl. 12 p. 28-35; R.C. Statius Muller e.a., De Nederlandse stoomlocomotieven (Alkmaar
2005) p. 17, 20; J.F. Taunay, Waarom en hoe! ben ik ontslagen geworden uit mijne betrekking als directeur van de
Naamlooze Maatschappij de Atlas te Amsterdam (Amsterdam 1854); Westermann, p. 38-40, 48, 50, 63; J.L. van Zanden, De
industrialisatie in Amsterdam 1825-1914 (Bergen 1987); Amsterdamsche Almanak voor koophandel en zeevaart 1833
Dik Nas / Elahuizen, 20 oktober 2014
Dik Nas, Erven Van der Valk / Sevenbergen en De Lanoy
2