Les 1 IOM - VPPK Studie

Download Report

Transcript Les 1 IOM - VPPK Studie

Interpretatieve onderzoeksmethoden – les 1
Inleiding
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Kwalitatief onderzoek is meer dan het niet doen van kwantitatief onderzoek
Deze cursus is een gevolg van de vorige Visitatiecommissie Pedagogische Wetenschappen
Dwarsverbindingen voor sommige studenten met masterproef I en het masterproefonderzoek zelf
Kwalitatief onderzoek is een verzamelterm waaronder verschillende ‘scholen’ elk met hun ‘onderzoeksstrategieën’ verscholen zitten (fenomenologisch onderzoek, actie onderzoek, collaboratief/coöperatief onderzoek, narratief onderzoek, grounded theory, …)
Kwalitatief onderzoek is geen voorrecht voor pedagogen/sociaal werkers. We kunnen veel leren van bvb. antropologen – bvb. gender studies – bvb. sociologie - bvb. nursing sciences …  gebeurt in verschillende settings/richtingen
Een onderzoeksonderwerp/thema is van groot belang
Van bij het begin de eigen POSITIE tegenover het onderzoeksonderwerp bepalen
Is het onderwerp praktisch (tijd en geld…) te realiseren??
Lees, lees, lees, lees,… THEORIE??
 is jouw studie nog niet ergens anders uitgevoerd?
 focussen
 van literatuur naar bvb. interviewvragen
Lees, lees, lees, lees, lees,…  bij kwalitatief onderzoek is er een voortdurende en blijvende wisselwerking
tussen info verzamelen, eerste analyses en literatuurstudie,…
Wanneer klaar om naar ‘het veld’ te stappen??
Zal ik inductief (vanuit onderzoeksmateriaal komen tot een theorie) dan wel deductief (vanuit een bep. Theoretisch kader praktijk gaan bestuderen / op zoek gaan naar onderzoeksmateriaal om theorie te toetsen)
werken??
Wat is de positie van de theoretische kaders in mijn werk (theoriegestuurd, theoriegesitueerd, opbouwend
naar een eigen theorie,…??)
Onderzoeksdoelen : persoonlijk vlak – praktisch vlak - intellectueel vlak
Onderzoeksvragen: hebben dikwijls te maken met sociale structuren en de daarbij horende processen en/of
met persoonlijke ervaringen/levensgeschiedenis/ beleving/ verhalen… (niet teveel!)
WAAR zal het onderzoek plaatsvinden??
! Mensen zitten niet te wachten op onderzoekers
Soms komt men niet makkelijk bij ‘participanten’ en moet men gebruik maken van gate keepers (poortwachters: soms geraak niet bij de personen die je nodig hebt voor je onderzoek)
Probeer vooral te motiveren waarom op een bepaalde plaats/plaatsen onderzoek zal plaatsvinden
SAMPLE
“heb ik genoeg met x participanten?” is hier de foute vraag
Er zijn verschillende sampling methodes mogelijk (zie bvb. handboek pagina 19, 2.2)
Zelfs met een kleine groep kan men een mooie/rijke variatie proberen dekken
Soms is het nodig om zeer homogeen te werken
Welke ONDERZOEKSMETHODES gaan we gebruiken??
Interviewen ?
Participerende observaties
Visuele gegevens
Verhalen vangen
1
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Documentanalyse
… verschillende methodes??
Motiveer, argumenteer, motiveer, argumenteer, motiveer, argumenteer,…
Beveilig je eigen kwetsbaarheid door bvb. te trianguleren, door bvb. te zorgen voor rijke /dikke beschrijvingen, door bvb. participant-back-to-participant te werken, door externe internen te laten mee kijken, door
tijd te nemen, door tegenstellingen te zoeken, door het duidelijk maken van jouw eigen positie,…
Plan, plan, plan, plan, plan, plan…
Het konijn kijkt naar een lichtbak – onderzoeker situatie
De adhd onderzoeker situatie
De ik kan niet schrijven onderzoeker- situatie
De ik kan niet afronden onderzoeker- situatie
….
TOEGANG krijgen tot het onderzoeksveld: hoe?
Hoe ga ik mij voorstellen?
Maak ik afspraken vooraf ? (anonimiteit, zicht op materiaal en resultaten, ethische commissie, uit het onderzoek stappen, waar blijft het onderzoeksmateriaal na het onderzoek,….)  komen tot een soort ‘informed
consent’
Verschillende onderzoekerrollen
Eerste conclusie: kwalitatief onderzoek kan ‘fun’ zijn.
Leerstof horende bij les 1 interpretatief Onderzoek:
1. Tekst scan Meeting Qualitative Inquiry (Corinne Glesne) zoals opgenomen in het mapje van de eerste les (pdf
in mapje)
2. Handboek Qualitative Research and educational Sciences (Van Hove en Claes) pag 1-36 Prestudy tasks
Meeting Qualitative Inquiry
Kwalitatief onderzoek is meer dan niet aan kwantitatief onderzoek doen
•
•
•
•
Eerst en vooral: onderzoek is belangrijk om sommige gratuite stellingen en slogans in vraag te stellen
Pedagogen en sociaal werkers worden omsingeld door ‘kenners’ van onderwerpen waar wij proberen verandering te brengen
Veelgebruikte paradigma’s  Bestudeer: Glesne, pagina 7, tabel 1.1
Het is voor een onderzoek(st)er binnen de traditie van kwalitatief onderzoek van belang om haar/zijn paradigma bloot te leggen en goed te motiveren
Kwalitatief Onderzoek: basis schema (Creswell, 2007, p. 17) – verschillende kenmerken
Assumption
question
characteristics
Implications for practice
Ontological
What is the nature of reality?
Reality is subjective and
multiple as seen by participants
Researcher uses quotes
and themes in words of
participants and provides
evidence of different perspectives
2
Epistemological
Relationsip between researcher and that being
researched? (the nature of
knowledge)
Researcher attempts to
lessen the distance between himself and that
being researched
Researcher collaborates,
spends time in field with
participants, and becomes
an ‘insider’
Axiological
Role of values?
Researcher acknowledges
that research is valueladen and that biases are
present
Researcher openly discusses values that shape the
narrative and includes his
or her own interpretation
assumption
question
characteristics
Implications for practice
Rhetorical
Language of research?
Researcher writes in a
literary informal style
using the personal voice
and uses qualitative terms
and limited definitions
Researcher uses an engaging style of narrative,
may use first-person
pronoun, and employs
language of qualitative
research
Methodological
Process of research?
Researcher uses inductive
logic, studies the topic
within his context and
uses an emerging design
Researcher works with
particulars before generizations, describes in detail
the context and continually revises questions from
experience s in the field
5 belangrijke kenmerken/aspecten !!!!
 Realiteit is subjectief; gesprekken met mensen, foto’s bekijken… om zo dicht mogelijk bij dat subjectieve te
komen/ bij de realiteit die we onderzoeken (meestal onmogelijk, grenzen tegenkomen (vb. als man de vrouw
onderzoeken))
 Kwalitatief onderzoek doen = ervoor kiezen om je eigen waarden bloot te leggen
 Probeer zo dicht mogelijk bij de taal te komen (zonder te vervallen in ‘Jommekestaal’)
 Vanuit de verhalen een proces opbouwen
 Ontologie
Dikwijls geciteerde tegenstellingen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Positivist approach
Interpretivist approach
Assumptions:
- Social facts have an objective reality
- Variables can be identified and relationships
measured
Research Purposes:
- Generalizability
- Causal explanations
- Prediction
Researcher Role:
Assumptions:
- Reality is socially constructed
- Variables are complex, interwoven, and difficult
to measure
Research Purposes:
- Contextualization
- Understanding
- Interpretation
Researcher Role:
3
-
Detachment
Objective portrayal
Research approach:
- Begins with hypothesis and theory
- Uses formal instruments
- Experimental
- Deductive
- Component analysis
- Seeks the norm
- Reduces data to numerical indices
- Uses abstract language in write-up
-
Personal involvement
Empathic understanding
Research approach:
- May result in hypothesis and theory
- Researcher as instrument
- Naturalistic
- Inductive
- Searches for patterns
- Seeks pluralism, complexity
- Makes minor use of numerical indices
- Descriptive write-up
Voorbeelden van kwalitatief onderzoek


