Transcript Newsletter

Newsletter
DVC
bvba
DVC
nv
VERKOOPZAAL - GALERIJ
GALERIJ
VERKOOPZAAL
februari - maart 2015
Burgstraat 20-22 • 9000 Gent • Tel. 09/224 14 40 • Fax 09/225 04 14
Ellermanstraat 36-38 • 2060 Antwerpen • Tel. 03/232 36 64 • Fax 03/234 22 14
www.dvc.be • [email protected]
VOLGENDE VEILING TE GENT op 10, 11 en 12 februari 2015
o.a. in opdracht van de RECHTBANK VAN GENT en
met COLLECTIE (en inboedel) van de heer JACQUES ROELANT
I
nhoud
•
Jacques Roelant en zijn collecties
•
Ernest Wijnants
•
De Kunst van Ghandhara
•
Dordevic Miodrag en de ‘Op-Art’
•
Etnische kunst uit Turkmenistan
•
Veilingenkalender
J
acques Roelant en zijn collecties
Van Gent tot Samarkand en verder,
de weg van de Zijderoute volgend
gezien door de ogen van zijn
dochter Laurence, professor
aan de faculteit filosofie en letteren van de ULB – Brussel
(vertaald uit het Frans door
DVC)
Jacques Roelant werd in 1935
geboren te Gent, waar hij ook in
juni 2014 stierf.
Als telg van een typisch Gentse
familie van textielindustriëlen,
kreeg hij de passie voor mooie
zaken en de smaak voor kunst met
de pap ingelepeld. Hij zette dan
ook gedurende gans zijn leven de familitraditie van het verzamelen voort in
de opbouw van collecties, waarin hij zijn persoonlijkheid, zijn eigen interesses en nieuwsgierigheid heeft blootgegeven.
Vanop jonge leeftijd deelde hij met zijn broer een ongelooflijke en waarachtige passie voor de jazz-muziek van New Orleans. Uit mijn kindertijd herinner ik (zijn dochter) me de ontdekking van het niet te imiteren geluid van de
muziekrollen en de oude speelplaten, afgespeeld op al even oude en precieuze apparaten, die volgens mijn vader aan deze muziek al haar pit en
authenticiteit terugschonken. Toen al was er die zoektocht naar oorspronkelijkheid, die hem steeds weer gidste in zijn latere interessesferen en hem
uiteindelijk leidde langs de Zijderoute van Centraal-Azië tot Tibet en China.
Wat aziatica betreft ging zijn interesse in de eerste plaats naar textiel, een
domein dat hij goed kende gezien het nest waarin hij was geboren. Eén keer
die passie hem te pakken had gekregen, werd zijn huis gevuld met tapijten,
borduurwerken en kleding en het was in Turkmenistan en Uzbekistan waar
zijn immobiele reizigerskaravaan eerst halt hield. Om zoveel mogelijk de cultuur van de volkeren van deze landen te benaderen en te vatten, werd die collectie textiel verrijkt met juwelen, muziekinstrumenten, wapens, … eigen aan
deze stammen. Zo leek zijn woning meer en meer een exotisch nomadenkamp, waar hij me de betekenis van allerlei termen en namen leerde kennen
die voor mij voortaan minder mysterieus, maar des te boeiender werden:
ikat, suzani, kelim, Beloutch, … Yomoud, Ersari, … . Verschillende van deze stukken
werden geëxposeerd te Anwerpen tijdens de expositie “Music for the eyes Textile
from the peoples of Central Asia” (Hessenhuis, 1997).
Dikwijls wordt er gezegd dat verzamelen een solitaire bedoening is tot het genoegen
van een enkeling, maar het is meestal ook een ver-/gedeelde passie. Daardoor en
daarvoor onderhield Jacques Roelant heel wat relaties met andere verzamelaars van
over de hele wereld, met amateurs en handelaars, met professoren en reizigers, …
en zeker niet te vergeten met veel boekhandelaars. Hij wilde immers zijn vondsten
steeds boekstaven en toetsen aan de kennis van anderen. Getuige daarvan is zijn rijkgevulde en gediversifieerde bibliotheek, want achter de verzamelde objecten ging
Jacques op zoek naar de mens en diens cultuur, deel uitmakend van deze volkeren in
Centraal-Azië, die ondanks een bewogen geschiedenis hun tradities hadden kunnen
bewaren. Aldus had de ‘bouzkachi’, de paardenkoers die Joseph Kessel heeft geïnspireerd voor zijn schitterende roman “Les Cavaliers”, geen secreten meer voor mijn
vader.
