2.1.4. oefenset 1314 - Studentenraad VUmc

Download Report

Transcript 2.1.4. oefenset 1314 - Studentenraad VUmc

VUmc-compas toetsing

Toets

Cursus Cursuscoördinator

Oefen SET Leren dokteren 3/ semestertoets

Leren dokteren 3 prof. dr. H.N. Lafeber / mv. drs. O. Wassenaar Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

1

van

15

Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

2

van

15

1 2 3 4 5 Vorige week werd Johnny op tijd geboren na een zeer zware bevalling. De kinderarts heeft gehoord dat zijn Apgar-score erg slecht was en dat hij kort na zijn geboorte zelfs convulsies gehad heeft. Moeder geeft geen borstvoeding. Ze wil Johnny nu graag met flesvoeding mee naar huis nemen maar hij drinkt slecht en hij komt niet aan. Wat is het aangewezen beleid? a. Moeder mag met Johnny naar huis gaan en na enkele weken zal op het consultatiebureau wel blijken of alles goed gaat b. Een X-foto maken van de buik . c. Voordat Johnny naar huis mag met moeder, moet een ander soort voeding geprobeerd worden. d. Voordat U Johnny naar huis laat gaan met moeder verricht U aanvullend neurologisch onderzoek om te zien of bij de bevalling mogelijke hersenschade is ontstaan door zuurstoftekort waardoor hij moeilijk drinkt en slikt Kleine Heleen is nu 9 maanden oud en ziet er altijd gezond uit, zonder bovenste luchtweginfecties. De ouders klagen dat zij de laatste maanden minder goed groeit (althans dat zegt de consultatiebureauarts). De huisarts vraagt de groeicurve op en ziet dat deze mooi op de 0 SDS loopt. Wel begint de curve iets af te buigen bij 6 maanden. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Koemelkallergie b. Coeliakie c. Cystic fibrosis d. Aangeboren stofwisselingsziekte Wat zijn de belangrijkste pijlers in de behandeling van diabetische keto acidose? a. Vocht, insuline en natrium b. pH, insuline en natrium c. Vocht, insuline, kalium d. pH, kalium, glucose Welke factor speelt GEEN rol bij de pathogenese van hersenoedeem? a. Rehydratie met intraveneuze vochtbolussen b. Toegenomen intracellulaire osmolaliteit van de hersencellen c. Een gestoorde nierfunctie d. Snelle daling van de serumosmolaliteit Ook al vast een gezond mens 6 uur, dan blijft zijn plasma glucose toch onveranderd passend bij euglycemie (binnen de normaalgrenzen). Door welk mechanisme wordt dit veroorzaakt? a. Blijvende aanvoer van glucose vanuit de tractus digestivus b. Verhoging van de insuline productie c. Lipogenesis in de spier d. Gluconeogenese in de lever Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

3

van

15

6 7 8 9 Een vrouw van 35 jaar heeft sinds kort klachten van gewichtsverlies, hartkloppingen en dubbelzien. Bij onderzoek vindt de endocrinoloog een ofthalmopathie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Toxisch adenoom b. Graves-Basedow hyperthyreoidie c. Ziekte van Quervain d. Euthyreoot multinodulair struma Een man van 45 jaar met een blanco voorgeschiedenis presenteert zich met vage klachten waarbij de endocrinoloog twijfelt of dit met een gestoorde schildklierfunctie samenhangt. Hij mag maar 1 bepaling als eerste screening doen. Welke bepaling helpt de endocrinoloog het beste verder in zijn differentiaal diagnostische overwegingen? a. FT4 b. TSH c. FT3 d. Schildklier antistoffen Bij een man van 50 jaar vindt de internist bij anamnese en onderzoek een sterke verdenking op een schildkliercarcinoom. Haar bevindingen staan hieronder vermeld. Eén bevinding past

