Leven met DCD/Dyspraxie

Download Report

Transcript Leven met DCD/Dyspraxie

‘Wat andere kinderen
kost haar heel
spelenderwijs leren,
veel moeite’
ChArlOTTe heefT DysprAxIe Of DCD
Charlotte (6) hee een normale intelligentie, maar
haar onhandige motoriek - zoals dyspraxie ook wel
genoemd wordt - zorgt ervoor dat ze zowel fysiek als
mentaal hulp nodig hee om haar leeijdsgenootjes
bij te benen. Haar moeder Rika vertelt over de
weinig bekende aandoening.
Rika: ‘Toen Charlotte een jaar oud was
en maar niet begon te kruipen of lopen,
dacht ik: hier klopt iets niet. Maar mijn
omgeving zei dat ik verkeerde dingen
wílde zien, omdat ik therapeute ben.
kan nu thuis eindelijk op een bank aan
tafel zitten, maar je kan je niet voorstellen hoe vaak ze er voordien afgevallen
is. In het eerste leerjaar liggen de mappen in de bank, maar als ze die moest
lopen deed ze uiteindelijk pas na negentien maanden, kruipen hee ze
nooit goed gekund, want ze was een
poepschuiver. Ze zat zes weken in de
eerste kleuterklas toen mijn vermoeden
dat er iets mis was alsnog bevestigd
werd: de juf kwam vragen of Charlotte
wel goed zag, want ze ging geregeld
naast haar stoeltje zitten. Nadat we
haar vervolgens lieten testen in het COs
(Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen,
nvdr.) in Gent werd duidelijk dat ze kenmerken van dyspraxie of DCD (Developmental Coordination Disorder, nvdr.)
vertoonde. Ze moest daar onder andere
op haar hielen lopen. Ze zag hoe de
therapeut dat voordeed, maar het lukte
haar niet om dat na te doen. Ze kreeg
het niet gecoördineerd. pas toen ze zich
bukte en haar tenen omhoog trok, kon
ze wel perfect op haar hielen rondlopen.’
nemen, viel ze van haar stoel of vielen
de spullen die op haar bank lagen er af.
Daarom liggen al haar mappen en
schrien nu in een kast naast haar bank.
Ook planning, structuur en overzicht zijn
moeilijk voor haar. Nadat ze in de reer
hun boterhammen gegeten hebben,
bijvoorbeeld, mogen de kinderen op
school buiten spelen. Maar Charlotte is
altijd de traagste, dus is ze altijd bij de
laatste op de speelplaats. Door een gebrek aan oriëntatie vindt ze dan tussen
de vierhonderd andere kinderen haar
vriendjes nauwelijks terug. ‘Als ik ze dan
eindelijk gevonden heb, gaat de bel al’,
zegt ze mij weleens.’
Altijd de traagste
‘Charlotte is traag in alles, want ze moet
bij alles nadenken. Ze hee ook een
heel zwak gevoel voor evenwicht. Ze
Vaste rituelen
Om de structuur te bevorderen zorg ik
dat de ochtend altijd volgens hetzelfde
ritueel verloopt en als dat verandert,
dan signaleer ik dat ook al de avond
voordien. Ik leg de kleren op de grond
klaar in de juiste volgorde, van links naar
rechts. Als ze dan op tijd klaar is, is de
beloning dat ze met haar zus nog even
naar de Troetelbeertjes kan kijken. >>
GOeD GevOel 3
langs ze haar blad kan leggen en om
haar bank af te bakenen ... en als er te
veel oefeningen op een blad staan vereenvoudigt ze dat blad, zodat Charlotte
de info gemakkelijker terugvindt.’
voor ik aangeef dat we gaan vertrekken, liggen de jassen klaar en staat alles
in de auto, zodat ik haar rustig kan helpen. Ik ben extreem consequent: ja is ja
en nee is nee. Dat kan niet anders. Ook
het avondritueel verloopt volgens een
vast patroon: thuiskomen, spelen, oefenen, eten, douchen, verhaaltje, slapen.
er hangt een schema in de keuken
waarop staat welke dagen ze wat moet
doen. elke dag lezen, huiswerk op
maandag, dinsdag en donderdag ...
extra oefeningen mag ze zelf inplannen
om zich zo te leren organiseren.’
‘van in de eerste kleuterklas krijgt ze
GON-begeleiding (Geïntegreerd Onderwijs, nvdr.) en de andere kinderen zorgen ook voor haar door bijvoorbeeld
haar jas dicht te doen. het is soms frustrerend als vrienden zeggen dat het allemaal wel zal verbeteren. Terwijl het
allemaal juist níét vanzelf gaat. Ik heb
letterlijk haar voeten vastgehouden om
haar vlot de trap op en af te leren gaan.