Life History Research
Grounded theory: ligt dicht bij kwant. Ond. Omdat het in stapjes gebeurt en uiteindelijk tot een theorie komt. (Deprivatiecyclus
Gennep)

Case Study
4


Ethnography (= cultuur bestuderen)
Historische karikatuur
Nu (littekens van gevangenen, gezondheidszorg - )
Narratieve benadering
-

‘verhalen vangen’
Narratief onderzoek hangt zeer nauw samen met relatie tss vertellen en persoon die verhaal beluisterd (waarom wordt iets wel of niet verteld?)
- Luisteren en creativiteit liggen bij dit soort onderzoek zeer dicht bij elkaar.
Action Research
PRESTUDY TASKS: DOING WHAT IS GOOD FOR YOU
Aan het voorstel werken helpt om na te denken over onderzoeksvragen en de focus van de studie. Onderzoeker
maken verschillende beslissingen voor ze aan het veldwerk beginnen. Dit wordt meestal vormgegeven in het onderzoeksvoorstel. Beslissingen die je tijdens dit onderzoeksvoorstel maakt zullen gelinkt zijn met het soort kwalitatief
onderzoek dat je doet. Het kan nuttig zijn om een onderzoeksdagboek bij te houden, zo kan je terugblikken op gedachten en ideeën. Het helpt tijdens het meer formele schrijven.
Het onderzoeksonderwerp
De eerste beslissing die je moet nemen, is beslissen wat je wil bestuderen. Zoek uit welke zaken, onzekerheden, dilemma’s of paradoxen je bezighouden. Het onderwerp mag niet te persoonlijk zijn, anders is het van weinig nut voor
anderen. Je mag ook niet teveel emotioneel verbonden zijn met het onderwerp. Die emotionele verbondenheid kan
zich op veel manieren manifesteren, onder andere in angst voor het interviewen van deelnemers. Door na te gaan
hoe het onderwerp verbonden is met je levensgeschiedenis en door te kijken of je iets wil bewijzen waarvan jij gelooft dat het waar is helpt om te testen of je niet te emotioneel verbonden bent met de uitkomsten. Kwalitatief on5
derzoek is een proces die altijd een zekere angst veroorzaakt, het is dus belangrijk om extra angst te vermijden. Dit
kan onder andere door het onderzoek een andere vorm te geven.
Er moet ook nagedacht worden over praktische zaken. Zo mag de range van je onderzoek niet te smal en niet te
breed zijn. Maar een onderzoeker weet op voorhand niet altijd op voorhand hoe ver zijn dataverzameling moet
gaan.
Literatuurstudie
Kennis uit geassocieerde literatuur zal helpen om te bepalen of jouw studie verder gaat dan het bestaande materiaal
en of het dus bijdraagt aan jouw studiegebied. Literatuur moet doorheen het volledige onderzoeksproces gelezen
worden, ook voor de dataverzameling. Hierdoor erkennen we dat je als onderzoeken nooit zonder kennis aan onderzoek begint. De onderzoeker heeft namelijk al theorieën en assumpties bij zich.
Om andere studies te lezen op een manier die bijdraagt aan jouw studie moet je het met een bepaald idee lezen.
1. Verzamel, doorblader en lees literatuur om na te gaan of je een goed onderwerp gekozen hebt.
2. Gebruik relevante literatuur om de focus van je onderwerp te vinden. Bekijk bij deze stap ook de referenties
bij de literatuur om verdere informatie te vinden.
3. Literatuur kan helpen om je design van de interviewvragen te bepalen. Leer van succes en falen van andere
onderzoekers.
4. Literatuurstudie is een steeds durende stap. Zo kan je eventueel voordeel halen uit materialen waar je eerder over gelezen hebt of je kan informatie lezen die je eerst als niet nuttig had gezien.
5. Specificeer de zoektocht naar literatuur niet te veel, zoek in een breed veld.
Na het verzamelen van de literatuur zal je een literatuurstudie of een conceptuele context van je voorstel moeten
schrijven.
Theoretische context
Verschillende definities:
 Denzin (1989): theorie verwijst naar een reeks voorstellen die onderling verwant zijn en waarbij sommige
kunnen afgeleid worden uit anderen. Zo kan er een uitleg worden ontwikkeld voor bepaalde bestudeerde
fenomenen.
 Glaser en Strauss (1967): focus op de verificatie van theoretische ontwikkeling. Zij denken hierbij aan een inductieve strategie waarbij de onderzoeker concepten en hypothesen ontdekken door een vergelijkende analyse. Dit resulteert uiteindelijk in een ‘grounded theory’. Het uiteindelijke doel van theorie is verklaren en