Turkmenistan
Gandhora
Zijn intellectuele rondreis leidde hem vervolgens naar Afghanistan en Pakistan, waar
hij de greco-boeddhistische kunst van Gandhara ontdekte. Deze speurtocht betekende een keerpunt in zijn verzamelwoede die van dan af werd aangewakkerd door de
archeologie.
De enigmatische uitdrukking op de aangezichten en de fascinerende schoonheid van
boddhisatva’s kwamen zijn universum bevolken en ontwikkelden bij hem een grote
aantrekkingskracht tot de Oosterse spiritualiteit. Het werd een ontmoeting met diepe
gevolgen want het moet gezegd dat de subtiele sereniteit die de Gandhara-kunst uitstraalt, niemand onverschillig laat, of die nu leek in deze materie is of niet.
Het kon eigenlijk bijna niet anders dan dat deze geestelijke (zoek)tocht hem uiteindelijk voerde naar Tibet met de typische cultussen van en rond het (tantrisch-)boeddhisme en de zowel schrikbarende als aantrekkelijke godheden. Eens te
archeologie
meer werd de aankoop
van objecten, deel uitmakend van dit mysterieuze geloof, voor deze
collectioneur een middel om zich te verdiepen in deze seculiere,
nog steeds levende cultuur, waarin het geestesleven primordiaal is.
Tibet
Islamitische keramiek
Na een zijstap naar de
kunst van de Islam,
vooral dan in verband
met keramiek, was
China de ultieme bestemming van zijn levensreis. Jammer genoeg kreeg Jacques niet
meer de tijd deze etappe met volle overgave te beleven. Omringd door zijn collecties, die hem zo dierbaar waren, putte hij kracht om zijn ziekte te dragen.
Het is mijn vader Jacques die in ieder geval bij mij de smaak en de interesse voor
kunst liet ontwaken en die aanwakkerde dankzij bezoeken aan musea of me meenemend op spirituele reizen doorheen zijn verzamelingen; én dat is in mijn ogen voor
mij een onschatbare erfenis !
Het is ook dankzij hem dat ik mijn eigen smaak leerde boetseren en mijn eigen interesses leerde aan te scherpen, wat mij uiteindelijk geleid heeft naar en op een andere weg dan die van Centraal-Azië.
Chinese grafvondsten
Iedere collectie is uniek en het is de persoonlijkheid van de eigenaar die zin heeft aan
die verzameling.
Ik hoop dat de objecten, die mijn vader met veel zorg heeft verzameld en door hem
al die jaren werden gekoesterd, een plaats en een doel vinden in andere collecties bij
mensen even gepassioneerd als Jacques Roelant.
Laurence Brogniez
DEZE COLLECTIES (samen met de inboedel)
WORDEN GEVEILD TE GENT TIJDENS
DE VEILING VAN 10, 11 en 12 FEBRUARI.
2 0 1 5
ANTWERPEN
voorjaar
•
24, 25 en 26 maart 2015
INBRENG: tot en met 27/02/2015
Maurice de Vlaminck
(met certificaat)
•
9, 10 & 11 juni 2015
- juwelen en horloges - klassieke kunst & antiek
- etnische kunst, aziatica
INBRENG: tot en met 08/05/2015
E
rnest Wijnants
(1878-1964)
2015
G E N T
voorjaar
De Belgische beeldhouwer Ernest Wijnants is
misschien nog wel het meest bekend door
één van de vier olieverfportretten, die de
Brabantse fauvist Rik Wouters van hem
maakte. Hoewel Wijnants misschien niet zo
vernieuwend was als zijn jeugdvriend en stadsgenoot Rik Wouters, bekleedt hij toch een
voorname plaats in de Belgische beeldhouwkunst van de 20e eeuw.
