Protocol Klimopklas

Download Report

Transcript Protocol Klimopklas

Inleiding
In dit protocol wordt aangegeven welke stappen achtereenvolgens gezet moeten worden om
leerlingen, die op eén of meer ontwikkelingsgebieden meer dan gemiddeld begaafd zijn of erg
onder het gewenste niveau presteren,optimaal te begeleiden binnen onze school.
De WSKO Mariaschool vindt dat alle leerlingen, dus ook de meerbegaafde leerlingen, de
mogelijkheid moeten hebben een ononderbroken ontwikkeling door te maken. In geval van
meerbegaafdheid zijn daarvoor aanpassingen nodig. Onze voorkeur gaat uit naar
begeleiding in de klas want binnen ons onderwijs worden leerlingen op hun mogelijkheden
aangesproken. Dit geldt dus ook voor de meer –en hoogbegaafden.
In dit protocol geven we aan op welke manier we daar invulling aan willen geven.
1. Uitgangspunt
Op onze school willen wij zoveel mogelijk passend onderwijs bieden. Dit betekent, dat wij op een
adaptieve manier werken in de groepen. De meeste leerlingen kunnen het onderwijs met goede
resultaten volgen. Er zijn echter leerlingen die (ver) onder het gewenste niveau presteren of juist (ver)
daarboven. Beide groepen erkennen wij op de WSKO Mariaschool als kinderen met een speciale
hulpvraag die om uitdaging vraagt. Dit betekent dat deze leerlingen extra zorg nodig hebben om het
maximale uit het geboden onderwijs te halen en hun talenten te ontwikkelen. Er wordt aan elke
individuele hulpvraag gericht aandacht besteed. Wij proberen dit te realiseren in de Klimopklas.
Binnen de WSKO is er voor de naam Klimopklas gekozen omdat ieder kind wil leren. Ieder kind klimt
op, op welk niveau dit ook is. De Klimopklas is geen eliteklas of geïsoleerde groep. De leerlingen die
in de Klimopklas les krijgen, zitten hier een keer per week en zijn de rest van de tijd in zijn of haar
eigen groep. Het doel van de Klimopklas is dan ook hogere resultaten te behalen bij de leerlingen.
Dit wordt gemeten d.m.v. het Cito-leerlingvolgsysteem. Daarnaast is er een belangrijk sociaal aspect
aan de Klimopklas. De leerlingen krijgen in groepsverband de aandacht en uitdaging of extra instructie
die zij nodig hebben om hun talenten te ontwikkelen. Bovendien krijgen de leerlingen de kans elkaar
te ontmoeten. (“lotgenotencontact”)
Door middel van de Klimopklas willen wij vermijden dat een leerling vervroegd doorstroomt of
doubleert. Wij streven ernaar dat de leerlingen bij hun leeftijdsgenootjes in de groep blijven zitten.
Op de WSKO Mariaschool streven we ernaar zodanig te differentiëren dat elk kind de kans krijgt zich
optimaal te ontwikkelen. Er moet niet alleen zorg aan uitvallers aan de onderkant gegeven worden,
maar ook uitvallers aan de bovenkant hebben recht op extra zorg! Een protocol kan hier alleen maar
toe bijdragen.
2. Doelgroep
Tot de doelgroep van de Klimopklas behoren:
- Leerlingen die beschikken over een IQ hoger dan 130, maar ook meerbegaafde leerlingen met een
IQ tussen de 120 en 130. ( en regelmatig een zeer hoge Cito A-score hebben op deelgebieden)
- Leerlingen die een probleemloos beeld laten zien wat betreft werkgedrag, sociaal-emotionele
ontwikkeling, begaafdheid en schoolvorderingen.
- Leerlingen met een hoge intelligentie maar een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling hebben.
- Persoonskenmerken (motivatie, creativiteit en overige persoonskenmerken) en omgevingsfactoren
zijn belangrijk om tot uitzonderlijke prestaties te komen. Als ze deze niet leveren, spreken we van
1
onderpresteerders. Ook deze kinderen behoren tot onze doelgroep. Zij hebben vaak een
werkhouding-/motivatieprobleem.