het minst

bij een maligniteit. Welke bevinding is dit? a. Een niet pijnlijke vaste schildkliernodus b. Hyperthyreoidie c. Recente groei van de schildklier d. Het ontbreken van beweeglijkheid van de schildklier bij slikken Een vrouw van 55 jaar heeft door een val van de fiets een polsfractuur opgelopen. Screening op osteoporose is: a. niet nodig omdat het een traumatische fractuur betreft. b. niet nodig omdat patiënt zeker in aanmerking komt voor een bisfosfonaat. c. gewenst door middel van botmineraaldichtheidsmeting. d. gewenst door bloedonderzoek naar botafbraakmarkers. 10 Een vrouw heeft op 56-jarige leeftijd een humerusfractuur opgelopen ten gevolge van een val. Op basis van een botdichtheidsmeting is osteoporose geconstateerd. De vrouw is nu 61 jaar en is 5 jaar behandeld met een bisfosfonaat. Zij heeft verder geen fracturen meer gehad. Wat is het aangewezen beleid ten aanzien van bisfosfonaatbehandeling? a. Het bisfosfonaat kan nog 2 jaar worden voortgezet omdat dit aanvullende bescherming geeft. b. Zij is al erg lang behandeld, 2 jaar zou voldoende zijn geweest. c. De behandeling kan worden gestopt omdat de extra winst gering is en de kans op bijwerkingen toeneemt. d. De behandeling moet worden omgezet in teriparatide. Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

4

van

15

11 Een man van 40 jaar wordt doorverwezen met een waarschijnlijkheidsdiagnose pheochromocytoom. Hij klaagt over hoofdpijn, daarnaast heeft hij ook last van kouwelijkheid, gewichtstoename, transpiratie en obstipatie. Welke van de klachten past het meest bij pheochromocytoom? a. Kouwelijkheid b. Gewichtstoename c. Transpireren d. Obstipatie. 12 In verband met verdenking pheochromocytoom doet een internist nader onderzoek naar de mogelijke lokalisatie hiervan. Welk onderzoek is primair geïndiceerd? a. X-thorax b. MRI abdomen c. CT hypofyse d. Echo hals 13 Hypoglykemie kan veel oorzaken hebben. Welke oorzaak is het minst waarschijnlijk? a. Sulfonylurea gebruik b. Insulinoom c. Leverfalen d. M.Cushing 14 Een Addisonse crise is een levensgevaarlijke situatie. Welk hormoon moet als eerste toegediend worden? a. Insuline b. Thyroxine c. Corticosteroiden d. Groeihormoon 15 Wat is de eerste-keusbehandeling bij een groeihormoonproducerend macroadenoom van de hypofyse dat blijkens MRI onderzoek druk uitoefent op het chiasma opticum? a. Operatieve verwijdering b. Somatostatine analoog c. Radiotherapie d. Groeihormoonreceptor antagonist 16 Wat is de meest gerapporteerde klacht bij acromegalie? a. Heesheid b. Transpireren c. Hypoglycemie d. Dysurie Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

5

van

15

17 Een 45-jarige man zonder motorische problemen is sinds meer dan een half jaar overmatig en onterecht bezorgd dat hij een ernstige en dodelijke spierziekte onder de leden heeft die zich elk moment kan openbaren. Geruststelling door een arts helpt wel, maar slechts voor korte tijd. Patiënt lijdt merkbaar onder zijn preoccupatie. Welke behandeling is geïndiceerd, afgaande op de meest waarschijnlijke diagnose? a. Hypnose b. Fysiotherapie c. Cognitieve gedragstherapie d. Benzodiazepinen 18 Een 28-jarige vrouw krijgt de volgende DSM-IV-classificatie: As I As II As III Depressieve stoornis, recidiverend, ernstig Alcoholafhankelijkheid Borderline persoonlijkheidsstoornis Diabetes mellitus As IV As V recente relatiebreuk, werkloosheid, hoge schulden GAF 85 Wat klopt er niet in deze classificatie? a. As I en as II zijn verwisseld b. Er mist een as c. De GAF is onwaarschijnlijk hoog d. Op as III horen geen somatische aandoeningen te staan 19 Een depressieve patiënt interpreteert tegenslag vaak als blijk van eigen onkunde en minderwaardigheid, waardoor zijn depressieve gevoelens en passiviteit worden versterkt. Welk model van psychopathogenese wordt in deze veronderstelling gehanteerd? a. Het psychoanalytische model b. Het cognitieve model c. Het systeemtheoretische model d. Het leertheoretische model 20 Tijdens vasten wordt, in een bepaalde volgorde, energie vrijgemaakt uit: gluconeogenese, glycogenolyse, de laatste maaltijd en vetzuuroxidatie. Zet de opties in chronologische volgorde. a. laatste maaltijd - gluconeogenese - glycogenolyse - vetzuuroxidatie b. laatste maaltijd - glycogenolyse - vetzuuroxidatie - gluconeogenese c. laatste maaltijd - vetzuuroxidatie - gluconeogenese - glycogenolyse d. laatste maaltijd - glycogenolyse - gluconeogenese - vetzuuroxidatie 21 Fenylketonurie: a. komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes b. is een van de ziekten in de hielprikscreening c. veroorzaakt acute levensbedreigende ontregelingen d. wordt behandeld met een vetbeperkt dieet Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