Ernest Wijnants werd in 1878 geboren in een
Mechels arbeidersgezin. Op elfjarige leeftijd
wordt hij al in de plaatselijke meubelindustrie
tewerk gesteld, waar zijn talent als houtbewerker al vlug wordt ontdekt. De jongen
werkte zich op tot ornamentsnijder, wat
inhield dat hij zich op het verfijnde houtsnijwerk mocht toeleggen. Leeuwenkopjes en
weelderige festoenen van bloemen en fruit
snijden in de toen duur betaalde Mechelse
kasten in neostijl werden zijn specialiteit.
Wijnants wilde echter meer dan alleen maar
beeldhouwen en schreef zich tevens in aan de
Mechelse Kunst Academie. Samen met zijn
jeugdvriend Rik Wouters (die trouwens ook
zijn eerste artistieke stappen had gezet in het
meubelatelier van zijn oom) volgde hij hier de
tekenlessen. In 1906 zet hij de beslissende
•
stap naar de Brusselse Academie, waar hij
onderricht ontving van de in die tijd gevierde
beeldhouwer Charles Van der Stappen.
Zijn eerste solotentoonstelling in Brussel komt
er reeds in 1911 maar met het aanbreken van
de eerst wereldoorlog werd de kunstwereld in
België ernstig verstoord. Na enkele moeilijke
jaren, waarin hij het hoofd boven water kon
houden dankzij het kruidenierswinkeltje van
zijn vrouw, zette de artistieke carrière van
Wijnants zich in de goede richting verder. Hij
exposeerde zo onder andere in de bekende
Brusselse “galerie Giroux” en mocht voor een
mecenas in opdracht een serie van baadstersculpturen maken. In 1926 wordt Wijnants
zelf docent aan de academie in Antwerpen en
vijf jaar later ook aan het Antwerpse
Nationaal Hoger Instituut voor Schone
Kunsten. Wijnants was dan een gevestigde
naam geworden binnen de Belgische beeldhouwkunst met talrijke exposities in binnenen buitenland.
Zijn werk verraadt aanvankelijk neoklassieke
en impressionistische invloeden geheel volgens de tijdsgeest van de late 19e eeuw. In
een tijd van artistieke experimenten en de
opkomst van het kubisme en het abstracte,
bleef Wijnants trouw aan de traditionele
schoonheid. Zijn figuren vertonen duidelijke
stijlelementen van de Griekse beeldhouwkunst. Sommige vrouwenfiguren verwijzen
bijvoorbeeld duidelijk naar de
‘kore’-beeldhouwwerken uit de
Griekse Archaïsche periode. Zijn
zin voor verhouding en elegantie
stammen dan weer uit de klassieke Griekse beeldhouwkunst. Zelfs
meer exotische invloeden als de
Indische en de Egyptische sculptuur lieten duidelijke sporen na in
zijn werk. Zijn kennis van de klassiekers komt misschien nog wel
het meest naar voor met zijn busteportretten, die duidelijk geïnspireerd zijn op de Italiaanse
Renaissance-kunst.
28, 29 en 30 april 2015
- sierkunsten 20° eeuw (Art Nouveau, Art Deco, design)
- kunst en antiek
INBRENG: tot en met 03/04/2015
Aan de vooravond van de Eerste
Wereldoorlog had hij echter zijn eigen stijl
gevonden, die meer aansloot bij de zuivere,
verstilde figuren van George Minne en bij de
gotische beeldhouwkunst.
Naakte meisjesfiguren waren het favoriete
thema van Ernest Wijnants. Zijn delicate, sensuele naakten getuigen van een stille ingetogen schoonheid. Veel zorg besteedde hij aan
het kapsel van de figuren, dat hij graag accentueerde met een elegant juweel. Naast naakte
meisjesfiguren produceerde Wijnants ook
enkele andere sculpturen als oorlogsmonumenten of mannelijke figuren in afbeeldingen
van 'de goede herder' en 'de speerwerper'.