- Onderwijs aan leerlingen die onder gemiddeld presteren en dus extra instructie of remedial
teaching nodig hebben,komen ook in de Klimopklas. Wij werken met handelingsplannen aan de hand
waarvan het onderwijs vorm krijgt. Kinderen met hetzelfde leerprobleem worden geclusterd en krijgen
les van een leerkracht in de Klimopklas.
Onder meerbegaafd verstaan we zowel hoogbegaafde leerlingen als leerlingen die niet hoogbegaafd
zijn maar die wel duidelijk meer aan kunnen. Deze kinderen hebben de volgende leereigenschappen :
snel van begrip, hoog leertempo, goed geheugen, brede algemene interesse en kennis,
probleemoplossend vermogen, analytisch vermogen.
Onder hoogbegaafd vallen de leerlingen met een IQ van boven de 130 en/of met hoge intellectuele
capaciteiten, een grote motivatie om te presteren en een grote creativiteit.
Met creativiteit wordt dan bedoeld:
een denkvermogen dat flexibel is, associatief, uiteenlopend, intuïtief, origineel en vaak buiten
de geijkte paden is. Ongeveer 3 % van de kinderen heeft een I.Q. van 130 of meer en ongeveer 7
procent is begaafd (IQ 120 –130).
Leereigenschappen van hoogbegaafde kinderen:
- Zij kunnen in grote leerstappen naar het einddoel werken.
- Zij hebben een hekel aan herhaling.
- Zij hebben genoeg aan een beperkte hoeveelheid oefenstof.
- Zij hebben ruimte nodig voor de presentatie van hun eigen mening/visie
- Zij kunnen goed werken met opdrachten waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn.
- Het zijn divergente denkers met een voorkeur voor „onderdompelend‟ leren.
- Zij kunnen goed met open opdrachten en vragen werken.
- Zij zijn in staat om grotere verbanden te zien en kunnen goed vakoverstijgend werken.
- Het zijn „scheppende‟ denkers.
3. Signaleren en diagnosticeren
Welke factoren kunnen aanleiding vormen voor het invullen van een signaleringslijst?
- Zeer goede schoolprestaties.
- Minder goede schoolprestaties, maar het kind valt op door brede belangstelling, pientere
opmerkingen, dus kenmerken van meer – hoogbegaafde kinderen.
- Kinderen met opvallende/opmerkelijke talenten op specifieke gebieden.
- Signalen die ouders afgeven
Signaleren groep 1 en 2.
===================================
Er kan bij een kind sprake zijn van een ontwikkelingsvoorsprong. Deze term wordt meestal gebruikt
bij slimme jonge kinderen. ( zie kenmerken in bijlage)
Signalering:
Signalering vindt plaats op de volgende manieren:
• Observaties door leerkracht (grote nieuwsgierigheid, veel algemene kennis, snel van
begrip, creatief denkvermogen, etc.).
• Informatie uit de Peuterestafette.
• Ouderformulier / gesprek met ouders van nieuwe leerlingen over de vroege ontwikkeling.
• Observatielijst ontwikkelingsgebieden groep 1-2
• Toetsuitslagen CITO Taal en/of Rekenen
• Signalen van ontwikkelingsvoorsprong. Zie ook de genoemde kenmerken
2
Mogelijke vervolg stappen in de onderbouw:
1. Gesprek met ouders.
2. Menstekening, in een van de eerste weken (zie bijlage).
3. Observatiegegevens leerkracht nader analyseren.
4. Invullen signaleringslijst. ( zie bijlage)
5. Leerling bespreking met het Zorg-advies team.
Onze onderbouwleerkrachten bieden binnen basisontwikkeling extra materialen/ideeën aan.
Ook de ontwikkelingsgebieden waarin een leerling geen of een (veel)minder grote voorsprong heeft,
worden gestimuleerd zodat er geen eenzijdige aandacht uitgaat naar één gebied.
(bijv. de cognitieve ontwikkeling).
Van leerlingen bij wie is gebleken dat zij meer aankunnen, wordt standaard meer/ andere
dingen gevraagd. Zelfs wanneer het kind hier niet om vraagt, wordt dit af en toe geprobeerd.
Meerbegaafdheid in de middenbouw en bovenbouw
Signalering:
Signalering vindt plaats op de volgende manieren:
• Observaties door leerkracht (grote nieuwsgierigheid, veel algemene kennis, snel van
begrip, creatief denkvermogen,dus zie kenmerken meer -hoogbegaafdheid).