6

van

15

22 Een enzymdefect van de schildklier (dyshormonogenese), een aanlegstoornis van de schildklier en TSH-deficiëntie zijn oorzaken van congenitale hypothyreoidie. Orden de oorzaken naar frequentie van voorkomen. a. Enzymdefect schildklier (dyshormonogenese), aanlegstoornis schildklier, TSH deficiëntie b. Aanlegstoornis schildklier, TSH-deficiëntie, enzymdefect schildklier (dyshormonogenese) c. Aanlegstoornis schildklier, enzymdefect schildklier (dyshormonogenese), TSH deficiëntie d. Enzymdefect schildklier (dyshormonogenese), aanlegstoornis schildklier, TSH deficiëntie 23 Vroege start van vroege start behandeling van congenitale hypothyreoidie is belangrijk behalve voor: a. voorkomen van leerproblemen b. normale intellectuele ontwikkeling c. IQ in de normale range d. voorkomen van uitval van de groeihormoon-as 24 Thyroxine is in de bloedbaan voornamelijk gebonden aan: a. albumine b. thyroxine bindend globuline c. ferritine d. alanine 25 Er zijn kinderen die verwaarloosd en mishandeld zijn en gedragsstoornissen vertonen, die in de adolescentie een sociale fobie ontwikkelen. Hoe staat dit fenomeen bekend? a. Epigenetica b. Multifinaliteit c. Epifinaliteit d. Endofenotype 26 Van een gen-omgevingcorrelatie wordt gesproken: a. wanneer de expressie van genetische factoren afhangt van omgevingsfactoren of omgekeerd; b. wanneer genetische factoren ertoe leiden dat het individu een bepaald soort omgeving kiest die het effect van de genetische factoren nog eens versterkt; c. wanneer de genetische outfit van een individu correleert met die van zijn ouders die bepalend zijn voor de omgevingsfactoren; d. wanneer de omgeving bepalend is voor de genetische outfit van de volgende generatie. Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

7

van

15

27 Welke vraag uit de onderstaande vragen is het meest geschikt om via kwalitatief onderzoek te beantwoorden? a. Hoe vaak komt borstkanker voor bij vrouwen tussen de 18 en 65 jaar? b. Welke factoren spelen een rol bij de therapietrouw van mensen met depressies? c. Is er een relatie tussen stress en hart- en vaatziekten? d. In welke mate wordt vermoeidheid bij patiënten met reumatische artritis verminderd door fysieke training? 28 Welke van onderstaande punten draagt bij aan een hogere validiteit van kwalitatief onderzoek? a. Grote steekproef b. Validering van de antwoordschaal c. Grote variatie in de steekproef d. Statistische generaliseerbaarheid 29 Een kwalitatief interview kenmerkt zich door: a. Gesloten vragen b. Een serie stellingen c. Open vragen d. Aankruisen van antwoordcategorieën 30 In het geval van een volksziekte (folk illnesses) is er vaak ook sprake van: a. somatisatie b. depressie c. slechte therapietrouw d. interindividuele variatie in 'verklaringsmodel' van de ziekte 31 Een man van 50 jaar, die 15 jaar geleden vanuit Marokko naar Nederland is geëmigreerd, hier zo’n 10 jaar zonder familie heeft gewoond en tot 2 jaar geleden zwaar werk in een fabriek heeft verricht, komt zeer regelmatig bij de huisarts in verband met veel lichamelijke klachten. De man heeft als belangrijke diagnosen een depressie, diabetes mellitus type 2, hypertensie, aspecifieke lage rugklachten en jicht. De huisarts meent dat zijn slechte lichamelijke conditie mogelijk een relatie heeft met zijn migratie in het verleden. Welk begrip speelt hierbij dan een belangrijke rol? a. Lage sociaal economische klasse b. Beperkt ziekte inzicht c. Psychiatric disturbance d. Externaliserend verklaringsmodel 32 Welke drie oorzaken zijn veel voorkomende diagnosen bij de klacht moeheid in de huisartspraktijk? a. Luchtweginfectie, depressie, relatie- of gezinsproblemen b. Mononucleosis infectiosa (ziekte van Pfeiffer), depressie, werkproblemen c. Relatie- of gezinsproblemen, ernstige anemie, somatisatie d. Werkproblemen, zwangerschap, ziekte van Lyme Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