voorspellen.
 Geertz (1973) theorie is gebaseerd op een interpretatie, een zoektocht naar het zin geven van sociale interacties. Hiervoor moet er aan ‘thick description’ gedaan worden. Dit betekent dat er een beschrijving moet
gebeuren die meer is dan het rapporteren van daden, het moet ook doelen, intenties, motieven, betekenis,
context, situaties en omstandigheden van de actie weergeven. Het doel van onderzoek is een begrip van
echt geleefde ervaringen weer te geven.
Gebruik theorie zowel impliciet als expliciet:
 Expliciete theorie: die theorieën waar je over schrijft in je voorstel en in je onderzoeksrapport. Dit kan verschillende abstracties aannemen:
o Empirische generalisatie: lage generalisatie, verwijst naar uitkomsten van verwante studies.
o Formele theorie of algemene theorie: framework voor het stellen van vragen en het bespreken van
je bevindingen.
 Impliciete theorie: je persoonlijke theoretische perspectieven en waarden.
Richtinggevende theorieën helpen op verschillende manieren om je onderzoek vorm te geven. Het helpt hierbij om
verschillende theorieën te gebruiken als gids voor je onderzoek.
6
Onderzoeksdoeleinden
Hierbij wordt rekening gehouden met je praktische en intellectuele doelen. Onderzoeksdoeleinden opstellen kan je
op verschillende manieren helpen:
 Helpt om het onderzoek te verantwoorden,
 Helpt om te bepalen welk soort onderzoek je nodig hebt om je doelen te bereiken,
 Intellectuele doelen helpen om gericht onderzoeksvragen op te stellen
 Kan helpen om gedurende het onderzoek de focus niet te verliezen.
Maxwell (2005) stelt voor om persoonlijke en intellectuele doelen te onderscheiden:
 Persoonlijke doelen: dat wat je motiveert om het onderzoek te doen. Verwijst ook naar persoonlijke ervaringen
 Intellectuele doelen: lenen zichzelf om je onderzoeksvragen te definiëren. Om deze te bepalen moet je nadenken over wat je wil beschrijven, interpreteren en/of uitleggen.
Onderzoeksvragen en onderzoeksuitleg
Helpen je onderzoek te focussen, het zijn een aantal vragen die je probeert te beantwoorden.
Je moet een conceptueel probleem hebben als basis voor je onderzoek. Vaak zijn kwalitatieve onderzoekers bezorgd
over sociale structuren, individuele ervaringen en de relatie tussen de twee.
Een onderzoeksvraag start meestal met hoe of wat zodat er kan beschreven worden wat wer gebeurt. Je onderzoeksuitleg zal de algemene bedoeling van je onderzoek uitleggen en hoe open of gesloten je onderzoek zal zijn.
Probeer duidelijk te beschrijven wat het is dat je wil onderzoeken.
Na de onderzoeksuitleg beschreven te hebben kijk je naar alle vragen die reeds bij je opkwamen en bepaal je welke
bij dit onderzoek passen en welke je in een volgend onderzoek gaat aanpakken.
Selectie van locatie
Hierbij bepaal je waar je het onderzoek zal uitvoeren, wie de deelnemers zullen zijn, welke technieken voor dataverzameling je zal gebruiken en hoelang de studie zal duren.
Waar onderzoek uitvoeren
Backyard onderzoek:
 Gemakkelijke toegang
 Bruikbaar voor persoonlijk en professioneel leven
 Beperkte tijd en geldbehoefte.
 Je hebt reeds een bepaalde rol, soms moeilijk om de rol van onderzoeker toe te voegen
 Kan ethische en politieke dilemma’s veroorzaken
 Je krijgt soms gevaarlijke kennis onder ogen
 Je verlaat zelden je eigen backyard, bijgevolg moeilijk om onderzoek af te sluiten
Als je geen lokaal onderzoek voert dan moet je bepalen waar je het onderzoek zal uitvoeren.
 Selectie is ingebouwd in de onderzoeksvraag,
 Geen specifieke locatie vereist, het moet wel binnen een bepaalde geografische setting,
 Onderzoeker moet een rationale ontwerpen om een locatie te selecteren
Selectie van deelnemers
typische elementen
Geven aan wat het typische, het normale is.
7
Extreme elementen
Homogene groep
Selecteert participanten die het extreme, het ongewone of het speciale weergeven.
Verzamelt alle gelijke participanten om zo een bepaalde subgroep te kunnen bestuderen.
Maximale variatie
Verzamelt personen in een hele brede setting. De bedoeling hierbij is om patronen
binnen een grote variatie te vinden
Theoretische verzameling