• Schoolprestaties (hoge methodegebonden toets- en CITO-scores. Deze scores zijn structureel).
• Door zijn/haar werkhouding en sociaal-emotionele ontwikkeling te volgen (leerlingdossier).
Mogelijke vervolgstappen in de midden/ bovenbouw kunnen zijn
1. Gesprek kind en ouders of wanneer ouders hun zorgen willen kenbaar maken alleen met
de ouders
2. Observatiegegevens leerkracht nader analyseren.
3. Invullen signaleringslijst. ( zie bijlage)
4. Leerling bespreking met het Zorg-advies-team.
5. I.Q test of diagnostisch onderzoek wanneer er tegenstrijdige gegevens zijn na overleg in
het Zorg-advies-team
Een IQ-test hoeft niet te zijn afgenomen om tot de doelgroep te behoren. Als er twijfel bestaat over de
hoogte van de intelligentie dan zal deze wel worden afgenomen wanneer de leerling er ”last” van
heeft. De voorkeur van de school gaat uit naar het in samenspraak (school/ouders) bepalen waar de
leerling wordt getest. Als ouders op eigen initiatief en op eigen kosten een onderzoek laten doen bij
erkende deskundigen dan aanvaarden we het rapport in principe, voor zover het niet in strijd is met
het door ons geformuleerde schoolbeleid.
4.1 Meetbare doelen en handelingsplannen
Na de aanmelding van een leerling maakt de groepsleerkracht in overleg met de Klimopleerkracht
een handelingsplan. Dit handelingsplan bevat meetbare doelen, gebaseerd op CITO en
methodetoetsen. Het Cito-leerlingvolgsysteem meet de vaardigheidsgroei. De Inspectie voor het
Onderwijs heeft normen gesteld voor de gemiddelde vaardigheidsgroei van een leerling. Dit geldt voor
ieder meetmoment en voor ieder vakgebied. Het Cito-leerlingvolgsysteem kent echter beperkingen. Zo
is er een maximaal haalbare score per toets en per leerjaar. Wanneer een leerling deze maximaal
haalbare score behaalt, is het mogelijk dat dit niet zijn maximale vaardigheidsgroei is. Echter, met het
Cito-leerlingvolgsysteem is dit niet te meten. Het plafond van de toets is bereikt, maar het plafond van
de leerling mogelijk nog niet. Zie opmerkingen bij “ in de groep”.( hoofdstuk 5) Op de WSKO
Mariaschool streven wij naar minimaal een gemiddelde vaardigheidsgroei. Ook voor de kinderen in de
Klimopklas met een onvoldoende vaardigheidsgroei is dit van toepassing.
3
4.2 Begeleiding
De begeleiding wordt gerealiseerd door een leerkracht van de Klimopklas. De leerlingen die dezelfde
stof aangeboden krijgen, worden geclusterd. Dit proberen we ook te doen met de kinderen die in de
Klimopklas zitten vanwege een onvoldoende vaardigheidsgroei. Hiermee wordt de beschikbare lestijd
efficiënt gebruikt. De leerlingen krijgen structureel leerstof aangeboden met een doorgaande leerlijn.
4.3 Tijdsplanning
Er wordt in periodes van 6 à 7 weken (van vakantie tot vakantie) gewerkt. Na deze periode volgt een
evaluatie en een mogelijke bijstelling van het handelingsplan.
4.4 Evaluatie
Na de periode van 6 à 7 weken volgt er een evaluatie van het handelingsplan door zowel de
leerkracht als de Klimopleerkracht. Dan wordt besloten in overleg met de I.B. of het plan doorgaat of
wordt stopgezet. Het kan voorkomen dat een leerling na evaluatie van een periode niet meer naar de
Klimopklas gaat. Bijvoorbeeld doordat het de stof voldoende beheerst in het geval van extra instructie,
of doordat blijkt dat de extra uitdaging een te grote belasting is voor de leerling.
Deze beslissingen gaan altijd in overleg met IB, leerkracht Klimopklas en groepsleerkracht. De ouders
worden op de hoogte gebracht van deze beslissing. De Klimopleerkracht maakt na de evaluatie een
nieuw rooster voor de Klimopklas. Zo verandert de samenstelling van de groepjes regelmatig.