De beeldhouwkunst van Wijnants kan men
dagelijks bewonderen in het openbaar, niet alleen in
Mechelen waaraan hij een groot
aantal
werken
schonk, maar bijvoorbeeld ook aan
de brug over het
kanaal
bij
het
Saincteletteplein in
Brussel. Wie liever
privé geniet van
Wijnants' sculpturen
kan zijn zinnen zetten op de kleinere
werken van deze
Mechelse
beeldhouwer.
brons
K
unst uit Gandhara
In 330 voor Christus veroverde de
Macedonische veldheer Alexander De Grote
na een lange militaire campagne uiteindelijk
de regio Gandhara in het hoogland van
Pamir nabij India. De naam Gandhara verwees hier naar het koninkrijk gesitueerd aan
de grens van oostelijk Afghanistan en
Noordwest-Pakistan (de huidige Peshawarregio), dat reeds in de 6e eeuw v. Chr. was
gesticht. De heerschappij van Alexander
introduceerde samen met de Indo-Griekse
koningen, die hem opvolgden, Hellenistische
invloeden in deze boeddhistische samenleving, wat uiteindelijk aanleiding zou geven
tot een bijzondere mengvorm van grecoboeddhistische kunst, nu “Gandhara-kunst”
benoemd.
Deze greco-boeddhistische cultuur kent men
quasi nog uitsluitend uit de architectuur en
beeldhouwkunst
in
steen en stucco. Zo
waren de nog resterende gebouwen, de stoepa's of reliekmonumenten en de sangahara's
of monnikenverblijven
meestal voorzien van
reliëfs en beelden. Van
Indische oorsprong herkent men afbeeldingen
van leeuwen, olifanten,
fabeldieren en florale
motieven, terwijlsommige drapages in de kledij
en ornamenten in de
vorm van acanthusbladeren of fantasiewezens
duidelijk Hellenistisch
van origine zijn.
Alle Gandhara-sculpturen, die men nu in de
schist
kunst- en antiekhandel
steen
2° - 3° eeuw
aantreft, hebben dus steeds
deel uitgemaakt van een
gebouw en hebben meestal
hun vergulding of beschildering verloren. Als men deze
greco-boeddhistische voorstellingen vergelijkt met de
zuiver Indische reliëfs valt op
dat de persoon van
Boeddha hier als dusdanig
wordt afgebeeld en dat verhalende taferelen vaak over
verschillende panelen wordt
verspreid. De afgebeelde
figuren zijn niet alleen boeddha's, boddhisatva's, vorsten, goden, monniken en
mythologische wezens uit
India, maar ook goden uit
het oude Griekenland als bijvoorbeeld Hermes, Zeus,
Eros of Pan.
Het toppunt van mengkunst
vindt men misschien wel in
schist
mige van deze sculpturen meer dan 12
meter groot zijn geweest. Het zijn echter de
laatste tekenen van de greco-boeddhistische
kunst in Pakistan-Indië voor de inval van de
Hunnen, die de Gandhara beschaving volledig verwoestte.
Dat de kunst van Gandhara multi-etnisch kan
genoemd worden is niet verwonderlijk
gezien het op de kruising lag van verschillende handelsroutes tussen Oost en West. Zijn
bijzondere ligging als toegang tot de hoge
bergpassen die nodig waren voor de internationale handel maakte de Gandhara-regio
bovendien erg rijk. De welstellende elite van
Gandhara behoorde bijgevolg tot de invloedrijkste kunstmecenassen van Zuid-Azië.
Deze kunst uit Gandhara blijft ook nu nog
boeien als een merkwaardig verschijnsel in
de kunstgeschiedenis van het Indische cultuurgebied.
de sculpturen van Boeddha met het hoofd
van de Griekse god Apollo.
In de evolutie van deze sculpturen en reliëfs
ziet
men
evenwel
steeds
minder
Hellenistische invloeden naarmate de eeuwen vorderen. Zo stelt men dat de beste
sculpturen zijn ontstaan in het begin van de
eerste eeuw na Chr., daarna wordt de beeldtaal stijver met bijvoorbeeld een meer schematische plooienval in de gewaden. Na de
3e eeuw na Chr. werd er voornamelijk met
leem en stucco gewerkt, wat de gezichten
van de sculpturen vaak een eerder gestandaardiseerde expressie gaf door het gebruik
van vormen voor meermaals gebruik.
Vooral de 3e tot en met de 5e eeuw na Chr.
kende een grote bloei van heiligdommen en
boeddhistische monnikenkloosters in sites
als Taxila, Takht-i-Bahri, Sahri Bahlol, Jamal
Garhi en Tharelli. Misschien dat de sterk
expanderende boeddhistische centra zelfs
aanleiding hebben gegeven tot het gebruik
van in vormen gietbare stucco ipv de klassieke blauw-grijze steen (schist). Hoewel er ons
vaak alleen nog maar torso's van Boeddhafiguren resten uit deze periode, moeten som-
stucco
D
ordevic Miodrag en de ‘Op-Art’
Optical Art (vaak afgekort als Op-art) is voornamelijk gekend door de vaak
gereproduceerde werken van de Hongaarse kunstenaar Victor Vaserely.