Selecteert personen via veranderende theoretische concepten.
Sneewbaleffect
Nieuwe deelnemers worden aangebracht door deelnemers die reeds betrokken zijn
bij het onderzoek
Gemakhalve
Selecteert op basis van het gemak
Selecteer enkel die criteria die vanuit de literatuur en je eigen ervaringen belangrijk zijn. Vaak zal de selectiecriteria
bijgestuurd worden gedurende het verzamelen van informatie.
Voor een diepgaande kennis ga je verschillende keren een lange tijd met minder personen spreken. Voor een bredere setting ga je eenmalige interviews uitvoeren met meer personen.
Selectie van onderzoekstechnieken
Vaak worden er aan triangulatie gedaan. Dit betekent dat er een variatie aan onderzoeksmethoden gebruikt worden.
Dit kan ook gaan over verschillende bronnen, verschillende onderzoekers en verschillende theoretische perspectieven. Door dit te doen ga je beperkingen of tegenstrijdigheden in je interpretatie blootleggen. Het is de bedoeling om
nieuwe dimensies van de sociale realiteit te vinden.
Drie dataverzamelingstechnieken:
 Interview
 Observatie
 documentatieverzameling
kies technieken die:
 informatie aan het licht brengen die het fenomeen in kwestie kan helpen uitleggen
 die verschillende perspectieven bijdragen aan het probleem
 die zo effectief mogelijk gebruik maken van de tijd.
Betrouwbaarheid
Creswell (1998) formuleert manieren om de betrouwbaarheid te verhogen
 meer tijd en aanhoudende observaties
 triangulatie
 peer evaluatie
 negatieve gevallen onderzoeken
 verduidelijking van de vooroordelen van de onderzoeker
 deelnemers laten nakijken
 rijke, thick description
 externe audit
niet noodzakelijk om in één studie alle punten te gebruiken.
Tijdsschema
Op voorhand kan je niet zeker zijn hoe lang je onderzoek duurt, vaak zal je het onderschatten. Institutionele structuren zullen de planning ook veranderen, het zal ook de tijd bepalen die respondenten hebben om deel te nemen.
Houd hierbij rekening dat instellingen soms cyclussen hebben.
8
Ondanks deze elementen is het toch goed om een tijdsschema op te stellen omdat het helpt om de vooropgestelde
elementen van het onderzoek te beoordelen en te anticiperen op wat dat vereist.
Moet altijd flexibel blijven.
Onderzoekssamenvatting
Dient om voor te leggen aan de deelnemers. Houdt meestal het volgende in:
1. wie je bent
2. wat je doet en waarom
3. wat je zal doen met je resultaten
4. hoe de locatie en de deelnemers geselecteerd zijn
5. eventuele voordelen en risico’s voor deelnemers
6. vertrouwelijkheid en anonimiteit van gegevens (indien van toepassing)
7. hoe vaak je wil observeren of samenkomen
8. hoe lang elke sessie ongeveer zal duren
9. vragen of er mag opgenomen, geregistreerd mag worden.
Probeer zo duidelijk en eerlijk mogelijk te zijn.
Pilootstudie
Belangrijk om aspecten van je onderzoek uit te testen, helpt om te bepalen of het concept interessant is voor jou of
voor de deelnemers. De beste plaats om onderzoeksmethoden uit te proberen. Belangrijk om zo realistisch mogelijk
uit te voeren.
To do:
 verduidelijk je pilootintenties aan de deelnemers
 gebruik de pilootstudie om de taal en samenstelling van de vragen te beoordelen. Hier ook tijd om te kijken
of het onderzoek niet te lang duurt
 gebruik het om je observatiemethoden ui te proberen
 helpt om je verder te informeren over het onderwerp
Toegang verkrijgen
Is een proces! Als je studie binnen een organisatie plaats vindt moet je eerst concact opnemen met de gatekeepers.
Hierbij start je best bovenaan de hiërarchie. Als je contact met hen opneem moet je duidelijk maken dat de informatie die je verzamelt van jou is, vermeld wat je hen wel geeft en geef weer wat de mogelijkheden van kwalitatief onderzoek is.
Als je een losstaand individu wil gebruiken voor je onderzoek is het best om rechtstreeks contact op te nemen.
Soms is het goed om eerst ‘logging time’ door te brengen. Dit betekent dat je gaat deelnemen aan activiteiten en
informeel met deelnemers gaat praten, zo leren ze je kennen.
Rollen van de onderzoeker
onderzoeker als onderzoeker
onderzoeker als lerende
9
10
Chapter 2: doing what is good for you
The research topic