Tijdens het evaluatiegesprek worden de volgende punten besproken:
- Nalopen van de afgesproken werkwijze.
- Zijn er knelpunten opgetreden?
- Zijn de doelstellingen bereikt? - Evaluatie leerkracht.
- Evaluatie leerling
5. In de groep
De kinderen die in de Klimopklas werken, krijgen daar instructie en verwerken dit in de groep en
krijgen mogelijk binnen de groep extra instructie. Om ervoor te zorgen dat de leerlingen de
mogelijkheid hebben hun „Klimopwerk‟ maken, creëren wij binnen de groep ruimte in de lessen.
Voor leerlingen die onvoldoende presteren, hebben we een minimumprogramma of de leerlingen
maken slechts een paar verwerkingsopdrachten. Indien mogelijk worden taken tijdens het zelfstandig
werken vervangen door het werk van de Klimopklas. Bij sommige leerlingen gaan we verder dan
alleen het minimumprogramma of minder werk. Deze leerlingen hebben 12 maanden of meer
achterstand en kunnen het niveau van de groep niet bijbenen. Deze leerlingen krijgen dan een
ontwikkelingperspectief (OPP) In het OPP wordt beschreven wat het einddoel is van deze leerling en
welke doelen er per jaar gehaald moeten worden. Dit wordt pas gedaan na intensieve hulp en
begeleiding in overleg met het zorgteam en mogelijk andere externen. We doen dit pas vanaf groep 6.
Voor leerlingen die bovengemiddeld presteren wordt de stof van de cognitieve vakken waarin zij goed
zijn, gecompact. In de klas compacten we de reguliere lesstof voor de meer- hoogbegaafde
leerlingen, waardoor zij tijd krijgen om de lesstof die zij in de Klimopklas aangeboden krijgen, in de
eigen klas te verwerken.
Waarom compacten?
- Leerstof in methodes is gericht op kinderen met een gemiddelde intelligentie.
- De leerstof vraagt vaak reproductie van kennis zodat ze geen beroep doen op hun creativiteit en
probleemoplossend vermogen.
Bij compacten wordt het aanbod van leerstof afgestemd op de behoeften van meer en- hoogbegaafde
kinderen om te voorkomen dat ze gedemotiveerd raken en gaan onderpresteren. Onnodige herhalingen oefenstof slaan ze over. Voorbeeld: in onze rekenmethode wordt er gewerkt met 1/2/3/* leerstof.
4
Richtlijnen voor compacting:
a. Niet aanbieden:
°Herhalingsoefeningen.
°Opdrachten gericht op reproductie van kennis.
°Remediërende oefenstof.
b. Wel aanbieden:
°Introductie van nieuwe elementen in de leerstof.
°Opdrachten met een probleemgericht karakter, gericht op inzicht.
°Groepsgerichte activiteiten.
°Verrijkingsstof uit de methode.
Verrijken: Doordat er gecompact wordt, houden deze kinderen meer tijd over. In die tijd moet niet
“meer van hetzelfde” worden aangeboden. Verrijkingsstof heeft een meerwaarde voor de
meer/hoogbegaafde leerling ten opzichte van het reguliere aanbod. Verrijkingsstof kan verdiepingsstof
zijn: leerstof die een verdieping van de reguliere leersof vormt en waardoor een leerling meer kennis
en vaardigheden opdoet over een specifiek onderwerp dat wel tot het reguliere leerstofaanbod
behoort. Ook kan het verbredingstof zijn: leerstof die een aanvulling op de kerndoelen van het
basisonderwijs vormt. Het verrijkende materiaal moet uitdagend (open vraagstellingen, hoge
complexiteit, opdrachten met probleemgericht karakter, meerdere oplossingsstrategieën mogelijk,
beroep doen op creativiteit, overstijgt het didactisch niveau) en goed bruikbaar zijn in de praktijk.
Twee voordelen van verrijking binnen het reguliere leerstofaanbod zijn=
1. Sluit aan bij de opdrachten die andere kinderen in de klas ook doen, blijft meer bij de groep.
2. Opdrachten zijn geschikt voor de meer/hoogbegaafde leerling, dus doelgroep wordt groter.
Bij sommige leerlingen gaan we nog verder dan compacten-verrijken. Het komt voor, dat een leerling
niet voldoende uitdaging haalt uit het tot dan toe geboden programma in de Klimopklas.