Met hun sterk contrasterende, vibrerende kleuren, moiré-patronen en -vormen lijken Op-art kunstwerken in beweging te zijn, hetgeen als visuele gimmick vaak aanspreekt bij een groot publiek.
De Optical Art-stroming ontstond uit de geometrische abstracte kunst in de
eerste helft van de 20e eeuw. Het was de Pools-Franse schilder Henryk
Berlewi die - als lid van de Proun-groep met El Lissitzky en Kasimir
Malevich - tussen 1922 en 1924 in Berlijn de leerstellingen uitwerkte
omtrent zijn Mechano-Faktura. Daarmee refereerde hij naar een aantal
Franse abstracte kunstenaars, die kort voor de Tweede Wereldoorlog experimenteerden met optische fenomenen, die ze gebruikten om niet-narratieve of niet-suggestieve composities samen te stellen. Met geometrische
combinaties, transparanties en overlappingen werden aldus optische
indrukken en reacties gecreëerd.
Na de bevrijding in 1944 groepeerden zich in de pas opgerichte galerij van
Denise René te Parijs een aantal kunstenaars om de van oorsprong
Hongaarse schilder Victor Vasarely, die als peetvader van de Op-art de
kunstgeschiedenis zou ingaan. De term Op-art zelf werd echter pas voor
het eerst vermeld in het oktober nummer van Time Magazine in 1964. De
benaming en de inhoud werden tenslotte twee jaar later compleet gedefinieerd door R.H. Carraher en J. Thurston in hun studie 'Optical Illusions
and the Visual Arts'. Vanaf ongeveer 1963 nam de Op-art een grote vlucht
en werd deze zelfs in de mode toegepast, waar vooral zwart-witte stoffen
met geometrische figuren bijvoorbeeld in kledij werden toegepast. Op-art
Dordevic Miodrag
mondde uiteindelijk uit
in de kinetische kunst
waarbij er echt bewegende delen zijn, in de
hard-edge en in de minimal art.
Naast Vaserely kent de
kunstwereld nog vele
andere succesvolle Opart kunstenaars als de
Amerikanen
Frank
Stella, Ellsworth Kelly,
Larry Poons, Richard
Anuszkievicz,
Julian
Stanczak,
John
Goodyear,
Henry
Walter Leblanc
Pearson, Mon Levinson,
Kenneth Noland en de
leden van de ‘Anonima Group’. In België werden in 1968 Willy Plompen
en Jan Van Den Abeel bekroond voor hun Op-art werken. Uit Nederland
is M.C. Escher het bekendst als maker van figuratief werk met optische
effecten, maar deze valt eigenlijk buiten de eerder abstract georiënteerde
klassieke Op-art.
Buiten de VS zijn Bridget Riley, Jesús Rafael Soto en Dordevic Miodrag
bekende protagonisten van de Op-art.
De Servische kunstenaar Miodrag werd in 1936 geboren in Aleksinac in
het voormalige Joegoslavië. Vanaf het begin van zijn lange carrière kan hij
beschouwd worden als een volgeling van de Op-art beweging, waarin eenvoud en repetitiviteit centraal staan.
Miodrag maakt in zijn Op-art werken sublieme combinaties van geometrische vormen opgebouwd uit schaduw en licht die aanleiding geven tot virtuele beweging.
Later in zijn artistieke loopbaan evolueerde hij meer naar het lyrisch surrealisme met werken waarin niet omlijnde vormen, veelkleurige vlekken en
wilde borstelstreken een emotioneel geladen vormentaal uitmaken. Hij is
naar eigen zeggen gefascineerd door de wetenschappelijke vooruitgang, de
actuele klimaatswijzigingen en natuurrampen, hetgeen zich vertaalt in zijn
meer recente werken die als een spirituele ode aan de mysterieuze natuur
zijn bedoeld.