What do you want to study?
˗ Welke problemen, dilemma’s en paradoxen intrigeren je?
˗ Subjectief! passie om onderwerp te vinden dat je interesseert.
˗ Onderscheid tussen passie om fenomeen te begrijpen overbetrokkenheid in persoonlijke problemen
die oplossing vragen
Problemen
˗ Onderscheid onderwerp voor onderzoek  ow voor therapie
˗ Emotionele betrokkenheid: jezelf vragen hoe je onderwerp tussenkomt in levensgeschiedenis en of je
iets wil bewijzen waarvan je gelooft dat het waar is.
uiting
 Wil eigen ervaring justifiëren
 Benaderen van onderzoeksdeelnemers leidt tot ernstige angstaanvallen.
 Angst als resultaat van problemen die je moet oplossen gevoelens voorbij je capaciteit om
te genezen.
˗ Praktisch problemen : tijd en geld
opmerking: weet de ideale omvang niet tot datacollectie bezig is.
oplossing: lezen van gerelateerde literatuur en theorie help om een onderzoeksfocus te ontwikkelen
Review of literature


Kennis van literatuur maakt dat kan uitmaken of onderzoeksplannen voorbij de bestaande bevindingen en theorieën gaan, en of het bijdraagt aan jouw studiegebied.
˗ Literatuur lezen doorheen onderzoeksproces, zeker voor de datacollectie begint.
˗ Is nooit ‘blank slate’ maar heeft al veel kennis van theorieën en assumpties, ook al is men er niet bewust
van.
Lezen van literatuur vraagt bepaalde frame of mind
˗ Gerechtvaardigd onderwerp obv wat al gedaan is en wat nog niet gedaan
˗ Focus voor je onderwerp: referenties om te zoeken wat al geweten is en wat nog mist
˗ Research design en interviewvragen: kritisch lezen en leren van de successen en het falen van andere
onderzoekers die gelijkaardige fenomenen onderzochten.
˗ Doorlopend proces(ook tijdens dataverzameling en analyse): review vroegere ononderzochte literatuur,
lees doorheen hele proces
˗ Groot net: niet beperken tot onderwerp of discipline (ook sociologie, antropologie, psychologie, ow), lezen van contrasten
 Opmerking: niet uitsluiten van toegang tot het veld doordat steeds groter wordende cirkels van
literatuur leest.
 Klaar zijn voor veld is state of mind, beïnvloed door voorbereidende maatregels
˗ Literatuur review of conceptuele context: organiseer review rond begrip dat komt van onderzoek van
specifieke vragen van studies en theorieën die verband houden met je onderwerp.
 Is geen samenvatting van ≠ studies, maar integratie van reviewed bronnen rond bepaalde trends
en thema’s.
 Let op gaps in literatuur waardoor nood duidelijk maakt voor meer en verschillend soort van onderzoek.
 Creëer diagrammen als een visuele afbeelding van literatuur om review te organiseren en uit te
vinden hoe je eigen onderzoek zich relateert aan het grote geheel van de literatuur
 Conceptuele context: focus op voorgestelde werk ipv taak waarbij je elke studie moet bespreken die iets te maken heeft met je werk. Helpt ook om breder te denken en tegelijk meer gefocust te zijn.
 Denkt ruim hoe je werk past binnen grotere theory
 Denkt gefocust over belang van je onderzoek
11