Nu stapt ze zelf de trap op, maar zoals
haar leeijdsgenootjes de trap snel op
lópen, dat lukt dus niet. Je merkt pas
echt hoe complex het voor haar is, als je
haar iets vraagt terwijl we aan het wandelen zijn: ze moet stoppen om te luisteren en te antwoorden, dan pas kan ze
verder wandelen. De twee samen, dat
verloopt dus niet automatisch. Wat anderen spelenderwijs
doen, daar
moet zij
heel veel
tijd in steken. Aanen uitkleden bijvoorbeeld moet
ze daarom
tijdens de
week niet zelf doen, want dat kost dan
te veel moeite. Alles moet haar stap
voor stap aangeleerd worden. Ook
schrijven. Terwijl een ander kind een letter schrij, moet zij die letter stukje per
stukje leren vormen. Alles moet opgedeeld worden. Charlotte kan ondertussen skiën, fietsen en zwemmen, maar je
wil niet weten hoeveel moeite dat ge-
Overprikkeld
‘Ik heb angst voor hoe het gaat evolueren zodra de spellingsregels, hoofdrekenen en abstract denken erbij zullen
komen. Want als je haar bijvoorbeeld
een tekening van een weegschaal
toont en vraagt wat er gebeurt als je
links een gewicht weghaalt, dan begrijpt ze het niet. Je moet het dan concreet maken en het letterlijk tonen.
Gelukkig krijgt Charlotte bovenop de
GON-begeleiding extra ondersteuning
voor rekenen en schrijven, en vindt ze
dat ook heel erg leuk. Dat maakt dat
thuis nu gewoon weer thuis is en ik enkel
mama ben in plaats van mama én therapeut. Dat kwam onze relatie niet echt
ten goede, want ik zag nog enkel ‘Charlotte met al haar problemen’ en niet
kost hee. en telkens via privéles. Ze begint nu zelf te beseffen dat het allemaal
wat trager en onhandiger gaat, dus ik
heb haar uitgelegd dat ze een knoopje
in haar hoofd
hee, dat ervoor zorgt dat
alles bij haar
wat moeizamer gaat.’
‘Alles moet haar
stap voor stap
aangeleerd
worden’
4 GOeD GevOel
Allerlei
trucjes
‘Nu ze in het
eerste leerjaar
zit, vind ik de confrontatie nog veel groter. We oefenen soms anderhalf uur op
een avond, ze vraagt daar ook zelf om.
Maar als ze niet meer wil, stop ik ermee.
het is een echte doorzetter: ze moet en
zal het kunnen. Knutselen, knippen, plakken, tekenen en schrijven is het liefste
wat ze doet, maar dat gaat zeer moeilijk. Ze hee constant dat individuele
moment nodig, omdat er meer aandacht moet worden geschonken aan
handelingen die anderen automatisch
uitvoeren. Ze hee gelukkig een superjuf
die heel veel rekening houdt met haar
beperking. De GON-juf bespreekt alle
problemen met de juf en gee kennis
door van wat DCD is en wat dat betekent voor Charlotte en ons gezin, zodat
de juf het ook kan leren begrijpen. Op
schrijfblaadjes kleurt de juf de schrijflijn,
zodat duidelijk is tussen welke lijnen
Charlotte moet schrijven. er staan bijvoorbeeld ook een groene en een rode
bol op haar blad getekend om links en
rechts aan te geven, want in het begin
draaide ze een blad alle kanten op. De
juf hee haar ook moeten uitleggen hoe
ze twee bladen die aan elkaar geniet
zijn, moet omdraaien. De GON-juf werkt
ook oplossingen uit voor een goede
werkhouding, met bijvoorbeeld aparte
werkbakjes, een antislipmatje op haar
stoel, een bankje onder haar voeten
zodat ze goed gesteund zit, tape waar-
enkel ‘ons Charlotte’.’
‘pauline, haar zus die twee jaar jonger is,
hee de problemen niet. Dat merken
we bij het douchen, aankleden, eten ...
dat gaat allemaal veel meer vanzelf.
pauline kijkt naar haar zus en doet dingen na. Ze zijn dol op elkaar en kunnen
elkaar niet missen. Maar we hebben ons
als gezin moeten aanpassen. Op sensorisch vlak raakt Charlotte snel overprikkeld. Ze gee het zelf al aan als het te
druk wordt in huis: dan gaat ze in mijn
bureau rustig wat tekenen. Tom, mijn
man, werkt heel vaak in het buitenland
en we hebben ons sociaal leven wel
wat moeten bijsturen. Als hij thuis is in het
weekend proberen we toch nog een
dag rust in te lassen, want anders is
Charlotte op maandag te moe. We
hebben vooral geleerd dat we geduld
moeten opbrengen en zelf ook alles trager moeten doen in de plaats van altijd
maar te willen voortdoen en voortdoen.’