8

van

15

33 Welk kenmerk past goed bij fysiologische moeheid? a. Met name in de ochtend klachten en ’s avonds minder moe b. Moeheid die toeneemt bij inspanning c. Goede reactie op rust en slaap d. Moeheid die zich uit in lusteloosheid 34 Een man van 45 jaar komt bij de huisarts met klachten van vermoeidheid, sinds een maand bestaand. Bij de anamnese en lichamelijk onderzoek vindt zij geen aanknopingspunten voor een diagnose. Ze besluit aanvullend onderzoek te doen. Welke onderzoek is nu het meest zinvol? a. Beperkt bloedonderzoek en ECG b. Beperkt bloedonderzoek en urineonderzoek c. Beperkt bloedonderzoek, urineonderzoek en ECG d. Urineonderzoek 35 Artikel 1 van de Wet op de Jeugdzorg van 2005 geeft de volgende definitie van kindermishandeling: Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Wie vallen onder deze definitie? a. alle kinderen tot 18 jaar b. alle kinderen tot 18 jaar inclusief ongeboren kinderen c. alle kinderen tot 16 jaar d. alle kinderen tot 16 jaar inclusief ongeboren kinderen Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

9

van

15

Toets klinisch redeneren Onderdeel van de SET 3 Leren dokteren 2.1 15 opdrachten (vraag 36 tot en met 50)

36 Casus Een vrouw van 55 jaar heeft een ernstige vorm van COPD. Ze heeft altijd veel gerookt (nu 45 pakjaren). Ze heeft, afgezien van een ernstige dyspnoe d’effort die al enige jaren bestaat en een rokershoest, geen klachten. Ze geeft geen bloed op bij het hoesten en is niet afgevallen. Bij een controle X-thorax wordt een verdichting in de rechterlongtop gevonden. De arts wil een longcarcinoom aantonen of uitsluiten. Welk aanvullend diagnostisch onderzoek is hiervoor bij deze patiënte het meest geschikt? a. Transthoracale longpunctie b. CT-thorax c. Bronchoscopie onder narcose d. Bloedonderzoek naar tumormarkers 37 Casus Een vrouw van 47 jaar is sinds ruim 20 jaar onder behandeling van een internist in verband met haar diabetes mellitus type 1. Ze spuit 4 maal per dag insuline. Zij heeft inmiddels meerdere complicaties daarvan ontwikkeld, o.a. neuropathie en retinopathie. De laatste maanden is ze geleidelijk toegenomen in gewicht en valt het haar steeds meer op dat ze dikke enkels heeft (waarin haar sokken afgetekend staan) en ’s ochtends ook gezwollen handen en een dik gezicht. Ze heeft toenemend last van jeuk. Haar bloeddruk bedraagt 150/110 mm Hg. Haar CVD (centraal veneuze druk) is niet verhoogd. In de urine is de hoeveelheid eiwit sterk verhoogd. Ze heeft geen last van kortademigheid, ook niet bij platliggen. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor haar oedemen? a. Een nefrotisch syndroom in het kader van diabetische nefropathie b. Hartfalen op basis van diabetische cardiomyopathie c. Insulineallergie d. Hypothyreoïdie Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