Door concepts creëert men een organizational schema waarin theorieën en perspectieven van verschillende disciplines en perspectieven kan integreren.
Theoretical context




Definitie theorie
˗ Homans: set van proposities die interrelated zijn in een ordelijke manier zodat sommige door deductie
afgeleid kunnen worden van anderen, waardoor een verklaring mogelijk is voor het fenomeen onder onderzoek.
 Doel: universele wetten van menselijk gedrag en sociaal functioneren
˗ Glaser en Strauss: grounded theory: verificatie als theorie ontwikkeling, inductieve strategieën waarbij
de onderzoeker concepten en hypotheses ontdekt door constante comparatieve analyse.
 Doel: verklaring en voorspelling
˗ Geertz: thick description: interpretatie (act waarbij men sociale interactie probeert te begrijpen, zoals de
motieven, betekenis, context,…), elke menselijke situatie is nieuw,opkomend en gevuld met conflicterende betekenissen en interpretaties
 Doel: begrip van directe meegemaakte ervaringen
Theory methodologische keuzes en studie design
˗ Impliciete theory: theoretische perspectieven en waarden die keuze van onderzoeksonderwerp bepalen,
moeten vaak reflecteren over theoretische predisposities die vaak verhuld worden voor deelnemers/lezers/onderzoekers
˗ Expliciet: theorieën waarover je schrijft in onderzoeksrapport, die helpen om je studie te situeren, onderzoeksvragen te ontwikkelen, deelnemers te selecteren,…
 Empirisch gegeneraliseerde of substantieve theorie: laag niveau van abstractie, verwijst naar
uitkomst van gerelateerde studies
 Formele/algemene theorie of middle-range propositions: verklaren van een geheel van fenomenen, breder in reikwijdte dan empirisch gegeneraliseerde en causale modellen.
Leidende theorieën kunnen helpen om een onderzoek te ontwerpen
˗ Opmerking: kan ook zijn dat bepaalde aspecten verhuld, kan restrictief en misleidend zijn
˗ Oplossing:
 Verschillende theorieën als leidend framework voor je studie
 Gaps tussen wat leidende theorie verklaard en wat het niet verklaard in je eigen werk, en nieuwe proposities toevoegen aan de leidende theorie of contracties/onvolledigheden aan te duiden
RECAP:
˗ Theorie is laatste versie van wat we de waarheid noemen
˗ Kwalitatief onderzoek wordt niet expliciet gedreven door theorie, maar is gesitueerd binnen een theoretisch perspectief
˗ Empirische generalisatie en formele theorie om hun onderzoek te situeren binnen een grotere configuratie van denken en om initiële vragen en werkhypotheses te creëren tijdens de eerste fasen van data collectie
Onderzoekdoelen