We toetsen in zo‟n geval de leerling door op de methodegebonden toetsen en-of op de Citotoetsen.
Op die manier bepalen we het niveau van de leerling. Op dit niveau sluiten we aan met leerstof in de
Klimopklas en in de groep. Wanneer we een leerling van het reguliere lesprogramma afhalen, wordt er
altijd een ontwikkelingsperspectief vastgesteld met tussendoelen en een daaraan gerelateerd
leerstofaanbod. Daarnaast kunnen we ervoor kiezen leerlingen door te toetsen op methodegebonden
toetsen en Cito-toetsen, zodat zij gedurende een bepaalde periode bij een bepaald vakgebied niet
meer de instructie en verwerking volgen in de klas, maar in die tijd werken aan het werk dat zij in de
Klimopklas aangeboden krijgen. Het doortoetsen vindt altijd plaats op het vakgebied waarvoor de
leerling in de Klimopklas zit. We toetsen minimaal 1 én maximaal 2 periodes vooruit. De norm die we
aanhouden is 90% en dat betekent dat we hogere normen stellen dan aan de rest van de groep.
Als blijkt dat bovenstaande maatregelen niet afdoende zijn en als testen wijzen op een
zeer grote ontwikkelingsvoorsprong wordt met alle betrokkenen bepaald wat een vervolgstap zal
worden. Versnellen kan een optie zijn. Een andere mogelijkheid kan zijn het bezoeken van
een externe Plusklas voor bijv. een dagdeel per week.
5
Bijlage
Werkdocument: Handelingsplannen
In deze bijlage staat schematisch aangegeven hoe wij werken met de handelingsplannen die
uitgevoerd worden in de Klimopklas ( en ook in de groep)
Per stap staat aangegeven welke actie er moet worden gedaan en door wie.
Stap
Klimopleerkracht
Groepsleerkracht
1
Samen met de leerkracht het Handelingsplan maken op de computer
handelingsplan
aanvullen
waar in Parnassys in overleg met de
nodig is
Klimopklasleerkracht.
2
De materialen die nodig zijn in de Indien de Klimopleerkracht materiaal
Klimopklas worden uitgezocht en uit de groep nodig heeft, zorgt de
gekopieerd, voor zowel in de groepsleerkracht dat dit klaar ligt.
Klimopklas als de groep.
3
De Klimopleerkracht voert haar/zijn
deel van het handelingsplan uit.
Hierbij gaat het meestal om
instructie en begeleide inoefening.
De groepsleerkracht voert haar/zijn
deel van het handelingsplan uit. Hier
gaat het meestal om begeleide in
oefening en verwerking van de
opdrachten.
4
Na een periode van 6 - 8 weken
stuurt de Intern Begeleider een mail
waarin staat dat de Klimopleerkracht
de plannen moeten evalueren.
Na een periode van 6 - 8 weken stuurt
de Intern Begeleider een mail waarin
staat dat de groepsleerkrachten de
plannen moeten evalueren.
5
De Klimopleerkracht evalueert het
handelingsplan voor het gedeelte
dat in de Klimopklas is gedaan in de
week voor het verstrijken van de
Klimopklasperiode.
De groepsleerkracht evalueert het
handelingsplan in de week voor het
verstrijken van de Klimopklasperiode
over het gedeelte dat in de groep is
gedaan. Er kunnen ook nieuwe
leerlingen aangemeld worden voor de
De Klimopklasleerkracht brengt de Klimopklas
d.m.v
het
formulier
groepsleerkracht hiervan op de aanmelding.
hoogte.
6
Formulier nieuwe aanmelding Klimopklas
Vakgebied:
Verzoek opgesteld door:
Naam:
Groep:
Datum:
Signalering
A: Probleemstelling:
(leer –gedrag –
werkhoudingsproblemen)
Diagnose / probleemverkenning
A: Relevante test- /onderzoeksgegevens:
B: Observatiegegevens:
Algemene kenmerken:
C: Besluit: wel/niet plaatsing
m.i.v. ………………………..(datum)
Concrete hulpvraag
Afstemming onderwijsleersituatie – onderwijsbehoeften kind:
7
8
9
10