• Door Raoul De Groote
• foto’s Bob Van Mol
ZE
DIT ZEGT ONE
IG
D
N
DESKU
‘JE LEERT MET DCD OMGAAN’
griet Dewitte is als kinesitherapeute verbonden aan het centrum voor
ontwikkelingsstoornissen in gent en is co-auteur van het boek ‘mijn kind
hee DcD’ (Lannoo, € 19,99): ‘DCD of onhandige motoriek is een
coördinatieve ontwikkelingsstoornis die een neurologische oorsprong hee.
Tot op heden is er geen oorzaak bekend. Er is zeker een genetische factor,
maar ook lichte hersenbeschadiging bij de geboorte kan bijvoorbeeld
DCD geven. Ook prematuur geboren baby’s hebben een verhoogd risico.’
‘In de vroege ontwikkeling van een kind merk je meestal weinig. Soms kan
het omrollen, kruipen … wel wat vertraagd zijn. De eerste duidelijke
problemen doen zich meestal voor in de kleuterklas met knutselen, op de
speelplaats … De diagnose wordt vaak gesteld tussen de vijf en elf jaar.
DCD komt voor bij vijf à zes procent van de bevolking, dus dat betekent dat
er in elke klas van twintig leerlingen wel één iemand is met DCD. Het is een
probleem dat niet altijd als een probleem gezien wordt. Terwijl kinderen die
ermee moeten leven er nochtans veel last van hebben. Wat voor hen
belangrijk is, is zelfstandig taken leren plannen en zichzelf goed organiseren,
bijvoorbeeld om hun huiswerk te maken of zich klaar te maken om te gaan
zwemmen en alles mee te hebben. Vooral die vaardigheden zijn nodig om
deel te kunnen nemen aan het dagelijkse leven. Je kunnen wassen en
aankleden en toilethygiëne zijn belangrijker dan kunnen touwtjespringen.’
‘Als ouder moet je vooral veel begrip en geduld tonen en kinderen laten
weten dat je ziet dat ze hun best doen, dat het geen onwil of luiheid is. Het is
een kwestie van erkennen dat sommige handelingen voor je kind moeilijk
zijn en dat het er veel energie in moet steken. Je moet als ouder ook
proberen hen dingen in stapjes aan te leren. Bijvoorbeeld één knoopje
leren vastmaken en pas een week later verlangen dat ze twee knoopjes
kunnen dichtknopen. Je kan ook ’s ochtends een halfuur vroeger opstaan,
want anders wordt het een strijd om je kind aangekleed te krijgen. Kinderen
met DCD kunnen dat niet snel onder de stress van tijdsdruk.’
‘DCD vind je terug bij alle intellectuele niveaus. Kinderen in het beroepsonderwijs, waar enige handigheid vereist is, hebben het wel langer moeilijk.
Hoe ze het er in de humaniora vanaf brengen, hangt sterk af van hun
intelligentieprofiel. Kinderen met DCD hebben sowieso wel recht op GONbegeleiding: twee uur per week extra ondersteuning in de klas. Dat kan tot
in het hoger onderwijs, maar niet in het universitair onderwijs.’
‘DCD verdwijnt nooit, maar je leert ermee omgaan door (in therapie) stap
voor stap alles aan te leren. Ik heb onlangs iemand van 28 jaar gesproken
die met DCD een job uitoefende waarin hij veel moest fotokopiëren, nietjes
losmaken … en daar ondervond hij moeilijkheden mee. Bij volwassenen is
het dan een kwestie van hoe je dergelijke problemen kan omzeilen, door
bijvoorbeeld een job te kiezen waar je meer achter de computer kan zitten.
Autorijden kost voor sommige volwassenen veel moeite en er zijn er die het
niet leren, omdat het veel handelingen tegelijk zijn. Ook fietsen en
terzelfdertijd de weg zoeken kan moeilijkheden opleveren. Maar er zijn ook
volwassenen met DCD die niet weten dat ze het hebben. Vaak blijkt, als
mensen langskomen met een kindje met DCD, dat een van de ouders als
kind met net dezelfde problemen kampte.’
GOeD GevOel 5