Onderzoeksdoel: praktische en intellectuele (mss persoonlijke) doelen
Onderzoeksvragen/probleembespreking: vragen die je, doorheen je onderzoek, wil aanpakken
Nut van onderzoeksdoelen
˗ Verdedigen van je onderzoek als iets belangrijk om uit te zoeken, wat er potentieel significant aan is.
˗ Soort onderzoek dat je moet doen om je doel te bereiken
˗ Intellectuele doelen helpen om je te focussen op je onderzoeksvragen
˗ Toetssteen en help om je te focussen als je overwhelmed wordt door verschillende richtingen waarin je
kan gaan
Soorten doelen
˗ Persoonlijk: wat je motiveert om je onderzoek te doen, persoonlijke ervaringen
˗ Praktisch: onderzoek helpt om iets te veranderen of iets te bereiken, belang van je werk
12
˗ Intellectueel: onderzoeksvraag definiëren, inzicht krijgen in wat er gebeurt en waarom, antwoorden op
vragen dat voorgaand onderzoek niet geadresseerd heeft
 Descriptieve doelen: beschrijven/documenteren wat mensen doen en waarover ze praten
 Interpretatieve doelen: hoe dingen werken in bepaalde setting en hoe mensen betekenis geven
 Verklarende doelen: identificeren van patronen en relaties
 Emancipatorische doelen: bewustzijn, zelfbegrip, zelf-determinatie, mogelijkheden voor sociale
actie en sociale rechtvaardigheid
 Onderzoeksdoelen:waarden van wat belangrijke kennis is en hoe je deze kent.
Research statement en vragen

Kwalitatief onderzoek heeft vaak te maken met sociale structuren, individuele ervaringen en/of de relaties ertussen
˗ Structuren worden vaak bekeken door sociale, culturele, economische, politieke en omgevingslenzen
˗ Individuele ervaringen binnen de structuren zijn gevarieerd en verschillend
Interpretivisten zoeken hoe structuren individuele ervaringen beïnvloeden, en hoe individuen de structuren die bestaan veranderen, maken en penetreren

Onderzoeksstatement presenteert het doel van je studie en bepaald hoe open/gesloten het zal zijn. Geeft een
focus om te denken over dataverzameling en analyse
˗ Stap 1: beschrijf wat je wilt begrijpen
˗ Stap 2: bekijk alle vragen die je wil bespreken en bepaal welke nog even moeten wachten op een andere
studie en welke gecategoriseerd worden in subvragen die helpen om je centraal probleem op te lossen
Site selection



Waar, wie, technieken, hoe lang,… kan nog steeds veranderen als dataverzameling bezig is en je informeert
Backyard onderzoek: onderzoek in eigen instituut of agentschap
˗ +: makkelijke toegang, grondwerk al gedaan, nuttig voor professioneel/persoonlijk leven, weinig tijd en
geld
˗ problemen:
 doordat mensen verwachtingen hebben van bepaalde types interactie, kan dit effectieve dataverzameling beperken
 krijgt rol van onderzoeker erbij, wat voor verwarring kan zorgen
 ethische en politieke dilemma’s: politiek geladen situaties maken dat je je kwetsbaar voelt
 gevaarlijke kennis: politiek gevaarlijk om te hebben, zeker voor een insider
 beëindigen van het onderzoek: kan niet verlaten , ongeacht gevaarlijk kennis
˗ problemen niet bij actie onderzoek, want verminderd de politieke gevaren van backyard interpretatief
onderzoek omdat de kennis ofwel persoonlijke kennis is om je eigen gedrag te leiden, ofwel open kennis
waarbij de groep als geheel iets nieuw leert
˗ backyard onderzoek makkelijk voor piloot onderzoek, maar mss toch beter als bij vreemde mensen gaat
onderzoeksplaats
˗ vaak onderdeel van onderzoeksprobleem
˗ soms geen specifieke onderzoeksplaats nodig, enkel een geografische grenzen
˗ toch vaak specifieke plaats nodig: bestaan het probleem ook ergens anders?
Selectie van de onderzoeksdeelnemers



Selectie strategie
˗ Random sampling: grote, statistisch representatieve steekproef waarvan generalisaties getrokken kunnen worden
˗ Information rich cases: doelbewust selecteren, kan veel leren over centraal belang van het doel van het
onderzoek
Stratificatiecriteria is goede plaats om te beginnen, maar probeer niet alle mogelijke configuraties van variabelen als etniciteit, gender, SES, educatie, seksuele oriëntatie, leeftijd,… te betrekken
Depth understanding: langere periodes met minder respondenten en onderzoekssites
13

Ontwikkel een expliciete rationale voor participantselectie gebaseerd op theory, methodologisch perspectief,
persoonlijke overtuiging of je pilootstudie
Selectie van onderzoekstechnieken