10

van

15

38 Casus Een 70-jarige man ondergaat een buikoperatie in verband met een coloncarcinoom. Aanvankelijk herstelt hij goed, maar na drie dagen krijgt hij koorts. De temperatuur is 38,5 gr C. Hij heeft geen opvallende roodheid of pijn op de plaats van de buikwandhechtingen of de infuusnaald. Hij heeft geen last van verkoudheid, keelpijn hoesten of spierpijn. Aan zijn benen geen zwelling of roodheid. Hij heeft geen mictieklachten. Bij het onderzoek van de buik is er geen loslaatpijn of défense musculaire. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor de koorts? a. Naadlekkage b. Luchtweginfectie c. Thromboflebitis d. Groot hematoom 39 Casus Bas werd geboren bij 41 weken met een normaal geboortegewicht. Zijn motorische en spraakontwikkeling zijn traag verlopen. Hij liep bij 22 maanden en hij sprak de eerste woordjes bij 2 jaar. Hij is nu 7 jaar en hij volgt MLK-onderwijs. Hij vertoont druk gedrag. Zijn algemene gezondheid is goed en hij kan goed horen en zien. Hij heeft geen aangeboren afwijkingen, zoals hart- of nierafwijkingen. In de familieanamnese valt op dat een nichtje van Bas (een dochter van de zus van zijn moeder) leerproblemen heeft. Bij lichamelijk onderzoek zijn er behalve een wat lang gelaat geen bijzonderheden. Dit roept het vermoeden van een fragiele X syndroom op. Welk onderzoek is het meest geschikt om dit aan te tonen? a. CGH-aray b. DNA-onderzoek c. Metabool onderzoek d. X foto van de pols 40 Casus Een vrouw van 32 jaar is 7 weken geleden gestopt met de orale anticonceptiepil in verband met zwangerschapswens. Ze had last van opgezette borsten en deed een zwangerschapstest. Deze was positief. Ze komt nu op het echospreekuur van de gynaecoloog. Bevindingen bij (transvaginale) echografie: een leeg cavum uteri, adnexen niet afwijkend, geen vrij vocht in cavum Douglasi. Bij bepaling van het serum HCG wordt een waarde gevonden van minder dan 2000 IU/L. Wat is de meest juiste conclusie? a. Normale zwangerschap b. Extra-uteriene graviditeit c. Beide is mogelijk d. Dit is een maligniteit Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

11

van

15

41 Casus De Heer F. (32 jaar) komt met zijn 29 jarige vrouwelijke partner op het urologisch spreekuur. Zij hebben sinds tien jaar een seksueel functionele relatie. Omdat een kind meer dan welkom is, is mevrouw 1,5 jaar geleden gestopt met de pil. Oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO) van de vrouwelijke partner leverde geen bijzonderheden op. Uit een bij herhaling verrichtte semenanalyse komt steeds een azoöspermie naar voren. Differentiaal diagnostisch denkt de uroloog aan een spermatogenetische- of obstructieve azoöspermie. Vraag Welk aanvullend onderzoek bij de man helpt de uroloog het beste verder in zijn differentiaal diagnostische overwegingen? a. Bepaling testosteron b. Bepaling FSH c. Echo scrotuminhoud d. Screenend bloedonderzoek 42 Casus Bij een jongen van 7 jaar is het syndroom van Kartagener vastgesteld, een specifieke aangeboren afwijking, recessief erfelijk. Hij heeft vanaf zijn geboorte veel last van luchtweginfecties, onder andere bronchitis. Waardoor worden de luchtweginfecties bij hem meest waarschijnlijk verklaard? a. Erfelijke aanleg voor allergie met name voor luchtwegallergenen b. Aangeboren afwijking in de positie van hart en longen c. Een aangeboren vernauwing en verslapping van de bronchiën d. Ophoping van slijm door een congenitale functiestoornis van de trilharen 43 Casus Een moeder komt met haar baby van 6 maanden oud bij het consultatiebureau (moeder- en kindcentrum) en vertelt dat bij het verschonen van de luier de benen zo stijf zijn. De jeugdarts wil de baby onderzoeken om na te gaan of er sprake is van spasticiteit, een belangrijk symptoom bij cerebrale parese. Hoe voert de arts het onderzoek uit? a. De baby ligt in rugligging. De arts pakt beide voetjes en tilt de beentjes op, zodat ze buigen in de heupen. b. De baby ligt in rugligging. De arts buigt de benen in heupen en knieën tot 90 graden en spreidt de benen in de heupen en voelt hoe stijf de benen zijn. c. De baby ligt in rugligging. De arts buigt de benen in heupen en knieën tot 90 graden en spreidt de benen in de heupen, eerst langzaam en dan snel. d. De arts kijkt of de baby zich al kan omrollen van rug naar buik en vice versa. Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