Het oeuvre van Miodrag is intussen zeer omvangrijk geworden met zowel
olieverfschilderijen, pastels, houtskooltekeningen als zeefdrukken. Talrijke
galerijen in Rome, Firenze, Dallas, Miami, Parijs en Brussel hebben in het
verleden deze kunstenaars in hun aanbod opgenomen. Zijn indrukwekkende Op-art werken vonden dan ook reeds hun weg naar de kunstcollecties
van beroemdheden als Sophia Loren, Nathalie Wood en Henry Miller.
W
egbeschrijving
Hoe bereikt u het gemakkelijkst de verkoopzaal DVC te Gent ?
- vanop de autowegen: volg GENT-CENTRUM tot op het “ZUID” (na 2° lichten); aan kruispunt (op het “Zuid”) naar RECHTS (= Zuidstationstraat); rond
het rond punt: 4° straat rechts (= Keizer Karelstraat); volg vanaf hier steeds de PARKEERROUTE (St. Anna, St. Baafs, St. Jacobs, Gravensteen), aan
het GRAVENKASTEEL slaat U RECHTS af (= Burgstraat), 100m verder aan de rechterkant is DVC, 200m verder aan linkerkant is parking ‘P8’.
- in en rond de stad Gent: volg de parkeerroute, richting Gravensteen
Hoe bereikt u het gemakkelijkst de verkoopzaal DVC te Antwerpen ?
- vanop de ring: neemt u richting CENTRUM en rijdt u tot op de Leien (Amerika-, Britse-, Frankrijk- en Italiëlei); voorbij het gebouw van de Opera, aan
de 4° lichten slaat u rechts af tot aan de volgende lichten; daar links tot op het einde (tot u aan een ‘T’ komt) en dan rechts
ruime parking voor de zaal
DVC
nv
DVC
bvba
VERKOOPZAAL -- GALERIJ
VERKOOPZAAL
GALERIJ
Burgstraat 20-22 l 9000 Gent l Tel. 09/224 14 40 l Fax 09/225 04 14
Ellermanstraat 36-38 l 2060 Antwerpen l Tel. 03/232 36 64 l Fax 03/234 22 14
BE 0432 308 115 RPR
E
tnische kunst uit Turkmenistan
ETurkmenistan draagt sinds het uiteenvallen
van de voormalige Sovjet-Unie een reputatie
van één van de meest wereldvreemde landen
ter wereld. Toch is dit land in Azië dat grenst
aan Kazachstan, Oezbekistan, Afghanistan,
Iran en de Kaspische Zee een land met een
rijke Centraal-Aziatische cultuur, dat prachtige
etnische juwelen en textiel herbergt.
De Turkmeense bevolking bestaat eigenlijk uit
een samenleving van meer dan twee dozijn
etnische stammen van “Turkische” afkomst.
Oorspronkelijk waren het pastorale nomaden,
die leefden van de veeteelt en die in hun leven
het paard een centrale plaats gaven. Hoewel
ze handel dreven met de naburige Islamitische
staten, slaagden ze erin om gedurende eeuwen
hun eigen cultuur te vrijwaren. Vandaag de
dag is Turkmenistan een moslimland geworden, maar de Turkmenen behielden echter
vele pre-Islamitische gebruiken, die sprekend
tot hun recht komen in de juweelkunst.
Van jonge leeftijd droegen Turkmeense vrouwen immers juwelen, waarvan de vormen en
materialen de vrouw een vruchtbaar bestaan
Teke
moesten schenken. Het aantal juwelen dat
werd gedragen nam dan ook toe naarmate de
vrouw de leeftijd om te huwen naderde.
Anderzijds werden zilveren juwelen, die door
zowel mannen als vrouwen gedragen werden,
de kracht toebedeeld om het kwaad konden
afwenden.
De vaak zware en grote juwelen werden gedecoreerd met halfedelstenen of glasparels en
soms verguld voor een bijkomende decoratief
effect. De gebruikte halfedelstenen als de rode
carneool (kornalijn) moesten de drager van het
juweel beschermen tegen ziekte of stonden
zoals de turquoise symbool voor reinheid en
kuisheid.
Deze handgemaakte juwelen werden gemaakt
in de vormen die de Turkmeense stammen
omringen : bergen, dieren, hoorns en planten.