Data collectie  data recording: onderzoeker heeft actieve rol in het produceren van data door de vragen en de
sociale interactie. Informatie wordt gecoconstrueerd door de onderzoeker
Triangulatie: praktijk waarbij met zich baseert op verschillende methodes, databronnen, onderzoekers, theoretische perspectieven,…
Invloed
˗ Positivisme: als van verschillende bronnen gehoord, gezien heeft,.. zal het wel zo zijn
˗ Interpretivisme: begrip van de ≠ perspectieven
Redenen triangulatie
˗ Kan zijn dat fout in interpretatie of een verschillend zicht op de situatie kan limitaties tonen, of welke
versie is meer waarschijnlijk
˗ Nieuwe dimensies van sociale realiteit waarin mensen niet consistent reageren
˗  beter: crystallisatie: combinatie van symmetrie, een substantie heeft oneindig veel vormen, substanties, transmutaties, multidimensies en benaderingshoeken
3 dataverzamelingstechnieken: observatie, interview, document collectie
wil data recorden en construeren
techniek
˗ verzamel data die helpt een fenomeen te begrijpen
˗ verschillende perspectieven toevoegen
˗ effectief gebruik van de tijd
nut triangulatie: onderzoeksgeloofwaardigheid, authenticiteit en waarschijnlijkheid
Geloofwaardigheid

Geloven dat concepten sociaal geconstrueerd zijn, dus kan geen criteria creëren die waar of accuraat zijn
kan toch geloofwaardigheid vergroten
˗ Prolonged engagement
˗ Triangulatie
˗ Peer review en debriefing
˗ Negative case analysis
˗ Clarification of researcher bias
˗ Member checking
˗ Rich, thick description
˗ External audit
Tijdsframe



Zal tijd steeds onderschatten
Wordt beïnvloed door institutionele structuren, (bv bel die bepaald wanneer vrij is voor interview, hoe hogere
plaats hoe vrijer), cyclussen/seizoenen die bepalen wanneer iets gedaan wordt
Toch interessant om tijdstabel op te stellen, hoewel deze flexibel moet zijn
verandering in tijdstabel kan bron van frustratie zijn, maar ook een van exploratie
Research summary


Lay summary: verbale presentatie over je onderzoek dat je aan participanten geeft om hen te helpen te begrijpen wie je bent, wat je doet, en welke rol je wil dat ze spelen in je onderzoek, fouten bestaan niet, gegevens
worden anoniem verwerkt
IRB~ethische commissie: review van onderzoek: deelnemers moeten bewust zijn van mogelijke risico’s en
voordleen
˗ Research summary, consent forms, interview protocol
14
Pilootstudie



Doel: uitproberen in situatie en met mensen die zo dicht mogelijk aanleunen bij echte studie
˗ proberen van aspecten van je onderzoek,
˗ iets leren over het concept waarin je geïnteresseerd bent nut heeft voor deelnemers,
˗ verduidelijking van research statement en vragen
˗ onthullen van assumpties over je onderwerp
˗ proberen van nieuwe onderzoeksmethode
˗ leren over onderzoeksproces, interviewvragen, observatietechnieken, jezelf, taal, inhoud van je vragen,
duurtijd van je interview
helpt bij het klaarmaken voor datacollectie
pilootstudie is geen studie op zich!!
Gaining acces








Toegang verkrijgen is een proces: consent om te gaan waar je wil, observeren wat je wil, praten met, verkrijgen
en lezen van docu, binnen bepaalde tijdsperiode
Gatekeepers: personen die hun toelating moeten geven alvorens je het studiegebied binnen mag, en waarmee
je moet onderhandelen over condities van toegang
Makkelijker als je een insider kent die gekend is met de individuen en politiek, en kan helpen om toegang te
verkrijgen
Logging time: wees aanwezig, participeer in activiteiten, spreek informeel, geef ze tijd om aan je te wennen
Makkelijker als je participanten ook voordeel ervaren.
Onderhandelen van toegang: voorstellen onderzoek summary, luisteren, antwoorden op vragen en eisen, verduidelijken
˗ Data behoort jou toe vertrouwelijkheid en anonimiteit
˗ Duidelijk maken wat je wil bereiken
˗ Opkomende mogelijkheid van kwalitatief onderzoek er kunnen nieuwe problemen opduiken die verdere interviews vragen
Moet vertrouwensband opbouwen
Rejections kunnen gebeuren
Researcher roles

Duidelijk maken welke rollen je hebt: afhankelijk van situatie, filosofisch perspectief, context, identiteit deelnemers, eigen persoonlijkheid en waarden
 Predisposities
˗ Onderzoeker is steeds, moet bewust van zijn
˗ Lerende: reflecteren over aspecten onderzoeksprocedures en bevindingen, moet leren luisteren
 Angst over hoe alles zal samenkomen inzicht in betekenis van de data
+
angst over hoe moet organiseren in geschreven vorm
 Onderzoek bepaalt je leven, alles herinnert eraan
Figuur 2.1 is eerder spiraal doordat ontstaat door reflexieve momenten
15