12

van

15

44 Casus Een jongetje van 5 jaar verslikt zich in een pinda. Hij heeft een paar weken alleen maar last van wat hoesten. Dat vinden zijn ouders niets bijzonders. Na 3 weken krijgt hij koorts en valt het op dat hij iets sneller ademt. De ouders zijn nu bezorgd dat de pinda toch nog ergens in de longen zit. Ze gaan naar de spoedeisende hulp, waar een X-thorax gemaakt wordt. Stel dat het vermoeden van de ouders terecht is, welke afwijking op de X-thorax verwacht men dan? a. Pleuravocht links b. Onregelmatige sluiering van beide longen c. Een lokale sluiering in de rechter long d. Fibrotisch streeptekening onderin beide longen 45 Casus Een meisje van 8 jaar oud wordt op de polikliniek kindergeneeskunde gepresenteerd in verband met bedplassen. Zij werd op de leeftijd van drie jaar overdag en ‘s nachts zindelijk. Het bedplassen begon één jaar geleden. Het is de ouders ook opgevallen dat zij de laatste tijd meer is gaan drinken. De ouders zijn recent verhuisd, ze zit op een nieuwe school en heeft nog niet echt vrienden kunnen maken. Wat moet u nu als eerste doen om de oorzaak van het bedplassen te achterhalen? a. Het kind naar de kinderpsycholoog verwijzen voor evaluatie b. Urine laten nakijken op leucocyten en urine en bloed op glucose c. Een echo van de nieren en urinewegen laten maken d. Op proef een plaswekker meegeven 46 Casus Een vrouw van 50 jaar heeft langdurige conflicten met haar zoon van 22. Zij verwijt hem onverantwoord gedrag en hij is boos als zij teveel alcohol gebruikt. Een dochter van 13 jaar is onder toezicht gesteld, ofwel: ze heeft een OTS. Wanneer zich een nieuwe crisis voordoet stelt de huisarts voor dat de dochter voor haar verzorging en emotionele veiligheid tijdelijk ergens anders gaat wonen. Welke hulpverlener of instantie kan de huisarts hiervoor het beste aanspreken? a. Jeugdarts b. Algemeen maatschappelijk werk c. Bureau jeugdzorg d. Eerstelijns psycholoog Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

13

van

15

47 Casus Een 50-jarige man consulteert zijn huisarts in verband met ernstige moeheid. Hierdoor is hij niet in staat om te werken. Hij heeft geen bijkomende lichamelijke klachten. Wat is de meest juiste manier om in een vroeg stadium van het consult aanwijzingen te verkrijgen voor een psychische oorzaak? a. Letten op houding en gedrag van de patiënt b. De hulpvraag verhelderen c. De biografische anamnese afnemen d. Vragen naar suïcidaliteit 48 Casus Een 35-jarige man klaagt over gewichtsverlies bij een goede eetlust. De huisarts vindt bij lichamelijk onderzoek een tachycardie. Palpatie van de schildklier levert geen afwijkingen op. Bij het hierop aangevraagde bloedonderzoek is de uitslag: TSH sterk verlaagd, T4 verhoogd. De huisarts stelt de diagnose en kiest op grond hiervan de behandeling. Welke eerste behandeling komt bij deze patiënt het meest in aanmerking? a. Voorschrijven van levothyroxine b. Verwijderen van een deel van de schildklier c. Voorschrijven van thiamazol (een schildklierremmer) en levothyroxine d. Voorschrijven van een competitieve antagonist van TSH 49 Casus U bent coassistent bij de huisarts. Een vrouw van 60 jaar bezoekt uw spreekuur omdat ze sinds 3 maanden moe is. U bepaalt het BSE om te testen op maligniteiten en inflammatoire aandoeningen. In welke onderstaande situatie is de diagnostische winst het grootst? a. Lage voorafkans (5%) en een normale BSE b. Hoge voorafkans (40%) en een normale BSE c. Lage voorafkans (5%) en een afwijkende BSE d. Hoge voorafkans (40%) en een afwijkende BSE

Let op! Vraag 50 op volgende blad

Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

14

van

15

50 Casus Een 68-jarige man heeft een gemetastaseerd longcarcinoom. Bij bloedonderzoek blijkt hij een plasma-natrium concentratie van 122mmol/l (referentiewaarden 135-145 mmol/l) te hebben. De osmolaliteit van zijn bloed is verlaagd, die van zijn urine is verhoogd. Deze bevindingen wijzen op a. nefrogene diabetes insipidus b. metastasen in de nier c. een hypofysetumor d. SIADH (Syndroom van Inadequate ADH secretie) Oefen SET Leren dokteren 3 / vs zonder antwoorden Pagina

15

van

15