Het bergmotief symboliseerde de heilige berg
die elke stam bezat, terwijl de hoorns verwezen
naar de heilige rammen
die op deze
berg leefden.
Met
deze
vormen en
materialen
maakten de
Turkmeense
stammen
amuletten,
armbanden,
ringen, riemen, rugplaten die vanuit het haar op de rug hingen,
hoofdtooien en hangers. Het spreekt voor zich
dat de juwelen een belangrijke financiële investering waren voor een familie. Gevallen waarbij de familiejuwelen werden verkocht om een
stam te redden zijn dan ook bekend ! In de 19e
eeuw en begin 20e werd de juwelenproductie
door etnische stammen geleidelijk aan verdrongen door zilversmeden uit de steden, die
echter de Turkmeense juweeltraditie verder
hebben gezet met elegante vormen, geometrische vormen en delicaat maaswerk.
Turkmenistan kent ook een rijke traditie op het
gebied van handgeweven en -geknoopt etnisch
textiel onder de vorm van tapijten, tentafsluitdoeken, opbergtassen alsook leidsels en
hoofdtooien voor kamelen. Deze laatste werden voornamelijk gebruikt als versiering tijdens
bruiloften. Vooral stammen als de Salor, Saryk
en Ersari kennen een tapijtweeftraditie die
teruggaat tot de 11e eeuw.
Op het gebied van decoratie kende elke stam
zijn eigen patronen, maar een gemeenschappelijk Turkmeens motief dat vaak terugkomt is
een geometrisch medaillon genaamd 'Gul
(bloem)'. Qua kleurenpalet ziet men vooral
diep rode en bruine tinten in deze regio.
Tapijten uit Turkmenistan worden vandaag
ingedeeld in drie groepen op basis van de
stammen die ze weefden: tapijten van de Teke,
Akhal-Teke en Peni, van de Yomut/Yomoud
en Chodour en van de Beshir, Kerki en Kizyl
Ayak .
Deze
tapijten
werden
traditioneel
geweven/geknoopt door de vrouwen van de
stam die de gedetailleerde patronen uit het
hoofd leerden vanaf jonge leeftijd. Voor het
weven/knopen maakten ze gebruik van de wol
van het Sarajin schaap (soms ook zijde), dat
geverfd werd door middel van natuurlijk kleurstoffen tot het einde van de 19e eeuw. Naast
het klassieke rood en bruin vindt men ook nog
geel, donkergroen, blauw, wit en zwart. Door
de hoge technische vaardigheid van de wevers
kent een klassiek Turkmeens tapijt tussen de
180 en de 400 knopen per vierkante meter.
Met hun diep kleurenpalet vormen tapijten uit
deze streek een echt kunstwerk. Het voorkomen van onregelmatigheden in het tapijt door
het gebruik van natuurlijke materialen en een
weef/knoopgetouw dat steeds werd op- en
afgebroken tijdens hun zwerftochten geeft het
oude Turkmeens textiel bovendien een authentiek karakter dat door collectioneurs sterk
Turkmeense juwelen
en zadeltas
wordt geapprecieerd.
Vanaf het einde van de 19e eeuw is de textielproductie in Turkmenistan ook grotendeels
verhuisd naar de steden met gebruik van grotere moderne weefgetouwen, aniline kleurstoffen en katoen voor het weven. Het
Turkmeense tapijt wordt vandaag de dag op
grote schaal nagemaakt in Pakistan en Iran.
Vooral het Bucchara(Bokhara)-ontwerp van de
Teke-stam en het achthoekige olifantenpootmotief van de Ersari zijn hierbij populair. De
gebruikte materialen en kwaliteit zijn echter
totaal niet te vergelijken met de traditioneel
gemaakte etnische tapijten uit Turkmenistan.
Modernisering, inlijving bij de Sovjet-Unie en
de introductie van de Westerse cultuur hebben
in Turkmenistan de traditionele stammen en
hun gebruiken deels verloren laten gaan. Enkel
in zeer landelijke gebieden of bij feestelijkheden in de steden is de Turkmeens juweel- en
textielcultuur nog terug te vinden. De oude
Turkmeense artefacten die in het Westen zijn
terechtgekomen getuigen echter nog steeds
van een rijke traditie die tot de verbeelding
spreekt van liefhebbers van etnische kunst.
Suzani